N°. 185. 119e Jaargang. 1876. Maandag 7 Augustus. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50, Afzonderlijko nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiënt 20 Gent per regel, Geboorte- Trouw- Doodberichten enz,van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 5 Augustus. FEUILLETON. Isola Bella. Door burgemeester en wethouders van Middel burg wordt het volgende bekend gemaakt. JAARMARKT. De burgemeester en wethouders van Middelburg, gezien art. 12 der verordening op het marktwezen van den 13en Mei 1857, nader gewijzigd, maken bekend: dat de kramen, tenten en andere inrichtingen, welke bij gelegenheid dér jaarmarkt zijn opgericht, Dinsdag den 8en Augustus a. des avonds, zullen moeten zijn afgebroken en de daarin aanwezige koopgoederen en voorwerpen van de Markt en pleinen weggevoerd. Hiervan is afkondiging geschied waar het behoort. Middelburg, 3 Augustus 1876. De burgemeester en wethouders voornoemd, (Get.) N. C. LAMBKECHTSEN VAN BIT- THEM, L.-B. De secretaris, (Get.) G. N. DE STOPPELAAE. Door het bestuur der Nederlandsche maatschappij tot bevordering der nijverheid is, krachtens het besluit op de algemeene vergadering der maat schappij te Deventer onlangs genomen, een adres over de munt-quaestie tot Z. M. den koning gericht. Dat adres verdient, zoowel met het oog op de vereeniging van welke het uitgaat, als uit hoofde der belangrijke gedachtenwisseling, welke aan het vaststellen daarvan is voorafgegaan, aan welke o. a. de oud-ministers van financiën Vrolik en van Delden hebben deelgenomen, de algemeene aandacht. De hoofdgedachte van het adres is dezelfde als die, in het afdeelingsverslag der tweede kamer over de Nederlandsch-Indische muntregeling onlangs ontwikkeld: de schadelijke gevolgen van de ook in de toekomst onvermijdelijke daling der waarde van het zilver kunnen door een internationaal overleg tusschen alle beschaafde mogendheden voorkomen worden; het is de roeping van Neder land om tot zoodanig overleg den eersten stoot te geven. Het adres betreurt het dat Nederland door de omstandigheden gedwongen wordt zijn stelsel van den enkelen zilveren standaard, dat in 1847 op goede gronden werd aangenomen, te laten varen; doch erkent niettemin dat wij niet anders kunnen en tot den gouden standaard over moeten gaan, indien het althans niet mogelijk is door eene in ternationale overeenkomst als de straks bedoelde, den dubbelen standaard aan te nemen, met eene 15. Naar het Duitsch van Arthur Stahl. Vervolg.) Eindelijk brak de dag aan. De streek begon haar bekend te worden; zij was in Westphalen. Het landschap aldaar, altijd ernstig, is in den win ter diep melankoliek, zoodat slechts een treurig hart er al de poëzie van verstaan kan. Hoe was die poëzie thans in overeenstemming met het ge voel der arme, gefolterde vrouw, die in het va derlijk huis terugkeerde! Neen, tusschen het tegenwoordige en de onbezorgde kinderjaren was een slagboom opgeworpen. Wat was zij sedert oud geworden! Zij vreesde het weêrzien, want niet verzoenend, maar verwijderend zou tusschen hen het beeld staan, dat haar geheele zijn ver vulde en dat zij nog altijd in den vollen gloed der betoovering zag. Zij dacht niet aan een bedrog, maar aan een onverklaarbaren samenloop van om standigheden, aan een vreeselijk geheim dat hem gedwongen had zoo wreed te handelen. Al hare gedachten losten zich op in eene blijvende, onuit- wischbare smart. Daar Candida vooruit geschreven had, wachtte vaste verhouding tusschen de beide metalen als van 15 j ons zilver tot éen ons goud. Door dien maatregel meenen de adressanten dat het zilver langzamerhand tot zijne vroegere waarde zal terug- keeren. De oorzaken der waardevermindering van het zilver zijn deels van tij del ij ken aard, zooals de verminderde opneming van dit