Benoemingen en besluiten.
Kerknieu ws*
Marine en leger.
Kunstnieuws.
waarden tot verkrijging der afzonderlijke bevoegd
heid tot uitoefening der tandheelkunst en van de
uitoefening dier kunst, en tot onteigening van
eigendommen ten behoeve van den aanleg van
spoorwegen ter verbinding van den Nederland-
schen rhijnspoorweg met den staatsspoorweg te
Amsterdam.
Te Bath werden heden twee stukjes land
verkocht, ter grootte van 948 en 330 C. A., voor
de kapitale koopsommen van 545 en 173, dat
is per H. A. ruim ƒ5700 en 5200, zonder de
ongelden.
Het voorgenomen bezoek van den Duitseiiea
kroonprins aan Z. M. den koning op het Loo
heeft gisteren plaats gehad. De prins werd door
Z. M. aan het station ontvangen en in het buiten
verblijf rondgeleid, waarna een dejeuner plaats
had. De prins was vergezeld van zijn hofmaar
schalk en van twee adjudanten en vertrok des
middags weder per spoortrein, waarheen hem door
zijn koninklijken gastheer uitgeleide werd gedaan.
Denzelfden dag dineerde de prins met zijne gemalin
bij H. M. de koningin op het huis ten Bosch,
terwijl des morgens prins Alexander bij de kroon
prinses gedejeuneerd had.
De kroonprins is heden voor eenige dagen naar
Brussel vertrokken. Hij heeft, als een bewijs zijner
tevredenheid, aan den chef van het Rijnspoorweg-
station te 'sHage ƒ100 doen toekomen voor het
personeel.
Blijkens de openingsrede, door den commissaris
des konings in de staten-vergadering van Groningen
uitgesproken, zal de spoorwegverbinding Nieuwe-
schans-Ihrhove waarschijnlijk in November a., nog
vóór den bij het tractaat bepaalden tijd, gereed zijn.
De commissaris des konings in Noord-Brabant
bracht in zijn toespraak de jongste overstroomingen
in die provincie in herinnering en wees op de nood
zakelijkheid dat, ter voorkoming van dergelijke
rampen, de waterkeering en waterloozing verbe
terd zouden wordeu door heropening' van de Oude
Maas, versterking der dijken en dichting van ver
schillende overlaten.
In den Haag loopt nu weder een gerucht dat
de ministers zouden aftreden maar het kabi
net zou aanblijven. Van dit raadsel zou de oplos
sing wezen, dat de minister van binnenlandsche
zaken aftrad, en optrad als minister van justitie.
De minister van justitie toch zou aftreden, maar
belast worden met de portefeuille van binnenland
sche zaken. De minister van koloniën zou zijne
portefeuille nederleggen en die van het departement
van buitenlandsche zaken aanvaarden. Als minister
van koloniën werd een voormalig hooggeplaatst
lid der rechterlijke macht in Indië genoemd.
Op die wijze, door van portefeuilles te verwis
selen, kunnen een zevental heeren een zeer groot
aantal ministeriën formeeren. Volgens de leer der
permutatie en combinatie kunnen zij het tot 5000
brengen. ArrihCt.)
De zoo lang betwiste verkiezing voor den ge
meenteraad te 's Gravenhage is eindelijk afge-
loopen. De liberale eandidaten, de heeren Kips en
de Vries, werden met 745 en 747 van de uitge
brachte 774 stemmen verkozen. De conservatieve
eandidaten hadden zich bij deze herstemming terug
getrokken, daar zij aan de begane onbeteekenende
informaliteit bij de verkiezing geen zetel in den
raad wilden te danken hebben, en vermoedelijk
ook geen kans zagen die te veroveren.
Het Haagsche Dagblad had, bij dit gebrek aan
eigen eandidaten, zijn geestverwanten aangeraden
om, teneinde toch niet voor de liberalen te stem
men, hun biljetten maar in te vullen met den
eersten den besten naam, die den kiezers in het
was hij zonder een kolossale boterham in de hand.
De verschijning van een kunstenaar, die in de
vrije lucht werkte en zich daar met al zijn zon
derlingen toestel, zooals veldstoel, ezel, palet en
schilderstok, aan de oogen van 't publiek vertoonde,
was in die streek zoo iets ongehoords, dat het
niet anders kon of het moest opzien baren. De
menschen waren letterlijk schuw voor mij en wis
ten niet wat zij van dien wonderlijken man, met
zijn ruigen jas van buitengewoon modelzijn ver
vaarlijken hoed en zijn zwaren baard moesten
denken. De schooljongens staken uit de verte het
hoofd tusschen het hout uit om mij te bespieden,
en kozen het hazenpad zoodra ik maar omkeek.
