Benoemingen en besluiten, 0 n d e r w ij s. Landbouw. Mari ne en leger, geregeld yaren tusschen beide genoemde landen en langs dit kanaal passeeren: Rijn en Schelde IV, kapt. K. Storm 13838 cent. Mulvany I, O. Simmerman, 11958 Batavier II, G. Koekoek, 9673 Johanna Hendrika, W.Jansen, 11252 PerséveranceP. Kern, 10900 Rqn en schelde III, J. M. van Dort, 13838 Schelde en Rgn, G. Verburg, 12086 Batavier I, H. Bode, 8078 Rijn en Schelde II, R. de Vries, 13038 terwijl bovendien minder geregeld in dien dienst wordt voorzien door de stoomschepen: Telegraaf VIITiibal-KainScheldeStad Am sterdam; Castor en Pollux; benevens een viertal Mainzer Beurtschepenmetende van 350 tot ruim 400 ton. De werken aan den staatsspoorweg door Bot terdam worden thans met bijzondere krachtsin spanning voortgezet, daar de aannemers de regee ring hebben beloofd zoo mogelijk hunne werken in zooverre voltooid te hebben met den aanvang van den winterdienstdat de baan althans bereid is. Op de vijf punten van overbrugging de vaste brug over de Maas, de draaibrug over de Wijn en Scheepmakershaven en de vaste bruggen over Steiger, Hofplein en Schie, vordert men goed. De Harwich-bootendie tot nu toe haar vaste ligplaats te Rotterdam hadden aan de Kadein eigendom behoorende aan de Rijnspoorwegmaat schappij vlak voor het stationzullenna de afsluiting van de Maas, haar ligplaats nemen aan de Westzijde der stadbij het Park. Voor de reizigers op Engeland is dit niet een gewenschte verandering. Een andere vraag is of zij voor de gemeente-financiën niet zeer is te verkiezen daar, naar de bekende rechterlijke uitspraak, de vaartuigenliggende aan de Rijnspoorwegkade, niet konden verplicht worden het havengeld aan de gemeente te voldoen. (Handelsblad.) Bij de provinciale staten van Friesland is ingekomen en zal heden behandeld worden een voorstel van hun medelid den heer A. Buma, strekkende om aan de regeering en de staten- generaal te kennen te geven: dat de staten van Friesland eene droogmaking der geheele Zuiderzee, of in elk geval zoover, dat hunne provincie daar door ook zal worden gebaatzeer toejuichen; dat zij echter het thans in bewerking zijnde ontwerp, waardoor alleen eene zuidelijke afsluiting Amster damEnkhuizenKampen wordt verkregen, voor hun gewest bepaald nadeeliggevaarlijk en on aannemelijk achttenomdat daardoor de zeewe ringen aan de Friesche kust eene kostbare en zeer onzekere toekomst tegemoetgaan het zee gevaar niet wordt weggenomen en de zee-afschei ding tusschen de noordelijke en zuidelijke provin ciën bestendie-r] bliift. Het programma der 99e alg-emeene vergade ring en het congres van de Nederlandsehe maatschappij ter bevordering van Nijverheid, te houden te Deventer den 10™11™12™13™ en 14™ Juli 1876bevat eene opsomming van ver schillende muziek-uitvoeringen dejeuners diners; table d' hotebal champêtre met illuminatie twee rijtoerenalsmede twee zittingen der alge- meene vergadering en twee bijeenkomsten van het congres, de eene natuurlijk dienende tot ope ning en de andere tot sluiting. De heer jhr. m'. P. de Beaufortlid der ge deputeerde staten van Utrecht heeft, na meer dan 25jarigen dienst ais zoodanigzijn ontslag en tevens als lid der provinciale staten genomen, zoo dat eene nieuwe verkiezing noodzakelijk is. „En als de vogels niet bang meer voor mij zijn „Dan kunt ge ze vangen." „Voor u?" „Voor mijn part voor u zei ven." „En als uwe duiven of kippen hier overkomen „Dan moogt ge ze ook vangen. Al wat levend is en hierheen verdwaalt is aan u vervallen, natuurlijk met uitzondering van koeien, schapen en andere viervoeters." „Natuurlijk