BUITENLAND.
Verkoopingen cn aanbestedingen,
Thermometerstand.
Stat en-Gen er aal.
Algemeen Overzicht,
Een paard is aan de ziekte bezweken, doch dooi
de doelmatige voorzorgen van afzondering en be
waking, door de aldaar en in de naburige distric
ten aanwezige veeartsen beraamd en voorgeschreven,
is verdere verspreiding der ziekte tot dusverre
voorkomen.
De nachtwachtdienst te Amsterdam is zoo
slecht, als zij met mogelijkheid bijna zijn kan.
Een aantal nachtwachts komen niet op of voor zoo
ver zij opkomen doen zij hun dienst niet. Onlangs
gebeurde het dat de inspecteur in de nachtronde
een beschonken persoon op straat vond liggen,
die onmogelijk door het kleine personeeldat hij
ter beschikking hadkon worden vervoerd. Hij
gelastte den alleen wakenden wacht van het kwar
tier op te slaanen gedurende vijf minuten klonk
het doordringend geluid. Een honderdtal personen
schoot toe, maar geen enkele wacht. Om zich
met zekerheid te vergewissen dat er geen wacht
onder het publiek was, vroeg de inspecteur met
luider stemme: „Zijn er onder het publiek ook
nachtwachts?" Neen, luidde het antwoord. De
beschonkene werd toen met behulp van eenige
welwillenden naar een politiepost gebracht.
Voortdurend vertrekken troepen Mennonieten
uit Duitscbland en Rusland. Donderdag gingen
ongeveer 50 personen van Marienwerder uit Berlijn
naar Brazilië. Dat zij tot de gegoede klasse be
hoorden bleek uit de talrijke koffers en kisten die
zij medevoerden. Gelijktijdig vertrokken uit Ber
lijn 30 Russen naar Brazilië. De reizigers waren
niet te bewegen van hun plan at te zien.
Op 28 dezer werd te Kapelle in Duiveland door
het polderbestuur der 4 Bannen van Duiveland
in het openbaar bij inschrijving en opbod aanbe
steed: het leveren en storten van 2000 scheepston
gewone- en 1500 ton afval van Doornikschen
steen aan den oever bij den Zuidbout en het op
maken en verdedigen van het Zee-eind van den
Zuidbout aan de zuidzijde van genoemden polder
en is hiervan aannemer geworden de heer G. Bo-
lier Dz. te Scherpenisse voor de som van 17,800.
31 Juli 's av. 11 u. 63 gr.
lAug. 's morg. 7»u. 61 gr. 's midd. 1 u. 69 gr.
's av. 6 u. 64 gr.
TWEEDE KAMER.
W etsvoorstel-Moens.
Aan de Memorie van antwoorddoor den beer
Moens ingezonden op het afdeelingsverslag over
zijn wetsvoorstel tot wijziging der wet op het
lager onderwijswordt het volgende ontleend
Omtrent de opportuniteit van het voorstel houdt
hij staandedatzelfs nadat eerst een maand na
hét onderzoekhet sectieverslag was rondgedeeld,
zonder de ministerieele crisis de behandeling van
het ontwerp nog dit zittingjaar mogelijk was ge
weest. Evenwel de behandeling werd nergens aan
deze zitting onafscheidelijk verbonden; ook in de
volgende zitting heeft de heer M. die mogelijk
geacht.
De algemeene strekking. De heer Moens ver
klaart niet gezegd te hebben dat allen het
volkomen eens zijn omtrent de verandering die er
komen moetmaar gewezen te hebben op de
puntenwaaromtrent allen het eens zijn dat ver
andering moet komen. Dat onderscheid is niet
genoeg in het oog gehouden.
Wat de finaneieele gevolgen van het voorstel
betreftbloot finaneieele redenen mogen niet gel
den bij een voorsteldat „de groote massa
der burgerij tot een hoogeren trap van ontwik
keling en beschaving zal kunnen opvoeren". Hij
mag niet aannemen, dat het voorstel zal worden
afgekeurdomdat niet met juistheid kan worden
aangewezen hoeveel het kosten zal. Daaromom
in geen strijd over cijfers te komenheeft hij
zich onthouden van onzekere berekeningen. Ook
de regeering in 1857 heeft zich van finaneieele
berekeningen onthouden; alleen, toen voorgesteld
werd om de kosten van een gedeelte ten laste
van het rijk te brengenheeft de regeering die
kosten naar den voorgestelden maatstaf bij „bena
dering" doen berekenen en die berekening aan de
kamer medegedeeld.
