Teiegraphische berichten. - Töcwff«t. Verkoopingen en aanbestedingen. Thermometerstand. Provinciale staten van Zeeland, substantieele vereischten ontbrekenbet in dezen gepleegde verzuim tot zoodanige nietigheid niet kan doen besluiten, omdat het niet raakt het wezen der akte zelve, maar als eene daad van procedure is te beschouwen, tegen welker niet-na- leving geen nietigheid is bedreigd. O. wat betreft den inhoud van het bericht, dat, hoewel het bericht zelf niet nietig ïsde rechtbank echter daarin geene genoegzame inlich tingen bevindtom het door de deskundigen geuit gevoelen te volgenomdat niet alle gegevens, waarop de deskundigen hun oordeel doen steunen, door hen met juistheid uit de stukken zijn geput; dat toch onder andere daarin voorkomt de ver klaring van den gedaagdedat hij meest den witte- tonnenkant gehouden heeft bij bet rond stoomen der witte ton of hoekton n°. 26, hoedanige verkla ring door den gedaagde echter niet is gedaan; O. dat dan ook reeds om diezelfde reden de beschouwingen, die de deskundigen aan het slot van hun rapport ongevraagd en geheel met ter zijdestelling van het punt van uitgang, namelijk de plaats waar het wrak gevonden is, ten beste geven, niet ten grondslag kunnen strekken van de beslissing der rechtbank. O. mitsdien dat het bericht der deskundigen bij de beoordeeling van de toedracht der plaats gehad hebbende aanvaring buiten beschouwing wordt gehouden. O. alsnu ten aanzien der vraag door wiens schuld de aanvaring is veroorzaakt, dat de eischer van het voorgevallene met zijn schip, dat hoewel de rivieren en binnenwateren bevarende, van buitenslands kwam en dus als zeeschip te beschouwen is, ingevolge artikel 383 en 384junctis 380, 784 van het wetboek van kooph. binnen 24 uren na te Neuzen aan wal gezet te zijn, voor den kantonrechter te Axel zijne scheepsverklaring heeft afgelegd met zijn knecht J. A. Harte, door beide met eede bevestigd; dat in die scheepsver klaring onder anderen is vermeld: „gekomen in het „Nauw van Bath" onder de tweede witte ton, moest ik draaien met mijn schip, wilde ik niet omhoog rakenmiddelerwijl kwam de stoomboot Phönix, gezagvoerder P. Mollerupmij achterop, welke, in plaats van zijn roer bakboords zij te wenden, dat stuurboordszij draaideen nu eens bakboords-, dan weer stuurboordszij met dat noodlottig gevolgdat de stoomboot Phönix tegen mijn schip vlak voor den mast aan voer, zoodat mijn schip zonk". O. dat uit de scheepsverklaring, die volgens art. 384 van het wetboek van kooph. als bewijs geldt, totdat zij door tegenbewijs is ontzenuwd, volgt dat de aanvaring heeft plaats gehad nabij de tweede witte ton en dat wel daar ter plaatse b^ de witte ton/ waar het schip blijkens de lig ging der tonnen moest wenden, om niet omhoog, dat is op de zandbanken te geraken, daar het tusschen partijen in confesso is, dat de aanva ring bijna onmiddellijk na wending heeft plaats gehad en dit ook voortvloeit uit hetgeen in het ten processe overgelegde uittreksel uit het scheeps journaal van den gedaagde onder anderen is ver meld, namelijk dat de eischer onder den boeg heeft omgewend. O. dat die scheepsverklaring niet door tegen bewijs is te niet gedaan; dat toch het bedoelde uittreksel uit het scheeps journaal van den gedaagde, al wordt daaraan vol ledige authenticiteit en bewijskracht toegekend, niets bewijst tegen de voorstelling van den eischer omdat in dat journaal niet wordt gezegd in welk gedeelte van het vaarwater de Phönix zich op het oogenblik der collisie bevond. O. dat wel in de in afschrift bij de processtuk ken voorhanden verklaring van Ch. van Hellemont, die tijdens het ongeval als loods