De boerenmeiden ontweken mij in een wijden
boog, doch durfden allengs wat dichter bij komen
en gaven ten slotte op mijne vragen giggelend
antwoord. Daarop sloop ook de molenaarsjongen
dichter bij, om het verschrikkelijke wezen iets
nauwkeuriger op te nemen. Eindelijk kwam zelfs
de lompe gestalte van Hans Jochem met de on
vermijdelijke boterham aanklotsen, om eens te
zien wat hier eigenlijk gaande was. Zonder groeten
ging hij om mij heen, bleef een poosje achter mij
staan en grijnsde mij ioen met een honend gezicht
aan, naar aanleiding van mijne korte vraag of
mijne schilderij hem beviel.
„Dat kan baas Dreske beter!1' zei hij, keerde
zich om en ging met een minachtend gelaat heen,
zooals hij gekomen was.
'tWas niet onmogelijk dat hij de hoopjes verf
op mijn palet voor de schilderij zelve aangezien
hoofd kwam en van „goede" beginselen scheen.
Misschien, zoo meende het blad, kon men
dan op ongezochte manier er achter komen welke
eandidaten den kiezers zeiven voor den geest
zweefden.
Als een gevolg waarschijnlijk van dezen raad,
zijn hij de twee verkiezingen op een 90tal perso
nen van 20 tot éen stemmen uitgebracht. Men
heeft dus nu in den Haag volop keuze van lieden
die, misschien door zichzelf, als geschikte
eandidaten voor den gemeenteraad worden aan
gezien
Voor Nederlanders die aan de deugd der nede
righeid iets hechten, is het niet goed in den
tegenwoordigen tijd veel Amerikaansche dagbladen
te lezen. De wierookwolken, welke daar ginds
opstijgen ter eere van de Nederlandsche afdeeling
van de wereldtentoonstelling te Philadelphia, zijn
waarlijk wel in staat om iemand, die er zijn neus
wat lang beven houdt, te bedwelmen. De Evening
Telegraph, een blad dat te Philadelphia verschijnt,
niet tevreden met het roemen onzer „geheel eenige"
waterstaatswerken, onzer „in elk opzicht bewon
derenswaardige" boekverzamelingonzer „alle
andere volken ver overtreffende" arbeiderswonin
gen, onzer „uitmuntend nagebootste" Japansche
lakwerken, onzer wollen dekens, „wonderbare om
hulsels, zacht als zwanendons", windt ons nog
ten slotte den krans eener waarlijk christelijke
deugd, die der onzelfzuchtigheid, om de slapen.
„Het onderscheidend kenmerk der Nederlandsche
tentoonstelling, zegt de Telegraph volgens eene
vertaling, die wij in de Standaard aantreffen,
is haar onzelfzuchtig karakter.
„Nederland, hoe handeldrijvend van aard,
heeft begrepen, dat het thans niet te doen svas
om een winkel te openen, en hierin is het radicale
verschil gelegen tusschen zijne tentoonstelling en
die van de meeste, zoo niet van alle andere vol
ken. Deze schijnen zonder onderscheid te Phila
delphia gekomen te zijn om geld te verdienen en
geven den indruk, dat ze, zonder hoop om hierin
te slagen, tehuis gebleven zouden zijn. Hiervan
is bij de Nederlanders niets te bespeuren en daarom
plaatst de Telegraph, zoowel om hare waarde op
zich zelve, als om de wijsgeerige opvatting van
eene internationale expositie, de Nederlandsche
tentoonstelling aan het hoofd van al de buiten
landsche bijdragen tot de wereldmarkt."
Tegen deze wijsgeerige bespiegeling iets in te
brengen, laten wij over aan het geweten der ver
schillende Nederlandsche inzenders ter wereldten
toonstelling, die zeker over hunne eigene mate
van zelfzucht beter zullen kunnen oordeelen dan wij.