Met het oog daaropen om in de onzekerheid
van de kosten geen voor sommigen onoverkome
lijk bezwaar tegen zijn voorstel te laten overblij
ven is de heer Moens te rade geworden het be
drag van het deel der kosten dat ten laste van
den staat zal komente regelen op een wijze
waardoor de onzekerheid voor een groot gedeelte
kon worden weggenomen. Hij stelt thans voor
de helft van de minima der jaarwedden van de
onderwijzers door 'srijks kas te doen dragen, en
houdt zich overtuigd dat de tegenwoordige regee
ring, evenals die in 1857, bereid zal zijn, al is
het dan ook slechts „bij benadering", te doen be
rekenen welke last daardoor op 's rijks kas zal
worden gelegd.
Ten aanzien der onvolledigheid van het voorstel
heeft de heer Moens juist er naar gestreefd om in
zijn voorstel op te nemen wat in de eerste plaats
noodig is om het peil van het volksonderwijs te
verhoogen, om zoowel de verstar delijke als de
zedelijke ontwikkeling der schooljeugd mogelijk
te maken. Opdat daarin zoo spoedig mogelijk zou
worden tegemoet gekomen bepaalt hij zich tot
datgene, waaromtrent allen het eens waren dat er
verandering in komen moest, en nam hg niet op
wat ook naar zijn meening herziening behoeft,
maar waarvan het voor een deel nog niet vast
staat onder de deskundigen dat wijzigiDg noodza
kelijk is, terwijl voor een ander deel omtrent de
richting, waarin de wijziging moet geschieden, nog
verschil van gevoelen bestaat. Dat geldt ook de
punten door een „grooter of kleiner aantal leden"
aangewezen, als zulke „die bij een herziening der
wet op het lager onderwijs niet onaangeroerd
mogen blijven." De heer Moens gaat, om dit te
bewijzen, die verschillende punten na.
Het kweekelingstelsel. De heer Moens hand
haaft op dit punt zijn ontwerp. Juist bij „eerst-
beginnenden" is, om te voorkomen dat ze niet
voor hun gekeele verdere ontwikkeling worden
bedorven door „alles nog meer werktuigelijk te
doen toegaan", de ontwikkelde onderwijzer boven
alles noodig. Wie aan de eischen van het hulp
onderwijzers-examen niet kan voldoen, blijft daar
door ongeschikt om het onderwijs tc geven, waar
toe bij juist daarom onbevoegd wordt verklaard.
Naar het stelsel van den voorsteller zullen de
kweekelingen op de scholen werkzaam zijn, niet
echter als werkkrachten, niet zelfstandig, niet als
de voortdurende onderwijzers van een klasse, maar
onder het toezicht van den onderwijzer der klasse.
Dit is een uiterste concessie, waartoe men in
't belang der opleiding tot aanstaande onderwijzers
in de practijk van hun vak komen moet.
De geheele quaestie van toenemen of afnemen
van het aantal geschikte aankomende onderwijzers
zal, naar de meening van alle deskundigen, daarbij
beheerscht worden door de vraag: welk uitzicht
bestaat er voor den goed opgeleiden onderwijzer
op een voldoend burgerlijk bestaan?
Hoe het voorstel in dit opzicht „misschien niet
de bedoeling," maar wel „de strekking" zou heb
ben om het bijzonder onderwijs afhankelijk te
maken van het van staatswege gevormde onder
wijzerspersoneel, verklaart de heer Moens evenmin
te begrijpen als, dat de hoofdonderwijzers der bij
zondere scholen nog meer dan thans omtrent de
inrichting hunner scholen door de schoolautoritei-
ten zouden worden belemmerd.
Dat overigens van een maatregel, noodzakelijk
om het openbaar lager onderwijs voldoende te
kunnen doen geven, zou moeten worden afgezien,
omdat de bijzondere school daardoor „zeer in
't nauw zou worden gebracht," kan niet wel als
een ernstig argument worden aangemerkt.
Den middelweg, door den voorsteller ingeslagen
ten opzichte der verhouding van het aantal onder
wijzers tot dat der leerlingen, blijft hij volgen.
