BUITENLAND.
Verkoopingen en aanbestedingen»
Thermometerstand.
State n-G e n e r a a 1.
Algemeen Overzicht.
te Cuyck, die de uitwatering van de Niers zou
belemmeren.
Men meldt uit het Nieuwe diep aan het Va
derland
Gisteren beproefde het ramsekip „Guinea" in
het Schulpengat te varen over een rij „slapende"
torpedo 'sdoor de torpedo-compagnie aldaar ver
ankerd. De torpedo's waren met den bovenkant
éen meter beneden de wateroppervlakte.
Het resultaat kan in 't algemeen als gunstig
worden beschouwd voer de verdedigingdaar men
op het station aan den wal waarnamdat de tor
pedo's, die aangevaren waren, als zij geladen
waren geweest, zeker zouden gesprongen zijn.
Aanstaande week zullen andermaal proeven ge
nomen worden met torpedo's, die dieper veran
kerd liggen.
De gemeenteraad van Roermond heeft een
beslissing genomen ten aanzien van den toestand
der gasfabriekde exploitatie enz.die veel te
wenschen overlietzoodat sedert jaren een toene
mend gasverlies in 1875 van 407/a pet, was
geconstateerd. Een uitgebreid rapportdoor bur
gemeester en wethouders uitgebrachtconstateerde
behalve den ongunstigen toestand der fabriek ook
het gebrek aan overeenstemming tusschen den
directeur en de autoriteiten. De inhoud van dat
rapport werd uitvoerig door den burgemeester
geresumeerd en na nog een opsomming van de
grieven tegen dien ambtenaarstelde het dage
lij ksch bestuur voor den directeur te ontslaan.
De heer Geradts heeft met veel talent de ontijdig
heid van het voorstel aangetoond.
Er was evenwel niets aan te doen. Een zoen
offer moest er zijn voor den ellendigen toestand
der fabriekgrootendeels het gevolg van den aan
leg; een offer moest er zijn voor het enorme gas
verlies, veroorzaakt door een versleten en dooi
den aanleg van onderaardsche riolen ontwricht
buizennetdoor gebrekkige gasmetersdoor gas-
verslindende straatlantaarns tengevolge waarvan
de vorige overleden directeur reeds spoedig na
zijn benoeming bedacht was op heengaan.
Een voorstel tot uitstel der beslissing werd
niet eens voldoende ondersteund en de heer Boers
ten slotte met 8 tegen 2 stemmen eervol ontslagen.
Ter provinciale griffie van Zeeland liggen ter
lezing de voorwaarden waarop dcor het ministerie
van binnenlandsche zaken (staatsspoorwegen) op
den 27en Juli a. zal worden aanbesteedhet maken
van den onderbouw voor eene draaibrug over de
nieuwe vaart met bijkomende werken en eene
vaste brug met drie openingen voor het bezuiden
die vaart te maken kanaal te Amsterdam, ten
behoeve van den spoorweg van Nieuwediep naar
Amsterdam.
Gisteren is te Ritthem ten verkoop aange
boden
Een huis met schuur wagenhuis erf en tuin,
staande en liggende in de gemeente Ritthem. Ver
kocht voor 900.
51 aren 80 centiaren bouwland aldaar. Verkocht
voor f 800.
57 aren 90 centiaren weiland aldaar. Verkocht
voor 900.
39 aren 70 centiaren bouwland aldaar. Verkocht
voor ƒ725.
81 aren 10 centiaren weiland aldaar81 aren
20 centiaren bouwland aldaar64 aren 70 centi
aren bouwland aldaar, 83 aren 60 centiai^n bouw
land aldaar. Samen verkocht voor ƒ5707.
83 aren 70 centiaren bouwland aldaar. Verkocht
voor ƒ1126.
45 aren bouwland aldaar. Verkocht voor 726.
1 hectare 55 aren 40 centiaren bouw- en wei
land aldaar. Verkocht voor 2051.
1 hectare 81 aren 90 centiaren bouw- en weiland
aldaar. Verkocht voer 2360.
5 Juli 's av. 11 u. 63 gr.
6 's morg. 7 u. 64 gr. 's midd. 1 u. 71 gr.
's av. 6 u. 69 gr.
Koninklijke militair'e academie.
Aan het tweede voorloopig verslag (commissie
van rapporteurs: de heeren Lenting, Mirandolle,
Godefroi, Nierstrasz, de Roo) over het wetsontwerp
tot wijziging der wet- van 17 Juli 1869, houdende
regeling van het onderwijs bij de koninklijke mili
taire academie, ontleenen wij het volgende:
Wat het regeeringsvoorstel zelf betreft: een
deel der leden achtte zeer stellig het tijdstip ge
komen voor een herziening der wet van 1869.
