BUITENLAND. Verkoopingen cn aanbestedingen, Thermometerstand. Stat en-Gen er aal. Algemeen Overzicht, Een paard is aan de ziekte bezweken, doch dooi de doelmatige voorzorgen van afzondering en be waking, door de aldaar en in de naburige distric ten aanwezige veeartsen beraamd en voorgeschreven, is verdere verspreiding der ziekte tot dusverre voorkomen. De nachtwachtdienst te Amsterdam is zoo slecht, als zij met mogelijkheid bijna zijn kan. Een aantal nachtwachts komen niet op of voor zoo ver zij opkomen doen zij hun dienst niet. Onlangs gebeurde het dat de inspecteur in de nachtronde een beschonken persoon op straat vond liggen, die onmogelijk door het kleine personeeldat hij ter beschikking hadkon worden vervoerd. Hij gelastte den alleen wakenden wacht van het kwar tier op te slaanen gedurende vijf minuten klonk het doordringend geluid. Een honderdtal personen schoot toe, maar geen enkele wacht. Om zich met zekerheid te vergewissen dat er geen wacht onder het publiek was, vroeg de inspecteur met luider stemme: „Zijn er onder het publiek ook nachtwachts?" Neen, luidde het antwoord. De beschonkene werd toen met behulp van eenige welwillenden naar een politiepost gebracht. Voortdurend vertrekken troepen Mennonieten uit Duitscbland en Rusland. Donderdag gingen ongeveer 50 personen van Marienwerder uit Berlijn naar Brazilië. Dat zij tot de gegoede klasse be hoorden bleek uit de talrijke koffers en kisten die zij medevoerden. Gelijktijdig vertrokken uit Ber lijn 30 Russen naar Brazilië. De reizigers waren niet te bewegen van hun plan at te zien. Op 28 dezer werd te Kapelle in Duiveland door het polderbestuur der 4 Bannen van Duiveland in het openbaar bij inschrijving en opbod aanbe steed: het leveren en storten van 2000 scheepston gewone- en 1500 ton afval van Doornikschen steen aan den oever bij den Zuidbout en het op maken en verdedigen van het Zee-eind van den Zuidbout aan de zuidzijde van genoemden polder en is hiervan aannemer geworden de heer G. Bo- lier Dz. te Scherpenisse voor de som van 17,800. 31 Juli 's av. 11 u. 63 gr. lAug. 's morg. 7»u. 61 gr. 's midd. 1 u. 69 gr. 's av. 6 u. 64 gr. TWEEDE KAMER. W etsvoorstel-Moens. Aan de Memorie van antwoorddoor den beer Moens ingezonden op het afdeelingsverslag over zijn wetsvoorstel tot wijziging der wet op het lager onderwijswordt het volgende ontleend Omtrent de opportuniteit van het voorstel houdt hij staandedatzelfs nadat eerst een maand na hét onderzoekhet sectieverslag was rondgedeeld, zonder de ministerieele crisis de behandeling van het ontwerp nog dit zittingjaar mogelijk was ge weest. Evenwel de behandeling werd nergens aan deze zitting onafscheidelijk verbonden; ook in de volgende zitting heeft de heer M. die mogelijk geacht. De algemeene strekking. De heer Moens ver klaart niet gezegd te hebben dat allen het volkomen eens zijn omtrent de verandering die er komen moetmaar gewezen te hebben op de puntenwaaromtrent allen het eens zijn dat ver andering moet komen. Dat onderscheid is niet genoeg in het oog gehouden. Wat de finaneieele gevolgen van het voorstel betreftbloot finaneieele redenen mogen niet gel den bij een voorsteldat „de groote massa der burgerij tot een hoogeren trap van ontwik keling en beschaving zal kunnen opvoeren". Hij mag niet aannemen, dat het voorstel zal worden afgekeurdomdat niet met juistheid kan worden aangewezen hoeveel het kosten zal. Daaromom in geen strijd over cijfers te komenheeft hij zich onthouden van onzekere berekeningen. Ook de regeering in 1857 heeft zich van finaneieele berekeningen onthouden; alleen, toen voorgesteld werd om de kosten van een gedeelte ten laste van het rijk te brengenheeft de regeering die kosten naar den voorgestelden maatstaf bij „bena dering" doen berekenen en die berekening aan de kamer medegedeeld. Met het oog daaropen om in de onzekerheid