N°. 189. 119e Jaargang. 1876. ag 11 Augustus. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m, franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiên i 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Oprichting Banketbakkerij. Tentoonstelling van Kunst en Nijverheid. MIDDEL Door burgemeester en wethouders van Middel burg wordt het volgende bekend gemaakt. De burgemeester en wethouders van Middelburg, maken bekend: dat bij hun besluit van heden aan mejuffrouw de wede. A, W. van Heuvengeb. Dirksen hare rechtverkrijgenden vergunning is verleend tot het oprichten van eene banketbakkerij in perceel B 8/9, op den Langen Burcht alhier. Middelburgden 8™ Augustus 1876. De burgemeester en wethouders voornoemd, (Get.) N. C. LAMBRECHTSEN VAN RIT- THEM, L.-B. De Secretaris (Get.) G. N. DE STOPPELAAR. De burgemeester en wethouders van Middelburg, gezien een schrijven van den commissaris des konings in Zeeland van den 2en Augustus 11. A n° 3223 3e aideeling maken bekend: dat in den zomer van het jaar 1877 te Amster dam eene tentoonstelling zal gehouden worden van kunsttoegepast op nijverheid met daaraan ver bonden internationalen wedstrijd, waarvan een reglement ter gemeente-secretarie voor een ieder ter lezing is nedergelegd. Zij noodigen de ingezetenen uit om bijdragen tot die tentoonstelling beschikbaar te stellen. Middelburg, den 8en Augustus 1876. De burgemeester voornoemd, (Get.) N. C. LAMBRECHTSEN VAN RIT- THEM, L.-B. De Secretaris (Get.) G. N. DE STOPPELAAR. Middelburg, 10 Augustus. Wij zijn aan dr. C. J. van Persijneersten geneesheer-directeur van het krankzinnigen-gesticht Meerenberg, eenige genoegdoening verschuldigd, welke wij hem zooveel te liever geven, daar wij aan zijne beleefdheid de toezending van een exem plaar van het verslag betreffende dat gesticht verschuldigd zijn. Na doorlezing van dat stuk zijn wij in onze overtuiging versterkt, dat men den heer van Per son een zeer slechten dienst bewezen en zeker niet overeenkomstig zijne bedoelingen gehandeld heeft, door uit het 93 dicht ineengedrukte blad zijden lange jaarverslag, anderhalve pagina over te nemen, die als wetenschappelijke waarheid aan het pnbiiek mede te deelen en er uitvoerige be schouwingen over onzen maatschappelijken toestand op te gronden. Uit den overvloed van wetenschappelijke en FETJILLETOIsr. 19. I s o 1 a Bella. Naar het Duitsch van Arthur Stahl. Vervolg De padrino geeft het zwaard den ridder terug, die het driemaal op- en nederwaarts beweegt, ten teeken dat hij er de vijanden van het geloof meê bedreigt. „Weet dat de drie malen, die gij ge dreigd hebt, beduiden dat gij in den naam der Heilige Drieëenheid alle vijanden der kerk wilt bestrijden, in het vaste vertrouwen, dat God ude overwinning zal schenken. Steek nu het zwaard weder op en zorg dat het altijd rein "en blinkend blijve." De ridder veegt het zwaard op zijn lin kermouw af, en steekt het vervolgens in de schede. „De reinheid en de glans van het zwaard beteekenen, dat de ridder rein en vrij moet blijven van on deugden, dat hij de deugd moet liefhebben en dat hij inzonderheid de hoofddeugden moet beoefenen „Met w ij s h e i d zult gij op het verledene terug zien, het tegenwoordige beschikken en u op de toekomst voorbereiden; „Met rechtvaardigheid zult gij alle open bare en bijzondere zaken behandelen; statistische bijzonderheden, welke het verslag bevat, iets uit zijn verband te rukken, zou ons in de zelfde fout doen vervallen, welke wij aan anderen ten laste leggen. Het komt ons voor dat uit do statistiek van éen enkel krankzinnigen-gesticht, over éen jaar, geen enkele gevolgtrekking van eenige beteekenis voor onzen maatschappelijken toestand is at te leiden. Intusschen kunnen, vooral tegenover de elders geleverde beschouwingen, de volgende