dienst deed op de Phönix, wordt vermeld, dat de tjalk in eene maal (plotseling?) overstag ging naar den steilen kant, terwijl hij (zij?) maar midden vaarwaters was, maar dat, aangenomen de goede trouw van dezen niet geheel onzijdigen persoon, zoodanige onbeëedigde, door niets in het proces gestaafde verklaring van een loods, niets kan ontnemen aan de kracht eener in den wettelijken vorm opge maakte beëedigde scheepsverklaring. O. dat derhalve als bewezen wordt aangenomen, dat de eischer zijn schip over stag heeft doen gaan, toen de nabijheid van lager wal hem daartoe noodzaakte en dat de aanvaring heeft plaats gehad bijna terstond na die wending. O. dat de aanvaring alzoo uitsluitend te wijten is aan de schuld van den gedaagde, die met zijn stoomschip, in strijd met de bepalingen van het toen nog geldend kon. besluit van 2 Mei 1863 (Stbl. n° 52) te veel naar den witte-tonnenkant heeft gehouden, toen hij bij het zeilschip kwam, dat nabij die tonnen overstag moest gaan, welke manoeuvre van het zeilvaartuig hij kon en moest voorzien. O. daarenboven dat, ook al moest worden aan genomen dat het tjalkschip niet tot aan de raaiing der witte tonnen was doorgeloopen, maar dat het meer in het midden van het vaarwater dan aan den witte-tonnenkant was overstag gegaan, dan nog het stoomschip aansprakelijk zou zijn voor de aanvaring, omdat daargelaten de vraag of bij collisie tusschen een stoom- en zeilschip, het ver moeden van schuld tegen het eerste is in elk geval een stoomschip, geheel meester van zijne bewegingen, verantwoordelijk is voor eene aanva ring, wanneer het, zonder gebleken noodzaak, in een meer dan 200 meters breed vaarwater, met volle kracht stoomende, vóór de gaande eb, een opwerkend vaartuig zoo dicht nadert, dat het, tengevolge eener wending van den schipper, al ware die niet bepaald te voorzienhet zeilend vaartuig noodzakelijk midscheeps moest aanvaren. O. derhalve dat de vordering in conventie is gegrond, O. alsnu ten aanzien der vordering in reconventie; dat door den eischer in reconventie onder anderen is gesteld, dat het door hem gevoerde stoomschip Phönix met volle lading stukgoederen van Ant werpen uitgeklaard, met bestemming naar Kopen hagen en Koningsbergen en voorzien van znije voor de reis noodige papieren, in den vroegen morgen van den 19™ October 1875 die haven heeft verlaten; dat in den voormiddag van dien dag gezegd stoomschip door den verweerder in reconventie met behulp der gewapende macht in conservatoir arrest is genomen, krachtens vergunning door den heer voorzitter dezer rechtbankter zake van de hiervoren besproken aanvaring, verleend; dat dat arrest door de cautie welke de eischer heeft gesteld, is opgeheven. O. dat deze daadzaken niet zijn tegengesproken en dus rechtens vaststaan. O. dat de eischer in reconventie heeft beweerd dat het voormelde arrest is eene onrechtmatigheid, die hem belangrijke schade heeft veroorzaakt, welke de verweerder in reconventie is gehouden hem te vergoeden, vermits toch de verweerder 1° tegen hem eischer of zijn schip geen recht of actie had ter zake -der aanvaring op 25 Maart 1875, en 2° in strijd met de wet het zeeschip, dat van zijne voor de reis noodige papieren was voorzien, zijne reis had aangevangen en zijn bestemming vervor derde, gedurende zijne reis heeft tegengehouden, te Vlissingen binnengebracht en aldaar opgehouden. Overwegende dat de in de eerste plaats bijge brachte grond is vervallen door de beslissing hiervoren gegeven op de vordering in conventie. 