van de kosten geen voor sommigen onoverkome lijk bezwaar tegen zijn voorstel te laten overblij ven is de heer Moens te rade geworden het be drag van het deel der kosten dat ten laste van den staat zal komente regelen op een wijze waardoor de onzekerheid voor een groot gedeelte kon worden weggenomen. Hij stelt thans voor de helft van de minima der jaarwedden van de onderwijzers door 'srijks kas te doen dragen, en houdt zich overtuigd dat de tegenwoordige regee ring, evenals die in 1857, bereid zal zijn, al is het dan ook slechts „bij benadering", te doen be rekenen welke last daardoor op 's rijks kas zal worden gelegd. Ten aanzien der onvolledigheid van het voorstel heeft de heer Moens juist er naar gestreefd om in zijn voorstel op te nemen wat in de eerste plaats noodig is om het peil van het volksonderwijs te verhoogen, om zoowel de verstar delijke als de zedelijke ontwikkeling der schooljeugd mogelijk te maken. Opdat daarin zoo spoedig mogelijk zou worden tegemoet gekomen bepaalt hij zich tot datgene, waaromtrent allen het eens waren dat er verandering in komen moest, en nam hg niet op wat ook naar zijn meening herziening behoeft, maar waarvan het voor een deel nog niet vast staat onder de deskundigen dat wijzigiDg noodza kelijk is, terwijl voor een ander deel omtrent de richting, waarin de wijziging moet geschieden, nog verschil van gevoelen bestaat. Dat geldt ook de punten door een „grooter of kleiner aantal leden" aangewezen, als zulke „die bij een herziening der wet op het lager onderwijs niet onaangeroerd mogen blijven." De heer Moens gaat, om dit te bewijzen, die verschillende punten na. Het kweekelingstelsel. De heer Moens hand haaft op dit punt zijn ontwerp. Juist bij „eerst- beginnenden" is, om te voorkomen dat ze niet voor hun gekeele verdere ontwikkeling worden bedorven door „alles nog meer werktuigelijk te doen toegaan", de ontwikkelde onderwijzer boven alles noodig. Wie aan de eischen van het hulp onderwijzers-examen niet kan voldoen, blijft daar door ongeschikt om het onderwijs tc geven, waar toe bij juist daarom onbevoegd wordt verklaard. Naar het stelsel van den voorsteller zullen de kweekelingen op de scholen werkzaam zijn, niet echter als werkkrachten, niet zelfstandig, niet als de voortdurende onderwijzers van een klasse, maar onder het toezicht van den onderwijzer der klasse. Dit is een uiterste concessie, waartoe men in 't belang der opleiding tot aanstaande onderwijzers in de practijk van hun vak komen moet. De geheele quaestie van toenemen of afnemen van het aantal geschikte aankomende onderwijzers zal, naar de meening van alle deskundigen, daarbij beheerscht worden door de vraag: welk uitzicht bestaat er voor den goed opgeleiden onderwijzer op een voldoend burgerlijk bestaan? Hoe het voorstel in dit opzicht „misschien niet de bedoeling," maar wel „de strekking" zou heb ben om het bijzonder onderwijs afhankelijk te maken van het van staatswege gevormde onder wijzerspersoneel, verklaart de heer Moens evenmin te begrijpen als, dat de hoofdonderwijzers der bij zondere scholen nog meer dan thans omtrent de inrichting hunner scholen door de schoolautoritei- ten zouden worden belemmerd. Dat overigens van een maatregel, noodzakelijk om het openbaar lager onderwijs voldoende te kunnen doen geven, zou moeten worden afgezien, omdat de bijzondere school daardoor „zeer in 't nauw zou worden gebracht," kan niet wel als een ernstig argument worden aangemerkt. Den middelweg, door den voorsteller ingeslagen ten opzichte der verhouding van het aantal onder wijzers tot dat der leerlingen, blijft hij volgen. De kweekscholen. Meer dan 80 leerlingen kun nen op éen kweekschool worden vereenigd. Dit geschiedt bijv. reeds te Haarlem. Maar een getal grooter dan van 80 leerlingen, wier ouders buiten de plaats wonen waar de kweekschool is gevestigd en die