De kweekscholen. Meer dan 80 leerlingen kun
nen op éen kweekschool worden vereenigd. Dit
geschiedt bijv. reeds te Haarlem. Maar een getal
grooter dan van 80 leerlingen, wier ouders buiten
de plaats wonen waar de kweekschool is gevestigd
en die dus, onder toezicht van den directeur,
moeten inwonen en worden verzorg! in burgerge
zinnen, is juist met het oog cp dat toezicht niet
raadzaam. Overigens wordt opgemerkt dat de
klassen niet te groot mogen zijn, en dat dus waar
een veel grooter aantal dan 80 leerlingen wordt
toegelaten, het inrichten van parallelklassen nood
zakelijk wordt.
Tot waardeering van de resultaten der kweek
schoolopleiding zij opgemerkt dat bij het jongste
akten-examen al de kweekelingen der kweekscho
len voor het hulponderwijzersexamen zijn geslaagd.
Te Groningen waren 21 candidaten; de 10 leer
lingen der kweekschool konden allen worden toe
gelaten; van de elf overige moesten 10 worden
afgewezen.
De heer Moens weet niet hoe ver het met de
oprichting van de drie bij de begrooting gevoteerde
kweekscholen gevorderd is. Maar dat zij nog niet
zoo ver is gevorderd, dat de opening met den
nieuwen cursus in Sept. a. kan worden tegemoet
gezien, betreurt hij. Hij houdt zich overtuigd
en hp staat in die overtuiging niet alleen dat
de oprichting der drie nieuwe scholen in dit jaar
en die van nog meerdere daarna volstrekt niet op
onoverkomeUjke bezwaren stuiten zou. Dat overi
gens al de door hem voorgestelde nieuwe kweek
scholen, op een en hetzelfde tijdstip, in een en
hetzelfde jaar zouden tot stand komen, is door den
heer Moens als niet volstrekt zeker voorgesteld.
Goed ingerichte normaalscholen worden ook door
den voorsteller niet verwerpelijk geacht. Juist
voor die goede inrichting wenscht hg vaste regelen
te stellen.
Dat men in Drenthe een kweekschool verlangt,
kan ook daaruit bfijksn, dat zich bij het jongste
examen voor toelating tot de kweekschool, alleen
te Groningen 20 uit Drenthe hebben aangemeld.
Een wedstrgd tusschen de gemeenten om voor
kweekscholen een ruim subsidie te krijgen, zou
den heer Moens verblijden. De regeling van rijks
wege zou waarborgen, bevatten tegen de daarvan
gevreesde gebrekkige inrichting.
De jaarwedden der onderwijzers. Hier bp geldt't,
zegt de heer Moens, alleen de vraag, of een onder
wijzer, een in zgn stand even achtenswaardig man
als de predikant en de burgemeester, in staat
moet worden gesteld in zijn stand fatsoenlijk te
leven.
Na lijpe overweging is de heer Moens tot het
besluit gekomen zijn oorspronkelijk voorstel in dit
opzicht te wijzigen. De bepaling 'van een minimum
in de wet acht hg bepaald noodzakeigk, indien
men zekerheid voor genoegzame bezoldiging geven
wil. Hij erkent intusschen de betrekkelijke juist
heid der opmerking, dat vooral met het oog op
scholen, thans volgens art. 20 der vigecrende wet
geregeld, maar die voortaan met al de overige op
gelijke lijn zullen worden gesteld, een ietwat lager
minimum kan worden toegelaten. Intusschen mag
dat ook niet te laag dalen. En hij gaat te eerder
met hen, die daarvoor gezind zijn, mede omdat hg
ook aan den anderen kant het nuttig oordeelt dat
het minimum voor sommige plaatsen hooger worde
gesteld dan f 1000. Hij stelt thans voor drieër
lei minimum in de wet op te nemen. Met dien
verstande dat, op advies van gedeputeerde staten
bij koninklijk besluit zal worden bepaald welk
minimum voor elke gemeente gelden zal. Die
classificatie zal om de vijf jaren worden herzien,
onder beding, dat alleen bij vacature, een lager
minimum dan het eerst bepaalde mag worden toe
gepast. Dit laatste om te voorkomen, dat aan
een onderwijzer, die zich met het oog op eene
zekere jaarwedde aan eene school heeft verbonden,
gedurende den tijd dat hp zijne betrekking be
kleedt, eene mindere bezoldiging worden toege
kend.
Dezelfde regeling wenscht de heer M. ook toe
te passen op de betrekking van die hulponderwp-
zers met hoofdonderwijzersakte, die, naar de vóór-
schriften dezer wet, in elke school worden aan
gesteld.
