N°. 170, 119e Jaargang. 1876. 20 Juli. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen, Prijs per 3/m, franco f 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz,: van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 19 Jul ï:,ï3X7XXJxJEi,onsr„ I s o I a Bella, In de jongste discussiën der provinciale staten van Zeeland heeft het lager onderwijs eene kleine, doch niet onbeteekenende plaats ingenomenZondert men de jaarlijks terugkeerende gedachtenwisse- ling uit over het al of niet verstrekken eener subsidie voor het geven van landbouw-onderwijsalsmede de gewone beschikkingen omtrent verzoeken van gemeenten om, op grond van artikel 36 der wet op het lager onderwijs, van staatswege subsidie te mogen ontvangendan is alleen op den laat- sten dag der zitting een kort woord over dit be langrijk onderwerp gesproken. De heer de Jonge, afgevaardigde uit Zierikzee en vertegenwoordiger van Middelburg ter tweede kamer, verklaarde zich tegen de voortduring der sedert eenige jaren verstrekt wordende provinciale bijdrage van 2000„ter bevordering en aanmoe diging van het- schoolgaan en het meer getrouw schoolbezoek." De hulpwelke uit de openbare fondsen aan de gemeenten verstrekt mag worden tot tegemoet koming in de kosten van haar onderwijs, is naar het gevoelen van dien afgevaardigde omschreven in art. 36 der wet van 1857. Subsidiën daar buiten vallendezijn dus onwettig. Bovendien achtte hij het nuttig gevolg dezer uitgaaf twijfelachtig. De quaestie der wettigheid werd door geen der andere sprekers aangeroerd, waarschijnlijk dewijl dit punt op de zitting in 1869 reeds op afdoende wijze besproken is. Maar de nuttigheid der sub sidie vond ook bij andere sprekers bestrijding. Warme vrienden van het openbaar onderwijs be vonden zich onder hen. „Wie mij niet onder de groote voorstanders van het openbaar lager onder wijs mocht rekenen, zeide de heer Moolenburgh, zou zich vergissen." Niettemin verklaarde hij zich tegen de subsidie, welke hij in vroeger jaren met overtuiging verdedigd had, omdat hij, op grond zijner ingewonnen informatiënvan gevoelen was geworden dat de kleine geschenken ge tuigschriften enz., die voor het getrouw school bezoek gegeven wordenop den duur door de ouders niet genoegzaam op prijs gesteld wor den. Hij meende daarom dat het geld nuttiger besteed kon worden. Met diezelfde redenen ver- eenigden zich de heeren Vis en Bybau, hoezeer zich overigens mede scharende onder de warme voorstanders van het openbaar onderwijs. Deze bezwaren bleven echter niet zonder tegen spraak. Niet naar hetgeen rechtstreeks met die f 2000 wordt uitgerichtbetoogden de heeren Schorer, Fransen van de Putte en Collot d'Es- Naar het Duitsch van Arthur Staht. Vervolg.) Twee prachtige witte stieren trokken dien wagen voorten de vergulde spitsen hunner horens giinsterden tusschen de wijnranken waarmede hunne breede koppen omwonden waren. Een zwartharige knaap bestuurde hen behendig met een langen stok. Daarop volgde een schare van wijngaardeniersters, kransen dragende van wijngaardblaêren, die door vlochten waren met druiventrossen. Hare zwarte oogen glinsterden van levenslust. Twee der schoon- sten hielden toezicht op een kleinen vergulden wagen, door vier witte geiten getrokken. Op een purperen kussen zat daarin een aardig, schoon knaapje van zes jaar, dat met vastheid de teugels voerde. Het kind was gekleed met een kort rokje van purper- roode zijde, en zijne voeten rustten op een prachtig tijgervel, dat over de randen van den wagen heen ging. Het was Hyppolitus, het zoontje van Lady Stuart, die hier als Bacchus den stoet aanvoerde, omgeven door een zwerm knaapjes van allerlei leeftijd, allen vol van de uitgelatenste vreugde. Tot aan de knieën waren hunne beenen donkerrood curymoet men het nut der subsidie beoor- deelenmaar vooral „als eene kernwaardoor in vereeniging met de bijdragen van gemeentebe sturen en particulieren, het schoolverzuim, die