dus, onder toezicht van den directeur, moeten inwonen en worden verzorg! in burgerge zinnen, is juist met het oog cp dat toezicht niet raadzaam. Overigens wordt opgemerkt dat de klassen niet te groot mogen zijn, en dat dus waar een veel grooter aantal dan 80 leerlingen wordt toegelaten, het inrichten van parallelklassen nood zakelijk wordt. Tot waardeering van de resultaten der kweek schoolopleiding zij opgemerkt dat bij het jongste akten-examen al de kweekelingen der kweekscho len voor het hulponderwijzersexamen zijn geslaagd. Te Groningen waren 21 candidaten; de 10 leer lingen der kweekschool konden allen worden toe gelaten; van de elf overige moesten 10 worden afgewezen. De heer Moens weet niet hoe ver het met de oprichting van de drie bij de begrooting gevoteerde kweekscholen gevorderd is. Maar dat zij nog niet zoo ver is gevorderd, dat de opening met den nieuwen cursus in Sept. a. kan worden tegemoet gezien, betreurt hij. Hij houdt zich overtuigd en hp staat in die overtuiging niet alleen dat de oprichting der drie nieuwe scholen in dit jaar en die van nog meerdere daarna volstrekt niet op onoverkomeUjke bezwaren stuiten zou. Dat overi gens al de door hem voorgestelde nieuwe kweek scholen, op een en hetzelfde tijdstip, in een en hetzelfde jaar zouden tot stand komen, is door den heer Moens als niet volstrekt zeker voorgesteld. Goed ingerichte normaalscholen worden ook door den voorsteller niet verwerpelijk geacht. Juist voor die goede inrichting wenscht hg vaste regelen te stellen. Dat men in Drenthe een kweekschool verlangt, kan ook daaruit bfijksn, dat zich bij het jongste examen voor toelating tot de kweekschool, alleen te Groningen 20 uit Drenthe hebben aangemeld. Een wedstrgd tusschen de gemeenten om voor kweekscholen een ruim subsidie te krijgen, zou den heer Moens verblijden. De regeling van rijks wege zou waarborgen, bevatten tegen de daarvan gevreesde gebrekkige inrichting. De jaarwedden der onderwijzers. Hier bp geldt't, zegt de heer Moens, alleen de vraag, of een onder wijzer, een in zgn stand even achtenswaardig man als de predikant en de burgemeester, in staat moet worden gesteld in zijn stand fatsoenlijk te leven. Na lijpe overweging is de heer Moens tot het besluit gekomen zijn oorspronkelijk voorstel in dit opzicht te wijzigen. De bepaling 'van een minimum in de wet acht hg bepaald noodzakeigk, indien men zekerheid voor genoegzame bezoldiging geven wil. Hij erkent intusschen de betrekkelijke juist heid der opmerking, dat vooral met het oog op scholen, thans volgens art. 20 der vigecrende wet geregeld, maar die voortaan met al de overige op gelijke lijn zullen worden gesteld, een ietwat lager minimum kan worden toegelaten. Intusschen mag dat ook niet te laag dalen. En hij gaat te eerder met hen, die daarvoor gezind zijn, mede omdat hg ook aan den anderen kant het nuttig oordeelt dat het minimum voor sommige plaatsen hooger worde gesteld dan f 1000. Hij stelt thans voor drieër lei minimum in de wet op te nemen. Met dien verstande dat, op advies van gedeputeerde staten bij koninklijk besluit zal worden bepaald welk minimum voor elke gemeente gelden zal. Die classificatie zal om de vijf jaren worden herzien, onder beding, dat alleen bij vacature, een lager minimum dan het eerst bepaalde mag worden toe gepast. Dit laatste om te voorkomen, dat aan een onderwijzer, die zich met het oog op eene zekere jaarwedde aan eene school heeft verbonden, gedurende den tijd dat hp zijne betrekking be kleedt, eene mindere bezoldiging worden toege kend. Dezelfde regeling wenscht de heer M. ook toe te passen op de betrekking van die hulponderwp- zers met hoofdonderwijzersakte, die, naar de vóór- schriften dezer wet, in elke school worden aan gesteld. Hét bedrag der voorgestelde minima hebben wij reeds medegedeeld. Omtrent de verdeéling der kosten van het