met uitzondering van viervoeters," herhaalde ik toestemmend. „Wij spreken dus nauwkeurig af: wat levends en anders uit uw molen komt en hier op uwen grond in mijne han den valt, is het mijne. Dat is uwe bedoeling, niet waar?" „Ja, dat alles is het uwe: ge moogt het koken of braden, het rauw opeten of het levend behouden." „En zult ge u onverbrekelijk aan die overeen komst houden, zonder terug te treden of er eene andere uitlegging aan te geven?" „Hebt ge ooit gehoord, dat ik mijn woord ge broken heb?" „Hier dan! de hand er op!" zei ik, hem mijne rechterhand toereikende. Met handslag bekrachtigde hij de overeenkomst. „Ik zal u bij uw woord houden," voegde ik er nog bij. „Wij hebben het beklonken,'' antwoordde hij meesmuilend. „Morgen treedt onze afspraak in werking. Doe uw werk goed!" Daarop vertrok hij, blijkbaar zich vermakende want hij zag eenige malen met kwalijk verholen corps diplomatique. Opnieuw aan den heer Fer guson voor den tijd van vier jaren de funetiën opgedragen van consul-generaal en zaakgelastigde der Nederlanden in China, en aan hem de persoon lijke titel verleend van minister-resident. octrooien. Goedgekeurd dat door H. Overmarsj1-. ten behoeve van J. E. A. Gwynne, te Londen, afstand gedaan wordt van het octrooi op de uit vinding van een werktuig tot opvoering van water, genaamd pomprad, hetwelk aan eerstgenoemden voor tien jaren verleend is, welke termiju tot vijftien jaren is verlengd. burgemeesters. Goedgekeurd de benoeming van J. A. C. Wijnoldij, burgemeester van Yledder, tot secretaris dier gemeente. ridderorden. Benoemd tot ridder der orde van den Nederlandschen leeuw de kapt.-luit. ter zee W. F. Meijen. landmacht in n. 1. Eervol ontslag verleend uit Zr. Ms. militairen dienst met toekenning van pen sioen aan den met verlof hier te lande aanwezigen luitenant-kolonel der infanterie van het leger in Ned.-Indië A. F. Beeckman, gerekend van 1 dezer, wegens ongeschiktheid tot het gaan hervatten van den werkelijken dienst tengevolge van lichaams gebreken. De gemeenteraad van Sneek had zich tot den minister van binn. zaken gewend met de vraag: of er termen zijn omten behoeve van een te Sneek op të richten gymnasium, subsidie uit 's rijks kas te verleenen, en zoo ja, tot welk bedrag. De minister heeft geantwoord, dat die vraag niet kan beantwoord worden, voordat de kosten der nieuwe inrichting bekend zijnwaarbij dan tevens op de financieele krachten der gemeente zal zijn te letten. De minister geeft daarbij verder te kennen, dat die kosten niet met genoeg zekerheid zijn te rameD, voordat het leerplan, bedoeld bij het le lid van art. 7 der wet, bekend is. De vaststelling van het leerplan zal dus moeten worden afgewacht. Mocht de raad zich daarna, met overlegging van een behoorlijk uitgewerkt plan van inrichting der school en nauwkeurige opgave der kosten, tot de regeering wenden, dan zal de zaak in overweging kunnen komen. Door de commissie voor den in Friesland sedert een jaar gehouden cursus in de hulpweten schappen van den landbouw is aan de Friesche maatschappij van landbouw een verslag uitgebracht dat in het bijblad van de Landbouw-courant is opge nomen. Wij ontleenen daaraan het volgende: c Jla ^„'^eVacholen der provincie, door de leeraren in de natuurkunde, scheikunde en natuurlijke historie. De lessen wer den bijgewoond door hoofd- en hulponderwijzers, in den aanvang druk, later schaarscher, zoodat inde wintermaanden in 't geheel een 40tal overbleven, die van het onderwijs geregeld gebruik maakten. Die veertig vormen, naar het eenparig oordeel der leeraren, eene kern, die werkelijk