N°. 165, 119e Jaargang. 1876. Vrijdag 14 Juli. Dit blad verschijnt dagelijks., met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Bij deze courant behooren drie bijvoegsels. Middelburg, 13 Juli. FIESUIILILE'rOIISr. 20. De schilder Baardman. „Die met zijn baard?" Benoemingen en besluiten, Door burgemeester en wethouders van Middel burg wordt het volgende bekend gemaakt. Gemeente-Politie. Herkeuring ran rij- en -voertuigen. De burgemeester en wethouders van Middelburg, gezien 't rapport van den commissaris van politie van heden; gelet op art. 91 der verordening van alge- meene plaatselijke politie; maken bekend: dat voor die rij- en voertuigen of sleden en daartoe behoorende paardentuigenwelke bij de onlangs plaats gehad hebbende schouwing niet zijn geschouwd, ten overstaan van den commis saris van politie een herkeuring zal plaats hebben op Woensdag den 19en Juli a. Middelburg, den 7™ Juli 1876. De burgemeester en wethouders voornoemd, (Get.) SCHORER. De secretaris, (Get.) G. N. DE STOPPELAAR. In den toestand van het drogo dok alhier is heden geen verandering gekomen. Men is bezig, door middel van duikingen onder water, te trach ten de afsluiting tusschen het voor- en achterdok meer afdoende te maken. Omtrent de oorzaken van de gisteren plaats gegrepene doorbraak ver keert men nog steeds in het onzekere. Nieuwe grondafschnivingen hebben niet plaats gehad. De commissie voor het afnemen alhier van de examens van leerling-apotheker heeft in hare zitting van den 13™ Juli 1876 aan vier candidaten eene akte van bevoegdheid uitgereikt, zijndede heeren J. de Greeff, van WaalwijkTh. J. Ovaa, van MiddelburgP. P. Baartvan Groede K. M. B. Hubert Slanghen, van Guepen. Het examen wordt voortgezet. Gisteren morgen vertrok van Zierikzee Z'. M«. monitor Tijger, die den vorigen namiddag in de haven gekomen was, naar de reede, om zich te vereenigen met de Heiligerlee en de Adder, die in de nabijheid der gemeente Burgh tot October a. ernst-exercitiën zullen houden. De schijf is ge plaatst op de Neeltjes-Jan-Roggenplaat. Aan sommige bladen wordt medegedeeld dat het door het ministerie gedaan verzoek om ontslag Naar het Duitsch van August Becker. Vervólg.) „Vast! vast!" antwoordde de predikant. „Mijn ambt brengt het meê er aan te gelooven, Brandt! Maar over het hoe en waar en wanneer moet gij mij niets op het geweten afvragen; evenmin als gij denken moet dat gij in den hemel zult rond wandelen met een vollen buidel, zooals op de Lippenwaldsche markt, of dat ge misschien van watermolenaar nog tot stoommolenaar zult op klimmen, terwijl ge ook niet bang behoeft te wezen dat ge in den hemel op een windmolen zult gezet worden. Want het zal daar gansch anders zijn dan wij ons als menschen vermogen voor te stellen. Slechts op éene zaak hebben wij te letten, name lijk dat wij ons aardsche leven niet verbitteren door stijfhoofdigheid of eigenwaan, dat wij het door liefde verzoeten en dat wij het veraangena men door de kunst, wier jongeren hunne goddelijke zending het meest toonen door den hoogsten geest na te streven en, gelijk deze, te scheppen en te vormen wat duurzaam verblijdt en verheft, zooals onze schilder ook doet." door Z. M. den koning geweigerd is. Volgens het Vaderland zou die weigering reeds eergisteren hebben plaats gehad. Het Handelsblad het Haagsche Dagbladhet Nieuws v. d. Dag en andere bladen melden hier omtrent niets. Zie de rubriek Telegrafische be richten). Z. M. de koning, van het Loo te 's Graven- hage teruggekeerd zijndeheeft gisteren te een uur in het Oranjehotel een bezoek gebracht aan den kroonprins en de kroonprinses van Duitseh- land. De koning