N°. ITT. 119e Jaargang. 18T6. Vrij dag 28 Juli. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen, Prijs per 3/m. franco f 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent, Advertentiên20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz,van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20, Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 27 Juli, Paralysis generalis. MIDDELBDRGSCH Door burgemeester en wethouders van Middel burg wordt bet volgende bekend gemaakt. Rijks-Belastingen. De burgemeester van Middelburg maakt bekend: dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger der directe belastingen ter invordering is verzon den het door den provincialen inspecteur der directe belastingen enz.te Middelburgden 21™ Juli 1876 invorderbaar verklaard kohier nommer 2 der patenten voor het dienstjaar 1876/7, met uitnoodiging aan ieder wien zulks aangaat, om na bekomen kennisgeving van zijnen aanslag, ten spoedigste het door hem verschuldigde te kwijtenmet herinnering tevens dat de bezwa ren, welke dienaangaande mochten bestaan, binnen drie maanden na heden behooren te worden inge diend. Hiervan is heden afkondiging geschied waar het behoort. Middelburg, den 24™ Juli 1876. De burgemeester voornoemd (Get.) SCHORER. Bijks-Belastingen. De burgemeester van Middelburg maakt bekend: dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger der directe belastingen ter invordering is verzon den het door den provincialen inspecteur der directe belastingen, enz. te Middelburg, den 22™ Juli 1876 invorderbaar verklaard kohier no. 4 der personeele belasting voor het dienstjaar 1876/7, met uitnoodiging aan ieder wien zulks aangaatom na bekomen kennisgeving van zijnen aanslag ten spoedigste het door hem verschul digde te kwijtenmet herinnering tevens dat de bezwaren welke dienaangaande mochten bestaan binnen drie maanden na heden behooren te worden ingediend; terwijl hij voorts de belastingplichtigendie in den loop des dienstjaars een pereeel verlaten, zonder daarin eenige roerende goederen of iemand in hun dienst achter te latenindachtig maakt op de gunstige bepaling van art. 7 der wet op de personeele belasting van den 9™ April 1869 (Staatsblad no. 59). Hiervan is heden afkondiging geschied waar het behoort. Middelburg, den 24™ Juli 1876. De burgemeester voornoemd (Get.) SCHORER. Wat met deze woorden bedoeld wordt, herin nerden wij gisteren reeds. Dr. C. J. van Persijngeneesheer-directeur van het krankzin nigengesticht te Meerenberg, wijst in het jaarverslag dier inrichting op het toenemend aantal lijders aan de genoemde zielsziekte, welke men als algemeene verlamming der hersenwerkzaamheid kan omschrijven. De oorza ken daarvan zoekt hij in de steeds klimmende eischen van het maatschappelijk levenin de spanning en inspanningde zorgen en voorzor gen, waarin oud en jong hun leven moeten doorbrengen om voor zich en de hunnen het brood te verdienen; in het toenemend misbruik eindelijk van geestrijke dranken. Eene dergelijke beschuldigingvan zulk eene zijde tegen onze maatschappij ingebracht, ver dient, indien ze duidelijk gesteld en door afdoende feiten gestaafd wordtin hooge mate de algemeene aandacht. Het zij ons echter vergund te zeggen zonder ons aan eene tegenspraak der wetenschappelijke meening van den heer van Persijn te wagen, welke aan de mannen van het vak dient overgelaten te blijven, dat zijne beschuldiging aan die eischen van duidelijkheid en gegrondheidalthans zoover het door de couranten medegedeelde uittreksel uit zijn jaarverslag toelaat te heoordeelenniet vol doet. Ziehier wat hij schrijft: „Ik meen uit de ondervinding, hier opge daan, te mogen besluiten dat het aantal lijders en lijderessen aan algemeene