BUITENLAND. State n-G e n e r a a 1. Algemeen Overzicht, Het Servische leger- Belgische brieven. Militair© pensioenen Ibij cle landmacht. De minister van oorlog heeft een wetsontwerp ingediend tot verhooging van de militaire pen sioenen bij de landmacht en de verhooging dier pensioenen wegens verblijf in militairen dienst in 's rijks overzeesche bezittingen en koloniën, het welk beoogt: 1° Verhooging der pensioenen, voor de opper en hoofdofficieren, tot op de helft van het activi teitstraktementvoor de kapiteins (ritmeesters), met 200; voor de le luitenants, met f 100 voor de 2e luitenants met 50voor de minderen, in het genot zijnde van een vast jaarlijksch traktement, tot op de helft van dat traktementen voor de minderen, dagelijksche soldij genietende, dooreen genomen, tot op een bedrag 't welk het thans bepaalde bedrag met bijna de helft overtreft. 2° Toekenning „van verhooging van pensioen voor verblijf in militairen dienst in 's rijks over zeesche bezittingen en koloniën, aan de officieren van alle rangen, f 75aan de onderofficieren f 15 en aan de korporaals en minderen /7.50 per jaar; zooals bij de wet van 1 April 1875 voor de zee macht is vastgesteld. 3° Toekenning van recht op pensioen aan de militairen beneden den rang van officier; waar tegenover hun de voor officieren reeds bestaande verplichting wordt opgelegd, om, daartoe opgeroe pen in tijden van oorlog of gevaar weder in dienst te treden; een en ander overeenkomstig hetgeen dienaangaande bij gemelde wet voor de zeemacht bepaald is. 4° Opneming in de pensioenwet van de cate gorie: hoofdopzichters van fortificatiën. 5" Intrekking der wet van 8 Juni 1864, waar bij aan de officieren van de landmachtvoor ieder jaar verblijf in militairen dienst in 's rijks overzeesche bezittingen en koloniën, op het pen sioen een toelage wordt verleend a f 25. De pensioenen der officierenover het geheel genomen, worden met ongeveer 1/7 van het tegen woordig bedrag, dat der weduwen en kinderen van officieren, voor iederen rang met f 100 ver meerderd. Yoor de manschappen beneden den rang van officier van het wapen der maréchaussée worden pensioenen, graadsgewijze, een graad hooger ge steld dan thans is bepaald. De pensioenen der militairen beneden den rang van officier worden met ruim 1/3 van het tegen woordig bedrag verbeterd, terwijl die hunner weduwen en kinderen mede iets hooger zijn voor gesteld. Ten opzichte der verhooging van pensioen, we gens verblijf in militairen dienst in 's rijks over zeesche bezittingen en koloniën, is bepaald, dat over den tijd, op die verhooging recht gevende, het eigenlijk pensioen zal worden genoten naar de reden van het thans bestaande bedrag. De voorgestelde wijzigingen zullen niet toepas selijk zijn op vóór 1 Januari 1877 vastgestelde tijdelijke pensioenen, die later opnieuw tijdelijk dan wel vosrtdurend toegestaan zullen worden, omdat anders het geval zou kunnen ontstaan, dat van twee vóór de invoering dezer wet gepensioneerde militairen de een voortdurend en de andere tijdelijk de laatste, die de minste aanspraken heeft, naderhand in het genot zou kunnen gera ken van een hooger pensioen dan de eerste geniet. De meerdere uitgaven voor de schatkist, uit dit ontwerp voortvloeiende, zullen zijn f 185,000 'sjaars, na verloop van een tien- of twaalftal jaren. Rechterlijke wetten. Reeds met een enkel woord is melding gemaakt van de strekking van het voorloopig verslag der tweede kamer over de negen wetsontwerpen tot regeling van de inrichting en het rechtsge bied der arrondissements-rechtbanken en kantonge rechten. Het hoofdbeginsel dezer voordrachten ontmoette in alle af deelingen ernstigen tegenstand. Men be twistte de stelling waarvan de minister uitging alsof deze ontwerpen een noodzakelijk gevolg moesten zijn van de bovenwet. Volgens 's minis ters verklaringen bij die wet, legde deze slechts de zedelijke verplichting op om ook voor de lagere rangen der magistratuur de bezoldigingen te ver beteren. Daartoe wilde men gaarne medewerken. Maar deze ontwerpen praejudicieeren