Daar echter de rol van den slaaf, die bij de
intochten der Romeinsche triumphators op hun
zegekar nevens hen geplaatst werd, om hun toe te
roepen„Bedenk dat gij niet meer dan een mensch
zijt", wel eenige aantrekkelijkheid voor ons bezit,
willen wij te midden van den lof, waarmede men
ons overstelpt, in herinnering brengen dat het pièce
de résistance van onze glorie te Philadelphia, onze
„geheel eenige" waterstaatswerken, voor een goed
deel het gevolg zijn van onzen buitengewonen finan-
cieelen voorspoed. Voorts dat deze weder het ge
volg is van de batige sloten, welke onze schatkist
uit Indië trekt. Met die batige sloten zijn wij
zeker ook „geheel eenig" onder de volken. Maar
of wij reden hebben er trotseh op te zijn, betwij
felen wij. En dat ze vóór ons „gebrek aan zelf
zucht" zouden prouveeren zie, dat spreken we
zeer nadrukkelijk tegen.
onderscheidingen. Benoemd tot ridder der orde
van den Nederlandschen leeuw de dirigeerend
officier van gezondheid le klasse P. A. Bol, de
had. Doch ik wist tevens hoe gelukkig de dom
heid zich gevoelt en zich boven alles verheven
waant, wat buiten haar bekrompen gezichtskring
ligt. Waarom zou ik mij dus over dezen lomperd
ergeren? Mijn stuk was toch ook nog niet zoo
ver gevorderd, dat het landschap er duidelijk in
te herkennen was. Loop dus heen, ongevoelige
barbaar, die van de kunst geen denkbeeld hebt!''
Toen ik den volgenden dag weêr op dezelfde
plaats aan mijn ezel zat en de avond reeds
begon te naderen, zonder dat ik het geringste van
Riekje te zien had gekregen, begon mijn werk mij
zelf te vervelen. De man, die mijne schilderkist
en het overige naar Lippenwalde terug zou bren
gen, kwam nog niet. Mismoedig legde ik juist
peiiseel en palet neêr, toen ik tot mijne niet ge
ringe verrassing den breedgebouwden molenaar
zelf op mij zag aankomen. Nu en dan bleef hij
staan en keek om, alsof hij mij tijd wilde laten
van mijn schrik te bekomen en mij op zijne ge
wichtige verschijning voor te bereiden. Hij had
de handen in de zakken en rammelde daarin met
zilvergeldhij trok zijn gezicht in veelbeteekenende
plooien, en liet meermalen, als steunend: „hm!
hm! hm!" hooren. Dat hij iets bijzonders in den
zin had, was zoo klaar als de dag.
Dominé Smidt had mij den molenaar afgeschil
derd als een wel eerlijken en rondborstigen man,
maar tevens als een hoogmoedigen, halstarrigen
bullebak, waarmede men alleen te recht kon komen
wanneer men hem even ruw bediende als hij zelf
deed. Ik had dit goed onthouden en mij voorge-
luitenant der artillerie A. Haga en de majoor der
infanterie A. Gr. C. E. W. von dem Bussche Ip-
penburg, allen van het leger in Nederlandsch-Indië.
consulaten. Aangesteld tot leerling-tolk bij
het ccnsulaat-generaal der Nederlanden in China,
J. Rhein.
notarissen. Benoemd tot notaris binnen het
arrondissement Winschoten, ter standplaats de ge
meente Onstwedde, P. N. Mttller, candidaat-notaris
aldaar.
rechterlijke macht. Benoemd tot rechter in de
arrondissements-reehtbank te Almelo m'. A. Hoetb,
thans substituut-griffier bij de arrondissements
rechtbank te Deventer.
Benoemd tot substituut-griffier bij de arrondis
sements-reehtbank te Deventer jhr. mr. H. M. J.
van Aseh van Wijck, thans adjunct-commies bij
de algemeene rekenkamer; tot rechter in de ar
rondissements-reehtbank te Alkmaar, mr. J. W.
van Oosterzee, thans rechter in de arrondisse
ments-reehtbank te Appingedam; tot substituut-
officier van justitie bij de arrondissements-reehtbank
te Rotterdam, m'. T. J. Noyon, thans substituut
officier van justitie bij de arrondissements-reeht
bank te Brielle.
marine. Op verzoek eervol ontslag uit den zee
dienst verleend aan den officier van gezondheid
le klasse B. Leon, en bevorderd tot officier van
gezondheid 1° klasse de officier van gezondheid
2klasse bij de zeemacht K. G. F. Sloos.
Na het bedanken van den candidaat S. Ulfers
is bij de N. H. gemeente te 's Heerenhoek. als
eene 15e poging, beroepen dr. J. N. Kohier, te
's Gravenhage, candidaat.
