N°. 149.
119e Jaargang.
1876.
Maandag
26 Juni.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met nitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiënj 20 Cent per regel.
Geboorte- Tronw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.'
B E3 R I C H T
Zij die zïeh-vdor 1 Juli 1876 op deze
courant abonneeren, ontvangen de nog
in dit kwartaal verschijnende nommers
van het blad gratis.
Middelburg, 24 Juni.
De Vereenigde Staten in 1876.
DDELBIIRGSCHE COURANT.
De 4e Juli 1876 zal een gewichtige dag zijn,
niet slechts voor de groote republiek die op
dezen dag het eeuwfeest van haar bestaan
viert; maar voor de geheele wereld, aan wie
de vraag wordt voorgelegd of een staat, vóór
honderd jaren op de vrijheid gegrondvest, door
zijn duur en zijne geschiedenis de deugdelijk
heid van dien grondslag al dan niet bewe
zen heeft.
Op dat beginsel toch komt het aan. Vóór
of tegen den republikeinschen staatsvorm is
het voor ons niet noodig partij te kiezen. Dat
de dertien Amerikaansche staten, die den 4en
Juli 1776 zich van Engeland onafhankelijk
verklaarden, toen en gedurende het verdere
tijdperk hunner reusachtige ontwikkeling geen
behoefte aan een vorst gevoelden, bewijst op
zich-zelf niets tegen het keizer- of koning
schap, dat in de meeste landen van Europa
in de geschiedenis der volken of in hun eeuwen
oude betrekking tot die vorstengeslachten wor
telt. Ook is het niet de republikeinsche
staatsvorm, welke den aanstaanden 4™ Juli
zijn honderdjarig leven viert. Nederland,
Zwitserland, Venetië, om van de republieken
der oudheid of van de sneller voorbijge
gane Fransche en Italiaansche republieken niet
te gewagen, hebben reeds eenwen vroeger het
voorbeeld gegeven. Nieuw warenop het oogen-
blik dat te Philadelphia het gemeenebest der
Vereenigde Staten tot stand kwam, de begin
selen op welke het gebouwd werd: de erken
ning der algemeene menschenrechten; de ge
lijkheid aller menschender volkomene vrijheid
van godsdienst; de onbelemmerde vrijheid van
woord, schrift en gedachte; de zelfregeering
des volks door rechtstreeksche verkiezing zijner
vertegenwoordigers, wetgevers, rechters en
hoogste staatsdienaren. Nieuw waren zijook
weder niet in theoriewant in de Fransche
salons der vorige eeuw werd over die „alge
meene menschenrechten" welsprekender gere
dekaveld dan te Philadelphiaen Voltaire
ofschoon hij gaarne verklaarde voor de „lakeien
en den grooten hoop" niet te schrijven,
kon over hetzelfde onderwerp waarschijnlijk
geestiger redeneeren dan Franklin, de gewe
zen boekdrukker, de afgezant der Ameri
kaansche opstandelingen bij het Engelsche en
het Fransche hof. Maar in Amerika werd het
eerst beproefd die beginselen in het leven eens
volks in toepassing te brengen. Hebben zij na
eene eeuw zich deugdelijk bewezen, dan is
voor alle natiën de wenschelijkheid aangetoond
om op diezelfde beginselenzoo ver historische
toestanden niet dwingen er van af te wijken,
haar staatsleven voort- of op te bouwen. In
het gemis van den republikeinschen staats
vorm kunnen wij ons gemakkelijk troosten
met het woord van den Franschen diplomaat,
die, de inhuldiging van een constitutioneel vorst
bijgewoond hebbende, zijn indruk wedergaf
met het gezegde«Pai vu la républiqueenve-
loppée d'un mareteau royalJuist of onjuist,
bevat dat lon-mot in dien zin waarheid, dat
het constitutioneel koningschap, toevertrouwd
aan een vorstengeslacht dat een geopend oog
heeft voor de behoeften des volks en zijn
grondslag vindt in de gehechtheid der natie;
geen hinderpaal behoeft te zijn voor de toe
passing der beginselen op welke het Ameri
kaansche gemeenebest gebouwd is.