wèl omtrent een latere rechterlijke organisatie en zij brengen wel nadeel toe aan het belang der justiciabelen. Bij de overweging van het eerste dezer beide pun ten werd betoogd dat eene doortastende verbete ring van ons rechtswezen thans behoort vooraf te gaan. De opheffing van alle gerechtshoven is daar toe noodigomdat daardoor alleen bereikbaar ware de afschaffing der drie instantiën in burger lijke zakenwelke door de algemeene rechtsover tuiging noodzakelijk wordt geacht. Voordat de rechtsmacht blijvend is geregeld kan men de res sorten en de traktementen van rechtbanken en kantongerechten niet met kennis van zaken beoor- deelen. Deze ontwerpen echter regelen niet het geen noodwendig voorziening behoeft en zij doen in de bestaande organisatie een greep zonder het land een stap nader te brengen tot beter en goed- kooper recht. Daarom achtten de bedoelde leden deze ontwerpen onaannemelijk. Wat het tweede punt betreft, toetsten een aantal andere leden den voorgedragen maatregel rechtstreeks aan het belang der justiciabelen en kwamen zij tot de slotsom, dat daaruit voor een aanzienlijk deel der bevolking een groote last, velerlei ongerief en een niet gering stoffelijk nadeel zou voortspruiten. Al gaf men toedat mogelijk hier of daar een enkele rechtbank zonder schade voor het algemeen welzijn zou kunnen worden gemistmocht toch naar dat gevoelen tot een maatregel van zoo verregaande gevolgen niet worden overgegaan dan ter wille van een groot, een algemeen erkendopenbaar belang. Maar het bestaan van zulk een belang is in de toelichtende bescheiden niet aangetoond en schijnt ook niet te bewijzen. Onjuist was 't dat sommige rechters- ambten sinecures zouden zijnwaar weinig werk is, bestaat ook juist de gewenschte gelegenheid (voor zoover een vereenvoudigde rechtspleging de processen niet vermeerdert) voor jonge rechters om zich gemakkelijk tot zelfstandige en bekwame mannen te oefenen, en daarom mag ook wel dege lijk de overweging gelden, dat zoo menige plaats door de opheffing van haar rechterlijk college haar eenig brandpunt van ontwikkeling en beschaving zal zien verdwijnen en daardoor zal gaan kwijnen en vervallen. Dat kan niet strekken tot welzijn van het gemeenschappelijk vaderland. Het belang der schatkist mag hier geen maat staf van beslissing zijn; het is bovendien luttel. Daarentegen gebood de eisch der rechtsveiligheid, dat het rechtsgebied niet te zeer worde uitgebreid. De wijze waarop het regeeringsvoorstel is uit gewerkt bevat bovendien een overtuigend argu ment tegen het voorstel zelf. Zoo heeft de minis ter ten opzichte van Tiel een bij uitstek behou dend beginsel toegepast en moest dat daaraan worden toegeschreven dat de minister het best met de eigenaardige belangen der justiciabelen in dat district bekend ishet bewees te meer, dat indien de minister met alle arrondissementen van ons vaderland zoo goed bekend ware geweest als met Tiel", de voordracht der regeering tot vermeer dering der bezoldiging van de rechterlijke ambte naren niet met een voorstel tot vermindering der zetels zou zijn gepaard gegaan. Andere leden bestreden krachtig het hoofd denkbeeld dezer voordrachten. Een ieder heeft ze als consequent uitvloeisel van de bovenwet moeten verwachten. Op zich zelve was verbete ring van de traktementen onvermijdelijk. Maar de hovenwet was erkend te zijn geweest een eerste toepassing van het beginsel om de rechterlijke macht beter te bezoldigenmet vermeerdering van werkzaamheid door gelijktijdige opheffing van sommige rechtscollegiën." Van deze woorden is de fundamenteele beweeg reden met juistheid omschreven. Evenmin als dat be ginsel, toen het op de gerechtshoven werd toegepast, een latere rechterlijke organisatie praejudiceerde, zal dit nu het geval zijn nu het voor de recht banken en kantongerechten gelden zal. Integen deel juist de inkrimping der kantongerechten en de verbetering van het personeel worden de mid delen geacht om de rechtsmacht der kantonge rechten uit te breiden. Overigens is de hoofdgrond voor de