N°. 153. 119e Jaargang. 1876. Vrijdag 30 Juni. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon-' en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meor f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Gemeente-politie. Middelburg, 29 Juni. nSXJJXiXaBTOlSr. De schilder Baardman. Benoemingen en besluiten. Door burgemeester en wethouders wordt het volgende bekend gemaakt: Feestviei'ing op 30 Juni 1876. De burgemeester van Middelburg Gelet op de in deze gemeente te houden feest viering op den 30en Juni a. bij gelegenheid van de opening van het droge dok, Gezien de verordening van algemeene plaatse lijke politie binnen deze gemeente, maakt bekend dat dien dag de passage zal gestremd zijn 's morgens van 6 tot 11 urenlangs de achter gracht van het Schuttershofstraatje tot aan de Langeviele 's avonds na 9 uren langs de Dokbrug en 's avonds van 10 uren tot na het afsteken van het vuurwerklangs de loskaai van den weg bij het pakhuis „de Hoop" en de Nieuwe poort tot den hoek der loskaai, alleen evenwel voor rij- en voertuigen. Hij herinnert voorts de ingezetenen, aan het bepaalde bij art. 80 dier verordeningwaarbij het verboden is eenig vuurwerk at te steken, zonder schriftelijke toestemming van burgemeester en wethoudersonder mededeeling dat die vergun ning niet kan worden verleenddan alleen voor het vuurwerk door de feestcommissie te doen af steken. Hij noodigt overigens een ieder uit, om zich bij aankomst van den te houden optocht langs den weg te scharen, opdat de optocht niet door het opdringen van de menigte worde gestoord en (leze zich vrijelijk door de straten kunne bewegen, en daarwaar het nemen van buitengewone maat regelen langs de Zuidzijde van den Dam, Smalkade en in de Korte Delft, noodzake lijk isdoor getrouwe naleving van de bevelen, door de politie te geventot de handhaving der goede orde krachtdadig mede te werken. Middelburg, den 28en Juni 1876. De burgemeester voornoemd, (Get.) SCHORER. Burgerlijke stand. De wethouderambtenaar van den burgerlijken stand, van Middelburg, maakt bekend: dat ter gelegenheid van de feesten bij de ope ning van het droge dok, op Vrijdag den 30™ dezer de aangiften van geboorte en overlijden, op dien dag kunnen geschieden tusschen 12 en 1 uur 's namiddags. Middelburg, den 27en Juni 1876. De ambtenaar voornoemd, (Get.) N. C. LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM. „Er schijnt, zoo schreef voor twee dagen de Haagsche correspondent van de Zutfensche cou rant, niet de minste aanraking te zijn tusschen 9. Naar het Duitsch van August Becker. Vervolg.) Gelijk Blondel eenmaal met zijne harp de wereld doortrok en rondom alle kasteelen zwierf om de verblijfplaats van zijn koninklijken meester op te sporen, zoo wandelde ik met het schetsboek in de hand over steppen en heiden, door bosschen en weilanden, langs meeren, rivieren en beken, om de verdwenen gebiedster van mijn hart terug te vinden. Onder de gegeven omstandigheden was dit ook het beste wat ik kon doen, want allengs verkregen die streken eene bekoorlijkheid voor mij, die ik er vroeger niet aan waargenomen had, ontdekte ik in die schijnbaar kale en een tonige vlakten schoonheden die mij te voren ont gaan waren. Ik vermeed de meer bezochte streken, het zoo genaamde Marksche Zwitserland, liet ook het Spreewald liggen en zocht de nog bijna onbetre- dene paden naar afgelegen oorden op, nu eens hier en dan weer daar geboeid door een klappe renden molen, waar ik met een kloppend hart binnentrad om eene teug water te vragen. Dit de vertegenwoordigers van het kiezersvolk, en de vertegenwoordigers van de liberale pers. Tot mijn groote verbazing las ik nog deze week in enkele invloedrijke organen, dat de liberale partij niet in