onder- wps blijft de heer Moens zpn in de memorie van toelichting ontwikkeld stelsel verdedigen. Echter is ook op dit punt eene wijziging in het ontwerp gebracht. Bij de thans voorgestelde regeling wordt de helft ,van bpna al de gewone kosten door het rijk ge dragen; die der buitengewone vooral kosten voor het bouwen van nieuwe en vergrooten of verbeteren van bestaande lokalen blijven ten laste der gemeenten. Maar in die kosten zal in vele gemeenten het rpk, krachtens het nieuw art. 36, te hulp komen niet slechts voor de helft, maar in vele gevallen voor een aanzienlijk hooger bedrag. Onafgezien daarvan, dat hetzelfde artikel ook voor die gemeenten moet worden toegepast, waar de gewone uitgaven te drukkend mochten bigken. Dat art. 36 alleen niet voldoende is om aan alle gemeenten genoegzame hulp te verzeke ren, ligt niet enkel daarin, zooals sommige leden beweren, dat de provinciale besturen te karig zijn, omdat het hun kas- geldt, maar ook daarin dat de regeering soms zelfs daar hulp weigert waar de provinciale besturen diemet eenparigheid van stemmen, als noodzakelijk hebben erkend. Dat een deel der kosten, al is het ook 1/5 zoo als sommigen willendoor de provinciën zou ge dragen worden strijdt met het beginsel in het ontwerp gehuldigd dat het lager onderwijs is rijks-_ en gemeentebelang. Provinciaal belang is er niet in betrokken althans niet zóo dat het dragen van een gedeelte der uitgaven voor de provincie verplichtend ban worden gemaakt. De bevoegdheid om aan gemeenten hulp te verleenen blijft voor het provinciaal bestuur bestaan. De heer Moens acht het raadzaam de door hem voorgestelde 10 kweekscholen voor jongens en 3 voor meisjes te behouden, 't Is een minimum. Minstens 10, minstens 3. Niets is gemakkelpker dan later, als de voortreffelpkheid van kweek schoolopleiding nog meer dan thans blijken zal, normaalscholen in kweekscholen te veranderen, zooals in de memorie van toelichting ook is uit eengezet. „De vijandschap tegen het bgzonder onderwijs", die dit artikel vooral „ademt"naar het oordeel van sommige leden, is de voorsteller zich niet be wust. Inrichtingen tot opleiding als bijv. te Utrecht waar van de ruim 90 kweekelingen de helft tot het bpzonder onderwijs behooren, vinden in hem warme ondersteuning niet alleen, maar hare verbetering wordt zooveel mogelijk ook door hem bevorderd. Dat hij zich voorstelt dat de verbeterde opleiding in zijn ontwerp bedoeld, ook wel degelpk het bpzonder onderwgs ten goede zal komen, blijkt daaruit dat hij bp de door hem gemaakte berekening een aanzienlijk getal der jongelingen op openbare opleidingsscholen gevormd, voor het bpzonder onderwijs bestemd rekent. Door de gewpzigde regeling van de bijdrage van het rpk in de kosten vervalt de regeling en ra ming van kosten, zooals die oorsproukeigk was ontworpen. Het getal onderwgzers toch wordt in de wet bepaald. Het minimum der jaarwedden aan elk hunner toekomende staat vast, zoodra door, den koning krachtens de wet zal zijn bepaald tot welke klasse elke school gerekend wordt te be hooren. De vergoeding aan elke gemeente van wege het rijk toekomende is daardoor te bereke nen. Aan de uitvoerende macht kan worden overgelaten de noodige voorschriften te geven om trent de wijze, waarop de gemeente van de gedane betaling zal moeten doen blijken en omtrent de termgnen, waarin de uitbetaling der vergoeding zal geschieden. De heer Moens is, ook na de aanmerking door sommige leden gemaakt, dat de heffing van school geld verplichtend moet worden gemaakt, van het gevoelen dier leden, die raeenen dat de vrije be slissing daarover, op de bekende, reeds dikwijls aangevoerde gronden aan de gemeentebesturen behoort te blijven. De onbillpkheid dat het schoolgeld, waar het geheven werd, alleen aan de gemeente ten goede zou komen, wordt, indien ze bp het eerste voor stel al mocht hebben