aanteeke- ningen haar nut hebben. Meerenberg bevatte op 1 Januari jl. 779 lijders, waarvan 363 mannen en 416 vrouwen. Van de 146 lijders (68 mannen, 78 vrouwen) die in 1875 opgenomen werden, waren 28 krankzinnig sedert minder dan 3 maanden37 van 3 tot 12 maanden; 67 langer den een jaar en 14 sedert hunne vroegste jeugd. Achttien opgenomenen waren van 10 tot 30 jaren vóór hunne opname ziek geweest. „Een treurig verschijnsel, zegt het verslag dat niet pleit voor de spoedige opname." Van de 146 opgenomenen hadden 22 in 't geheel geen onderwijs, 122 alleen lager onderwijs, slechts éen mannel ij ke lijder middel baar en slechts éen mannelij ke lij der hooger onderwijs genoten. Aan overpropping met geleerdheid heeft men dus dit jaar te Meerenberg geen lijders te danken gehad. Als oorzaken worden bij de 146 opgenomenen vermeld: bij 49 krankzinnigheid in de opgaande of de zijdelingsche lijn (overerving dus waarschijn lijk), 47 andere lichamelijke oorzaken, 11 dronken schap als onmiddellijke of voorbeschikkende oor zaak, 7 oorzaken van zedelijken aard en 32 „andere gemengde oorzaken." Van de 779 bewoners van het gesticht behoorden 633 tot de vijfde (behoeftige) klasse, 55 tot de 4% 42 tot de 3e, 33 tot de 2e, 16 tot de le klasse. Behoudens de noodige voorzichtigheid zon men hieruit kunnen afleiden, dat de meeste lijders niet behooren tot die standen waar men speculeert, elkander door ware of valsche weelde de oogen uitsteekt, of zich bij voorkeur door geestesarbeid de hersenen vermoeit. Diezelfde gevolgtrekking is misschien geoorloofd uit de wetenschap dat van de 484 lijders, die zich met een of anderen arbeid bezig hielden, slechts 49 hun tijd aan „studie" wijdden, 3 aan muziek, 2 aan schrijfwerk en al de anderen aan veldarbeid, kruien, sjouwen, wasschen, naaien, koken enz. Hoe willekeurig overigens het uitknipsel was, dat vroeger uit het verslag werd medegedeeld, blijkt uit de volgende passage, die wij verkort, er uit overnemen: „Een feit is het, dat het aantal krankzinnigen in de gestichten voortdurend toeneemt. Hieruit „Met kracht zult gij u wijden aan alles, wat een waarlijk Christelijken ridder waardig is; „Met gematigdhfid zult gij uwe driften in toom honden en gedachten en handelingen, die u zouden willen medesleepen, binnen perken houden." De padrino raakt de schouders van den ridder aan en spreekt naar beide zijden: „Houd u vrij van de ondeugdwees waakzaam waar het de deugd betreft en vurig in de verdediging van het geloof," Hij neemt de beide sporen en de twee getuigen doen die den ridder aan. „Velerlei be teekenis hebben deze sporen, doch ik zal alleen zeggen, dat, gelijk zij strekken om den moed en de kracht van het paard op te wekken, zij u een prikkel moeten zijn tot de deugd en tot verhooging van Gods eeren dat zij u moeten leeren de aardsche goederen te verachten. Dit goud wordt dus aan uwe voeten gehechtopdat gij het bene den u zoudt oordeelen en u verre zoudt houden van hebzucht en gierigheid." De ridder verwijderde zich een oogenblik en kwam daarna terug om mantel en kruis te verzoeken. Op 't oogenblik toen hij zich omwendde deed Candida de grootste moeite om zijn gelaat te on derscheiden doch vruchteloosdaar de omstanders het voor haar verborgenal de kracht van haar geest wendde zij nu aan om te luisteren naar die stem die tot in de diepten van haar hart drong, nu eens luid en duidelijk hoorbaardan weer bijna sidderend en als door aandoening gesmoord. De handeling begon opnieuw en de padrino vroeg: „Wat is uw begeeren, ridder?" ontstaat al heel dikwijls de vraag: neemt het aan tal der krankzinnigen werkelijk toe, of is het al leen schijnbaar, omdat er meerderen naar de ge- stir:. ten worden gezonden, die vroeger te huis gehouden werden. Deze vraag heeft mij zeer dikwijls bezig gehouden. De slotsom