staat is te regeeren. Weet men dan volstrekt niet, wat er in den Haag, ook buiten de openbare vergaderingen op het Binnenhof, voorvalt? Weet men dan niet, dat niet tevergeefs voor eenige weken een stem uit de Hofstad den liberalen leden heeft toegeroepen: Weest eendrachtig, organiseert u en toont dat gij in het belang der liberale zaak kleine verschillen ter zijde moet stellen „De liberale partij in de tweede kamer ik wijs er op als een heugelijk feit is georganiseerd, en wie aandachtig de zittingen van de laatste we ken heeft gevolgd, zal den goeden invloed reeds hebben opgemerkt." Wij hebben ons over deze mededeeling, welke ook voor ons in vele opzichten nieuw was, zeer verheugd. Maar het schijnt verbazend moeilijk te zijn, juiste inlichtingen te bekomen omtrent hetgeen in den boezem der „vertegenwoordigers van het kiezersvolk" omgaat. Dit blijkt heden uit het volgende voorbeeld. Gisteren deelden wij een fragment uit het Han delsblad mede, waarin geredeneerd werd uit de veronderstelling dat de goede verstandhouding tusschen de verschillende leden der liberale partij hersteld en deze thans gereed is de regeertaak op zich te nemen. Heden wordt diezelfde redeneering, met de ver onderstelling waarop zij gebouwd is, bestreden door het Haagsche Vaderland, een blad dat meer dan eenig ander geacht kan worden op de hoogte te zijn van wat in den Haag op de bijeen komsten der liberale kamerleden voorgevallen is. „Men make zichschrijft het Vaderland, geen te groote illusiën. Er is werkelijk tusschen de liberale leden der tweede kamer een nauwere aaneensluiting tot stand gebracht; wij gaan zelfs een stap verder en durven bewerendat de libe ralen een kabinet zouden kunnen formeeren, dat niet alleen uit de bekwaamste mannen zou zijn saamgesteldmaar dat ook bij alle fracties der liberale partij, indien daarvan ten minste nog sprake mag zijn, steun zou vinden; maar, juist omdat de liberalen thans veel beter dan vroeger georganiseerd zijnkunnen zij, in het besef van nu volkomen bij machte te zijn kwade plannen te keeren, des te beter geduld oefenen. „Voor de liberale partij is de tijd nog niet ge komen. Zij moge krachtig genoeg zijn om het bestuur te aanvaarden, zij wenscht niet terstond als regeeringspartij, maar in de oppositie bewijzen van kracht te geven. Het is niet genoeg, dat de liberale leden van de kamer eenige vergaderingen hebben gehouden en het over de hoofdpunten zijn zwerven had zijne aangename zijde, niet onver mengd echter met verdriet, wanneer ik, na het gloeiende zand doorwaad te hebben, van de hooge gronden naar een molen in de laagte afdaalde, om haar, die ik zocht, niet te vinden. Ik vond wel is waar molenaarsdochters genoeg, groote en kleine, blondines en brunetten, met zwarte kijkers en met glazige konijnenoogen, maar niet de ge- wenschte. Doch zoo elke dag mij met anderen in aanraking bracht, slechts met haar niet, toch hoopte ik altijd van den volgenden dag het beste. De herfst kwam echter met zijne ongezellige dagen, en het eigenlijke doel mijner reis had ik gemist. Slechts aan studiën bracht ik een rijken voorraad meê. Zoo mijn leed niet verdreven was, het was toch gelenigd, maar ik had veel van mijn vroeger levenslust verloren en was voor mijne vrienden een raadsel geworden. Alleen naar het lichaam was ik bij hen, en dan nog niet dikwijls. Terwijl ik vroeger overal welkom was en algemeen gezocht werd, vermeed ik thans de gezelschappen, als ik maar kon. Ik vond eenigen troost in het werk en mijne molengezichten uit de Mark baarden in dien winter en hef voorjaar opzien. Doch de kunst was niet meer alles voor mij; het gemis, dat ik in het diepst mijner ziel gevoelde, bleef onaangevuld. Nog altijd was ik blijven hopen op de kostschool