kanker der maatschappij, met vrucht wordt tegengegaan", vooral als zoodanig verdient de provinciale subsidie waardeering en moet zij be houden blijven. In deze woorden van den heer Schorer ligt, meenen wij, het zwaartepunt der discussie. De subsidie heeft vooral waarde als een blijk van belangstelling dat, van het provinciaal bestuur en de provinciale vertegenwoordiging uitgaande, be langstelling en aanmoediging in het leven roept en prikkelt bij gemeentebesturen, vereenigingen en particulieren. Trekt de provincie hare hand van de zaak af, dan is het te vreezen dat ook de werk zaamheid van anderen zal verflauwen en dat de schoolfeesten en andere belooningen, die onbetwist baar een nuttigen indruk op ouders en kinderen teweeg brengen, zeldzamer zullen worden en einde lijk zullen ophouden. Op ongezochte wijze werd door een der bestrij ders van de subsidie de juistheid in het licht gesteld dezer stelling: de waardéering van de zijde der gewestelijke of gemeentelijke autoriteiten bevordert de waardeering en belangstelling van de zijde der ouders. De heer Snijder verhaalde, als een bewijs dat de ouders niet veel aan de belooningen voor het getrouw schoolbezoek hech ten dat hijin eene der gemeenten waarvan hij het hoofd iseen getuigschrift voor getrouw schoolbezoekkort na de uitreikingin stukken gescheurd op straat had zien liggen. Wat bleek nu in den loop der discussie Dat Yoere en Vrouwepolderde beide gemeenten waarvan de heer Snijder burgemeester isnage noeg de eenige gemeenten op Walcheren zijn die voor hun aandeel in de provinciale bijdrage bedankt hebben. Zou het gewaagd zijn te veronderstellen dat tusschen de gebleken onverschilligheid der beide gemeentebesturen en de door den heer Snij der opgemerkte minachting der ouders voor de getuigschrifteneenig indirect verband, als van oorzaak en gevolgzal liggen De stemming over den begrootingspost toonde dat de gedeputeerde staten met recht gemeend hadden„dat hun denkbeelden door verreweg het grootste gedeelte der vergadering gedeeld werden". De subsidie werd met 32 tegen 9 stem men goedgekeurd. Onder de tegenstemmende leden bevonden zich ook de drie, die hunne sympathie voor het openbaar onderwijs speciaal hadden uitgesproken, niettegen staande zij zich met deze manier om het te be vorderen niet konden vereenigen. Tegenstanders van dat onderwijs kunnen er dus, op zijn hoogst, gekleurd van het druivensap, waarin zij gewaad hadden, want dat is in de oogen des volks een onmisbaar bestanddeel van een dergelijk feest. Komieke tooneelen mochten ook niet ontbreken. Achter den knaap op zijn gouden zegewagen volgde een kleine ezel, die van den neus tot op het hoofd met rozen bedekt was, terwijl twee reusachtige druiventrossen afhingen van zijne lange ooren, tusschen welke granaatappelen geplaatst waren. Aan beide zijden torschte het dier fraai gevlochten manden, waarin op wijngaardbladeren de beide jongste kinderen eener wijngaardenierster lagen. Een onoverzienbare, vroolijke volksmenigte maakte het einde uit van den stoet. De trein bevond zich thans op de hoogte der villa, van wier balkon Lady Stuart met hare gasten den stoet wilde zien voorbijtrekken, voordat die door het wijdgeopende poorthek den tuin binnen trok. Te gelijkertijd kwam het paard van den vreemde bij den trein. Nauwelijks kreeg de kleine Hyp politus hem in-het oog, of hij zou door de uit barsting zijner kinderlijke blijdschap bijna een ongeluk veroorzaakt hebben. Terwijl hij in den wagen opstond om den ruiter iets toe te roepen, liet hij de leidsels der dartele geiten los, die da delijk bare natuur volgden en capriolen begonnen te maken. Het paard werd van hunne sprongen schuw en begon te steigeren, juist toen het voor den grooten wagen was gekomen. Een der reus achtige stieren schrikte er van en maakte zich tot een Btoot met de hoorns gereed, die zonder onder de leden der provinciale staten, zes gevonden worden. Die algemeehe