bestaan, door hetgeen thans in het ontwerp omtrent do bpdragen van het rijk wordt voorgesteld, weggenomen. Door den voorsteller was volstrekt niet bedoeld dat kweekelingen, gedurende het overgangstijdperk evenals op de openbare, ook op de bgzondere school met het geven van onderwijs moeten worden belast mits hun dan ook f 300 als jaarwedde werd toegelegd. Een aanval op de bgzondere school bestaat dan ook alleen in de verbeelding der leden. De bepaling van de jaarwedden harer onderwgzers blijft geheel en onbeperkt der bijzondere school overgelaten. Het artikel, in het eerste ontwerp door den keer Moens voorgesteld ter vervanging van art. 71, wordt teruggenomen. Nu de officieele tusschen- komst van het schooltoezicht bg de raming der kosten uit het ontwerp is vervallen, acht hij het raadzaam ook de in dit artikel bedoelde regeling, die met de raming der kosten gedurende het tijd perk van overgang in onmiddellijk verband staat, te laten vervallen. Het staat dus aan de gemeen tebesturen vrij, om de plaatsen voor hulponder- wgzers bestemd, door kweekelingen te doen bezet ten, zoolang zij, gedurende den termijn in art. 70 bedoeld, geen hulponderwijzers daarvoor verkrijgen kunnen. Het wachtgeld aan onderwpzers, die krachtens de nieuwe regeling worden ontslagen, zal bedragen de jaarwedden, die zg vóór het in werking treden dezer wet genotenvermeerderd met een som, evenredig aan het genot van de vrije woning, die zp tot dat tpdstip in gebruik hadden. Bp het in werkipg treden der wet (1 Jan. 1877) zouden alleen die jaarlpksche subsidiën vervallen, die gegeven zijn krachtens art. 36 der wet. De altera tanta in Friesland behooren daartoe niet. Onder de wgzigingen van meer ondergeschikt belang merken wg de volgende op De benaming hoofd- en liulpouderwijzeressen wordt in art. 5 der wet hersteld. Ofschoon het volstrekt niet kan worden toege geven, dat het schoolverzuim het sterkst zou wezen in het tweede halfjaar, kan de heer Moens zich toch wel vereenigen met hendie meenen, dat een eenvoudiger bepaling voor het aantal leerlin gen, verkieslijk is. Derhalve zal het aantal leerlingen op een school bij het opmaken eener gemeente-begrooting wor sen berekend naar het cpfer der ingeschreven leerlingen op den 15eo Januari van het jaar, waarin de begrooting wordt opgemaakt. Sommige zakendie van ernstigen of onbetee- kenenden aard zpnkunnen somtijds een bespot- telijken indruk maken. Zoo althans ging het ons bij het lezen van een brief van de ex-koningin Isabella van Spanje aan maarschalk Mac Mahon. Zij spreekt daarinbij haar terugkeer naar haar landhaar hartelpken dank uit voor de vele be- wpzen van vriendschap en welwillendheid van de Fran3chen genoten zij kan niet iederen Fransch- man afzonderlijk haar dank betuigen en ver zoekt den maarschalk dien brief te doen opnemen in het Journal officiel. Dit is geschied en het is inderdaad zonderling in het officieele orgaan der republiek een dankbetuiging van een niet zeer eervol bekende ex-koningin eener vreemde natie te zien opgenomende onderteekening„Isabella de Bourbon" zou zoo licht aan officieele betrek kingen doen denken. Als zg iets aan de Fran- schen -te zeggen heeft laat ze het dan op de ge wone wijze per advertentie doenmaar een repu- blikeinsche regeering moest haar officieele orgaan niet open stellen voor mededeelingen van buiten- landsche vorstelijke personen. De regeering van Sultan Moerad doet onwille keurig denken aan het versje van Poot: Jacoba trad met tegenzin De snoode wereld in, En was hier nauw verschenen Of ging al graag weer henen. Moerad V heeft den 27cn dezer reeds afstand gedaan van den troon van Osman, zonder diens zwaard te hebben aangegord. Misschien heeft hg daarmede wel te lang gewacht. Tot zpn opvol ger beeft hij aangewezen zijn broeder Abdul Hamid, en de Turksche regeering moet reeds op vertrouwelpke