N°. 167.
119e Jaargang
1876.
Maandag
17 Juli.
pETJIL;LBTO]Sr_
Hoe eenAmerikaanscli millionair
zijn geld besteedde.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Gent per regel,
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz,: van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent
voor
België
en Frankrijk: de firma Havas, Laffite G°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 15 Juli.
Nu het verslag der zomer-vergadering van de
provinciale staten van Zeeland onder de oogen
onzer lezers gebracht iskan het zijn nut hebben
op enkele punten van het aldaar verhandelde
meer in het bijzonder de aandacht te vestigen.
Men heeft vóór eenigen tijd tot de gedeputeerde
staten van Zeeland de beschuldiging gericht dat
zijin eene niet onbelangrijke zaak uitsluitend
de belangen van Middelburg voorgestaan en die5
met veronachtzaming der aanspraken van andere
Zeeuwsche gemeentenbehartigd zouden hebben.
Wij bedoelen de briefwisseling, door het gedepu
teerd college met den minister van binnenlandsche
zaken gevoerd over de bestemming van het ge
bouw vroeger in gebruik geweest bij het pro
vinciaal gerechtshof van Zeeland, en het uit die
briefwisseling voortgevloeid voorstel aan de pro
vinciale staten.
Uit de gewisselde stukken en het ter vergade
ring voorgevallene blijkt de ongegrondheid dier
beschuldiging. Gedeputeerde staten hebben niets
anders gedaan dan, gelijk ongetwijfeld het belang
der provincie medebrachtden minister de wen-
schelijkheid betoogd om, indien er, overeenkom
stig den daarvoor op de staatsbegrooting uitge
trokken postnieuwe rijkskweekscholen voor
onderwijzers in Nederland werden opgericht, eene
dier inrichtingen in Zeeland te vestigen. Zij
voegden daarbij de mededeeling, dat zoo de
regeering verlangen mocht dat in de gemeente,
waar zij zoodanige school zou vestigen, een
daartoe geschikt lokaal werd verschaft en de
keus op Zeelands hoofdstad mocht vallen, zij
bereid waren de provinciale staten in overweging
te geven om het aan de provincie toebehoorende
gebouwdat sedert 1836 in gebruik is geweest
bij het gerechtshof, voor de rijks-kweekschool
beschikbaar te stellen. Naar aanleiding van het
antwoord des ministers dat hij tot de vestiging
eener kweekschoolop de bedoelde voorwaarde,
te Middelburg niet ongezind zon wezen, en na
de zaak, op verzoek van den minister, nog nader
te hebben toegelicht, stelden gedeputeerde staten
vervolgens aan de provinciale vertegenwoordiging
voor: bedoeld gebouw, gelijk het vroeger om
niet aan de regeering in gebruik was gegeven ten
dienste van het provinciaal gerechtshof, ook thans
aan haar in gebruik af te staan ten behoeve eener
rijkskweekschool voor onderwijzers en hen te
machtigen om te dier zake eene overeenkomst met
de regeering te sluiten."
j.
Men beweert vaak dat in de republiek der
Yereenigde Staten éen koning met onbeperkt ge
zag regeert. „Koning Dollar" is zijn naam. Het
geld, zegt men, is in de nieuwe wereld alles
alleen naar de mate van hun geld worden de
mannen en de vrouwen er geschat; alleen met
geld is men iets, wordt men iets, doet men iets.
Wanneer daarmede bedoeld wordt dat nergens
ter wereld zoozeer als in Amerika de knnst ver
staan wordt om aan het geld zijne hoogste mate
van vruchtbaarheid te geven, waaruit volgt dat
misschien nergens de waarde van het geld dieper
gevoeld en nergens het bezit daarvan hartstochte
lijker nagestreefd wordt, dan hebben wij met die
uitspraak vrede. Maar op den voorgrond dient
daarbij gesteld te worden dat voor den Ameri
kaan het geld bijna nooit doel, altijd middel is.