Het is iu de laatste jaren gewoonte geworden
van de republiek der Vereenigde Staten zeer
leelijke dingen te vertellen en inderdaad heeft
zij daartoe veelszins aanleiding gegeven. Onbe
teugelde geld- en winzucht, oneerlijkheid
der ambtenaren van de hoogsten tot de laag-
sten, omkoopbaarheid van rechters en volks
vertegenwoordigers, stads- en staatsbesturen
die de buit zijn van gewetenlooze speculanten, -
ziedaar de berichten die van de overzijde des
Oceaans aanhoudend tot ons komen en bij de
tegenstanders der republiek gretig verspreiding
vinden. Men wachte zich echter, aan deze
verschijnselen onjuiste gevolgtrekkingen vast
te knoopen. De staatregelingwelke de répu
bliek sedert honderd jaren bezit, was het werk
van mannen van diepen ernst, groote ontwik
keling en een over het algemeen vlekkeloos
zedelijk karakter; zij was een samenstel van
zedelijke, maatschappelijke en staatkundige
vrijheid, dat der wereld nog langen tijd ten
voorbeeld kan strekken, In hoeverre zijn deze
staatsinstellingen aansprakelijk voor het ver
keerde dat de republiek in sommige opzichten
te aanschouwen geeft?
Men verlieze niet uit het oog dat de bevol
king der Vereenigde staten voor het grootste
deel bestaatr nit Europeesche landverhuizers,
wier jaarlijksche toevloed gemiddeld op 350,000
te schatten is, en uit hunne kinderen, Dij wie
de zedelijkheidsbegrippendoor de ouders in
geplant, de overhand hebben. Natuurlijk zijn
het niet de beste elementenwelke ieder jaar
uit bijna alle landen van Europa de zee over
steken; een aantal hunner hebben in het
vaderland reeds met de justitie kennis gemaakt,
of ontvluchten hun land teneinde eene aanra
king met haar te vermijden. Allen is het te
doen om in de nieuwe wereld in te halen wat
zij in de oude gemist hebben; rijk worden
in den kortst mogelijken tijd is hun doel,
de keuze der middelen hun gewoonlijk vrij
onverschillig. Van zulke staatsburgers, die
spoedig na hunne aankomst het volle genot
der burgerrechten verkrijgen in een land, waar
èn de wetgevende èn de uitvoerende èn de
rechterlijke macht' worden uitgeoefend door
personen, voortkomende uit de verkiezingen,
zijn natuurlijk velerlei kwade practijken in
het openbaar leven te wachten.
Vele Amerikanen zien de gevaren, voor het
staatsleven aan het karakter dezer landverhui
zers verbonden, volkomen in en reeds sedert
jaren bestaan verbonden, ten doel hebbende
om de nieuw aangekomenengedurende een
langer tijd dan thans het geval is, in het
genot der burgerrechten te beperken. De
stroom der landverhuizing is echter voor de
republiek, met haar onmetelijke, nog altijd op
ontginning wachtende landstreken en met haar
ook in andere opzichten nog steeds ontoerei
kende bevolkingzulk eene levensquaestiedat
elke poging om de aankomelingen in hunne
rechten te verkorten, afstuit op den tegenstand
van een groot deel der oudste Amerikaansche
bevolking, bij welke natuurlijk alle landver
huizers van jongeren of ouderen datum zich
aansluiten.
Eene andere aanleiding tot velerlei misbruik
is de te lage bezoldiging der staatsambtenaren,
nog afkomstig uit de eerste tijden der repu
bliek, toen men aannam dat staatsambten mee-
rendeels eereposten zijn, welke den burgers
hoogstens recht geven op eene matige schade
loosstelling wegens hun tijdverlies. De snel
aanwassende bevolkingde reusachtige uit
breiding van handel, nijverheid en verkeer,
vermeerderden sinds dien tijd het werk, aan
de staatsambten verbonden; de stijgende
weelde en rijkdommen verhoogden de behoeften
dor ambtenaren, doch hunne jaarwedden hiel
den daarmede geen gelijken tred. Het hoofd
van den staat, de president, geniet slechts
50,000 dollars 125,000) traktement, wat
minder is dan sommige gezanten, die in zijn
eigen land de groote vreemde mogendheden
vertegenwoordigen en minder o. a. dan de
gouverneur-generaal van Ned.-Indië ontvangt.