vruchten van het onderwijs hebben genoten en daarop kunnen steunen. Zeker zal hun voorbeeld anderen opwekken en de commissie aarzelt dan ook niet te adviseeren om na het einde van den tweejarigen cursus op het ingeslagen pad voort te gaan. Omtrent eenige bijzondere punten zet de com missie haar gevoelen in de volgende stellingen uiteen: I. Het is niet genoeg de lessen bij te wonen, maar het is volstrekt noodigwil men daarvan werkelijk vruchten plukken, in den loop der week lachlust om) met den streek, dien hij aan den schilder uit de stad gespeeld had en waar hij zich nog jaren lang op alle markten der stad op dacht te beroemen. Want dat hij slechts den schijn aannam van mij werkelijk te houden voor den landlooper, als hoedanig hij besloten had mij te behandelen, was niet moeielijk te zien. Hij werd gedreven door de brutale begeerte van den op zijn geld hoovaardigen boer, om den stedeling, die misschien op zijne beschaving hoovaardig was, te vernederen. Hij dreef den spot opzettelijk met mij en daarom zou dit hem duur te staan komen, zooals ik hem zwoer achter den breeden rug, dien hij mij nu toekeerde. Door deze behandeling was ik ontheven van alle eonsideratiën ten aanzien van den vader van Riekje, voor zoover zij aan mijne liefde in den weg stonden. VII. Het was schoon zomerweer, toen ik aldus mijne schilderstent bij het granietblok onder de berken had opgeslagen. Des middags dineerde ik nog in mijn logement te Lippenwalde, doch tegen den avond werd mij, nauwkeurig volgens de afspraak, door den jongen een overvloedig avondmaal uit den molen gebracht met eene kruik bier, en met de boodschap er bij dat de molenaar mij smakelijk eten liet wenschen. Het ontging mij niet, dat hij er met zijn trouwen Hans Jochem het genoegen het gehoorde te overdenken, na te lezen en na te werken. Vooral de scheikundevoor bijna allen een geheel nieuw vak, was voor velen een struikelblok. II. De eigen studie werd zeer bezwaarlijk gemaakt door het gemis van geschikte leerboeken. III. Aan velen ontbreekt het Zaterdags, door het geven of ontvangen van andere lessen, aan tijd of lust om zelf nog 3 uren op de schoolban ken te zitten. IV. De groote hitte in den zomer, de najaars stormen de strenge en lange winters waren voor velen, die eene bezwaarlijke reis te doen hadden, beletselen tegen het geregeld bezoeken der lessen, en daardoor eene aanleiding eerst tot verslapping, later tot het opgeven van het volgen der lessen. Hierop maakten echter sommigen eene prijzenswaar dige uitzondering', die slechts voor enkele malen tengevolge van het allerbarste weder afwezig bleven. V. Verder bestond bij sommige onderwijzers te Leeuwarden en te Sneek de meening, dat zij wel nooit op het platte land eene plaatsing zouden zoekenen dus het examen in landbouwkunde niet behoefden te doen. Deze zagen niet in dat toch het volgen der lessen ook voor hen van groot nut zou kunnen zijn. VI. Eindelijk hebben ook de voortdurende ver plaatsingen van het hulponder wijzers personeel bij het lager onderwijsaan de lessen enkele ge schikte toehoorders onttrokken. VII. Teneinde ook in het vervolg de lessen vruchtdragend te maken is noodigeen stel goede leerboekenniet al te uitvoerigniet al te kostbaarmaar streng wetenschappelijk en bepaal delijk ingericht met het oog op het doel van den cursus. Konden zulke boeken bij het onderwijs worden gevolgd en hadden de toehoorders die in handendan konden zij zich voor de lessen voor bereiden dan hadden zij na elke les eene hand leiding tot eigen studie en overdenking van het geleerde. De Maatschappij zou een goede daad