paralyse bepaald toegenomen is. Sedert dparalysis generalis als eene zelfstandige ziekte beschouwd werd, is het getal der daaraan lijdenden vermeerderd. Dit was niet zoozeer het geval omdat men er nu meer op lette, doch het getal neemt werke lijk mi 11 of meer toe." Daarna volgt de uiteenzetting der oorzaken, welke de geneesheer-directeur in ons maat schappelijk leven voor de ontwikkeling dei- zielsziekte meent op te merken en besluit hij aldus „Al deze zaken brengen overprikkeling der hersenen met zich. Zij zijn even zoovele momenten, die de ontwikkeling der algemeene paralyse bevorderen en deze hij de minste aan leiding op later leeftijd doen uitbreken. E en halve eeuw geleden bestonden die momenten niet, of ten minste niet in die mate en daarom is het niet te misken nen dat deze ziektevorm menigvuldiger kan, ik zou haast durven beweren moet worden." Dit alles lijkt ons nogal vaag en onduide lijk. In plaats van cijfers krijgen wij de ver zekering dat het aantal lijders min of meer toeneemt. In plaats van duidelijke aanwijzing van ziektegevallen, die uit bepaalde, bekende oorzaken zijn voortgesproten, hooren wij eenige vermoedens uitenwaarvan de juistheid niet boven allen twijfel verheven is, doch in welke, naar de deskundige haast durft beweren, de gronden gelegen kunnenneen moeten zijn, voor de toenemende hersen-verlamming onder onze tijdgenooten Deze aanmerkingen bedoelen geen critiek op het verslag van dr. van Persijn, dat misschien niet eens voor verspreiding onder het groote publiek bestemd is geweest en in elk geval ons niet in zijn geheel werd medegedeeld doch zij hebben ten doel protest aan te teeke nen tegen de ontsteltenis, welke op het hooren van den alarmkreet uit Meerenberg zich van een tamelijk groot aantal personen schijnt te hebben meester gemaakt. Wij maken dat op, niet slechts uit de eenparigheid waarmede het uittreksel van het jaarverslag door alle dag bladen is overgenomenmaar ook uit twee opstellen in bladen van zeer verschillende richtingde Amsterdamsche eourant en het Nieuws van den Dag, in welke het uittreksel, zooals het tot onze kennis is gekomen tot grondslag voor eene geheele redeneering wordt genomen. „Daar iszoo lezen wij in het Nieuws van den Dag, eene gansche schare van staats- en gemeente-ambtenaren die niet aan een hu welijk kunnen denkenomdat hunne inkom sten niet toereikend zijn voor de behoeften van een mogelijk gezin. Erger nog is het lot van de honderden en duizenden, die door een wettig huwelijk hun levenstaak hebben verdubbeld voor 't minst. Hunne leerjaren gingen voorbij in dagelijkschen arbeid, om toch maar de „noodige kundigheden" machtig te worden. Van den dag af, dat de deuren der bewaarschool voor hen geopend werden, tot op den dag, dat zij beslagen ten ijs konden komen voor deze of gene betrekking, was er ternauwernood een tusschenuurtje om eens tot verademing te komen. Haast is er geen tijd om gedurende de bruidsdagen eens te gaan zien hoe 'tjonge groen ontluikt daar huiten en hoe de Meizon deze schoone aarde in bruidstooi kleedt. 'tZal den bruigom trouwens meer te pas komen eene voorloopige begrooting van inkomsten en uitgaven uit te cijferen en zijne bruid een klein examen op dit stuk af te nemen, dan met haar ze kere regels uit Schiller 's „Lied van de Klok" te fluisteren. Voor dwepen en droomen is 't waar achtig geen tijd meer, de practijk duldt geen afwijkingen in haar dienst. Onze ambtenaar zal zeer verstandig handelen, als hij zonder beven zijne handteekening plaatst onder de huwelijksakte, want hij rekent op eenig schrijf werk in de tusschenurenZoo en op honderd andere manieren moeten zij rondzien, die van eene „vaste jaarwedde" willen leven. Altijd voort altijd voortDe