sympathie doet ons voor de toeKêmst van het openbaar onderwijs in onze provincie het beste hopen. Met grond toch mag men verwachten dat deze welwillende gezindheid zich zal doen kennen op nog andere wijze dan door het ondersteunen der matige jaarlijksche provinciale subsidie; dat men het niet^laten zal bij yóorstemmen, bij het uitspreken van meer of minder warme verdedigingen dier subsidie; maar dat de leden der staten, ieder in hunne be trekking, krachtig het hunne zullen aanwenden om het openbaar onderwijs in hunne omgeving te doen bloeien en te verbeteren. Naar wij vernemen hebben van de acht door den ge meenteraad alhier benoemde leden der nieuwe plaat selijke schoolcommissie slechts drie hunne be noeming aangenomen. Zijn onze inlichtingen juist, dan bekleeden deze alle drie gemeentelijke betrek kingen. Ofschoon de tusschen deze heeren en het ge meentebestuur bestaande betrekking niet noodzake lijk van dienaardis, dat daaraan een billijk bezwaar tegen hun lidmaatschap van de plaatselijke school commissie zou kunnen ontleend worden, blijft het niettemin in het belang van het onderwijs wen- schelijk dat de schoolcommissie, welke in de plaats der afgetredene zal komen, tegenover den gemeen teraad eene volkomen onafhankelijke positie inneme. Vrijdag den 21en dezer zal in het schuttershof „de Edele Handboog" alhier een feestconcert gegeven worden door het muziekkorps der stede lijke schutterij onder leiding van den heer de Jong, ter viering van het 25jarig bestaan der zomereon- certen, die bij voortduring aan stadgenooten en vreemdelingen zooveel genoegen verschaffen en van alle feestvieringen in onze stad een werk zaam deel uitmaken. Op het ons toegezonden, keurig uitgevoerd feest programma vindt men de voornaamste gebeurtenis sen vermeld, die het leven der zomerconcerten kenmerkten, sedert ze den 21™ Juli 1852 met slechts 70 deelnemers geopend worden. Zes jaren later had de inwijding van den nieuwen muziektem pel, het gemeenschappelijk werk der heeren Grauss, gemeente-bouwmeester, Ceulen en van Emden, plaats. In hetzelfde jaar werd door eenige jonge dames aan de vereeniging eene banier geschonken. In 1872 werd de nieuwe groote zaal, naar het ont werp van den heer C. L. van Sorge, gebouwd. En in 1876 vieren de concerten haar zilveren feest. Moge dat goed van stapel loopen en een druk bezoek ondervinden! twijfel het edele dier doodelijk gekwetst zou heb ben, ware niet op hetzelfde oogenblik van het balkon een doek met zulk eene zekere hand naar beneden en over den kop van den stier geworpen, dat deze niet meer zien kon en zijn doel uit het oog verloor. De ruiter rukte het paard terug, keek op en wilde zijn dank betuigen, maar de dame was reeds verdwenen en verscheen onder de kolonnade, juist toen hij uit den zadel was gesprongen. Zij trad naar buiten en tilde Hyppolitus uit den wagen, dien de onrustige geiten nog altijd her- en derwaarts trokken; op de korte, krachtige wijze, die haar eigen scheen, nam zij het knaapje op en eerst toen zij dit aan hare hand en den vreemdeling aan hare zijde had, nam haar gelaat weêr de vorige uitdrukking aan. Zij scheen door het kleine ongeval het genoegen niet te laten verstoren, dat dit feest haar verschafte, maar trad aan den rand van het balkon, en wenkte met een blik den aangekomen cavalier aan hare zijde. „Cesaresprak zij. Hij nam hare hand, die hij kuste, alsof hij ver giffenis te vragen had. „Strega Een lachje verscheen op haar gelaat, toen zij zich met dien naam hoorde aanspreken, een lachje zoo meêsleepend en betooverend, zoo schalksch en bedwelmend, datdegeen, die het zag, de macht begreep die zij moest uitoefenen. Maar het verdreef de zware schaduw niet van zijn voorhoofd, en haar blik, eerst zegevierend en Onder begunstiging van heerlijk weder had gisteren een rijtoer plaats door de leerlingen van de le en 2e klassen der scholen voor min-en onver- mogenden alhier (F en G), als een deel der belooning