Die wet heeft niet aan het doel beantwoord. Het
aantal cadetten verminderde gestadig. Bleef die
achteruitgang voortduren, dan zouden de gevolgen
voor ons leger allernadeeligst zijn. Nu reeds had
men, vooral ook in Indië, groot gebrek aan weten
schappelijk gevormde officieren. Er was dus
inderdaad periculum in mora. Nooit kan men te
vroeg terugkeeren van een weg, die gebleken is
verkeerd te zijn en niet tot het gewenschte doel
te leiden.
De overige leden bleven van gevoelen, dat de
voordracht voorbarig was en zich niet genoegzaam
liet rechtvaardigen. Er is zelfs nog geen gelegen
heid geweest om over de werking van het nieuwe
stelsel van opleiding een op goede gronden steu
nend oordeel te vellen. Dubbel tot voorzichtigheid
spoorde de geschiedenis van den oorsprong dei-
wet van 1869 aan. Met het stelsel van 1836 werd
toen gebroken, omd.at men daartoe gedrongen was
door de ergerlijke tooneelen, die op de academie
hadden plaats gevonden. De toenmalige deskun
dige staatscommissie adviseerde reeds in 1866 tot
de aanneming van een stelsel, in hoofdzaak over
eenstemmende met dat van de wet van 1869.
Generaal van Muiken, zelt oud-leeraar der acade
mie, kwam ten slotte tot de overtuiging, dat een
geheele hervorming noodzakelijk was en diende de
wet van 17 Juli 1869 in, die toen met instemming
ontvangen werd en de goedkeuring van de groote
meerderheid der tweede kamer verwierf. Heeft
de toenmalige regeering, heeft de toenmalige kamer,
heeft de staatscommissie, hebben die allen ge
dwaald? Zeker is 't dat de ondervinding sedert
1872 de volstrekte onhoudbaarheid van het in 1869
aangenomen stelsel niet bewezen heeft. Men bleef
dan ook van gevoelen, dat er bij het departement
van oorlog een soort van parti-pris van den
beginne af tegen de wet van 1869 bestond en dat
daaraan het herzieningsvoorstel zijn oorsprong is
verschuldigd.
Men wees dan ook op het verslag van de examen
commissie van 1875, gepresideerd door generaal
Weitzel, die toen eerst met den juisten toestand
van de academie bekend was. Het slot van dat
verslag getuigde „van den algemeen gunstigen
indruk" door de afgelegde examens bij de commis
sie ontstaan. Dit oordeel van den heer Weitzel
als president der examen-commissie stond lijnrecht
tegenover dat van generaal Weitzel, als minister
van oorlogin het oorspronkelijk ontwerpante-
rieur aan dit examennedergelegd.
Werd dan ook het vroeger onderwijs te Breda
niet vrij algemeen geestdoodend en bekrompen ge
noemd Was men niet vrij algemeen van gevoe
len dat de officierenvan de academie herkomstig,
die zich later door bekwaamheid hadden onder
scheiden, zich op zoo gunstige wijze hadden
ontwikkeld, in weerwil van de opleiding, welke
zij genoten hadden En waren de scholendie
zich hoofdzakelijk bezig hielden met het leveren
van cadetten voor de militaire academieniet alge
meen onder den naam van africhtingsscholen bekend?
Wat daarvan zij, tegenover de gunstige rapporten,
die in 1874 en 1875 omtrent het onderwijs te
Breda zijn ingebracht, gaat het Diet meer aan, dat
onderwijs gebrekkig of onvoldoende te noemen,
tenzij daarvoor nadere en betere gronden worden
aangevoerd dan tot hiertoe het geval was.
Bovendiende opvoedingwaar het voornamelijk
op aankomt, laat thans weinig, liet vroeger alles
te wenschen over. Van de vroegere schandalen is
geen sprake meer. Aan de academie heeft, onder
het volle licht der openbaarheid, de meest onge
stoorde rust en orde geheerscht. Het onderwijs
wordt in ruimen en ontwikkelenden zin gegeven
en onderscheidt zich gunstig van dat onder het
oude stelselwaarbij meest alles op geheugenwerk
aankwam. En het toezicht is hoofdzakelijk prae-
ventief.