metaal door Britsch- Indië, de verkoop van eene groote hoeveelheid ontmunt zilver in Duitschland, en de grootere op brengst der zilvermijnen. Er bestaat echter éene blij vende hoofd-oorzaakwelke door onderling overleg tusschen de verschillende staten kan weggenomen worden. Die oorzaak is de veranderde wetgeving op het muntgebied, welke bij vele staten in wer king is getreden. Het zilver moest onvermijdelijk in waarde dalen toen Duitschland, Zweden en Noorwegen en Nederland den gouden standaard aannamen, en de staten der Latijnsche unie (Frankrijk, België, Zwitserland, Italië) de hoeveelheid der aan te munten zilver specie zeer beperkten. Dit, gevoegd bij de andere straks genoemde oorzaken, had eene daling ten gevolge, zooals men die nog nooit aanschouwd had en ook, op grond van hetgeen vroeger met het goud gebeurd was toen dit metaal binnen korten tijd op buitengewone wijze vermeerderd werd, niet had kunnen verwachten. In het tijdperk van 1871 tot Juli 1876 daalde het zilver van den prijs van ongeveer 60 pence per ons standaard-zilver tot 47 pence, eene waardevermindering van ruim 21 pet. Yan de toekomst is in dien toestand geen ver betering te wachten, daar dezelfde oorzaken de zelfde gevolgen zullen blijven hebben, tenzij alle Staten er toe besluiten de deuren hunner munt huizen weder wijd voor het zilver open te zetten, waardoor, evenals vroeger met het goud plaats had, aan de waardevermindering een einde komen zal. Geen afzonderlijke staat kan daartoe overgaan zonder zich bloot te stellen aan het gevaar zijn meer waardig goud door minder waardig zilver te zien vervangen. Daarom eene internationale rege ling, met de vaste verhouding van 15tot 1 als grondslag. Tot bereiking van dit doel geven adressanten in overweging het houden van een diplomatiek muntcongres of van eene muntconferentie van deskundigen uit alle landendoor de regeeringen daartoe aan te wijzenaan welke de vragen moes ten worden voorgelegd „Is het al of niet waarschijnlijkdat zoo ge noegzaam alle beschaafde landen den dubbelen standaard aannemen met de eenvormige verhouding van 15i tot 1 voor de intrinsieke waarde der gouden en zilveren standpenningendat alsdan eene zoo niet geheeldan toch bijna standvastige verhouding gedurende eene lange reeks van jaren haar aan het laatste station de ouderwetsche, maar gemakkelijke reiskoets van haar vader. De oude koetsier, die intusschen nog wat stijver en grijzer was geworden, groette haar alsof er niet eene gansche wereld tusschen de beide tijdstippen lag, alsof zij pas kort te voren was heengegaan en nu terugkeerde. Freule Ulrike had het ziekbed van mijnheer niet kunnen verlaten, zei de man. Onwillekeurig legde zij de hand op haar hart, en die hand was ijskoud. Alles was zoo winter achtig, zoo treurig, zoo boven alle beschrijving melankoliek! Slechts de twee groote honden had den niets van hunne vroolijkheid en hartelijkheid verlorenzij herkenden haar na weinige oogenblik- ken en sprongen weer tegen haar op. Die liefde blijken van de vrienden harer kindsheid deden haar goed. Zij steeg in het rijtuig en een weldadige tranenvloed schonk haar verlichting. Hoe dikwijls had zij met haar vader uren lang in deze koets gezetenWat had hij 's winters een zorg voor haar gedragen, haar in zijne pols gewikkeld en haar uit zijne veldflesch wijn te drinken gegeven. De wanden der koets van donkergroen laken, thans eenigszins verbleekt, waren haar zoo bekend! In de zijtasch stak nog eene courant, die haar vader op zijne laatste reis gelezen had, en daar naast gluurde een zijner zware reishandschoenen er uit. Op de achterbank lag zijn reisdeken; was die daar vergeten, of had haar vader die gezonden, opdat zij er zich in zou wikkelen? 