0. dat met stilzwijgen kan worden voorbijge gaan het door den eischer in reconventie opge merkte, dat de inbeslagneming heeft plaatsgehad tusschen de roode en de zwarte ton van de Kaloot, meer speciaal bij die zwarte toü en dus in strijd met de beschikking van den voorzitter der recht bank niet ter reede van Vlissingen binnen het gebied dezer rechtbankomdat dit beweren van den eischer door niets is gestaafd en in strijd is met het bij de stukken voorhanden naar den vorm rechtens opgemaakte, geregistreerde deurwaarders- exploit van 19 October 1875, waarin is vermeld dat het bij die akte in beslag genomen stoomschip Phönix toen was liggende ter reede van en nabij Vlissingen. O. dat alzoo alleen ter beslissing overblijft de vraagof er conservatoir beslag kon worden gelegd ter reede van Vlissingen en dus binnen het grondgebied dezer rechtbank, op het stoom schip dat, voorzien van zijne voor de reis benoo- digde papieren, uit eene vreemde haven komende, op reis was naar zijne bestemming in den vreemde. O. dienaangaande dat, daargelaten de vraag of het verbod vervat in art 582 van het wetb. van B. It. geldt, zoowel bij conservatoir als bij execu toriaal beslagin elk geval dat verbod niet toepasselijk is op schepen die zooals het schip van den recönventioneeleneischer,uit eene vreemde haven verfrokken, over Nederlandsch grondgebied komen. O. toch dat de uitdrukkingen in het artikel „gereed zijnde om onder zeil te gaan," „de reis die het gaat ondernemen"de noodige pa pieren om te kunnen vertrekken", „blijk baar wijzen op een schip dat in eene Nederlandsche haven zeilree wordt, na aldaar gedurende lan- geren of korteren tijd in lading gelegen te hebben dat deze beschouwing, die geheel en al overeen komt met' die van de schrijvers over art. 215 van den Code de Commerce, bevestigd wordt dooi de ratio leg is, die, zooals door diezelfde schrijvers ook wordt geleerd,' geene andere is dan deze, dat de belangen der inladers niet zouden worden op geofferd aan hen, die verzuimden gebruik te maken van den tijd dat het schip in eene haven in lading had gelegen, welke grond ook door onze regeering bij de beantwoording van eene aanmerking eener afdeeling op het in casu ingeroepen art. 582 van het wetboek van B. R. aldus werd geformuleerd „de arrestant moet het bovendien aan zich zeiven wijten dat hij zijn beslag niet vroeger gedaan en daarmede gewacht heeft tot het oogen blik dat het. schip gereed is om onder zeil te gaan." O. daarenboven dat van het door den recönven tioneelen eischer verdedigde beginsel dit het onge rijmde gevolg zou zijn, dat alle verhaal op sche pen die uit den vreemde komendeop hun reis naar den vreemde, het Nederlandsch grondgebied passeeren, onmogelijk zou zijn en dat de Neder lander van zijn eigen rechter zou worden afge trokken en worden genoodzaakt bij den vreemden rechter recht te zoeken om de nakoming te erlan gen eener verbintenis op Nederlandsch grondge bied geboren. O. derhalve dat de veeonventioDeele verweerder door het stoomschip Phönix van den recönventio neelen eischer in conservatoir arrest te nemen, niet heeft gepleegd eene onrechtmatige daad en de vordering in reconventie mitsdien is onge grond. Gezien, behalve de in het vonnis besproken wetsartikelende art. 534.5 van het wetboek van koophandelen de artt. 5658510° van het wet boek van B. R. Verleent akte waarvan akte is gevraagd. Verklaart den oorspronkelijken eischer ge grond in zijne vordering. Veroordeelt den oorspronkelijken gedaagde zelfs bij lijfsdwang om aan den oorspronkelijken eischer te vergoeden alle kostenschadeninteres sen en winstdervingenop te maken bij staat, door hem geleden tengevolge der hiervoren ver melde aanvaring en het daarop onmiddellijk zin ken van zijn schip en lading. V er k 1 a a