wijze aan de mogendheden mede- deeling hebben gedaan van deze gebeurtenis, met verzekering dat de politiek der Porte in geen enkel opzicht is veranderd. Of de politiek der buitenlandsche mogendheden dezelfde zal big ven is een andere vraag, waarom trent zeer verschillende geruchten in omloop zijn. Men verzekert dat de Turksche regeering zeer compromitteerende depêches van generaal Ignatieff aan prins Gortschakofï en den prins van Montenegro betreffende do Russische politiek, in handen heeft, dat de onderhandelingen tusschen Rusland en Engeland gestaakt zgn, doch weder hervat zullen worden indien de troonsopvolging in Turkpe zonder moeilijkheden afliep, terwijl in een tegenovergesteld geval, Rusland het masker zou wegwerpen en de politiek van Ignatieff omhelzen, dien de Panslavisten maar onmiddeligk in de plaats van Gortschakofï willen stellen. Daarenboven wordt uit Weenen gemeld, dat de Engelsche regeering aan het Oosten- rijksche militaire geographische instituut 500 kaar ten van de noordelijke provincies van Turkije heeft besteld en de Rusische regeering 1000. Natuurlijk ziet dit op een eventueelen veldtocht. Te Londen schgnt men echter gisteren niets van dit alles te hebben geweten, want in het heerenhuis is de Oostersche quaestie ter sprake gebracht door lord Stratheden, die naar aanleiding van de daarop betrekking hebbende correspondentie, eene reso lutie voorstelde, waarbp de kamer zich bereid zou verklaren om de handhaving der traktaten van 1856 te steunen. De leider der liberalen in dit huis, lord Gran ville, sprak vervolgens zgn oordeel uit over de politiek der regeering en keurde de non-interventie goed, maar betreurde het dat de regeering de Berlpnsche memorie in haar geheel had ver worpen. De neutraliteit die door de regeering wordt in acht genomen, noemde hij <rCne voor Turkpe welwillende neutraliteit. Nadat lord Derby het voorstel van lord Strat heden had bestreden, verdedigde hij de regeerings- politiek tegen de critiek van lord Grandville en wierp de beschuldiging van partijdige neutraliteit van zich. De toekomstige politiek der regeering zou, zeide hij en dit is een min of meer ver dachte uitdrukking afhangen van het resultaat der militaire gebeurtenissen en van de mogelpkheid om de samenwerking der mogendheden te verkrp- gen. De regeering zal alle mogelpke pogingen aanwenden, dat geen wijziging, die niet dringend noodzakeigk is, plaats grijpe zp zal zich tot geen groote ontwerpen verbinden en slechts handelen om een voldoende en duurzame oplossing der Oos- terstersche quaestie te verkrijgen. Zonder nood- zakelpkheid hoopt hij niet mede te werken om den vrede in Europa in gevaar te brengen. De motie van den heer Stratheden werd ingetrokken. De overwinning der Montenegrijnen op de Tur ken behaald is thans door deze bevestigd en dus boven allen twijfel verheven. Laatstgenoemden moeten zeer ernstige verliezen geleden hebben. Er is wel een hoofdofficier Osman genaamd krijgs gevangen gemaakt, maar een Osman Bey, geen Osman Paeha. Voorts zijn verscheidene andere hoofdofficieren gesneuveld en vermist. Moukhtar Pacha tracht thans zijn deerlgk gehavend leger te Bilek weder te verzamelen, alwaar hij door de Montenegrijnen is ingesloten. Daarentegen wordt uit Semlin melding gemaakt van een geduchte nederlaag der Serven te Pan- diralo, waardoor Saitzar ernstig zou worden be dreigd. Daar echter geen berichten uit deze plaats zijn ontvangen, meent men nog geen geloof aan die nederlaag te mogen hechten. Zonder eenig incident heeft de Fransche kamer de begrooting voor openbaar onderwgs in haar geheel aangenomenterwgi de senaat postconven- ties met Peru en de Nederlanden goedkeurde. Voor de plaats van den heer Casimir Périer wordt de heer Dufaure genoemd als candidaat voor het levenslange senatorschap.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 3