van juffrouw Lutz, als de plaats waar ik ten slotte toch zou kunnen vernemen wat ik wenschte te weten. Doch die inrichting was opgeheven na den plotseling voorgevallen dood der directrice, eens geworden; zal het land met vertrouwen onze partij aan 't roer zien komen, dan moet van die krach tig^ partij-organisatie ook buitenaf door daden blijken, dan moet eerst het bewijs zijn geleverd, dat onze geestverwanten ook zonder hulp van Haffmans c. s. de triple alliantie kunnen verslaan. „Maar er is meer. Indien thans, na de ver werping der militieweteen liberaal kabinet op trad, ,zou het moeten zijn een militair kabinet, en juist ten aanzien van de militaire quaestie is van een meerderheid aan de linkerzijde nog het minst gebleken." Het Vaderland komt daarom tot de slotsom dat bij de verandering van ministerie, die zeker gebeuren zalde heer Heemskerk aan het roer moet blijven, teneinde zijne belofte te kunnen houden van te trachten de onderwijsquaestie, naar z ij n e beginselen, op te lossen. „Dan zal het blijken of in dezen tijd, waarin groote zaken tot stand gebracht moeten worden, een ministerie, dat slechts ïs gaan zitten omdat de stoelen ledig waren, krachtig genoeg is om tegenover een goed georganiseerde oppositie zijn stelling te handhaven." De hier gehouden collecte voor dengewapen- den dienst heeft f 154.81 opgebracht, zijnde 16.55$ minder dan het vorige jaar. Heden vóór drie eeuwenden 29«n Juni 1576, werd de capitulatie onderteekend waarbij Zierik- zee, na eene belegering van 9 maanden, door hongersnood gedwongenaan de Spanjaarden werd overgegeven. Vijfmaal had de prins van Oranje getracht de stad te ontzettendoch zijne pogingen bleven, evenals de herhaalde uitvallen der belegerdenvruchteloos. Vier maanden later, in November 1576, werd de stad voor altijd van het Spaansche juk verlost. In het bij de Staats-courant van heden behoo- rende bijvoegsel zijn opgenomen de bij koninklijk besluit van 30 Maart jl. goedgekeurde statuten der naamlooze vennootschap de "Walchersehe kustvisseherijgevestigd te Arnemuiden en ten doel hebbende de uitoefening van de zeevisscherij. Het kapitaal is bepaald op 12,000, verdeeld in 48 aandeelen van f 250. De rechthebbenden op de nalatenschap van den matroos Jan Brandenburg, vermoedelijk gebo ren te Amsterdam en in Maart jl. te Liverpool overleden, worden in de Staats-courant van heden verzocht zich schriftelijk bij het departement van buitenlandsche zaken aan te melden. dien ik beschouwde als eene straf des hemels voor hare verstoktheid tegenover mijne liefde. Maar verder bracht mij dit niet; integendeel ging het spoor dat ik nog had kunnen volgen, daarmede verloren. Dit stemde mij nog somberder. Van de oorzaak mijner verandering had geen mijner bekenden een woord vernomen en Smout, die haar zou hebben kunnen begrijpen, was daar te kortzichtig voor. Opzettelijk hield ik mij in die dagen zoo ver mogelijk van hem. Het liep weer naar den zomer, toen hij op zekeren dag onverwacht bij mij binnen trad en in weerwil van mijne koele ontvangst zeer vrijmoedig in mijn atelier op en neer begon te loopen. Terwijl ik onafgewend op mijn ezel bleef staren, bekeek hij al mijue schetsen en half of heel voltooide molenschilderijen, snapte op zijne gewone manier voort, zonder zich door mijn hard nekkig zwijgen uit het veld te laten slaan en begon eindelijk het volksliedje te fluiten: „Er staat een molen in het groen." Daarna neuriede hij op eene hartbrekende wijze„De molenaar wil malen, het rad gaat altijd om en om", om ten slotte uit te barsten in 't refrein: „Mijn schatje heeft een molentje." Ik liet hem begaan, bij mij zeiven overleggende of ik hem niet onverhoeds met een kraehtigen penseelstreek groen of blauw zou