vermindering van rechtscollegiën wel degelijk van publiek belang, in zoover dat belang medebrengt, dat geen rechterlijke collegiën behou den worden, waarin de rechters schier geen bezig heden hebben, waar gebrek aan werk de kennis doet verflauwen en gemis aan arbeid de ambte naren in werkeloosheid doet vervallen of naar arbeid van geheel anderen aard omzien, die dan van het rechterlijk ambt een zeer ondergeschikte bijzaak maakt. Men lette hierbij, wat de belangen der rechtzoekenden betreft, op de versnelde ge meenschap. Verwijdering van den rechter van zijne justiciabelen is een hersenschim en voor zoo ver dit bezwaar met opzicht tot de kantongerech ten nog eenigen grond heeft, ware het te onder vangen door den kantonrechter, naar de gesteld heid van het kanton, twee zittingzetels te geven, waar hij op reglementair bepaalde dagen zitting hield voor judicieele en extra judicieele werk zaamheden. Ook tegen den vorm van de wetsontwerpen werd bezwaar gemaakt, omdat daardoor volgens som migen de vrije en onbevangen beslissing werd belemmerd. De gegevens waarnaar de minister in deze had gehandeld versterkte de meening, dat het bij de samenstelling dezer ontwerpen enkel te doen is geweest om vermindering van het aantal rechtban ken en kantongerechten, maar niet om een verbe terde rechterlijke inrichting van het geheele land. Nadere overlegging van rapporten en statistieke opgaven werd verlangd en aan het slot der alge meene beschouwingen de aandacht gevestigd op verschillende wijzigingen in andere declen onzer wetgeving, waartoe deze ontwerpen moeten leiden, als daar zijnde uitbreiding van de rechtsmacht der kantongerechten; de territoriale werkkring van vele notarissen; de verandering van de judi cieele arrondissementen voor de hypotheekbewaring. wordt vervolgd Verschillende telegrammen bevatten weder aller lei berichten omtrent de krijgsbewegingen in het schiereiland van den Balkan, maar zij zijn ook weder even tegenstrijdig als de vorige. De Serven blij ven zich de overwinning toeschrijven in eenige gevechtenwaarvan gisteren reeds sprake is ge weest, terwijl de Turksche berichten steeds mel ding maken van belangrijke verliezen door hun tegenstanders geleden. Het eenig bericht, waarop kan worden vertrouwd, is, dat alle depêches, die bij het Fransche ministerie van buitenlandsehe zakeD zijn ontvangenongunstig luiden voor den toestand der/Serven. Omtrent de neutraliteit van den Donau hebben nog voortdurend onderhandelingen plaatsdie echter alle hoop geven op een gunstig resultaat. In de Rumeensche kamer heeft de minister-presi dent een depêche uit Konstantinopel voorgelezen waarbij de Porte zich bereid heeft verklaard de neutraliteit van den Donau te eerbiedigen onder voorwaarde, dat Rumenië de vorming van gewa pende benden en den doorvoer van wapenen en munitie over zijn grondgebied zal verhinderen. De Serven hebben van hun kant beloofd het eiland Adakale, dat door Rumenië zal worden geproviandeerd, niet aan te vallen. Een quaestie met de Oostenrijksche regeering, tn gevolge van het schieten van Servische troepen op de Oosten rijksche stoomboot Tisza, zal in der minne worden geschikt. Oostenrijk heeft de terugroeping en straffing van den bevelvoerenden officier geëischt en aanbieding van verontschuldigingen, met verze kering dat iets dergelijks niet meer zal geschieden. De Servische regeeriug heeft beloofd aan deze eischen te voldoen. De ontmoeting tusschen keizer Frans Jozef en den czaar is bijzonder vriendschappelijk geëindigd. Het driekcizersbond is weder met een aantal kus sen tusschen deze beide vorsten verzegeldnadat keizer Wilhelm en den czaar dit eerst hebben ge daan en om nu het spel te volmaken zal nog eene ontmoeting tusschen de keizers van Oosten rijk en Duitschland plaats hebbenzoodat het vredebond in al zijn kracht wordt bevestigd. Wat het resultaat van de laatste ontmoeting zou wezen, kon men reeds bij voorbaat opmaken uit hetgeen omtrent de bedoelingen der verschillende mogend heden werd gemeld. Uit Weenen wordt thans verzekerd dat te