verrichten door het schrijven en uitgeven van zulke boeken uit te lokken of te helpen bevor deren. De conclusie van het verslag is dat men zich niet late ternederslaan, al beantwoorden de voor- loopig verkregen uitkomsten niet geheel aan som mige, misschien te hoog gespannen verwachtingen. De maatschappij ga met moed voort op het inge slagen spoor, in de overtuiging daarmede een nut tig werk te doen. Bij koninklijk besluit is bepaald dat art. 8 van het kon. besluit van 24 Nov. 1859 n° 69 zal wor den gelezen als volgt: „Vreemdelingen, na 1 Januari 1876 aangesteld tot officier bij het Ned.-Ind. leger, komen voor wapens of bij de militaire administratie niet in aanmerking dan nadat zij als Nederlanders zijn genaturaliseerd." Als een gevolg dezer wijziging zal voortaan niet meer van kracht zijn de bepaling, volgens welke de staat yan Nederlander voor onderofficieren een der eerste vereischten was, om voor benoeming tot 2™ luitenant bij het Indische leger in aanmerking te komen. De toelage op de soldij toegekend aan onderofficieren en mindere militairen, die met de cadetten van de koninklijke militaire academie campeeren, is bij kon. besluit van 10 op 12 cent gebracht. De minister van oorlog heeft bepaald dat de officieren van wapening bij de infanterie, die voor hunne betrekking geschikt zijn en deze met lust en ijver waarnemen, voortaan van twee tot twee en een half jaar daarin kunnen worden ge handhaafd, daar hunne verwisseling binnen korter van nam, uit de verte te bespieden hoe ik mij in mijne rol schikte. Met den jongen was Sultan de kettinghond meêgekomen, met wien ik reeds kennis had ge maakt, eene kennismaking die weldra tot innige vriendschap overging, daar hij de grootste brok ken kreeg, terwijl ik alleen van het extra-gerecht proefde, dat juffrouw Riekje had klaargemaakt, zooals de jongen mij toefluisterde. Tot zoover ging het goed. Ik was echter niet voornemens dit spel lang voort te zetten. Toen des avonds mijn tentje weêr afgebroken en naar de stad teruggezonden was, sloop ik zelf in de schemering naar den Boschmolen. Het scheen een geschikte tijd; de molenaar was mis schien reeds naar zijn slaapvertrek gegaan; Frits Lind en Hans Jochem waren nog in den molen bezig; van Riekje was echter niets te zien. Op de molenwerf was het stil. Van Sultan had ik nu weinig meer te vreezen en zoo trad ik dan vast beraden doch voorzichtig binnen en ging de ven sters Van het woonhuis voorbij. Een daarvan, het dichtst bij den ingang, stond open en er was licht in het vertrekje. Nieuwsgierig gluurde ik er in. Hoe lief en huiselijk was daar alles geordend! Dat moest Riekje's slaapkamer zijn, en nu bewoog zich daar binnen ook iemand, ging den gang dooi en kwam naar buiten, 't Was Riekje niet, maar eene der meiden. Zij verschrikte, toen zij zoo onverwacht een vreemd persoon ontmoette. „Stil!" fluisterde ik haar toe, terwijl ik haar bij den arm vatte. tijd, met het oog op de meerdere wapenke- thans van deze officieren gevorderd wordt, i. belang van het onderhoud der wapenen niet i schelijk wordt geacht. *De sociëteit „Tot nut en genoegen" rikzee gaf gisteren haar gewoon jaarlij. feest in het lokaal Parklust met omliggend terrein. Het muziekkorps van het 6e regiment infanterie uit Breda (kapelmeester P. A. Stenz) was voor het' muzikale gedeelte geëngageerden kweet zi^ch met lof van zijne taak. De matinée en soirée isérd door een zeer talrijk publiek bijgeiYO.ud. De versiering en verlichting met lampions en a gi< van het terrein en van de muziektent Vas sms vol en leverde, van den grachtweg geiilc" verrassenden aanblik op. Maar