Onlangs nam het congres zelfs het besluit om
het inkomen van den volgenden president nog
tot op de helft te verminderen, doch van dit
besluit heeft president Grant, krachtens zijn
grondwettig veto, althans vooreerst de uitvoe
ring belet en het is te hopen dat het congres
er niet op terug zal komen.
Het springt in het oog dat ambtenaren die
slecht betaald worden en die, in de hoogere
rangen althans, gevaar loopen om alle vier
jaren, wanneer de strijd der partijen een
anderen president aan het hoofd van den staat
brengt, hun betrekking te verliezen, aan zware
verzoeking blootgesteld zijn om te trachten zich
langs onwettigen weg te verrijken. Hoe onge
grond echter de beschuldiging is, uit dien
hoofde tegen de republikeinsche instellingen
gericht, blijkt uit het voorbeeld van met des
potisch gezag geregeerde landenals Rusland
en Turkije. Daar zijn de knoeierijen, de
afpersingen en de omkoopbaarheid der ambte
naren vooral niet minder groot dan in Ame
rika. Onder het gezag van den sultan en den
czaar geschiedt echter alles in 't verborgen
terwijl in de Vereenigde Staten de pers alles
wat er gebeurt naar alle windstreken uitbazuint,
het, naar de eischen van den partijstrijd, ver
groot en verergert, ja somtijds geheel ver
zint. Ook deze nadeelen zijn weder geen be
zwaren tegen de onbelemmerde pers-vrijheid,
welke in zichzelve het tegenwicht voor hare
gebreken bevat. Maar bij het beoordeelen der
berichten, welke uit Amerika tot ons komen,
late men toch den invloed, door het vergroot
glas der partijdige en op schandalen beluste
dagbladpers daarop uitgeoefend, niet geheel
buiten beschouwing.
Uit het aangevoerde blijkt dat de beginselen
der vrijheid en der volksregeering met de
onzedelijkheiddie in de ambtenaarswereld der
Vereenigde Staten dikwijls aan het licht
treedt, niéts te maken hebben. Misschien zou
kunnen toegestemd worden dat nergens eerder
dan in Amerika die beginselen, met het oog
op den bij zonderen aard der bevolkingmet
eenige beperking behoorden toegepast te wor
den. Slaan wij echter het oog op de verba
zende ontwikkeling, tot welke deze maatschap
pij onder die staatsregeling gekomen iswelke
haarde jongste onder de natiëntot
baanbreekster en wegwijzeres op bijna elk
gebied gemaakt heeftdan wordt het verklaar
baar dat de Amerikanen er niet licht toe ko
men kunnen om de schendende hand te slaan
aan het werk van Jefferson, Adams, Franklin,
Hancock en anderen uit het kloeke, welbera-
dene geslacht van 1776.
Op het tafereel van dien bloei en die werk
zaamheid vestigen wij in een volgend opstel
de aandacht.
De laatste zitting der tweede kamer ver
moedelijk de laatste van dit zittingjaar, was niet
de minst belangrijkemet het oog op eenige
daarin behandelde onderwerpen en ook op den
wederzijdschen geest van welwillendheidwaar
mede kamer en regeering elkander bejegenden.
Het was alsof men voelde dat men in een sterf
huis was er werd niet veel en niet hard gesproken.
Het eerste ontwerp, behelzende wetsbepalingen
op den in- uit- en doorvoer van vergiftige stoffen,
was „algemeen met ingenomenheid bij de kamer
ontvangen." De minister van binnenl. zaken con
stateerde dit van zijn kant „met genoegen", be
loofde nog andere gezondheids-bepalingen, o. a.
op de quarantainewaarvoor een ontwerp reeds
bij de kamer is ingediend en opende zelfs het
uitzicht dat door ons vóórgaan eene internationale
regeling van het toezicht op het vervoer der ver
giftige stoffen tot stand zou komen.