Middel tot verhoogde, nieuwe werkzaamheid, mid
del tot de edelste en werkzaamste menschlievend-
heid, middel ook tot verhoogd levensgenot, maar
lang niet in den bekrompen zin van rusten, ge-
Op de mogelijke wenschen van andere gemeen
ten behoefden de gedeputeerde staten te minder
de aandacht der regeering te vestigendaar die
gemeenten immers volkomen bevoegd waren haro
belangen zeiven aan de regeering voor te dragen,
gelijk het gemeentebestuur en de inwoners van
Goes met dat doel dan ook reeds adressen tot
de regeering gerichtdoch hunne wenschen niet
aan de provinciale vertegenwoordiging kenbaar
gemaakt hadden. Gedeputeerde staten hadden
slechts den wenseh uit te drukken dat eene der
rijks-kweekscholen in Zeeland gevestigd mocht
worden en bij dien wenseh voegden zij de eenige
aanbiedingwelke zij bij machte waren te doen,
die van het ledig staande gebouw van het gerechts
hof te Middelburg. Dat de gemeente Goes bereid
was een deel der kostenvoor de oprichting van
een nieuw gebouw aldaar vereischt, op zich te
nemenwas aan gedeputeerde staten niet officieel
bekend en kon door hen dus ook niet aan de re
geering medegedeeld worden.
De gemeente Goes had dan ook zelve, gelijk
onbetwistbaar haar recht en haar belang was,
gezorgd dat de regeering met hare gezindheid in
dit opzicht bekend was.
In de staten-vergadering werd het voorstel om
het gebouwvroeger kosteloos voor gerechtshof
gebezigdzoo noodig ook voor kweekschool aan
het rijk in gebruik te gevenzonder eenige dis
cussie eenparig aangenomen. De beschuldiging,
te Goes uitgesproken, vond dus in den boezem
der provinciale staten geen weerklank.
Gedeputeerde staten hebben, door de wijze
waarop zij bij deze gelegenheid de belangen van
Zeeland behartigd hebben, aanspraak op de erken
telijkheid onzer geheele provincie, voor welke het
zeker niet onverschillig zal zijn dat eene inrichting
als eene rijkskweekschool voor onderwijzers in
haar midden gevestigd worde. Dat de gemeente
Middelburg door de aanwezigheid van een groot
gebouwdat voor eene kweekschool ongetwijfeld
geschikt is te maken, in het bijzonder gebaat zal
worden, is eene toevallige omstandigheid, door
welke zeker de erkentelijkheid der provincie aan het
gedeputeerd college niet verminderd kan worden.
eeniging, tot bereiking van het straks omschreven
doel, te bespreken en vast te stellen.
In eene Donderdag jl. gehouden vergadering
van het alhier bestaande comité, dat zich ten
doel stelt het verkrijgen van pensioen voor de
weduwen en weezen van burgerlijke ambtena
ren, is besloten om, naar aanleiding van het
daartoe gedaan voorstel door de commissiën te
's Hertogenbosch en te Botterdam, twee leden van
het comité af te vaardigen naar eene op den
28en Augustus a. te Utrecht te houden algemeene
vergadering, teneinde de statuten voor eene ver
nieten en toekijken, waaraan wij in de oude we
reld zulke talrijke voorbeelden aanschouwen. De
rijke Amerikaan rust nooit. Zijne verkregen
schatten hebben voor hem slechts waarde als
voortbrengers van nieuwen rijkdom. Heden millio
nair, is hij morgen, ten gevolge van ondernemin
gen die tegenvallen, of van nagejaagde hersen
schimmen, doodarm. Den moed dan maar niet
verloren en opnieuw van voren af begonnen. Na
een lang leven vol arbeid rijk geworden, ontdoet
hij zieh op zijn ouden dag van het grootste deel
zijner schatten, tot bevordering van een of ander
menschlievend of wetenschappelijk doel. Hij zelf
slaat inmiddels de hand weer aan den ploeg op een
anderen akker en tracht andermaal, tot het einde
van zijn leven, „koning dollar" aan een nieuwen
troon te helpen.
Zie hier de geschiedenis van een zeventigjarig
man, die op zijn vijftiende jaar het huis zijns
vaders, een pachter en kleine bierbrouwer in
de omstreken van New-York, ontliep met 75
cent op zak, teneinde in de wijde wereld fortuin
te zoeken. Vijf jaren later keerde hij naar zijn
vader terug, aanvaardde zelf de brouwerij, trouwde
met eene vrouw zonder geld en werkte zich lang
zamerhand op tot het hoogste droombeeld van
een Amerikaan, een rijk maneen millionair.
Met kinderen werd zijn echt niet gezegend.
Op zijn 69® jaar was, na lang nadenken, in zijn
geest een plan tot rijpheid gekomen, waarvan het
eerste denkbeeld hem aan de hand gedaan werd
door zijne nicht, Lydia Booth, die als onderwijze-
Mon schrijft ons uit Zierikzee
„In een mijner vorigen sprak ik over eene zelk-
ascli-commissie. Deze, na eene lange worsteling
in de raadsvergadering van 17 December 11. be
noemd, bestaat uit de heeren P. Labrijn en W. A.