r t den eischer in reconventie niet gegrond in zijne vordering. Ontzegt hem zijnen eisch. Veroordeelt hem in de kosten van dit rechtsgedingzoowel in die op den eisch in con ventie als in die op den eisch in reconventie ge vallen de gereserveerde er onder begrepen. Machtigt den heer griffier dezer rechtbank om het bedrag, dat blijken zal den oorspronkelijken eischer van den oorspronkelijken gedaagde toe te komenuit het ter griffie als cautie gedepo neerde bedrag van den eischer tegen kwijting uit te keeren. Verstaat dat er geen termen zijn om dit vonnis uitvoerbaar te verklaren bij voorraad. Aldus gedaan enz. den 21™ Juni 1876. (Dit vonnis is gewezen door de heeren m1'8. jhr. A. van Reigersberg Versluijs, voorzitter, jh*. D. G. van Teijlingen en E. P. Schorer, rechters.) TWEEDE KAMER. Al de heden aan de orde gestelde wetsontwer pen werden aangenomen waaronder die betrekke lijk het verveer van vergiftige stoffende wijzi ging der postwetverschillende Indische crediet- of aanvullicgswetten enz. De minister van koloniën deelde mede dat nog geen oföcieele definitieve voorstellen gereed zijn tot het opleggen van nieuwe belastingen aan de Europeanen in Indië. De voorloopige uitkomsten van den aanleg van een spoorweg naar hetOmbi- lien-steenkolenveld zijn niet gunstig. Wat den toestand in Atchin betreftdeze is niet zoo on gunstig als ondersteld wordt en buitengewoon veel beter dan verleden jaarofschoon de winter- campagnedie eene zoo schoone bladzijde in onze geschiedenis beslaat, niet heeft beantwoord aan de verwachtingen. De minister stelt vortrou- wen in de buitengewone energie van den gouver neur-generaal. De heer Fabius zag den toestand donkerder in. Groote verliezen zijn door onze troepen gele den en zonder krachtig en doortastend handelen, wordt de oorlog eene ellende. Omtrent Suriname deelde de minister mede dat sporen van vooruitgang waar te nemen zijn, althans de toestand van achteruitgang opgehouden heeft. De kamer is vervolgeus op reces uiteengegaan. De kroonprins van het Duitsche rijk ver trekt den lenJuli a. uit Berlijn naar Scheveningen. Te Rotterdam is het aan de Boompjes lig gende driemastschip Noach IV naar de zijde van den wal omgeslagen. Het schip was ledig en waarschijnlijk door de zwaarte van het tuig top zwaar geworden. Tengevolge van den hoogen waterstand zijn sommige uiterwaarden aan Maas en Waal onder- geloopen. Groote schade wordt hierdoor aan het gras veroorzaakt. Een gewezen brievenbesteller te Amsterdam is door de rechtbank aldaar veroordeeld tot acht maanden celstrafwegens toeëigening van hem in zijne betrekking toevertrouwde gelden ten be drage van 600. Een zee-milicien van Zr. Ma. monitor Heili- gerlee isterwijl hij des nachts vóór dien bodem te Hellevoetsluis op schildwacht stondin het water geraakt en verdronken. Volgens de Kreutz-Zeitung heerscht te Jeru zalem ernstige agitatie en spanning'tengevolge van de buitensporigheden der Turlcsche autoriteiten en van eene poging tot opstand door de fellahs. Den 2en Juni had de agitatie haar tappunt bereikt; alle winkels van Christenen waren gesloten; de vreemdelingen hadden zich gewapend en betrokken den ganschen dag de wacht. De Duitschers had den zich naar hun consulaat begeven, zich geor ganiseerd en vroegen hulp uit het vaderland. De Turksche soldaten kampeerden permanent op de pleinen en in de straten. Het hof van appèl te Berlijn heeft het ver zoek van graaf Arnim om het bevel van aanhou ding, tegen hem uitgevaardigd, in te trekken, af gewezen. Het nommer van de Neue freie Presse van den 15™ dezer is in beslag genomen op een klacht van den Russischen gezant te Weenen tegen een