'tZou haar alles waard zijn geweest, het als een bewijs van zijne goedheid te mogen beschouwen. zal worden bereikten dat de schommelingen, die alsdan in de waardeverhoudingen der beide metalen voorkomenvoortaan zeer gering zullen ■»zljg in vergelijking van die welke in deze eeuw hebben plaats gehad „Zoo deze vraag toestemmend wordt beantwoord, welke zijn dan de maatregelendie men aan het oordeel der regeeringen zou moeten onderwerpen om tot de gewenschte gelijkvormigheid te ge raken?" Yoor het geval eener toestemmende beantwoor ding geven de adressanten nog de volgende denk beelden aan: Ieder land behoudt zijn eigen muntstukken; aan eene wereldmunt valt vooreerst nog niet te denken. De staten zouden zich alleen te verbinden heb ben om binnen een zeker aantal jaren den dubbe len standaardmet de straks genoemde verhou ding tusschen de beide metalenin te voeren. De wenschelijkheid van het maken van internationale bepalingen ten opzichte van het muntloon en den namaak van muntstukkenzou misschien op het muntcongres ter sprake gebracht kunnen worden. Ten slotte spreken de adressanten nog als hun gevoelen uit dat indien het internationaal overleg onbereikbaar mocht blijken, in ieder geval met spoed tot de definitieve vaststelling van den gou den standaard voor Nederland moet overgegaan worden. Voor Ned. Indië moet, zelfs zonder de mogelijkheid van een muntcongres af te wach ten, het gouden tienguldenstuk gangbaar ver klaard wordende uitzending dier muntsoort van regeeringswege plaats hebben, de rijzing van den wissel door uitgifte van gouvernements wissels tegengegaan en den gouverneur-gene raal de bevoegdheid verleend worden om zilve- «iD standpenningenna ontmunting, tot zekere hoeveelheden te doen verkoopen. Alleen door die maatregelen kan Ned.-Indië behoed blijven voor de geweldige verliezen, aan welke Britsch-Indië door de daling van het zilver blootgesteld is geworden. Afgescheiden van de bereiking van het oecono- mische doel, dat de Maatschappij tot bevordering der nijverheid zich voorstelt, verdient het denk beeld eener internationale muntregeling, naar onze meening, uit een meer algemeen oogpunt de krach tigste aanbeveling. Alleen door onderlinge samen werking op elk gebied kunnen de volken ge bracht worden tot het besef dat aller belang éen is, kan op den duur het alle beschaving ver woestend begrip van oorlog misschien uitgeroeid en een einde gemaakt worden aan de inproduc- tieve uitgaven, welke de aanhoudende voorbe reiding tot den oorlog met zich sleept. Op het gebied van post-, telegraaf- en spoorwegwezen, op dat der uitlevering van misdadigers, op het gebied De koets reed langzaam en eentonig voort, met de wielen knarsende door het zand. Eindelijk kwam men aan de lange eikenlaan. Candida zag door hare tranen heen, die zware knoestige boomen zwaaien, alsof zij zich op de schuldige wilden neerstorten, die het waagde in 't ouderlijk huis terug te keeren. Niemand kwam haar, het kind dat zoo vele jaren aller afgod was geweest, te gemoet om haar te ontvangen. Vóór het huis stonden fluisterende groepen boeren en boerinnen, alle met ernstige gelaatstrekken. Menig meisje wischte met haar blauw schort hare tranen af, doch geen van allen kwam naar haar toe, ofschoon zij haar van kinds been af zeer goed kenden. Tante Ulrike ontving haar voor de deur van haar vaders kamer, zonder haar te omhelzen of te kussen, en zei alleen„Hij wacht u." In onuitsprekelijke droefenis zonk Candida bij het bed haars vaders op hare knieën. De drost hief het hoofd op en zijne trouwhartige oogen vestigden zich met een onbeschrijfelijk medelijden op haar. „Arm, arm kind!" mompelde hij, terwijl zijne hand neerzonk op haar hoofd en haar mond op de reeds koud wordende andere hand rustte. Toen zij zich uit de bedwelming der smart op richtte, was hij dood. der handelstractaten en op dat der gezondheids