Het kiescollege der Nederd. Herv. gemeente
alhier, gisteren avond ten getale van 81 leden
bijeengekomen (afwezig 4 kerkeraadsleden en 15
gemachtigden), bracht voor de predikantsberoeping
bij die gemeente 52 stemmen uit op den heer
D. Rijnders predikant te Alkmaar, 21 op den heer
P. C. van der Horst predikant te Gorinchem en 6
op den lieer E. A. Lasonder predikant te Olde-
broek, terwijl éen biljet van onwaarde was en
éen in blanco. De beroeping is alzoo uitgebracht
op den heer D. Rijnders.
Beroepen tot predikant bij de Ned. Herv.
gemeente te Breskens de heer N. von Kohier,
candidaaten te Hoofdplaat de heer C. Beyers,
pied, te Ellewoutsdijk.
De luitenant ter zee 2e klasse R. C. A. L.
Jansenwordt met den 21cn dezer geplaatst aan
boord van Zr. Ms. opleidingschip Admiraal van
Wassenaer te Amsterdam.
Blijkens de driemaandeiijksch Tooneelkroniek in
de Gids van F. C. de Brieder, zal „Sophonisbe" het
treurspel waarmede „het ÏNaderlandsch tooneel"
zijn campagne zal openen, slechts een paar malen
worden vertoond. Daarna zal worden opgevoerd
„Hieronymus Jamaar" van Hel vet: us van den
Bergh, een aardig stukje, en vervolgens „Twintig
jaren later", naar „Vingt ans après"het vervolg
van Dumas „Les Trois Mousqnetaires."
Het op de werf te Feijenoord gebouwde oor
logstoomschip Samarang, voor de Indische marine
bestemd, is gisteren te water gelaten.
Op het stationsterrein van den staatsspoorweg
nomen het daar niet aan te laten ontbreken, hoe
weinig het spelen van zulk eene rol ook met mijn
karakter overeenkwam. Wel is waar laat ik mij
zoo gemakkelijk niet door een man uit het veld
slaan, maar toch klopte mijn hart. 't Was Riekje's
vader die voor mij stond en onze ontmoeting kon
voor ons beider lot beslissend zijn.
Ik bad penseel en palet weêr opgenomen, zonder
naar het scheen.zijne nadering op te merken. Bij
mij gekomen bleef hij een poosje met op elkander
geklemde lippen en gefronste wenkbrauwen staan.
Toen richtte hij eensklaps op barschen toon de
vraag tot mij:
„Wat doet ge daar?"
„Dat ziet ge," antwoordde ik en bleef voort
schilderen.
„Zie ik dat? Maar wat ik zie bevalt mij niet."
„Dat spijt mij bijzonder."
„Spijten of niet spijten, ge zit op mijn
grond."
„Dat kan wel zijn."
„Maar het moet niet zijn."
„Ik bederf er toch niets aan."
„Ge bederft mijn uitzicht en mijn humeur."
„Aan dat laatste schijnt niet veel te bederven,"
gaf ik ten antwoord en wierp een blik op zijn
stuurseh gelaat. „Overigens heeft nog geen mole
naar in 'tgeheele land mij ooit verboden bij zijn
molen studiën te maken."
„Geen molenaar! Maar ik ben geen windmo
lenaar."
„Neen, dat weet ik; gij zijt een watermolenaar."
te Dordrecht werden dezer dagen eenige honderde
kistjes aangehouden, die als gewoon koopmansgoed
waren aangegeven, doch scherpe patronen bleken
te bevatten. Deze politie-maatregel is op zichzelf
niet bijzonder, maar curieus is hetgeen daaromtrent
verder aan de Amst.-Ct. wordt gemeldZoodra
de inbeslagneming bekend werd, hebben eenige
houders van obligatiën der Grieksche staatslee-
ningen van 1824 en 1825 te 's Gravenhage een
request aan den president der rechtbank willen
indienen, om te hunnen behoeve beslag te leggen
op genoemd eigendom der Grieksche regeering,
zijnde in de schuldbrieven der voormelde leeningen
alle inkomsten en bezittingen van Griekenland,
uitdrukkelijk en zonder eenig voorbehoud, aan de
houders dier schuldbrieven verpand. Het request
was reeds door een der aanzienlijkste advocaten
der hofstad in gereedheid gebracht. Op dringend
verzoek van den gedelegeerde der fondsenhouders
die zich eerstdaags naar Athene zal begeven en
van de rechtmatigheid en schranderheid der te
genwoordige bewindslieden de beste verwachtingen
koestert, is echter aan dit voornemen vooralsnog
geen gevolg gegeven."