in dat nommer voorkomend artikel, waarin werd gezegddat Rusland in de alliantie der drie keizers de leidende partij was en voortging in Turkije partij-politiek te voeren. Bij gelegenheid van de wedrennen te Lyon zijn eenige ongelukken voorgevallen door dat ver scheidene paarden van onderofficieren, die niet vol doende bleken gedresseerd te zijn, bij het sprin gen vielen, waardoor sommige berijders meer of minder werden gewond. De man van het kanon, die een kanonsko gel in zijn vaart opving, is den 16™ dezer te Agen ernstig gewond. Het stuk schijnt te zwaar of niet goed geladen te zijn geweest; een of ander althans was niet in orde en de kunstenaar werd zwaar getroffen aan het onderlijf en den rechter arm. Zoo deze nog behouden kan blijven zal hij toch voortaan stijf wezen. Het moet een tredrig gezicht zijn den sterken man nu zwak en hulpe loos te zien nederliggen. De rust is in België nog niet geheel hersteld. Op verschillende plaatsen komen sporadisch ODge regeldheden voor, als te Gent en te Leuven, terwijl Antwerpen den ganschen dag wordt doorkruist door militairen in marschtenue. Voor de recht bank aldaar is een aanvang gemaakt met de in structie omtrent de plaats gehad hebbende onge regeldheden. Door den vertegenwoordiger Coremans wordt eene schadevergoeding van 75,000 franken gevraagd; de heer J. Delaet vraagt 20,000 franken voor de schade aan zijne bakkerij in de Rue haute en 10,000 franken voor die aan zijn huis in de Chaussée Malines toegebracht; de heer van Bog- hout eischt 100,000 franken, de heer de Winter 10,000 en de Cercle catholique op de Place de Meir 5000 franken. Omtrent den brand, die den 17™ dezer te Québec heeft gewoed, wordt nader gemeld, dat de uitgebreidheid van het vuur een lengte van 1000 voeten bij eene breedte van 600 voeten had. Er zijn 7 hotels, 9 kerken, het gebouw der douane, het paleis van justitie, het postkantoor, het con sulaat der Vereenigde Staten, twee banken, ver scheidene kantoren, scheepstimmerwerven, schepen op de rivier Richelieu en 250 huizen en winkels vernield. Eene vrouw is verbrand, verscheidene personen zijn zwaar gewond; 350 gezinnen zijn zonder huisvesting. De regeering van. Canada heeft maatregelen genomen om de ongelukkigen ter hulp te komen. De verliezen worden op onge veer li millioen dollars geschat. Ter provinciale griffie van Zeeland liggen ter lezing de voorwaarden, waarop door het departement van marine op den 4™ Juli aanstaande zal worden aanbesteed de levering van de benoodigde oliëen, ten dienste van de verschillende directiën der marine. Eergisteren is alhier te koop aangeboden een huis, erf en tuin in de Lange Singelstraat, wijk N n°. 191, en een huis en erf, ingericht voor kantoor, in de Pijpstraat, wijk N nJ. 224, samen groot 3 aren 20 centiaren. Samen verkocht voor f 5650. Een nieuw gebouwd huis met schuur, erf en tuin, op den Segeersingel alhier, wijk V n°. 24b, is opgehouden. Gisteren avond is alhier te koop aangeboden een huis en erf in de Lange Gortstraat, wijk I n°. 335, en een pakhuis in het Kerspel. Samen verkocht voor f 3285. 22 Juni 's av. 11 u. 66 gr. 23 's morg. 7 u. 68 gr. 's midd. 1 u. 68 gr. 