wetgeving is tot het verkrijgen dier internationale eenheid reeds menige stap gedaan. Eenheid in munt-wetgeving zou een anderekolossale stap wezen. Het zou eene eer voor Nederland en een gewichtige dienst aan de beschaving zijn, indien ons land daartoe de eerste aanleiding mocht geven. Eerstdaags wordt een besluit van den minister van financiën verwacht, houdende verbod tot het aannemen van Belgische centen aan 's lands kassen en kantoren. Aan het rijkstelegraafkantoor te Amsterdam wordt de aanneming dier centen reeds bij aanplak biljet geweigerd, waaruit opgemaakt zou kunnen worden dat de ministerieele aanschrijving reeds uitgevaardigd is. Z. M. de koning woont heden te Botterdam den feestelijken wedstrijd der koninklijke Nederlandsche jachtclub bij en keert te 7 uren des avonds naar het Loo terug. Men schrijft ons uit G-roede: Nabij de hofstede van den heer T. A. de Badts te Groede is in den nacht van Donderdag op Vrij dag 11. een luchtbalon neergevallen, bevattende een briefkaart, een vijftal brieven en een papier, houdende verzoek om briefkaart en brieven op het naastbij zijnd postkantoor te bezorgen. Aan dit verzoek is natuurlijk ten spoedigste door den heer de Badts voldaan. Bedoelde luchtballon is volgens de briefkaart en brieven in den avond van 3 Augustus 11. opgelaten in het kristallen paleis te Londen. Een en ander W6rd ij Tswtöwv-jjyjvo** Het dertigjarig bestaan der Geldersche maat schappij van landbouw is den 3™ dezer te Tiel gevierd door eene tentoonstelling en eene ver gadering, welke beide door Z. K. H. prins Alexan der als voorzitter in persoon geopend en geleid werden. De prins hield daarbij eene toespraak, waarin hij wees op de groote beteekenis van het feest, dat de maatschappij mocht vieren. Dat feest, zeide hij, wordt nog verhoogd door het samenval len met de opening der rijks-landbouwschool, waar toe de werkzaamheid en bemoeiingen van de Gel dersche Maatschappij van landbouw niet weinig hebben bijgedragen. De prins legde zijn bijzondere sympathie voor al wat 't onderwijs betreft en ook voor het landbouwonderwijs aan den dag. Met groot welgevallen wees hij op de ernstige plannen tot drooglegging van een deel der Zuider zee, waar de landbouw weder een ruim arbeidsveld zou vinden. Doch ook op den bestaanden bodem X. In de allereerste dagen na dat overlijden en in de daaraanvolgende weken verkeerde Candida in zulk een staat van vertwijfeling, dat de oude dok ter, die altijd bezorgd was geweest voor haar gestel, nu voor haar leven vreesde. Tante Ulrike verpleegde haar met het plichtge voel, dat haar eigen was en Candida was te verdiept in hare smart om te bemerken welk ander gevoel zich aan die plichtsbetrachting paarde. Later, toen de loop der zaken op het kasteel weer tot kalmte was teruggekeerd, kon het haar niet ontgaan, dat haar vader haar vergiffenis had ge schonken, maar hare tante niet. Zeer zeker had Ulrike het kind van haar broeder lief gehad, ja meer dan iets anders ter wereld, maar dat juist dit schepseltje, waar zij met zorg alles had inge plant wat de strengste zedewet voorschreef, daar tegen had gezondigd, was in haar oog onvergefelijk. Het harde en onbuigzame in tante's karakter had Candida vroeger nooit gekend, nooit ondervonden. Het verdriet maakt, evenals de liefde, tot zekere hoogte blind. Candida meende, dat wat zij ge leden had en nog elk uur leed, zoo onmetelijk was, dat hare schuld daarmede was uitgewisclit. Op de wijze, waarop de stiftsdame de zaak inzag, was zij zoo weinig voorbereid, dat zij er van ontzet stond, als van iets dat haar met vernietiging be dreigde. Slechts eenmaal had zij het gewaagd met hare tante over haar lot en den heilloozen afloop te sprekendoch zij stond tegenover iemand

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1