strijd om 't leven dringt en dwingt met rustelooze kracht." Men ziet, in een anderen vorm is dit juist hetzelfde? wat dr. van Persijn gezegd heeft„De strijd voor het levensonderhoud neemt meer en meer toe. De waarde van het geld is verminderd, de betrekkingen worden even hoog als vroeger bezoldigdde eischen van het leven stijgen nog dagelijks. Menigeen is ver plicht nèg wat hij zijn betrekking te verdie nen, zal hij op denzelfden voet blijven leven. Slaagt lij daarin, dan gaat het nogmaar aan hoeveel teleurstellingen is hij niet onderhevig en wat,al zorgen sleept dit na zich!" Hooren wij nu den schrijver in de Amster damsche courant. Deze zoektals een goed conservatief man, de oorzaken van de „hand over hand toenemende (het min of meer van dr. van Persijn neemt grooter proportiën aan krankzinnigheid", in „de fraaie manier van leven, welke de veelgeprezen vooruitgang ons heeft opgedrongen", alsmede in „de lens dei- gelijkheid, dat bedriegelijkste der immortels principes van 1789." Ieder streeft er naar om zooveel geld te verwerven als mogelijk is, teneinde voor zijn evenmensch niet onder te doen in schijn en bluf. „Te huis zal men zich schier het noodige ont zeggen, indien men daardoor in het openbaar zijn staat kan ophouden. Men acht alle ontberin gen gering, om maar niet verstoken te zijn van het lidmaatschap van een club of gezel schap. „Alles voor het oog!" is de grondtoon onzer hedendaagsehe samenleving. Het gezel lige* „te huis" met zijn degelijkheid moge nog hier en daar bestaan, men moet het met een lantaarntje zoeken zoo zeldzaam is het geworden. „Uitloopen" is ieders hartelust. Het is alsof de menschen geen rust of duur meer hebben hij hun huiselijken haardalsof de huisgoden al hun aantrekkelijkheid hebben verloren. Er zijn families die men au grand complet kan uitschilderen, avond aan avond, op openbare plaatsen en 't liefst onder een deuntje muziek. Zevenmaal in de week drin ken zij in 't publiek slappe thee onder een stroom van gaslicht en in een wolk van stof en mensehenadems, dikwijls na zich te huis vergenoegd te hebben met een sehamelen disch, die slechts gekruid was door de gedachte, dat men zoo aanstonds weer „gezien zou worden" in al zijn heerlijkheid. „Het is dat „uitgaan" met al zijn nasleep van vertering in slechte consumties en smuk, waaraan men voor een goed deel de overprik keling moet wijten van zoo vele hersens, die, bij meer kalmtevolmaakt gezond zouden blijven" Maardat alles klopt immers niet met hetgeen wij straks in het Nieuws van den Dag lazen! Daar heette het „de menschen wer ken zich in onzen tijd krankzinnig"; hier lijkt het alsof zij gek worden van te veel pleizier. Of zoo er al geen pleizier in gelegen is om avond op avond in 't publiek slappe thee te gaan drinken ter eere der immortels principes van 1789, men zal toch onmogelijk kunnen zeggen dat, indien deze lieden later aan liersenverlamming gaan lijden, dit komt doordat zij te veel van hun geestvermogens gevergd hebben of hun leven lang onder zorg en kommer gebukt gingen. Tegen de bewering der Amst. Cour, liggen bovendien allerlei tegenwerpingen voor de hand. Het is ons onbekend in welke kringen der hoofdstad deze schrijver zich beweegt, doch wij kunnen verzekeren dat, naar onze on dervinding, daar zoowel als in onze andere groote steden het „gezellige thuis" nog vol strekt niet met een lantaarntje gezocht behoeft te worden. Wordt echter werkelijk in de groote centrums van bevolking te veel aan uithuizig heid geofferd, dan kan toch zeker niet het zelfde gezegd worden van het platteland en de kleinere provinciale steden waar men, zelfs al wilde men zijn genoegen elders zoeken, door gebrek aan gelegenheid, tot huiselijkheid gedwongen zou