Volgens de ledendie gunstiger over het regee
ringsvoorstel dachten, voerde men hiertegen aan,
dat onder een klein aantal kweekelingen tucht en
orde gemakkelijker zijn te handhaven dan waDucer
men met honderden cadetten te doen heeft. Naar
mate het aantal kweekelingen geringer is, kan
ook het onderwijs op doeltreffender voet gegeven
worden. En wat den achteruitgang van voor
1869 betreftdeze was alleen toe te schrijven aan
verkeerde keuze van het personeel, dat aan het
hoofd der instelling stond en dus ook aan slecht
beheer. Inleen betere keuze van besturend per
soneel niet in een aansluiting van het onderwijs
aan den vijfjarigen cursus der hoogere burgerschool
hadnaar dit gevoelen het middel moeten wor
den gezocht om de academie tot den vroegeren
toestand van bloei terug te brengen.
Van de andere zijde gaf men toedat de ver
mindering van het getal kadetten een allerbedroe
vendst verschijnsel wasmaar was dit uitsluitend
aan de regeling van 1869 toe te schrijven? Zou
het zich ook niet hebben voorgedaan indien men
het oude stelsel behouden had Men wees op de
nadeelige gevolgen der onzekerheiddie omtrent
de handhaving van het in 1869 aangenomen stel
sel geheerscht had. Men gat toedat die moge
lijkheid bestonddoch daarin zeiden de ver
dedigers van het ontwerp lag de hoofdreden
niet van de aanmerkelijke vermindering van het
aantal candidaten. Die hoofdreden was geen an
dere dan dat de eischen van toelatingtengevolge
van het aangenomen verband met den vijfjarigen
cursus der hoogere burgerschoolzooveel strenger
zijn geworden en daardoor de kosten van oplei
ding zooveel duurder voor de klasse van ingeze
tenen uit welke gewoonlijk de cadetten aan de
academie voortkomen.
Het voorbeeld van het instituut voor de marine
was hier alles afdoende. Die instelling bloeitde
academie ksvijnt. Het verlangen echter tot ver
laging van het peil van bekwaamheid voor de
aanstaande officieren maakte op de voorstanders
van het stelsel van 1869 een pijnlijken indruk
Wanneer men meende dat de jongeliedendie
zich langs den wetenschappelijken weg voor de
betrekking van officier wilden bekwamenzonder
eenig bezwaar in algemeene beschaving konden
achterstaan bij anderen van hun leeftijddan
ware het beter de academie geheel op te heffen.
Dit denkbeeld werd zelfs door eenige leden in
een afdeeling niet zoo verwerpelijk geacht. Huns
inziens zou men met opleiding bij de korpsen,
althans voor de niet bepaald wetenschappelijke
wapenskunnen volstaanmits hoogere eischen
gesteld werden voor de benoembaarheid tot hoofd
officier.
De opleiding bij de korpsen doet, zeide men,
veel afbreuk aan de academische opleiding. Daar
bij komen nog twee gebreken, in de wet van
1869 gelegen: het schoolgeld is te hoog en het
toelatings examen is verkeerd geregeld; het dubbel
examen is veel te drukkend.
Wegneming van dit hoofdbezwaar, antwoordde
menwas denkbaarwanneer men als beginsel
aannamdat het diploma van het eind-examen
op de hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus
toelating geeft tot de academie. Daartegen
werd echter tweeërlei bezwaar aangevoerd. Voor
eerst werd daardoor inbreuk gemaakt op het
beginsel der leervrijheid (waarop evenwel werd
opgemerkt, dat bij de hooger-onderwijswet het
met goed gevolg afleggen van het eind-examen
bij een gymnasium toelating geeft tot het verwer
ven van de academische graden); in de tweede
plaats was het een bezwaardat de hoogere
burgerscholen niet alle dezelfde richting volgen.
Bij de eene domineert het letterkundig bij de
andere het wiskundig element. Dat heeft invlöed
op de eind-examens. Doch die moeielijkheid ware
uit den weg te ruimenwanneer men speciale
kennis vorderde in de vakkendie den grondslag
uitmaken voor de latere studiën aan de militaire
academie.
Alverder zouden voor de bevordering der offi
eieren bij keuze examens kunnen werden ingesteld,
toegankelijk voor alle officieren waar zij hun op"
leiding ook ontvangen. Voorts zouals in vele
andere landeneen vaste verhouding moeten wor
den aangenomen voor het getal officieren, uit de
korpsen en uit de academie te trekken. Blijkt
het dat deze maatregelen niet genoeg baten en
dat werkelijk de kostbare en langdurige voorbe
reiding een hinderpaal is voor het bezoeken der
academie door zonen van minder bemiddelde ouders,
dan zou men kunnen overgaan tot de oprichting
van rijkswege van scholen voor aspirant-ca
detten.