werd aan den ingang van het hotel door den kroonprins en zijne adjudanten ontvangen. Des namiddags bracht de prins aan Z. M. den koning een tegenbezoek. Te Mariënbad in Bobemen is gisteren in 72jari- gen ouderdom overleden de heer O. G. Heldring, van 1827 tot 1867 predikant te Hemmen, alwaar zijn stoffelijk overschot ter aarde besteld zal wor den. Als stichter van het Asyl Steenheek en van het gesticht Bethel, aan welke inrichtingen hij, zoolang zijne gezondheid het hem veroorloofde, zijne krachten wijdde, bekleedde de heer Heldring eene eervolle plaats in de rijen der Nederlandsche liefdadigheid. De prov. staten van Overijsel hebben aan het krankzinnigengesticht te Deventer een subsidie van ƒ100,000 verleend en goedgekeurd de voor gestelde kanaallijn AlmeloNordhorn, te ontwerpen overeenkomstig het rapport van den hoofdingenieur. Door prov. staten van Utrecht is gekozen als lid van gedeputeerde staten, ter vervanging van jh<\ m'. P. de Beaufort, de heer mf. H. G. Römer, die zich tot aanvaarding van het mandaat bereid heeft verklaard. Op de algemeene vergadering der maatschappij tot bevordering der nijverheid, te Deventer, werd eergisteren verder aangenomen het voorstel om 'ƒ3000 te bestemmen voor de luisterrijke viering, in het volgende jaar, van het eeuwfeest der maat schappij het voorstel om ƒ1000 bij te dragen tot de oprichting van een museum van kunst-nij verheid het voorstel om jaarlijks eenige medail les ter beschikking van sommige departementen te stellen om toegekend te worden aan verdien stelijke werklieden, van welk besluit, dat voor- loopig slechts in beginsel werd aangenomen, de uitvoering op eene volgende vergadering geregeld zal worden. Verworpen werden verschillende voorstelleno. a. dat van de departementen Goes en Utrecht om aan de ambachtsscholen in die ge meenten jaarlijks een subsidie van ƒ500 toe te „Deze juist is een dergenen, die dat vermogen. Daarom zal hij ock nog veel roem inoogsten." „Och dominé, wat helpt de roem als de zak leêg is?" merkte de molenaar aan, terwijl hij in zijn eigen zak een hand vol daalders opnam en liet neêrrammelen, tot klinkend bewijs dat die gevuld was. „Als onze schilder enkel om geld en niet om den wil der kunst wil werken", antwoordde de predikant met vuur, „dan kan hij de bezittingen van u allen wel koopen. Wees verzekerd, dat hij goed leven kan. En als hij u de eer doet uw schoonzoon te willen worden, kunt ge overtuigd zijn, dat hij om uw Riekje en niet om uw geld komt." „Ja wel," zei de molenaar, „ik zal er wel voor zorgen dat hij mijn geld niet krijgt en mijn Riekje ook niet." „En toch zou het u genoegen doen te hooren, hoe geëerd uwe dochter, die ge toch als eene dame hebt laten opvoeden, als echtgenoote van den schilder zou zijn en hoe zij in de beste en voor naamste gezelschappen zou komen. Denk eens hoe haar hartje zou kloppen als bijv. onze kroon prins of zelfs de kroonprinses zich in hare tegen woordigheid met haar man onderhield." „Hm!" zei de molenaar, met een schouderopha len, 'tgeen bewees dat de voorstellingen van den dominé nog geen bijzonderen indruk op hem had den gemaakt. „Ik zou denken, dat men toch in tegenwoordigheid van zulke hooge personages zoo'n baard niet zou mogen dragen." kennen. Het bestuur bestreed het voorstel op grond van de financieele bezwaren, die met het ovv op "de kosten van het aanstaande eeuwfeest, zooveel te meer in aanmerking moeten worden genomen. Op de uitgeschreven prijsvraag betreffende eene verzameling vezelstoffen uit Ned.