Nadat het wetsontwerp gewijzigd was in den
zin van een amendement van den heer Oodefroi,
die de bedreigde straf van verbeurdverklaring der
voer- of vaartuigen bij overtreding te zwaar vond
en deze aan het oordeel des rechters wilde vrijlaten,
werd het aangenomen met 58 stemmen tegen 1,
die van den heer van Eekdie de wet onvol
doende gemotiveerd en niet rechtvaardig achtte.
In de tweede plaats werd met algemeene stem
men aangenomen het ontwerp tot wijziging van
art. 38 der wet op het middelbaar onderwijs. Het
leergeld aan de rijkslandbouwschool, dat in die
wet op 100 gesteld is, zal nu f 40 minstens en
f 100 hoogstens bedragen en door den minister
op f 40 bepaald worden. De regeering was niet
voornemens die som te verhoogendoch wilde
zich de bevoegdheid daartoe voorbehouden, inge
val er mettertijd iets mocht komen van de plan
nen om de rijkslandbouwschool te Wageningen
zeer uit te breiden, ja tot eene hoogeschool voor
den landbouw in te richten.
De voorgestelde veranderingen in de postwet
waren ook al „met ingenomenheid ontvangen," en
op zijne beurt was ook de minister van financiën
daarvoor erkentelijk. Onder den invloed daarvan
zag hij den geheelen postdienst in een rooskleurig
licht. Nergens in de wereld wordt zoo goed in
den dienst op het platteland voorzien als in Neder
land. (Wij wenschten dat de heer van der Heim eens
een poos een buitentje huurde bij het eene of an
dere Walchersche dorp of in sommige streken van
het 4« en 5e district. Misschien dat de minister
dan tot de slotsom zou komen dat er in ons
land toch nog wel iets voor de post te doen is
Verlaging van het minimum van 5 cent van
het recht voor de verzending van geld achtte de
minister niet wensehelijk. Wij wèl. Voor kleine
sommen is 5 cent nog een hoog recht. En het
verzenden van kleine sommen geschiedt meest
door of voor den minderen man, den militair, den
dienstbode, den werkman enz. Daarom hadden
wij wel gewenscht dat hiervan nog iets af ware
te dingen geweest.
De kamer nam echter het ontwerp met alge
meene stemmen aannadat de heer Kops
nog eens verklaard had dat de nu bestaande rege
ling van de medewerking der postadministratie
met de spaarbanken niets beteekent. Oud nieuws
De minister verklaarde nog dat men visitekaar
tjes als drukwerk mag verzendenmet het adres
op den rug geschreven. Eene economie dus van
minstens cent (vergeleken met een briefkaart)
voor iederen nieuwjaars- of verjaarwensch.
De wet zal den lcn Augustus a. ingaan.
Eenige wetsontwerpen werden vervolgens afge
handeld waar niets bijzonders bij voorviel dan
alleen de voorspelling van den minister van finan
ciën bij de aanvullingswet op de middelendat
nu toch stellig binnen kort er geen batige sloten
meer uit Indië zullen zijnen de betuiging van
zijn leedwezen dat wij 't nog maar niet huiten
die batige sloten kunnen, stellen. Aangezien èn
die profetie èn dat leedwezen een paar zeer oude
zaken zijn en Nederland niettemin nog maar altijd
voortgaat bij iedere nieuwe behoefte de hand in
den Indischen geldzak te steken ener
altijd wat in te vindenhebben wij daarbij niet
langer stil te staan.
Aan het slot eindelijk een kort woord over
Atchin. De minister van koloniën zag de zaken
nog al gunstig in en bracht eene welverdiende
hulde aan het leger ofschoon de veldtocht van dit
jaar niet alles gehouden had wat hij beloofd had.
De heer Fabius was meer bezorgd. Hij wenschte
„krachtigedoortastende mannen aan het hoofd
des legers", anders zou de Atchin-oorlog onze
ellende worden.
Wie wenscht dat niet? Maar mannen als Pel
heeft men niet voor 't verliezen. Zijn dood zal
hoe langer hoe meer betreurd wordennaarmate
het gemis van zijn krachtige hand en zijn koel
hoofd zich meer doet voelen.
Met dit weinig opwekkende slotwoord eindigde
deze zittingwelke niet onvruchtbaar is geweest,
doch alweder in een vraagteeken eindigt. Moge