niet al' terrein was versierd, men was ook op eene versiering bedacht geweest. In het midden gracht vóór het terrein zag men op het water eene kleine bloementuin, die door fakkellicht was om geven. Dit was inderdaad iets nieuws en gaf getuigenis, dat de directie geene zorgen of moeite spaart om genoegen te verschaften. Er werd ook eene buitengewoon groote bengaalsche verlichting ontstoken, en op dit alles werd de kroon gezet iioor het prachtigste weder. Eene talrijke volksmenigte was op de been. Het feest, dat men uitmuntend geslaagd mag noemen, liep in de beste orde af. Vrouw Jut adverteert dat zij een verzoek heeft ingediend aan Z. M. den koning, om haar geslachtsnaam Jut in dien van Haffner te doen veranderen. De geul in het Amsterdamsche Noordzee kanaal wordt thans met dertien baggerwerktuigen uitgediept. Men hoopt tegen het einde dezer maand de diepte op 5.50 a 7.50 meter te hebben. De heer Jongkindt Coninck heeft den 3™ dezer zijne betrekking van directeur der maat schappij van weldadigheid aan zijn opvolger, den heer F. B. Löhnis, overgegeven. De poging van den luchtreiziger de Pauw om Woensdag met zijn nieuwen ballon weder te 's Hage op te stijgen, is weder mislukt en de op stijging daarom tot Zaterdag uitgesteld. Uit Zwolle schrijft men aan het Utr. Dagblad Onze stad is letterlijk overstroomd met parasols, marquises, entoucas of zooals men die dingen be lieft te noemen. De parapluie-koopman d. L. hield opruiming van eenige honderden zonneschermen van allerlei kleur en vorm en had de aardigheid, die Zondag en Maandag tot eiken prijs te verkoo- pen. Voor enkele centen was men klaar. Als men nu door de straten loopt, ziet men meest alle meisjes van den minderen stand, zelfs jongens zich oefenen om met zekere deftigheid te wandelen: «UU in {reen 7,nn. regen nf wi.nl, 't, is heteelfcle men oefent zich met het veelveryige scherm in de hoogte. De animo der kinderen, om zoo'n ding te hebben, was zoo groot, dat eene arme vrouw, die 10 ct. bezat, een fraai exemplaar wilde koopen voor een vijfje (25 ct.) onder conditie: contant 10 ct., 10 ct. over éen maand en de rest nog eene maand later. De koopman vond beter, om het zonnescherm maar voor de eerste storting te geven, om geen derangement in zijn boekhou ding te bezorgen. Zoo iets gebeurt wel meer! Te Esschenaan de Belgische grens, zal een speciale trein van den koning der Belgen gereed staan, om den prins met zijn gevolg naar Brussel te voeren. Op deze reis neemt de prins zijn in cognito niet aan. N. B. Ct. Te Hellevoetsluis is een garnalenvisseher die zijn makker met een mes nazat, omdat hij hem bij zijne tehuiskomst in overspel met zijne vrouw vond, gevallen, waarbij het mes hem in de knie drong en eene zware wonde toebracht. „Heer bewaar me! de schilder!" riep zij met een gedempte stem uit. „Wat komt ge hier doen?" „Waar is Riekje?" „In 't prieel." „Hoe kom ik daar Ik moet de juffrouw spre ken!" hernam ik fluisterend en drukte haar te gelijk een daalder in de hand. „Kom maar meê! Maar stil, want als de molenaar het eens hoorde En snel ging zij mij vóór door den huisgang, die van het stampen van 't molenrad trilde, tot dat zij eene tuindeur openduwde en met de hand den weg naar het prieel wees, waarop zij zelve weêr in huis terugkeerde, want reeds liet zich de stem van den molenaar hooren, die vroeg wie er over de werf in huis gekomen was. „Frits! Hans Jochem!" schreeuwde hij door de molendeur naar binnen, „is het een van u beiden geweest? Niet? Het was mg toch, alsof ik iemand hoorde." Wordt vervólgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 2