-Indië was éene inzending ontvangen aan welke de kleine gouden medaille werd toegekend. Inzender daarvan bleek, bij opening van het naambriefje, te zijn de heer H. J. van Swieten, te Tengol (residentie Eedirie, Java.) Gisteren werd in de derde atdeeling de munt- quaestie besproken door twee oud-ministers van financiën de heeren Vrolik en van Delden, die beide voor de invoering van den gouden standaard in de overzeesche bezittingen adviseerden. In de tweede afdeeling werden proeven met het hardglas van de firma Jeekel genomen. ministerieele departementen. Benoemd bij ,het departement van justitie: tot referendaris, jhr.mr. G. J. Th. Beelaerts van Blokland; tot hoofdcom mies, mr. H. H. Piepers, beiden thans commies; tot adjunct-commies L. E. Maritz, W. Oosterland en D. J. J. Reyndersthans eerste klerken; allen bij gemeld departement. onderscheidingen. Benoemd tot ridder der orde van den Nederlandschen leeuw, mr. C. G. Bijle- veld, rechter in de arrondissements-rechthank te Arnhem. middelbaar onderwijs. Vergunning verleend aan mejuffrouw R. Leuenberger, geboren te Aarberg (Zwitserland), om hier te lande middelbaar onder wijs te geven. architecten. Benoemd tot architect van de nieuwe museumgebouwen te Amsterdam P. J. H. Cuypers, architect aldaar. leger. Bepaald dat de ouderdom in rang voor bevordering en de rangschikking van de 2e luite nants der artillerie en der genie, die bij de appli- catieschool de toegepaste studiën voor het wapen, waartoe zij behooren, hebben voortgezet, en onlangs het gevorderd examen hebben afgelegd, zal reke nen van de dagteekening der koninklijke besluiten van den 28™ Juli 1875, n°. 14, 15 en 17, voor: a. den 2™ luitenant C. Hoekwater, van het le reg. vesting-artillerie5 de 2® luitenants M. Onnen en W. G. L. Versteeg, van het korps ingenieurs, mineurs en sappeurs, en c voor de 2e luitenants H. W. Scheuer, H. R. de Vries, J. Groothoff en T. C. A. Vemer, van het wapen der genie in Nederlandsch-Indiëen dat de 2e luitenants, sub 15 en lc genoemd, als zoodanig bij bun wapen „Maar, man, onze kroonprins draagt er zelf zoo een," riep de dominé ongeduldig uit. „In den oorlog," zei de onverzettelijke molenaar, „ja in den oorlog, waar het noodig is om de Deenen en Croaten en Fransehen schrik aan te jagen. Maar keert hij weer naar de kroonprin ses terug, dan scheert hij zich van te voren, zegt Hans Joehem." „Hans Jochem is een ezel." „Misschien hebt gij daarin gelijk, dominémaar in het andere heeft Hans Jochem gelijk." En daarbij dronk de molenaar zijn glas uit, terwijl de predikant aan het welgelukken zijner taak begon te twijfelen. Ik zag in, dat ik den goeden man den strijd niet langer alleen mocht laten voeren en dat ik er nu met het zware ge schut mijner eigen argumenten tusschen moest komen, zoo wij tot eene beslissing zouden geraken. De dominé wilde geen woorden meer aan zulk een verhard gemoed verspillen en vroeg dus ca tegorisch „Meester Brandt, zult ge aan het levensgeluk van uwe dochter denken en Riekje aan den schil der tot vrouw geven of niet?" „Ik?" riep de molenaar uit, met zulk een zwaren slag op de tafel dat zijn glas opsprong. „Als ik dat doe mag ded uivel mij op staanden voet ver schijnen." „Kijk, daar ben ik al!" liet zich op dit oogen- blik een hoog stemmetje hooren, afkomstig van een mannetje wiens plotselinge verschijning niet alleen den molenaar verbluft deed staan, maar ook zullen rangschikken in dezelfde volgorde, waarin hunne namen hierboven zijn vermeld. Benoemd bij het wapen der infanterie tot 2™ luitenant bij het 2e reg., de cadet W. B. E. Mans- feldtbij bet 3e reg.de cadet A. J. M. A. Ger- lachbij het 6e reg.de cadet A. W. Voorduyn; bij het 7e reg.de cadet M. Ch. van den Brande- lerallen herkomstig van de koninklijke militaire