Hét bedrag der voorgestelde minima hebben wij
reeds medegedeeld.
Omtrent de verdeéling der kosten van het onder-
wps blijft de heer Moens zpn in de memorie van
toelichting ontwikkeld stelsel verdedigen.
Echter is ook op dit punt eene wijziging in het
ontwerp gebracht.
Bij de thans voorgestelde regeling wordt de helft
,van bpna al de gewone kosten door het rijk ge
dragen; die der buitengewone vooral kosten
voor het bouwen van nieuwe en vergrooten of
verbeteren van bestaande lokalen blijven ten
laste der gemeenten. Maar in die kosten zal in
vele gemeenten het rpk, krachtens het nieuw art.
36, te hulp komen niet slechts voor de helft,
maar in vele gevallen voor een aanzienlijk hooger
bedrag. Onafgezien daarvan, dat hetzelfde artikel
ook voor die gemeenten moet worden toegepast,
waar de gewone uitgaven te drukkend mochten
bigken. Dat art. 36 alleen niet voldoende is om
aan alle gemeenten genoegzame hulp te verzeke
ren, ligt niet enkel daarin, zooals sommige leden
beweren, dat de provinciale besturen te karig zijn,
omdat het hun kas- geldt, maar ook daarin dat de
regeering soms zelfs daar hulp weigert waar de
provinciale besturen diemet eenparigheid van
stemmen, als noodzakelijk hebben erkend.
Dat een deel der kosten, al is het ook 1/5 zoo
als sommigen willendoor de provinciën zou ge
dragen worden strijdt met het beginsel in het
ontwerp gehuldigd dat het lager onderwijs is
rijks-_ en gemeentebelang. Provinciaal belang is
er niet in betrokken althans niet zóo dat het
dragen van een gedeelte der uitgaven voor de
provincie verplichtend ban worden gemaakt. De
bevoegdheid om aan gemeenten hulp te verleenen
blijft voor het provinciaal bestuur bestaan.
De heer Moens acht het raadzaam de door hem
voorgestelde 10 kweekscholen voor jongens en 3
voor meisjes te behouden, 't Is een minimum.
Minstens 10, minstens 3. Niets is gemakkelpker
dan later, als de voortreffelpkheid van kweek
schoolopleiding nog meer dan thans blijken zal,
normaalscholen in kweekscholen te veranderen,
zooals in de memorie van toelichting ook is uit
eengezet.
„De vijandschap tegen het bgzonder onderwijs",
die dit artikel vooral „ademt"naar het oordeel
van sommige leden, is de voorsteller zich niet be
wust. Inrichtingen tot opleiding als bijv. te
Utrecht waar van de ruim 90 kweekelingen de
helft tot het bpzonder onderwijs behooren, vinden
in hem warme ondersteuning niet alleen, maar
hare verbetering wordt zooveel mogelijk ook door
hem bevorderd. Dat hij zich voorstelt dat de
verbeterde opleiding in zijn ontwerp bedoeld, ook
wel degelpk het bpzonder onderwgs ten goede
zal komen, blijkt daaruit dat hij bp de door hem
gemaakte berekening een aanzienlijk getal der
jongelingen op openbare opleidingsscholen gevormd,
voor het bpzonder onderwijs bestemd rekent.
Door de gewpzigde regeling van de bijdrage van
het rpk in de kosten vervalt de regeling en ra
ming van kosten, zooals die oorsproukeigk was
ontworpen. Het getal onderwgzers toch wordt in
de wet bepaald. Het minimum der jaarwedden
aan elk hunner toekomende staat vast, zoodra door,
den koning krachtens de wet zal zijn bepaald tot
welke klasse elke school gerekend wordt te be
hooren. De vergoeding aan elke gemeente van
wege het rijk toekomende is daardoor te bereke
nen. Aan de uitvoerende macht kan worden
overgelaten de noodige voorschriften te geven om
trent de wijze, waarop de gemeente van de gedane
betaling zal moeten doen blijken en omtrent de
termgnen, waarin de uitbetaling der vergoeding
zal geschieden.
De heer Moens is, ook na de aanmerking door
sommige leden gemaakt, dat de heffing van school
geld verplichtend moet worden gemaakt, van het
gevoelen dier leden, die raeenen dat de vrije be
slissing daarover, op de bekende, reeds dikwijls
aangevoerde gronden aan de gemeentebesturen
behoort te blijven.