Ochtman, met een lid van het dagelij kscn bestuur
als voorzitter. Zij is, tijd noch moeite ontziende,
ijverig aan het werk getogen, overtuigd van het
groote belang dat de gemeente bij eene zorgvul
dige exploitatie der zelkasch heeft. Zij houdt niet
alleen toezicht op het uitgraven en sorteeren, maar
op haar voorstel worden er in de laatste dagen,
in het zoogenaamd uitgegraven zelkaschterrein,
waarvan een gedeelte reeds lang aangelegd en
beplant is, door een deskundige boringen gedaan,
die zulke verrassende uitkomsten geven, dat men
de waarde der daardoor ontdekte asch reeds op
meer dan honderdduizend gulden begroot. Op
eene plaats, als uitgegraven aangewezen, is eene
aschlaag ontdekt van ruim drie ellen. Dit werpt
nu wel donkere schaduwen op het verledendie
we echter gereed zijn weg te vagen en te ver
geten, door de gegronde hoop dat het zelkaschter
rein nog lang het Zierikzeesche Californië zal
kunnen blijven.
„De leden van den raad, door wier aanhoudend
streven de commissie benoemd werd, verdienen
met de commissie den dank van alle Zierik-
zeeënaars, die hun ter gelegener tijd zeker open
lijk zal gebracht worden.
„Nog steeds vertrekken er vele werkmansgezin
nen van hier naar Zuid- en Noord-Holland, de
meesten naar Botterdam, een enkele naar Amerika,
dat zeker geen bewijs van welvaart is, al moge
-het waar zijn dat onder de vertrekkenden veel
kaf is. Het bevolkingscijfer zal dit jaar dan ook
een nog grootere vermindering aantoonen, dan het
vorige.
„Visscherij en scheepvaart buitengaats hebben
geheel opgehouden,de meekrap staat stil, andere
takken van bestaan kwijnen, zoodat Henri Havard,
bij zijne voorgenomen komst alhier, weinig leven
zal vinden, en misschien in de treurige noodzake
lijkheid komen zal, om ons op te nemen onder
les villes mortes de V Escaut.1'
Omtrent het wetsontwerp tot droogmaking der
Zuiderzee schrijft men uit 'sGravenhage aan
het Utr. Dagblad het volgende:
„Eene Fransche maatschappij heeft zieh in de
laatste maanden met deze aangelegenheid bezig
gehouden en onderzoekingen gedaan; een zeer ge
acht ingenieur, die een eerste rol gespeeld heeft
res haar brood moest verdienen. Wat dat plan
was, waartoe hij begon met meer dan 400,000
dollars (ruim een millioen gulden) beschikbaar te
stellen, weten wij niet beter te beschrijven dan
met de eigen woorden, welke hij tot de commissie
richtte, die hij voor de verwezenlijking zijner
denkbeelden uitgekozen had:
„Daar het God behaagd heeft, schreef hij,
mij geen afstammelingen te schenken om mijne
bezittingen te ervenis het langen tijd een wenseh
van mij geweest omna behoorlijk voor mijne
bloedverwanten gezorgd te hebben die eenige aan
spraak op mijne erfenis kunnen maken, op eene
wijze over mijne rijkdommen te beschikken, waar
door ik het meeste tot eer van God en tot het
welzijn mijner medemenschen werkzaam zou kun
nen zijn. Verschillende plannen, waarover ik
vroeger gunstig gedacht heb, zijn door mij ach
tereenvolgens opgegeven, totdat het denkbeeld om
een instituut voor de opvoeding van jonge vrouwen
op te richten en het blijvend bestaan daarvan te
verzekeren, mij in overweging gegeven werd. De
nieuwheid, grootheid en weldadigheid van dit
denkbeeld troffen mij. Hoe langer ik er mijne
aandacht aan wijdde, hoe sterker het zich aan mij
opdrong en mij belang inboezemde.
„Het kwam mij voor dat de vrouw, die van
haar Schepper dezelfde verstandelijke vermogens
heeft verkregen als de man, hetzelfde recht bezit
als deze op verstandelijke opvoeding en ontwik
keling.
„Ik geloof dat in ieder land de moeders het
bij de Suez-doorgraving, heeft zieh hier te lande
in betrekking gesteld met verschillende personen
en ten slotte is men met de vroegere combinatie
Bos Cramer-Eandwijk in verbinding gekomen.
