N°. 154.
119e Jaargang.
1876.
Zaterdag
1 Juli.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advértentiën20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite Có. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 30 Juni.
FIJCTILLETOlNr.
De schilder Baardman.
IDDELBURGSCHE
o-
't Carillon van onzen Abdijtoren verkondigde
reeds te 8 uren in den morgen dat de dag der
feestelijke opening van bet droge dok alhier
was aangebroken, en tal van vlaggen, met en
zonder Oranje-wimpel, tuigden van de instemming
van gemeentebestuur en ingezetenen met de aan
leiding tot het feest, enkele slechts schenen zich op-
ze ttelg k van ieder vreugdebetoon te onthouden.
Moeder Natuur hield zich goed en toonde dat
haar oud hart nog niet verouderd is. Ook zij
pronkte heden met een gouden feestdoswaardoor
zelfs de grootste pessimist in vuur werd gezet.
Nadat velen reeds een kijkje hadden genomen
bij het droge dok en aan de loskade, werd tegen
10 uren in den morgen de optocht opgestelddie
gelden mocht als uiting van de vreugde der inge
zetenen over het tot stand gebrachte werk.
't Programma van den stoet vinde hier eene plaats:
Voorop een heraut met de banier Nederland te
paard.
Banier der vereeniging „Uit het volkvoor het
volk", gevolgd door drie bestuursleden.
Banier (Hulde aan ondernemingsgeest) te paard.
Aan weerszijden een tweetal schilden betrekkelijk
den aard der feestviering. Op het eene vindt men de
namenConcessionarissenvan Zeijlen Decker
ingenieursJ. DirksG. van Diesenaanne-
nemer: B. Janse.
Op het anderegemeentebestuur van Middelburg.
13 Juli 1874/14 April 1875, (raadsbesluiten con
cessie en gewijzigde concessie).
23 September 1875/30 Juni 1876 (eerste steen
legging en opening).
Verder een schild met het opschriftDroogdok
te Vlissingen 1697—1705 en een met den naam
van J. Blanken Jansz.uitvinder van de opzet-
tingsdokken in 1796.
Muziekkorps der stedelijke schutterijluitenant
directeur de heer A. de Jong.
Banier Koophandel, gedragen te paard.
Drie vlagdragers.
Wagen van Koophandel, getrokken door vier
paarden. Aan weêrszijden twee pages.
Deze wagen stelde in het midden een burcht
voor. Van de vier hoektorens wapperden wim
pels met afbeeldingen van de wapens der stad.
Bovenop prijkt een Victoria-beeld, voorop een fraai
Mercnrius beeld. Aan de voor- en achterzijden
waren de producten van Oost en West, China,
Japan enz. tentoongesteld. Achterop waren twee
matrozen gezeten.
10.
Naar het Duitsch van August Beclcer.
Vervolg.)
Wat ik overigens van de jonge dame nog om
trent mijne geliefde vernam, verhoogde mijn onge
duld. Eindelijk, eindelijk reden wij het station
te Halle binnen.
„Mijn kompliment aan Riekje, en zeg haar dat
ik hoop dat zij zoo gelukkig zal worden als ik
het ben!" zei Elfride tot afscheid, nadat ik haar
man de hand gedrukt en haar zelve nogmaals
de hand gekust had.
Daarop rukte ik het portier open en ijlde naar
het plaatsbureau.
„Naar Berlijn terug, tweede klasse!" riep ik uit
op zulk een toon, dat de omstanders mij met de
grootste verbazing aanzagen.
„Vertrekt pas éen uur veertig," antwoordde de
bureaulist; „dus nog een poosje geduld, mijnheer
Geduld! welk een ellendig woord! Geduld voor
mij, die drie volle uren moest wachten! Was er
dan geen andere gelegenheid om weg te komen?
Langs den telegraafdraad kon men toenmaals even
min als tegenwoordig overgebracht worden. En op
Voorts waren aan weerszijden schilden aange
bracht met de volgende versregels van P. de
la Rue:
Men heeft voor dezen mij kléin Amsterdam genoemd,
En 'kwas te land en zee om koopmansschapp' beroemd.
Sinds is de rijke kroon mij van het hoofd gevallen;
Maar stalen vlijt voorspelt weer beter lot voor allen.
'k Was eens versierd met al de hooge zegeningen.
De Maatschappij van Oost en West hield hier haar stee.