De onbillpkheid dat het schoolgeld, waar het
geheven werd, alleen aan de gemeente ten goede
zou komen, wordt, indien ze bp het eerste voor
stel al mocht hebben bestaan, door hetgeen thans
in het ontwerp omtrent do bpdragen van het rijk
wordt voorgesteld, weggenomen.
Door den voorsteller was volstrekt niet bedoeld
dat kweekelingen, gedurende het overgangstijdperk
evenals op de openbare, ook op de bgzondere
school met het geven van onderwijs moeten worden
belast mits hun dan ook f 300 als jaarwedde werd
toegelegd. Een aanval op de bgzondere school
bestaat dan ook alleen in de verbeelding der leden.
De bepaling van de jaarwedden harer onderwgzers
blijft geheel en onbeperkt der bijzondere school
overgelaten.
Het artikel, in het eerste ontwerp door den keer
Moens voorgesteld ter vervanging van art. 71,
wordt teruggenomen. Nu de officieele tusschen-
komst van het schooltoezicht bg de raming der
kosten uit het ontwerp is vervallen, acht hij het
raadzaam ook de in dit artikel bedoelde regeling,
die met de raming der kosten gedurende het tijd
perk van overgang in onmiddellijk verband staat,
te laten vervallen. Het staat dus aan de gemeen
tebesturen vrij, om de plaatsen voor hulponder-
wgzers bestemd, door kweekelingen te doen bezet
ten, zoolang zij, gedurende den termijn in art. 70
bedoeld, geen hulponderwijzers daarvoor verkrijgen
kunnen.
Het wachtgeld aan onderwpzers, die krachtens
de nieuwe regeling worden ontslagen, zal bedragen
de jaarwedden, die zg vóór het in werking treden
dezer wet genotenvermeerderd met een som,
evenredig aan het genot van de vrije woning, die
zp tot dat tpdstip in gebruik hadden.
Bp het in werkipg treden der wet (1 Jan. 1877)
zouden alleen die jaarlpksche subsidiën vervallen,
die gegeven zijn krachtens art. 36 der wet. De
altera tanta in Friesland behooren daartoe niet.
Onder de wgzigingen van meer ondergeschikt
belang merken wg de volgende op
De benaming hoofd- en liulpouderwijzeressen
wordt in art. 5 der wet hersteld.
Ofschoon het volstrekt niet kan worden toege
geven, dat het schoolverzuim het sterkst zou wezen
in het tweede halfjaar, kan de heer Moens zich
toch wel vereenigen met hendie meenen, dat
een eenvoudiger bepaling voor het aantal leerlin
gen, verkieslijk is.
Derhalve zal het aantal leerlingen op een school
bij het opmaken eener gemeente-begrooting wor
sen berekend naar het cpfer der ingeschreven
leerlingen op den 15eo Januari van het jaar, waarin
de begrooting wordt opgemaakt.
Sommige zakendie van ernstigen of onbetee-
kenenden aard zpnkunnen somtijds een bespot-
telijken indruk maken. Zoo althans ging het ons
bij het lezen van een brief van de ex-koningin
Isabella van Spanje aan maarschalk Mac Mahon.
Zij spreekt daarinbij haar terugkeer naar haar
landhaar hartelpken dank uit voor de vele be-
wpzen van vriendschap en welwillendheid van de
Fran3chen genoten zij kan niet iederen Fransch-
man afzonderlijk haar dank betuigen en ver
zoekt den maarschalk dien brief te doen opnemen
in het Journal officiel. Dit is geschied en het is
inderdaad zonderling in het officieele orgaan der
republiek een dankbetuiging van een niet zeer
eervol bekende ex-koningin eener vreemde natie
te zien opgenomende onderteekening„Isabella
de Bourbon" zou zoo licht aan officieele betrek
kingen doen denken. Als zg iets aan de Fran-
schen -te zeggen heeft laat ze het dan op de ge
wone wijze per advertentie doenmaar een repu-
blikeinsche regeering moest haar officieele orgaan
niet open stellen voor mededeelingen van buiten-
landsche vorstelijke personen.
De regeering van Sultan Moerad doet onwille
keurig denken aan het versje van Poot:
Jacoba trad met tegenzin
De snoode wereld in,
En was hier nauw verschenen
Of ging al graag weer henen.