zijn. Bovendien stemt de, naar! ons inzien, ongegronde beschuldiging van uit-f huizighèid, in verband tot het krankzin nigen-cijfer niet overeen met hetgeen ons in de Zierikzeesche courant wordt medegedeeld. Daar lezen wij dat volgens onderzoekingen van Hausner, eene specialiteit op het gebied dei- kennis van de zielsziekten, het aantal krank zinnigen in de koude, vochtige klimaten van Noordelijk Europa veel grooter is dan in de Zuidelijke streken. Zoo vindt men te Londen éen krankzinnige op de 206, in Noorwegen éen op de 208, te Parijs éen op de 330, in Frankrijk in 't algemeen éen op de 756in België éen op de 922 inwoners. Niemand zal toch beweren dat men in Engeland, Noorwe gen of Nederland uithuiziger leeft dan te Brussel of Parijs! Het ware dringend noodzakelijk geweest dat dr. van Persijn zijne beschuldiging vergezeld had doen gaan van cijfers en staten, waaruit o. a. had moeten blijken tot welken stand de lijders aan paralysis hehooren, welke hunne bezig heden en hunne levensgeschiedenis zijn, waar zij geboren en gevestigd waren enz. Bij ge brek daarvan redeneeren zijdie zich door zijne gevolgtrekkingen vrees laten aanjagen, zonder eenigen grondslag; en bewijzen, door de middelen welke zij tot verbetering van het kwaad zoekenopnieuw dat hier zooals overal de vrees eene slechte raadgeefster is. Wij voor ons hebben beter vertrouwen in onze maatschappij en vorderen degelijker rede nen alvorens wij den aangeheven alarmkreet als een kreet van waarheid kunnen aannemen. Wij zetten deze zienswijze in een volgend nommer nader uiteen. Bij heden uitgegeven Provinciale bladen no. 72 en 73, die voor het eerst de handteekening dragen van den nieuw benoemden griffier der staten van Zeeland, mr. A. R. Arntzonius, is bepaald: 10 dat de ender lett. b en c van het besluit van 29 September 1875, no. 12 (Provinciaal blad no. 85) omschreven dienstkringen gewijzigd worden in dier vosge, dat de gemeente Zonnemaire wordt afgenomen van den dienstkring van den provinci alen veearts C. M. Mazure Cz.ter standplaats Renesse, en gevoegd bij den dienstkring van den provincialen veearts Chr. Mazureter standplaats Zierikzee. 2° dat aan den bij besluit der gedep. staten van heden no. 14abenoemden provincialen veearts 3e klasse M. Lucieer, aangewezen wordt als standplaats de gemeente IJzendijke en als dienstkring die ge meente henevens SchoondijkeWaterlandkerkje, BiervlietHoofdplaat en Breskens terwijl het besluit van 7 April jl. no. 117, (pro vinciaal blad no. 36, voorloopige opdracht aan den prov. veearts M. Luteijn Mazure van den laatstgenoemden dienstkring) tevens wordt inge trokken. De gemeenteraad van Vlissingen zal Zater dag 29 dezer, des namiddags te 1 uur, eene open bare zitting houden ter behandeling der volgende zaken1. Installatie van het nieuw verkozen raads lid den heer F. Wibaut. 2. Dubbeltal voor het college van zetters wegens periodieke aftreding van de heeren H. Schoonis en P. G. de Vey Mest- dagh. 3. Benoeming van een assistent-leeraar voor de burger-avondschool. 4. Verzoek van H. C. Mes om een brandgang in eigendom te bekomen. 5. Voorstel tot wijziging van art. 33 der verorde ning op het bouwen en sloopen. 6. Adres van J. P. Dutilh om grond in bruikleen aan den Prins Hendrikweg. - 7. Idem van Quaars om idem 8. Brief van den hoofdonderwijzer Sitsen over de meerdere uitgaaf van brandstoffen. 9. Mede dee ling der ingekomen gemeenteverslagen. 10. Idem goedkeuring door gedep. staten van het reglement van plaatselijke politie. 11. Idem wijziging van het hoofd of opschrift van het reglement op de hooge zeevloeden. 12. Mededeeling goedkeuring wijzi ging der jaarwedden van onderwijzers enz. t

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1