's av. 6 u. 63 gr. De raad der gemeente Koewacht heeft zich bij adres opnieuw tot den koning gewend, om de toepassing te verkrijgen van art. 36 der wet op het lager onderwijs. Op verzoek van den minister van binnenlandsche zaken noodigen ged. staten de prov. staten uit, hun gevoelen omtrent dat adres aan de regeering te willen mededeelen. In den toestand der financiën van de gemeente is, sinds het vorige jaar, geene verandering geko men, zoodat er, naar het ged. staten voorkomt, voldoende termen bestaan, om opnieuw de gemeente Koewacht tegemoet te komen met eene som van 800, tot delging der leeningenwaarmede de kosten tot stichting van het schoollokaal en de onder wijzers woning zijn voldaan, en tot* betaling der rente van het onafgelost gedeelte dier leeningen. Volgens het adres verlangt de raad een subsidie te bekomen van f 1400, doch er schijnen geene redenen te bestaan om eene toelage tot dit bedrag toe te kennen. Het is waar dat de hoofdelijke belasting der gemeeute dit jaar zal worden omgeslagen tot een bedrag van f 2400, terwijl, volgens hot voorstel van ged. staten van den 12™ Juni 1875 die be lasting moet geacht worden te drukkend te zijn, zoo zij de f 2000 te boven gaatdoch zij betoog den destijds, dat de opcenten op de hoofdsom der personeele belasting zonder groot bezwaar van 25 tot 40 konden worden opgevoerd en daaraan is door het gemeentebestuur niet voldaan. "Waren de opcenten verhoogd, dan had men kunnen voistaan met de heffing van een hoofde- lijken omslag ongeveer tot het bedrag, waarop de krachten der ingezetenen zijn geschat. Het opvoeren van eenige uitgaven in de begroo ting van dit jaar, waaronder die voor de verbete ring van den grintweg, schijnt evenmin aanleiding» te kunnen geven om een subsidie toe te kennen, gelijk verlangd wordt, en zij meenen daarom aan de prov. staten te moeten voorstellen aan de regeering te kennen te geven, dat er voldoende redenen bestaan om te verklaren, dat de gemeente Koewacht door de kosten van haar lager onderwijs slechts met een bedrag van acht honderd gul- de n te zwaar wordt gedrukt en om aan haar, ook over 1876, een daarmede gelijkstaand subsidie vanwege de provincie en het rijk, elk voor de helft, toe te kennen. De gemeenteraad van Rilland verzoekt de toe passing van art. 36 der wet op het lager onder wijs te mogen erlangen voor den bouw van een nieuw schoollokaal aldaarvolgens overgelegd bouwontwerpwaarvan de kosten zijn geraamd op f 13,600 en hetwelk aan den provincialen inspec teur van het lager onderwijs, die het in overleg met den hoofdingenieur van den waterstaat heeft onderzochtzeer doelmatig voorkomt. De begroo- tingssom zou evenwel met omtrent f 1000 zijn te verminderendaaronder begrepen de vermoe delijke waardead f 200van het oude schoollo kaal en dan f 12,600 bedragen. Het onderzoek naar den financieelen toestand der gemeente heeft gedeputeerde staten geleid tot het voorstel, dat de provinciale staten als hun gevoelen ter kennis van de regeering willen bren gen dat de gemeente Rilland in de kosten van den bouw van een nieuw schoollokaal aldaar de som van aeht duizend gulden zal behoo- ren bij te dragen en dat alzoo voor rekening van het rijk en de provincie zal komen het bedrag der bouwkostenzooals die geraamd zijn op 12,600, na aftrek van bedoelde f 8000. De begrooting van enkel provinciale en huis houdelijke inkomsten en uitgaven voor den dienst 1877 is in ontvang en uitgaaf geraamd op f 358,469.19. Voor 1876 werd f 341,668.75 toege staan. Het aantal opcenten op 's rijks directe belastin gen wordt voorgedragen tot gelijk bedrag als voor het vorige jaar is toegestaan, zijnde 30 op de ge bouwde eigendommen, 30 op de ongebouwde eigen dommen en 22 op het personeel. Voor de instandhouding van den stoombootdiens t op de Wester-Schelde in 1877 is ƒ34000 op de begrooting uitgetrokken, waarmede het tekort zou kunnen gedekt worden als de ontvangsten het bedrag van 40,000 zullen opleveren. De subsidie voor de Spoorbootmaatschappij te Middelburg (het 6e van het lOjarig tijdvak) is weder op f 12000 uitgetrokken.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 2