voor getrouw schoolbezoek in het jaar 1875. Wij zeggen een deel der belooning, omdat behalve de rijtoer door genoemde klassen, aan de leerlin gen der volgende klassen van school F boekge schenken en aan die van alle klassen van school G spaarbankboekjes en geldprijzen gegeven wor den welke later zullen worden uitgereikt. De kosten van een en ander worden, zooals men weet, bestreden uit bijdragen van particulierenuit een deel der toelage uit de provinciale fondsen en uit eene bijdrage van het gemeentebestuur. Niettegenstaande alleen zij deel aan den tocht mochten nemen, die slechts vijf of minder dan vijf keeren willekeurig de school verzuimden, namen 138 leerlingen met hunne onderwijzers in een tiental rijtuigen plaats. Te ongeveer 1 uur nam de rit een aanvang en ging over Serooskerke en Yrouwepolder naar de Oranjezon. Na aldaar op krentebrood en bier onthaald te zijn, deden de kinderen een tocht naar het duin en het strand, waar zij zich uitstekend vermaakten. Na hun terugkeer op de Oranjezon ontvingen zij ander maal eenige verversching, en deden zij, na kort verwijl, onder veel gejuich en gejoel eene wande ling door de lanen tot op den straatweg. De rij tuigen reden achteraan, zoodat de vermoeiden, wier getal echter niet groot bleek te zijn, daarin plaats konden nemen. Toen de straatweg was bereikt bestegen allen weder de wagens en werd de rjjtoer voortgezet over Oostkapelle naar Domburg. Op eene weide aldaar, door den eigenaar daartoe welwillend af gestaan, zetten de kinderen zich in groepjes ver deeld onder afzonderlijk toezicht, op het gras neder, waar hun koekjes en bier werden verstrekt. Na daardoor weder versterkt te zijn begonnen zij met nieuwen moed te spelen en te springen, alsof zij voor geen vermoeidheid vatbaar waren. Op die wijze snelde spoedig weder een uur voorbij en begaf men zich, twee aan twee geschaard, door het dorp Domburg langs het paviljoen naar het strand, waar allen zich weder naar hartelust vermaakten. Te 9 uren werd de terugreis aanvaard langs den Noordstraatweg. Onderweg werd nu en dan nog eens gepleisterd, en te half 12 stapten allen in de meest vroolijke stemming weder af aan de school F in den Langen Delft, waar zij door ouders en bloedverwanten werden opgewacht. Alles is in de beste orde en tot aller genoegen afgeloopen. Het was in alle opzichten voor de kinderen een „heerlijk schoolfeest". zelfbewust, liet zij als mismoedig bij het raadsel van zijne ongevoeligheid zinken. Zij leunde onte vreden tegen de balustrade van het balkon, en hij bleef eene wijle zwijgend aan hare zijde staan. Menigeen zou hem, in weerwil van hare onte vredenheid, die plaats benijd hebben. Lady Stuart was nog eene jonge en opmerkelijk schoone vrouw. Zij bezat de volle, weelderige gestalte der vrouwen uit Zuid-Italië; zwarte lokken golf den over een verblindend blanken hals, waar slechts losjes een kanten shawl overheen was ge worpen. Haar kleed van rose zijde was met zwarte kant afgezet, en eene donkerroode roos prijkte in het donkere haar. Hare hand, aan wier blanke vingers brillanten schitterden, speelde met een kleinen zwarten waaier. „Gij zoudt mij bijna het genoegen van het feest bedorven hebben, Cesare," zeide zij plotseling, be sloten om tot eene verklaring te komen. „Waar zijt gij gebleven? Ik heb u mijn jockey nage zonden en hij kwam terug om te zeggen, dat gij het geheele meer rondreedt. Wat dreef u aan? En waar zijt ge geweest?" Hare oogen rustten doordringend op zijn gelaat. Hij doorstond haar blik met vastheid, maar op zijn voorhoofd vertoonde zich eene wolk en hij was merkbaar verbleekt, hetgeen bij zijn aristo cratisch uiterlijk volkomen paste, doch haar niet ontging. Zijne slanke gestalte, zijn blonde baard, zijne bijna teedere gelaatskleur stonden in een eigenaardig contrast met het vuur van zijne oogen, „Gij ziet er ontroerd uit en zult mijn feest niet

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1