Ik kan in netheid met de schoonste steden dingen,
En groeide lang in macht door handeling ter zee.
Groep van eenige personen uit Europa en andere
werelddeelenin hunne nationale kleederdracht.
Schild Oost-Indische Compagnie.
Schild West Indische Compagnie (gevolgd naar
een steen uit den gevel van de in 1867 afgebro
ken West-Indische pakhuizen op den Blauwendijk).
Schild waarop de namen van eenige beroemde
Middelburgsche kooplieden uit het tijdvak van
den bloei van handel en zeevaart te dezer stede.
(Adriaan ten HaefJohan Radermacher Baltha-
sar de MoucheronJan Lambrechtsen Coolen,
Jacob Boreel), gedragen door een gecostumeerd
koopman uit het begin der 176 eeuw.
Banier Zeeland, gedragen te paard.
Banier van Middelburg.
Banier van Vlissingen.
Drie Oranjevlag-dragers.
Vier bloemenmeisjes.
Wagen van Flora, getrokken door twee
paarden, aan weêrszijden twee pages.
Voorop prijkt het beeld van Flora omgeven door
keur van prachtige bloemen, heesters en planten.
Het geheel was net gedecoreerd met guirlandes
en groen en aan de vier hoeken maakten de
vazen met bloemen een goed effect.
Deze wagen werd voorafgegaan door een zestal
lieve meisjes, keurig in 'twit gekleed met rose
en blauwe sjerpen. Zij waren voorzien van mand
jes met bouquetten, die gedurende den tocht, als
hulde der feestcommissie, aan verschillende dames
werden aangeboden. Ten huize van den burge
meester werd ieder een pakje met bonbons.
Drie Middelburgsche vlagdragers.
Banier Koloniën, gedragen door een als Javaan
gecostumeerde, te paard.
Matrozen der Nederlandsche marine.
Wagen Zeevaart, getrokken door vier paar
den; aan weêrszijden van den wagen twee pages.
Aan de voorzijde was een arend atgebeeld.
Bovenop bevond zich de wagen van Neptunus,
waarop een net gecostumeerd persoon had plaats
genomen; deze wagen werd voorgesteld als door
twee paarden getrokken. Aan den achterkant was
den molen bij Lippenwalde werd misschien juist
heden eene treurige bruiloft gevierd, terwijl ik als
gebonden naast mijn bagage in de wachtkamer te
Halle zat, of met ijlende schreden en vliegende
gedachten het perron op en neer liep en delengte
van den weg, die nog voor mij lag, berekende.
Eindelijk ging het weer naar 't noorden met
een slakkentrein. Desniettemin beweerde de hoofd
conducteur, tot wien ik mij ter zake van mijne ba
gage wendde, dat wij wel een half uur te vroeg
zouden aankomen. Werkelijk kwamen wij vóór
den bepaalden tijd te Berlijn aan. Iu een oogwenk
zat ik in eene vigilante; de daalder, dien ik in de
oogen van den koetsier liet schitteren, deed won
deren. Vliegend ging het van 't station naar het
andere einde der stad, en maar even was ik met
mijn valies in de hand in een coupé gewipt, of
het stoomros voerde mij reeds weg naar een ander
gedeelte van de Mark, voor wier eindelooze vlak
ten de rookende en fluitende wagentrein de gepaste
stoffeering uitmaakt.
'tWas avond toen ik aan het station arriveerde,
van waar Lippenwalde nog eene mijl verder land
waarts in ligt. De omnibus, waaraan ik mijn valies
meegaf, reed eerst over een half uur af. Daar het
weêr eenigszins was opgehelderd en de naar de
kim dalende zon nog eenige warme stralen over
de velden schoot, dreef het ongeduld mij een voet
pad op, dat ik mij liet wijzen. Aan die wandeling
over de verfrischte velden hadden mijne ledematen
behoefte en ik zou mij niet gaarne aan de geele ram-
melktas, die het verkeer met Lippenwalde onder-
het beeld der stedemaagd geplaatst, omgeven door
een tropee van vlaggen van verschillende natiën,
met de voeten rustend op een wereldbol, in de
handen een olijftak, eene rol papier en de zinne
beeldige voorstelling der Faam houdende. Zij was
door afbeeldingen van tritons omringd.
Rondom den wagen waren schilden aangebracht
met de volgende opschriften: Bordeaux, Queen-
boro, New-York, Batavia, Amsterdam, Londen,
Vlissingen, Rotterdam, Soerabaija, Hamburg, Mar
seille, Riga.