academie. Benoemd bij het wapen der cavalerie tot 2eB luitenant bij het 2e reg. huzarende cadetten H. C. P. L. Mathon en jonkheer M. W. Boreel, beiden herkomstig van de koninklijke militaire academie. Benoemd bij het wapen der artillerie tot 2™ luitenant bij het le reg. vesting-artillerie, de cadet J. J. P. Slinkersbij het le reg. vesting artillerie, de cadetten jhr. F. C. van der Does de Bye en J. N. A. baron van Wassenaer van St. Pancrasbij het 3e reg. vesting-artillerie de cadet E. Boellaard; allen herkomstig van de Kon. mil. academie. Benoemd bij het korps ingenieurs, mineurs en sappeurs tot 2™ luitenant, de cadetten R. Schef- ferW. J. A. ColthoffJ. Z. StutenC. A. Ci- kot en W. J. Rahderallen herkomstig van de Kon. mil. academie. Benoemd bij het wapen der infanterie van het leger in Nederlandsch-Indië tot 2™ luitenant de cadetten J. C. Soeters, J. C. Lindgreen en J. A. de Wolff, allen herkomstig van de Kon. mil. academie. Benoemd bij het wapen der cavalerie in West- Indië tot 2™ luitenant de cadet H. W. A. van Jeverenherkomstig van de Kon. mil. academie. Benoemd bij het wapen der genie van het leger in Nederlandsch Indië tot 2«" luitenant de cadet ten J. G. H. de VoogtJ. J. A MullerE. T. Kruythoff, M. A. J. de Haan, J. J. H. Harcke en E. B. E. Ruempol, allen herkomstig van de Kon. mil. academie. Benoemd bij het wapen der infanterie tot 2™ luitenantbij het le reg.de sergeanten C. M. A. Douglas, van het 8e reg.; F. E. R. M. baron d'Ablaing van Giessenburg, van het reg. grena diers en jagersF. A. Nieuwenhuys, van het 8° reg.; J. Reerink, van het korps; A. J. Krnyder, van het 5a reg., G. J. Feith en J. A. F. Keetell, beiden van het korpsJ. H. N. Bernelot Moens, van het 8e, en W. A. Buekers, van het 5e reg.; bij het 2e reg.: de sergeanten J. F. N. van Bunge, van het reg. grenadiers en jagers; L. G. A. H. Feber, van het 3e, C. G. Th. van Erpers- Rooijaardvan het 4e reg.; F. H. Lambert,van het korps; C. J. A. Jolles, van het 6e, J. M. J. Jonker van het 7e, en G. J. C. Yerkuyl, C. Bekker, be nevens W. Puffius, allen van het le reg.; bij het mij ten hoogste verraste. „Ah, mijnheer de do miné! Hoe gaat het op dit ondermaansche? Is werkelijk Baardman de schilder hier in de stad? De graaf zegt het gehoord te hebben en is buiten zich zeiven van blijdschap. En waar zit hij dan? Zucht hij nog altijd om zijn Riekje?" Bij die woorden stelde de nieuw aangekomene zich op eën been in balans en strekte het andere zijwaarts uit, waarbij hij te gelijk de armen uitbreidde om zijn evenwicht te behouden, en daarna begon hij weêr voor den verstomden molenaar en den goeden dominé onder onophoudelijk gebabbel heen en weêr te trippelen. „Stel het u eens voor, beste dominé, herder der kuddedie Baardman, in wiens vriendschap ik, de graaf en andere hooggeplaatste personen eene eer stellen, die schilder, reeds een onzer nitstekendste kunstenaars, met zijne schitterende toekomst, die de hand maar behoeft uit te steken aan eiken vinger om een dozijn doch ters van grondbezitters, geheimraden en bankiers te krijgen, die verheft daar op de dochter van een onbeschaafden boerenmolenaar! op een molenaars Trientje of Fientje, Piekje of Fiekje, of hoe zij heeten mag! Denk eens: een molenezel voor een schoonpapa! zoo'n meelzak vol dukaten, die meent dat hij zijn schoonzoon eene buitengewone gunst bewijst als hij aan zijne dochter een paar mud daalders meêgeeftWat zegt ge daar wel van Denkt ge dat ik hem die gekheid uit het hooid kon praten Neen, en daarom is hij boos op mij, zijn besten vriendNu loopt hij door het land rond, om

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1