De Tijd somt de volgende taalverbasteringen
opdie we aan het spoorwegwezen verschuldigd
zijn Eerst brachten de verschillende maatschap
pijen stoppen voor ophouden in zwang. Toen
leerden wij, door de heeren conducteurs van den
Rijnspoorweg het woord uitstijgen. Vervolgens
stelde de exploitatie-maatschappij vast, waar de
kaartjes moesten worden ingenomen. De Grand
Central-Beige wilde niet achterblijven, en plaatste
op sommige stations bordjes met opschriften als:
Vertrek voor Rotterdam. Nu eindelijk lezen wij
in een officieel stuk dat er aan het station te
Venlo dagelijks zes en vijftig treinen aankomen
en afvaren. De eer dezer laatste verrijking van
de spoorwegtaai komt toe aan de kamer van
koophandel te Venlo.
De Tijd vestigt de aandacht zijner lezers op
het dezer dagen verschenen boekje: „de H.Huber-
tus en zijn wonderbare bescherming tegen den
dollehondsbeet of razernij, door H. A. Horsing,
R. K. pr.omdat het hun een eenvoudig middel
aan de hand geeft tegen een vreeselijk ongeluk,
dat tegenwoordig meer dan in vroegere jaren
schijnt voor te komen. „De ongeloovige zal mis
schien spotten merkt het blad op met ons
vertrouwen op de bescherming van een heilige,
maar zoolang de wetenschap geen zeker middel
heeft tegen een ongeluk, dat een ieder kan over
komen, zullen wij, katholieken, dankbaar onze
toevlucht nemen tot een bovennatuurlijk hulp
middel. De wonderbare bescherming van den
H. Hubertus tegen den beet van een dollen hond
of razernij, die daaruit kan volgen, was aan de
katholieken van Nederland zeker niet onbekend
maar het bedoelde boekje, in zeer populairen stijl
geschreven, zal er veel toe bijdragen om die kennis
uit te breiden en tot groote juistheid te brengen."
Aan de Standaard schrijft men nit Vlijmen
(Noord-Brabant) het volgende:
Als een bewijs van enorm druk verbouwen van
fijne vruchten in deze streek dient, dat ongeveer
165,000 mandjes kruisbessen naar 't buitenland zijn
verzonden. Dat nu reeds op levering duizende
ponden frambozen worden opgekochtis niets
vreemds. Op gewone tijden gebeurt het dikwijls,
dat op éen dag 40,000 kilo's van deze vrucht voor
Engeland worden afgeleverd. Doperwten zijn thans
aan de orde. Op de dagelijksche markt te 's Her
togenbosch vindt men die lekkernij met mudden
gedopt. Uit Holland komt men hier duizende
bussen verduurzamen. Met zwarte, roode en witte
bessen is het even zoo. Vele menschen vinden
hun bestaan in deze teelt.
Naar het „Venlosoh Weekblad" verneemt,
heeft de Pruisische regeering bedenkingen geop
perd tegen de constructie van de spoorwegbrug
„En wat voor studiën maakt gij dan hier bij
mijn molen?"
„Schilderstudiën."
„Ei? Daar is wat studie voor noodig: verf
opsmeeren! Dat kan baas Dreske ook, zonder te
studeeren, en die doet het vrij wat beter."
„Wie zegt dat?"
„Dat zegt Hans Jochem."
„En wie is baas Dreske?"
„Baas Dreske is baas Dreske, die onze kamers
verft."
„O zoo!" zei ik lachend,
„En 'tis een heel geschikt man," ging de mole
naar voort; „hij doet zich fatsoenlijk voor, niet
als een vagebond met een verwarden baard en een
monnikspij."
„Niet zooals ik, wilt ge zeggen; niet waar?"
„Ja, dat wil ik juist zeggen."
,,'t Is een kladschilder, gelijk ik er zoovele ken,"
zei ik op onverschilligen toon.
„Maar de man verdient op eene eerlijke manier
zijn brood en is geen dagdief die het land afloopt,"
antwoordde de molenaar met stemverheffing.
Hierop wilde ik niet doorgaan; ik bewaarde dus
het stilzwijgen eenige oogenblikken en hernam toen
„Hoor eens, gij maalt graan en ik houd mij
bezig met het afmalen van landschappen; wij zijn
dus eigenlijk confraters."
{Wordt vervolgd.)