Zeventien vlaggen der zeevarende natiën.
Banier van de vereeniging voor binnenlandsche
scheepvaart, onder den naam „Schuttevaerge
dragen door eene deputatie uit de leden dier
vereeniging.
Banier Stoomvaart VlissingenEngeland.
Werklieden van de werf en het dok van de
heeren van Zeijlen Decker.
Schild met de namen van eenige beroemde
Zeeuwsche zeevaarders uit vroegere dagen (An-
thonie Mulock, Balthasar Gerbier, Jasper Danc-
kaerts, Samuel van de Putte, Jacob Roggeveen),
gedragen door een scheepskapitein uit de 17e eeuw.
Schild waarop een Oost-Indisch koopvaardijschip
van 1599.
Schild waarop de burcht van Middelburgzooals
die voorkomt op een der oudste stadszegels van
1596. Het oudste wapen der stad.
Daaronder, met het jaartal 1599, de namen
„de Langeherdsche" en „de Zonne", zijnde die der
eerste te Middelburg aangekomen Oost-Indievaar-
derswelke in 1599 met klokgelui en feestgejuich
aldaar zijn ingehaald.
Beide schilden worden gedragen door gecostu-
meerden, als matrozen van 1600.
Muziekkorps van het derde regiment infanterie
uit Bergen-op-Zoom, kapelmeester de heer
F. Krönig.
De stoet bestond uit 86 personen waarvan nage
noeg de helft gecostumeerd.
De tocht begon aan de Langeviele binnenbrug
en ging voorts door de LangevieleMarktGort
straat Hoogstraatde verschillende kaaien, Dam,
(Zuidzijde), Korte Delft, Lange Delft, Markt, Lange
Noordstraat, Hofplein, WagenaarstraatBalans,
Spanjaardstraat, Lange en Korte Singelstraat,
Brakstraat, Lange Breestraat, Nederstraat,Rotter-
damsche KaaiDam (Noordzijde). Hier hield de
stoet stil.
De Noord- en Zuidzijde van den Dam waren
langs bet dok versierd met vlaggestokken, waar
aan wimpels en banieren waven aangebracht en
die met guirlandes van groen aan elkaar verbon
den waren. Verschillende schilden vermeldden wer
ken des vredes, als „Stoomvaart Zeeland van
Vlissingen naar Queenborough„Houthandel
hield, toevertrouwd hebben. Doch ik had de voor
mij liggende heide nog niet bereikt, toen de wind
weêr heviger door het gebladerte begon te suizen,
de lucht opnieuw betrok en eene duchtige regen
bui mij tot op het lichaam natmaakte. Welging
dat spoedig voorbij, maar de weg was nu in een
modderpoel herschapen, zoodat het mij moeite kostte
vooruit te komen; den wind had ik recht tegen,
en ofschoon het nog betrekkelijk helder was, zou
de nacht toch spoedig vallen. De gedachte van
te kunnen verdwalen, was niet opbeurend. Hoe
aangenaam klonk mij thans het verwijderd geblaf
van een hond in de ooren, daar het de nabijheid
van eene mensehelijke woning verkondigde! Uit
het boscb komend bevond ik mij op een hoogen
grond, die door eenige berken, welke voor den
wind bogen, gekroond werd, en van daar zag ik
in de diepte een landschap, welks aanblik mij een
poos aan die plaats boeide.
Het was een boomrijk weidelandschap allerwege
door graanvelden ingesloten, die tot tegen de hoogte
op liepen en zich bijna tot aan de kleine meeren uit
strekten, welke daar als blauwe spiegels in groene
lijsten lagen en door kleine waterloopjes als door
zilveren koorden met elkander waren verbonden.
Achter het donker geboomte aan de rechterhand
duidde eene torenspits de ligging van een dorp
aan. Veel dichter bij lag aan de uitstrooming van
het middelste meer, half tusschen de bosschages
verborgen, een watermolen, gelijk ik er reeds zoo
vele in dat land had gezien. Daar ruischte en
klapperde en klaterde het, en daartusschen hoorde
den Bouwmeester, Borsius van der Leijé, de
Broekert c0., G. Alberts Lz. c0.;" „Com-
mercie-Compagnie fabriek van stoomwerktuigen;"
„Landbouw en landbouwonderwijs;" Kanaal
door Walcheren „Bazalt-loskade te Middel
burg;" „Scheepstimmerwerf: Middelburg's wel
varen."