Reichstadt door de beide keizers is besloten het beginsel van noninterventie te handhaven, met voorbehoud echter om eene over eenstemming tusschen alle Christelijke mogendhe den te bewerken voor het geval de gang van den oorlog een bepaalde beslissing noodzakelijk mocht maken. Over het geheel is men overtuigd dat het gevaar voor een oorlog buiten de Turksch- Servische grenzen als zeer verwijderd kan worden beschouwd. Het schijnt dus de bedoeling te we zen tot een Europeesch congres zijn toevlucht te nemen, ingeval eeD definitieve beslissing in de Oos- tersche quaestie noodig mocht worden. Het lot der Christenen in Turkije is voortdurend een-bron van zorg voor het Engelsche parlement. Gisteren heeft de heer Forster in het lagerhuis te dien aanzien weder eene interpellatie tot de regee ring gericht, waarop Disraeli antwoordde, dat hij tot nog toe geen bericht op zijn vraag omtrent de geruchten van wreedheden, die in Bulgarije door de Turken zouden zijn bedreven, had ontvangen. Hij hoopte dat, hoewel een opstand bijna altijd met wreedheden gepaard gaat, wat men omtrent die in Bulgarije heeft gemeld overdreven zou zijn. Aan den gezant te Konstantinopel was last gegeven, om al het mogelijke te doen tot vermindering en ver zachting van de rampen des oorlogs. De heer Forster was van oordeel, dat nu per telegraaf om antwoord moest worden gevraagd; hij achtte het wenschelijk om bij de aanstaande discussie over de Oostersche politiek der Engelsche regeering zoo volledig mogelijk te zijn ingelicht, omdat men in het buitenland verzekert, dat Engeland Turkije zedelijk ondersteunt. Daar Disraeli even te voren aan den heer Jen kins had geantwoord, dat hij hoopte in het begin der volgende week de correspondentie over de Oostersche quaestie te zullen kunnen overleggen, kon de heer Forster de onderstelling uitspreken, dat de discussie daarover spoedig aan de orde zou komen. Heden is in de Fransche kamer de discussie over het rapport van den heer Jules Ferry, betref fende de ontwerp-gemeentewet aan de orde. Zoo als men weet strekt het rapport om tot zoolang de organieke wet behoorlijk zal zijn onderzocht, en behandeld een transitoire wet aan te nemen. Deze, door de commissie voorgesteld, zou slechts uit drie artikelen bestaan. In het eerste wordt de wet van 20 Januari 1874 ingetrokken. Het tweede bepaalt, dat voorloopig de maires en hun adjuncten door en uit de leden van den gemeen teraad moeten worden verkozen, met uitzondering van die in hoofdplaatsen van departementen, arrondissementen en kantons, waarvoor zij uit de leden van den raad bij decreet van den president zullen worden benoemd. Art. 3 bepaalt, dat de gemeenteraden, die maires en adjunct-maires moeten verkiezen, daartoe binnen een maand na de afkon diging der wet moeten overgaan. Er bestaat geen twijfel meer of de kamer zal zich met dit voorstel vereenigen, waartoe door het linkercentrum defini tief is besloten. Ongetwijfeld zal dit de positie der regeering versterken, die daarentegen in den senaat waar schijnlijk weder terrein zal verliezen, tengevelge van den dood van Casimir Périer. Men onder stelt nl. dat hij als levenslang senator door een conservatief lid zal worden vervangen. Tegen Donderdag is aan de orde gesteld de discussie over het rapport der commissie van enquête naar de verkiezing van den heer de Mun. In den Golos wordt het volgende merkwaardige oordeel van een Russisch militair over het Ser vische leger medegedeeld. Het Servische leger is niet zoo goed gewapend als men denkt. De geweren zijn van verschillende stelselsiets wat tegenwoordig zeer bedenkelijk is, nu gevechten met geweervuur in den oorlog een eerste plaats innemen. De infanterie is zeker dapper, maar het ontbreekt haar aan be kwame officieren. Er zijn bij het Servische leger wel eenige Oostenrijkers en Russenmaar zij behoorden ook niet tot de keur van hun eigen legers. De cavalerie laat veel te wenschen over, en het is de vraag of zij tegen de Tscherkessen zal stand houden. Wat de artillerie betreft, deze is nog zeer jong