verven, toen hij mij de hand op den schouder legde en de vraag deed of ik een molenboek moest illustreeren. Op barschen toon gaf ik een ont kennend antwoord en vroeg hem waarom. „Ik dacht het zoo maar", zei hij. „Als overi Blijkens bij de regeering ingekomen en in de Staats-courant medegedeelde ambtsberichten zijn in de maanden Maart, April en Mei van dit jaar in het rijk 13 gevallen van dolheid bij honden voorgekomen, waarvan 5 in Noord-Brabant, 1 in Gelderland, 2 in Zuid-Holland, 1 in Drenthe en 4 in Limburg. Eene vrouw te Helvoirt, die in Januari door een dollen hond gebeten was, stierf 2 Mei aan hydrophobic. Een meisje te Nieuwenhagen en 5 personen te Gronsfeld werden in Mei door een dollen hond gebeten. In de voorafgaande maanden December, Januari en Februari, waren respectively k 1, 11 en 3 ge vallen van dolheid of vermoedelijke dolheid bij honden voorgekomen. De Staats courant van heden bevat het konink lijk besluit van 17 Juni jl., houdende nadere bepalingen tot vereenvoudiging van de formalitei ten, in acht te nemen bij het vervoer van goe deren. Het 30e landhuishoudkundig congres te Amsterdam heeft besloten het verzoek der maat schappij van Nijverheid te steunen om jaarlijks in iedere provincie twee rijks-prijzen in geld uit te loven voor den besten hengst en de beste merrie met haar veulen, ter beoordeeling van de respec tieve maatschappijen van landbouw. Nog werd besloten bij de regeering aan te drin gen op eene algemeene wet tot bescherming der insecten-etende vogels. Naar aanleiding van het bericht, dat een deel van het Utrechtsch studentenkorps in het kostuum van Karei den Stoute en zijn hof Zondag 2 Juli, des middags tusschen half twee en vijf uren, een bezoek aan Zutphen zal brengenheeft een com missie uit den kerkeraad der Ned. Herv. gemeente, bestaande uit de predikanten P. Doedes Lz. en dr. E. H. van Leeuwenbenevens den ouderling A. Yerweij zich bij den burgemeester vervoegd om te verzoeken, den intocht der Utrechtsche heeren in het belang der Zondagsviering te ver bieden. De burgemeester heeft geantwoord dat er geen termen bestaan om aan het verzoek van den kerkeraad te voldoen. ArnhCt.) legek. Yoor den tijd van vijf jaren gedetacheerd bij het wapen der infanterie van het leger in Nederlandsch-Indië de 2" luitenant E. K. H. A. Hamming van het 5e regiment infanterie. gens al die molens hier te gelijk begonnen te klepperen. „Hier kleppert alleenwat niet behoorde te klepperen, had ik er bij willen voegen, maar ik hield het nog tijdig binnen, om niet al te hard te zijn. „Ik had u reeds lang eens willen opzoeken, beste vriend", hernam hij. „Nu heb ik iets ex tra's, iets wat als voor u uitgezocht is. Geene geleerde, neen volstrekt geene geleerde, maar uiterst beschaafd en vol gevoel, zoo als gij dat gaarne hebt. En huiselijkonbeschrijfelijkin al wat kamer en keuken betreft ervaren. Mijne vrouw roemt inzonderheid hare poddingen en mayonnaises uwe lievelingsgerechten, niet waar „Ik heb geen keukenmeid noodig," zei ik op afwijzenden toon. „Daar is ook geen sprake van. Ge herinnert u toch wel de interessante dochter van den overleden geheimraad Grunitz, die blondine met de blanke wangen „En de zwarte tanden." „Hoogstens twee zijn er zwart, maar hare voor uitzichten zijn des te schitterender," voerde Smout aan. „Zij is de erfgename van een ouden zieken oom, die wel niet lang meer leven zal, en die haar een aardig landgoedje met park en windmolen zal nalaten." „Ik wil op geen windmolen wonen," snauwde ik hem toe, mij naar hem omkeerende. „Zeker liever op een watermolen, hè?" riep hij uit, met 'zulk een snaakschen blik, dat ik, mijne stemming vergetende, in lachen uitbarstte.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1