Aan de achterzijde van het dok was een sierlijk
monument geplaatst, met een af beelding vanMer-
curius en voorts op drie zuilen vermeldende:
„Raadsbesluit concessie, 13 Juli .187414 April
1875," Concessionarissen van Zeijlen Decker
Ingenieurs J. Dirks en G. van Diesen; Aannemer
B. Jansen;" „Eerste steenlegging, 23 Sept.
1875; opening 30 Juni 1876," omgeven door hees
ters en planten, die met de vlaggen en banieren
een zeer aangenaam geheel vormden.
In het voordok bevond zich het rijk met vlag
gen getooide driemastschip „Minister Fransen van
de Puttedat in den afgeloopen nacht te
circa 3 uren op zeer gelukkige wijze daarin was
gezet, onder luide toejuiching van eenige aanwezige
belangstellenden. Onmiddellijk daarna werd een
aanvang gemaakt met liet leggen der schipbrug,
dat mede gelukkig volbracht werd. [Bij het af
drukken dezes is men bezig het schip in het ach-
terdok te halen.]
De tocht werd vervolgens voortgezet van den
Dam, door de Korte DelftLange Delft, Vlasmarkt
en terug naar het Schuttershof.
De optocht mag ten volle geslaagd worden ge
noemd en der feestcommissie komt alle lof toe
voor de nette wijze waarop zij dienin verband
met de haar ten dienste staande middelen, heeft
georganiseerd. Niettegenstaande de groote men-
schenmassa, ingezetenen en tal van vreemdelingen,
die zich bevond in de straten waar de stoet door
trok, liep alles in uitmuntende orde af.
Yan half 2 tot half 4 uur was heden namiddag
het schuttershof „de Edele handboog" de verza
melplaats van vele honderden feestelingen, tot
bijwoning der matinee musicale, gegeven door de
stafmuziek van het 3e regiment infanterie onder
directie van den heer F. Krönig.
Als genoodigden merkten wij op den burge
meester en de leden van den gemeenteraad en
van de kamer van koophandel en fabrieken alhier;
den aannemer en de opzichters van het dok; den
heer Dirkshoofdingenieur te Amsterdam, de
scheepsreedershouthandelaars enz. (De commis
saris des konings en de heer van Diesen, hoofd
ingenieur van den waterstaat alhier, waren mede
genoodigd, doch verhinderd tegenwoordig te zijn.)
Nadat de muziek het eerste nommer van het
programma had gespeeld hield de voorzitter der
feestcommissie, mt G. N. de Stoppelaar, eene korte,
doch hartelijke toespraak, waarin hij namens haar
ik het geblaf van een kettinghond. Ofschoon dit
nu alles gemeenzame geluiden waren, klopte ook
deze maal mijn hart weêr beangst, toen ik den zand
weg afliep naar beneden.
Beneden aangekomen ving mijn oor pianoklanken
op, die uit de bovenvensters van het woonhuis
kwamen en mij toeschenen de „Liederen zonder
woorden" te zijn. Ik hield een oógenblik stil. Toen
ik daarop bet erf opging sprong de hond zoo woe
dend aan zijn ketting en hapte zoo bloeddorstig
naar mij, dat ik de hand onwillekeurig aan den
revolver sloeg, dien ik in mijn zak droeg, om het
ondier neêr te schieten, ingeval het zich misschien
losrukte.
Het erf was, in weerwil van het smerige weêr,
zindelijk en goed in orde. Ik zag meiden met melk
emmers gaan; kippen pikten nog de korrels onder
een met zakken graan beladen wagen weg, eer zij
op stok gingen. Iets verder leidde een molenaars
jongen een gezadeld paard voor den stal heen en
weêr. Midden op het erf stond eene groep van drie
mannen bij een op den grond liggenden afgezaagden
boomstam, waar een ketting onder heen gehaald was.
De oudste van dit klaverblad was zonder twij
fel de molenaar zelf, een zwaar gebouwd man met
breede schouders en eene houding vol zelfbewust
zijn. Op zijn karakteristiek en scherp geteekend
gelaat lag eene boerscb-hoogmoedige uitdrukking,
waarmede hij mij reeds uit de verte opnam. Zijn
grauw haar was bedekt met een met meel besto
ven kapje, dat hij zeker wel zelden de moeite
waard achtte af te nemen.