mijner overleggingen was doorgaans, dat de toename der krankzinnigen in de gestichten niet zoozeer berustte op vermeerdering van het getal der krankzinnigen in het algemeen, dan wel op het grooter aantal, dat opgezonden werd. De tijd, dat krankzinnig te zijn als eene schande werd beschouwd, ging meer en meer voorbij. De meer doelmatige ver pleging in de gestichten bracht er velen toe, om zich te ontdoen van individuën, voor wie men vroeger er niet aan gedacht zou hebben plaatsing te vragen. Dan heeft de betere verpleging ten gevolge, dat de verpleegden langer leven dan vroeger, met andere woorden: het sterftecijfer der krankzinnigen is over het geheel lager dan vroe ger. Al deze zaken werken te zamen, om het cijfer der verpleegden in de gestichten te doen toenemen, zonder dat er werkelijk meer krankzin nigen behoeven te zijn." Op deze zinsnede volgt dan de bekende onder stelling dat de paralysis generalis in onzen tijd min of meer is toegenomen, met de daaraan vast geknoopte redeneeringen. Ofschoon wij geen enkele der bedenkingen heb ben terug te nemen, welke wij in onze nommers van 28 en 29 Juli jl. in het midden brachten, blijkt toch uit het nu medegedeelde, naar wij meenen, dat de korte beschouwingen van dr. van Persijii, in zijn uitvoerig verslag ingevlochten, onmogelijk de beteekenis kunnen gehad hebben, welke anderen daaraan gehecht hebben. Öe Staats-courant van heden bevat het konink lijk besluit van 30 Juli jl., houdende wijziging der. artikelen 36 en 38 van het koninklijk besluit van 9 Juli 1876 (Staatblad n°. 159) tot regeling van het algemeen toezicht op den spoorwegdienst. In de Staats-courant van heden zijn opgenomen de aan den koning overgelegde staten aanduidende de sterkte van den eersten ban der schutterijen op 1 Januari van dit jaar, bedragende met inbe grip van de reserve 41,696 man. Van dit getal hebben vroeger 10,174, derhalve nagenoeg een vierde van het geheel, bij het leger gediend. Op 1 Januari van het vorige jaar bedroeg de sterkte van den eerste ban 42,119 manschappen. Aanstaande Maandag zullen, naar het Utr. Dbl. meldt, de werkzaamheden voor het slaan van ko- „Ik wensch in de orde van St. Jan van Jeru zalem opgenomen te wordenwas het antwoord, „en ik kom om den mantel en het kruis verzoeken." „Wat gij begeert is veel, en men pleegt die onderscheiding slechts aan edele heerenaan deugdzame mannen te verleenen. Maar daar wij uwen goeden wil kennen en gij ridder der orde zijt gewordenzullen wij uwen wensch vervullen. Belooft gij als een godvreezend man de regelen en statuten der orde te zullen nakomen „Dat beloof ik." „Dan hang ik u den mantel om." De padrino en de beide getuigen tooien hem met den mantel, die zwart is met een wit kruis en zilveren kwasten. „Hij is overeenkomstig met het kleed dat onze schutspatroon St. Jan den Dooper in de woestijn tot boete droeg en dat van kemelshaar vervaar digd wasopdat gij eeuwig boete zult doen tot vergeving van uwe zonden en die van uwe naas ten." Hij toont hem het kruis. „Dit is het ware kruis dat gij op uwe linkerborst boven het hart zult dragen hij hecht het op zijn costuum, „opdat gij het met uwe rechterhand zoudt kunnen verdedigen. De scht punten beteekenen de acht zaligsprekingen der Bergrede, die op de ridders toepasselijk moeten zijn." De padrino wijst op het snoer van den mantel en zegt: „Wij toonen u dit snoer opdat ge u het lijden van onzen Heer Jezus Christus, die voor ons aan het kruishout stierf, zult herinneren. Beschouw dit als het koord waarmede Hij gebonden werd; deze nestel beteekent de kolom waaraan hij de geeseling peren munt aan 's rijks munt weder een aanvang nemen. Door nagenoeg alle neringdoenden in Utrecht en andere gemeenten worden de Belgische centen als betaalmiddel ten strengste geweerd; als het publiek