Eanige voorstanders van het beginsel der wet
van 1869 achtten ookalvorens met een bestaand
stelsel te breken, wijziging van de wet op het
middelbaar onderwijs en een reorganisatie van het
onderwijs bij de korpsen noodig. Het best zou
zijn ook deze wijze van opleiding bij de wet te
regelen.
Ook al wilde men het stelsel van 1869 verlaten,
golden in drie afdeelingen toch de volgende hoofd
bezwaren tegen het ontwerp1°. de toelatings
leeftijd van 15 jaren is te jeugdig2°. het pro
gramma der examens van toelating behoortter
voorkoming van willekeur en van verschil van
inzichten tusschen de opvolgende ministers, in
de wet te worden opgenomen3°. wederopname is
noodig van de bepalingenwelker doel het was
aan het algemeen den waarborg te verschaffen,
dat de wet bij de uitvoering stipt worde nageleefd,
en dat met name bij de examens geen gunst
betoon plaats vinde; 4°. de duur van een
vierjarigen cursuï is te lang voor de infanterie
en cavalerie; 5°. hp is te kort voor de genie en
artillerie.
Ten slotte vroeg men hoe het bestuur der aca
demie met name de laatstafgetreden en plotseling
gepensioneerde gouverneur, over het stelsel van
den minister dacht en hoe ook de gemengde com
missie, die te dezer zake werkzaam is geweest,
het beoordeeld had.
De houding der Fransche nationale vergadering
van eergisteren heeft over het algemeen een
ongunstigen indruk "gemaakt, en het betreurens
waardigste van de zaak is, dat zij het gevolg is
van goede bedoelingen, die bespottelijk zijn ge
worden omdat zij tot de uiterste consequentie
werden doorgedreveneen versshijnsel dat meer
malen voorkomt. In zijn ijver tegen het Bonapar-
tisme, een ijver ongetwijfeld gegrond op de
overtuigingdat het een ramp voor het vaderland
zon zijn indien het weder in handen der imperia
listen vervielwas het lid van de uiterste
linkerzijdede heer Marcouzoo ver gegaan, dat
hij de bewerkers van en de medeplichtigen van den
coup cVétat van 2 December 1851 in staat aan be
schuldiging wilde stellenom de oogen der natie
nog meer te openen voor de intriges en de laagheden
van het Bonnpartisme. Het is echter een dwaas
heid, na 25 jaren nog een dergelijke vervolging
te willen instellen, en de Bonapartisten hebben
die dwaasheid terstond aangegrepen om de repu-
bliekeinen belachelijk te maken, door de voorstellen
die na dat van den heer Marcou zijn gevolgd.
Geen wonderdat alle weldenkende republikein-
sche organen zulke gebeurtenissen betreuren. Zelfs
indien zij goed afloopen -zegt o. a. de 1 emps -
zal de linkerzijde toch moeten toestemmen dat zij
niet dienstig zijn voor de constitutioneele liberale
republiek. Indien slechts nuttige, praktische en
degelijke voorstellen werden gedaan zouden in de
kamer niet van die treurige gebeurtenissen voor
komen, wier materieele gevolgen wel door de
préalabele quaestie kunnen worden afgewend, maar
waarvan de noodlottige moreele indruk niet kan
worden uitgewischt. De Bonapartisten hebben
eergisteren erkend, dat zij het parlementaire
stelsel in Frankrijk belachelijk willen maken; dit
is geen eenvoudige grootspraakhet is een over
levering van het keizerlijk cesarisme. Men moet
er daarom van doordrongen zijn, dat alle onvoor
zichtigheden alle foutenalle onbedachtzaamheden
door de republikeinsehe meerderheid bedreven of
gesteund oogenblikkelijk zullen worden aangegrepen
en geëxploiteerd door een parlementaire groep, die
geen verantwoordelijkheid kent en derhalve door
geen enkel motief van zoodanige handeling
wordt teruggehouden. De Bonapartisten gaan
stelselmatig te werkzij zullen niets nalaten
om de republiek in descrediet te brengen en op die
wijze wellicht langzamerhand een nieuwen coup
d'etat voor te bereidenwaarvoor het land alleen
kan worden bewaard door de voorzichtigheid en het
beleid der republikeinen. Deze hebben zooals
de Temps hen op het gemoed drukt wel iets
anders te doen dan zich met algemeene zaken,
manifectaties en polemieken bezig te houden. De
republikeinsehe meerderheid moet niet alleen de
republiek opbouwen, zij moet haar ook handha
ven en besturen.