Moerad V heeft den 27cn dezer reeds afstand
gedaan van den troon van Osman, zonder diens
zwaard te hebben aangegord. Misschien heeft hg
daarmede wel te lang gewacht. Tot zpn opvol
ger beeft hij aangewezen zijn broeder Abdul
Hamid, en de Turksche regeering moet reeds op
vertrouwelpke wijze aan de mogendheden mede-
deeling hebben gedaan van deze gebeurtenis, met
verzekering dat de politiek der Porte in geen
enkel opzicht is veranderd.
Of de politiek der buitenlandsche mogendheden
dezelfde zal big ven is een andere vraag, waarom
trent zeer verschillende geruchten in omloop zijn.
Men verzekert dat de Turksche regeering zeer
compromitteerende depêches van generaal Ignatieff
aan prins Gortschakofï en den prins van Montenegro
betreffende do Russische politiek, in handen heeft,
dat de onderhandelingen tusschen Rusland en
Engeland gestaakt zgn, doch weder hervat zullen
worden indien de troonsopvolging in Turkpe zonder
moeilijkheden afliep, terwijl in een tegenovergesteld
geval, Rusland het masker zou wegwerpen en de
politiek van Ignatieff omhelzen, dien de Panslavisten
maar onmiddeligk in de plaats van Gortschakofï
willen stellen. Daarenboven wordt uit Weenen
gemeld, dat de Engelsche regeering aan het Oosten-
rijksche militaire geographische instituut 500 kaar
ten van de noordelijke provincies van Turkije
heeft besteld en de Rusische regeering 1000.
Natuurlijk ziet dit op een eventueelen veldtocht.
Te Londen schgnt men echter gisteren niets van
dit alles te hebben geweten, want in het heerenhuis
is de Oostersche quaestie ter sprake gebracht door
lord Stratheden, die naar aanleiding van de daarop
betrekking hebbende correspondentie, eene reso
lutie voorstelde, waarbp de kamer zich bereid
zou verklaren om de handhaving der traktaten
van 1856 te steunen.
De leider der liberalen in dit huis, lord Gran
ville, sprak vervolgens zgn oordeel uit over de
politiek der regeering en keurde de non-interventie
goed, maar betreurde het dat de regeering de
Berlpnsche memorie in haar geheel had ver
worpen. De neutraliteit die door de regeering
wordt in acht genomen, noemde hij <rCne voor
Turkpe welwillende neutraliteit.
Nadat lord Derby het voorstel van lord Strat
heden had bestreden, verdedigde hij de regeerings-
politiek tegen de critiek van lord Grandville en
wierp de beschuldiging van partijdige neutraliteit
van zich. De toekomstige politiek der regeering
zou, zeide hij en dit is een min of meer ver
dachte uitdrukking afhangen van het resultaat
der militaire gebeurtenissen en van de mogelpkheid
om de samenwerking der mogendheden te verkrp-
gen. De regeering zal alle mogelpke pogingen
aanwenden, dat geen wijziging, die niet dringend
noodzakeigk is, plaats grijpe zp zal zich tot geen
groote ontwerpen verbinden en slechts handelen
om een voldoende en duurzame oplossing der Oos-
terstersche quaestie te verkrijgen. Zonder nood-
zakelpkheid hoopt hij niet mede te werken om
den vrede in Europa in gevaar te brengen. De
motie van den heer Stratheden werd ingetrokken.
De overwinning der Montenegrijnen op de Tur
ken behaald is thans door deze bevestigd en dus
boven allen twijfel verheven. Laatstgenoemden
moeten zeer ernstige verliezen geleden hebben.
Er is wel een hoofdofficier Osman genaamd krijgs
gevangen gemaakt, maar een Osman Bey, geen
Osman Paeha. Voorts zijn verscheidene andere
hoofdofficieren gesneuveld en vermist. Moukhtar
Pacha tracht thans zijn deerlgk gehavend leger te
Bilek weder te verzamelen, alwaar hij door de
Montenegrijnen is ingesloten.
Daarentegen wordt uit Semlin melding gemaakt
van een geduchte nederlaag der Serven te Pan-
diralo, waardoor Saitzar ernstig zou worden be
dreigd. Daar echter geen berichten uit deze plaats
zijn ontvangen, meent men nog geen geloof aan
die nederlaag te mogen hechten.
Zonder eenig incident heeft de Fransche kamer
de begrooting voor openbaar onderwgs in haar
geheel aangenomenterwgi de senaat postconven-
ties met Peru en de Nederlanden goedkeurde.
Voor de plaats van den heer Casimir Périer wordt
de heer Dufaure genoemd als candidaat voor het
levenslange senatorschap.