zoo krachtig tot de goede zaak medewerkt en dat volhoudt, is het zeker spoedig met het cir- euleeren der vreemde munt gedaan. Is dit laatste reeds wensch elijk teneinde het speculeeren van over de grenzen met vreemde muntstukken ten nadeele onzer eigen beurzen tegen te gaan, nog noodzakelijker is het de buitenland- sche munt te weren, nu onze regeering er 'ernstig over denkt weldra eene bronzen munt in te voeren waardoor alle centen, en dus ook de Belgische stukken, binnen korten tijd hunne waarde zullen verliezen. Winkeliers of kantoren, die tijdens die invoering eene eenigszins belangrijke hoeveelheid Belgische munt in kas mochten hebben, zouden daardoor een groot nadeel kunnen lijden. Zondag den 27™ Augustus e. k. zal het zestig jaren geleden zijn, dat de Nederlandsche vloot onder bevel van den admiraal baron van de Cap- pelle, vereenigd met de Engelsche zeemacht onder het bevel van lord Exmouth, de. overwinning be vocht tegen de Algerijnen voor Algiers en meer dan duizend Christenen uit de slavernij verloste. De etat-majors van de schepen der Nederlandsehe vloot telden, gezamenlijk 122 personen en naar wij vernemen zijn van dit getal nu, na zestig jaren tijdsverloop, nog slechts vier in leven; de oudste dezer is de vice-admiraal Bijl de Vroe, voorts de schout-bij-nacht graaf van Limburg Stirum, de kapitein-luit. ter zee van der Schaaf en de oud zeeofficier P. Damas van Citterslid van gede puteerde staten van Zeeland. HaarlCt.) Aan het verslag in het Vaderland omtrent den tweeden dag der algemeene vergadering der Maat schappij tot Nut van 't Algemeen ontleenen wij het volgende. Overeenkomstig het rapport van het hoofdbe stuur werd beslistdat op de uitgeschreven prijs vraag over de beste wjjze van armverzorging geen voldoend antwoord was ingekomen en besloten, die prijsvraag nogmaals op dezelfde voorwaarden als vroeger uit te schrijven. Op voorstel van het hoofdbestuur werd vervol gens besloten de gift van f 6000waarmede de Maatschappij in den loop van dit jaar is vereerd, aan het vaste fonds der Maatschappij toe te voe gen door aankoop eener inschrijving op het groot boek der nationale werkelijke schuld. Met 419 tegen 378 stemmen werd aangenomen het voorstel van het hoofdbestuur tot het uitschrij ven der navolgende prijsvraag: onderging, deze andere de nagels die hem door handen en voeten werden geklonkendit ornament stelt de spons vooren dit andere het kruis, waaraan Hij voor ons leed. Laat dit alles n voor oogen staan bij al wat gij doet en in alle oogen- blikken uws levens." De padrino legt het snoer om den hals van den nieuwen ridder. „Dit is uw jukhetgeenzooals onze Heer zegtlicht en zacht is en u ten eeuwigen leven zal leidenwanneer gij het met dat geduld en die lijdzaamheid draagt, die ik van u als braaf ridder verwacht; opdat onze Heer u genadig zij in deze wereld en uhier namaals zaligheid door de eenwen heen schenke. Amen Na deze woorden liet zich eene zachte muziek hooreude priester hief de voor deze plechtigheid voorgeschreven gezangen en gebeden aan, en nadat hij geëindigd had stond de ridder op, om den padrino en de overige ridders te omhelzen. Toen allen de kerk verlaten hadden vond de concierge eene bleeke vrouw achter eene kolom neêrgezonken. 't Kon lichtelijk zijn, dat in 't voor bijgaan de voet des ridders of de sleepgewaden der dames haar hadden aangeraakt. De medelij dende suppoost tilde haar op met behulp van eene non, die de vreemde dame uit haar rijtuig had zien stappen, dat nog bij de kerkdeur stond te wachten, en hielp haar daarin. Toen Candida ontwaakte lag zij in eene zware zenuwkoorts en ijlde. Slechts langzaam herstelde zij en, alsof de natuur erbarmen met haar had, herinnerde zij zich datgeen wat zij in de kerk

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1