en heeft tijd noodig om goed te worden. Onder de generaals is Zach een goed profes sor in de theorie der krijgskunsthij kan mooie plans teekenen en weet den vijand op het papier uitmuntend te verslaan, maar hij heeft nooit kruit geroken, is uit zijn aard een talmer en reeds ruim 60 jaren oud. Op dien leeftijd wordt men zonder ondervinding op het slagveld te hebben opgedaan moeielijk een Bonaparte. Generaal Tschernajeff is zeker in staat tot energieke besluiten, snelle impul- sie en koene daden; hij brandt van begeerte om Sophia, Philippopel, Adrianopel en zoo mogelijk Konstantinopel in te nemen. Maar hij vergeet blijkbaar dat de Servische Tschinganenuie on getwijfeld het beste deel van de Servische cava lerie uitmaken, geen Russische kozakken zijn en dat de Turken en Tscherkessen in het oorlog voeren meer ervaren zijn dan de Kiptschaken en Kirgizen. Kalme, onpartijdige lieden zeggen, dat de Servenindien zij zonder toestemming van de drie keizerlijke mogendheden den oorlog hebben ondernomen, geen overwinnaars kunnen zijn en den intocht in Belgrado zullen beleven. De nederlagen door de Turken in Bosnië en de Herzegowina geleden moeten worden toegeschreven aan de gesteldheid van den grond aldaar, de on bekwaamheid van de aanvoerders en het gebrek aan levensmiddelen. Het Turksche leger is ech ter geheel op den leest van de Europeesche legers geschoeid en georganiseerd. De Turken hebben aanvoerders die wat waard zijn en veel ondervin ding hebben. In de eerste plaats verdienen te worden genoemd Addul Kerim Napir Pacha, Javer Pacha, die het bevel voert aan de oostelijke gren zen en Mustapha Dschemel Pachahet hoofd van den genevalen staf van Mukhtar Pacha, een Pool van geboorte. Op de bekwaamheid en ondervinding van deze drie mannen kan Turkije gerust ver trouwen. Slechts dan wanneer alle Slavische stam men in Turkije gelijktijdig tegen Turkije ten strijde trekken en dit door de groote mogendheden geheel aan zijn lot wordt overgelaten, kan Servië op de overwinning hopen. Brussel, 10 Juli. Nu onze hooge gast, de Duitsche kroonprins, ons weder verlaten heeft, na zijn voorgenomen uit stapje naar het slagveld van Waterloo volbracht te hebben, wil ik een paar bijzonderheden omtrent zijn verblijf mededeelen, die hier nogal de aan- - dacht getrokken hebben. Men beweert dat de prins den tocht naar Waterloo gedaan heeft tegen den raad van sommige personen zijner omgeving, die vreesden dat men in dit uit stapje weder eene politieke beteekenis zou zoeken. De prins heeft echter, naar mijn inzien zeer wijse lijk, de lieden laten praten en geoordeeld dat het hem, zoo goed als ieder ander, geoorloofd was zijne historische herinneringen door het bezoeken van een merkwaardig oord als Waterloo eens te verlevendigen. Dat overigens de Duitsche troonopvolger alles doet om te toonen dat geen gevoelens van wrok of nationalen haat hem bezielen, blijkt o.a. daaruit dat hij, bij zijn bezoek aan de tentoonstelling van reddingsmiddelen enz., de Fransche exposanten in 't bijzonder heeft doen kennis dragen van het uur zijner komst, alsmede dat het hem een groot ge noegen zou zijn met het door hen tentoongestelde kennis te maken. De Fransche heeren waren dan ook, behoorlijk in zwarten rok en witte das, op hun post, wat met de vertegenwoordigers der andere natiën niet het geval was. Bij datzelfde bezoek had een voorval plaats, dat reeds door andere bladen gemeld is. In de Duitsche afdeeling maakte iemand den prins op merkzaam op verschillende modellen van veldhos pitalen en andere middelen tot verzachting van het lot der gekwetsten. „Van dit alles heb ik helaas maar al te veel gezien, antwoordde de overwinnaar van Wörth, terwijl een wolk van somberheid hom over het gelaat ging, „ik geef nu de voorkeur aan het bezichtigen van de werken des vredes." Door onzen koning begeleid, doorwandelde de prins al de zalen der tentoonstelling. In eene daarvan bevonden zich ook de heer en mevrouw Frère-Orban. Zoodra de koning den oud-minister

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 3