Iedere medaille heeft echter een keerzijde en
dit is ook het geval met de zitting van eergisteren
van de Fransche kamer. De stemming over de
prealabele questie ten behoeve van het voorstel-
Mitchell heeft tengevolge gehad dat men nauw
keurig bekend is geworden met het aantal zuivere
Bonapartistenwant zij alleen stemden tegen.
Ditmaal waren zij ten eenenmale verlaten door
alle bondgenooten, die in den regel met hen mede
stemmen en daardoor is het gebleken, dat zij
slechts over 75 stemmen beschikken. Voor de
eerste maal was de kamer in de gelegenheid de
Bonapartistische phalanx in haar geheel te leeren
kennen, en hoewel het blijkt, dat zij krachtig ge
noeg is om verwarring in de kamer te stoken, is
zij te zwak om de regelmatige ontwikkeling der
republikeinsehe instellingen te verhinderen, indien
slechts de mannen die deze moeten verdedigen
standvastig en welberaden op hun post zijn en
niet door onhandigheid den vijand gelegenheid
geven in hunne gelederen te breken.
Van het oorlogstooneel komen de meest tegen
strijdige berichten. Aan welke zijde de waarheid
is kan onmogelijk worden bepaald, zoodat men
niet anders kan doen dan de berichten te geven
zooals ze zijn. Evenwel dient in het oog te worden
gehoudendat wanneer het overwinningen geldt
de Turksche depêches meer vertrouwen verdienen
dan de Servische, met het oog op de betere or
ganisatie van het Turksche leger. Uit Belgrado
wordt gemeld, dat Ranko Alympics Maandag on
der een hevig vijandelijk vuur de Drina is over
getrokken en dat de Servische troepen door de
bevolkiug van Bosnië met een onbeschrijflijk
enthousiasme werden begroet. Generaal Tseher-
najefï had Akpalanka ingenomen; de Turksche
troepen hadden een aaDval op j Saïtchar (op de
oostelijke grens van Servië) ondernomen, doch
waren teruggedreven. Ranko Olympics had de
buitenwerken van Bieliea (in den Noord Ooste-
ijksten hoek van Bosnië) bezet.
Volgens een officieel Turksch telegram daaren
tegen hadden in de omstreken van laatstgenoemde
stad verschillende gevechten plaats gehad, waarin
de Turken niet alleen overwinnaars waren geble
ven maar ook een aantal krijgsgevangenen had
den gemaakt, meer dan 200 naaldgeweren hadden
veroverd en aan de Serven een verlies van 200
dooden en 4000 gewonden hadden toegebracht.
Bij een aanval op de Turksche troepen in de
vlakte van Urkub waren de vijanden teruggesla
gen met achterlating van een verlies van 500 man
dooden. In het geveent bij Saïtchar verklaren de
Turken de overwinning te hebben behaald. Ook
bij Nisch zouden de Servische troepen verslagen
en tot in hun land vervolgd zijn. De Montene
grin die bij Podgoritza Turkije zijn binnenge
rukt hebben ook reeds een nederlaag geleden en
300 man verloren.
Rumenië heeft na de oorlogsverklaring een obser
vatie-korps naar de Servisehe grenzen gezonden.
In het slot zijner oorlogsproclamatie drukt prins
Milan de overtuiging uitdat de roemrijke Helle
nen de nakomelingen van Themistocles en Boz-
zaris niet lang verwijderd zullen blijven van het
slagveld, om aan de zijde der Serven te strijden.
Die verwachting zal hoogstwaarschijnlijk worden
teleurgesteldwant de regeering van Griekenland
heeft, in antwoord op die uitdrukking in het
Servische manifestaau de Porte de stellige ver-
zekeriug gegevendat zij bepaald vredelievend
gestemd is en dat Griekenland de onzijdigheid zal
handhaven.
Het bericht, dat de Duitsche consul te Belgrado
aan prins Milanbij diens vertrek naar het leger,
had toegewenschtdat hij als overwinnaar zou
terugkeeren wordt in den Duitscken Reicks-Anzei-
ger ten stelligste tegenspreken.
Oostenrijk neemtnu de oorlog is uitgebroken,
misschien wel gedrongen door de andere mogend
heden, een krachtiger houding aanwaardoor het
wellicht vroeger veel had kunnen voorkomen.
Te Neusatz is op bevel van den procureur des
konings bij het gerechtshof te Pesth gearresteerd
het hoofd der Servische Omladina, de heer Mile-
ticb, en aan de autoriteiten is door den minister