„Middoloriryl
making door de Nederlandsche ingenieurs gemaakt.
Daarop is door 't departement van binnenlandsche
zaken een ontwerp van wet tot droogmaking der
Zuiderzee door den staat in gereedheid gebracht;
dit ontwerp moet reeds bij den raad van state
zijn geweest, en zou zonder de crisis bij de kamer
ingekomen zijn. Nu mag men verwachten, dat
het spoedig openbaar zal worden."
Bij het groot Oost-Indisch ambtenaars examen
van 19 Juni tot 14 Juli 11. te 's Gravenhage ge
houden, zijn, naar orde der eindranglijst, de vol
gende heeren toegelaten:
W. F. Engelbert van Bevervoorde, J. G. Boot,
H. B. van Thiel, M. J. A. Masthoff jr., J. H. B.
Oomen, C. W. van Oordt, S. J. M. van Geuns,
mr. W. C. Berkhout, J. P. C. Hartovelt, E. L. van
Bouveroy van Nieuwaal, H. A. van der Steenstra
ten, P. W. Hartelust, L. Ai Arends, O. van Cat-
tenburch, A. J. C. E. van Heyeop ten Ham,
F. Twiss, J. van Weelderen, H. V. baron Bentinck,
W. A. van Velthuijsen, J. G. Schot, mr. C. H.
Nieuwenhuijs, E. M. Poortman, W. van Wijk,
mr. P. Lugt, S. van Hamel, m'. H. Vreede
mr. H. J. A. Wilmar, J. J. J. van Driessche,
J. A. Pecqueur, B. E. Broers, H. Groeneveldt,
mr. S. J. Lagerweij, mr. F. G. A, Beitz, mr. W.C.
van Benthem Jutting, K. H. Schomerus, G. C.
Twijsel, mr. F. C. Vijzelaar, E. A. Klerks, J. W.
van Stenis, K. F. A. Werner.
Van de 64 candidaten zijn geslaagd 40, waar
van 12 zich tot het examen hadden voorbereid te
Leiden, terwijl de 28 anderen hun studiën te Delft
volbrachten.
Van de 13 meesters in de rechten, die het
examen aflegden, slaagden in het geheel 9. Deze
worden allen geplaatst.
De andere candidaten erlangen slechts een be
schikbaarstelling aan den gouverneur-generaal van
Ned.-Indië, voor zoover de 16 eerste nommers op
de eind-ranglijst betreft.
Op de tweede en laatste algemeene vergadering
der Maatschappij tot bevordering der nijverheid
werd aangenomen de volgende motie, welke door
de beide oud-ministers van financiën, de heeren
Vrolik en van Delden in de 3e afdeeling verde
digd werd:
Dat volgens het gevoelen der Maatschappij het
meest gereede middel om de daling van den
zilverprijs te stuiten daarin bestaat, dat alle
karakter der inwoners vormendaardoor op 's lands
instellingen een grooten invloed uitoefénen en de
lotgevallen des lands in hare handen hebben.
„Onmiddellijk op den invloed der moeder volgt
die der onderwijzeres, wier werkzaamheid bestaat
in het opleiden van jonge kinderenop een leef
tijd waarin hunne indrukken het meest levendig
en blijvend zijn.
„Ook kwam het mij voor dat indien de vrouwen
behoorlijk werden opgeleid, het mogelijk zoude
zijn haar eenige wegen te openen tot nuttige en
eervolle werkzaamheidvolkomen in overeenstem
ming met de zachtheid en zedigheid harer sekse.
„Het bleek mij verder dat er zoo min in ons
land als in eenig ander deel der wereldzoo ver
bekend is, eene enkele, in alle opzichten voldoend
toegeruste inrichting bestaat voor de opvoeding
van vrouwen.
„Daarommijne heerendoor deze en soortge
lijke overwegingen geleiden na gedurende eene
reeks van jaren mijne beste krachten besteed te
hebben aan onderzoekingen op het onderwerp be
trekkelijk, na behoorlijk de bezwaren te hebben
overwogen die er tegen kunnen worden ingebracht
en de redenen welke er vóór pleiten, nadat mijn
denkbeeld de warmste aanbeveling heeft onder
vonden van een aantal beroemde letterkundigen
en praetische opvoedkundigenalsmede de een
stemmige goedkeuring van de dagbladpers, ben
ik tot het besluit gekomen dat de op- en inrich
ting van eeD instituut voor de opleiding van jonge
vrouwen een werk is, dat mijn hoogste streven