N°. 144.
119e Jaargang.
1876.
Dinsdag
20 Juni.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per 3/m. franco f 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiên20 Cent per regel,
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.s van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
B E3 R. I O H T
Zij die zich vóór 1 Juli 1876 op deze
courant abonneeren, ontvangen de nog
in dit kwartaal verschijnende nommers
van het blad gratis.
Middelburg, 19 Juni,
FESXJI3L.3L.ETOISr»
De schilder Baardman,
COURANT.
Wij herinneren de kiezers voor den gemeente
raad alhierdat morgen (Dinsdag)tusschen
's morgens 9 en 's namiddage 5 urende inleve
ring moet plaats hebben van de stembiljetten voor
de verkiezing van een lid in de plaats van den
heer E. H. F. W. Mathon.
Naar uit 's Gravenhage wordt gemeld hebben
alle ministers hunne portefeuilles ter beschikking
van den koning gesteld.
Deze handelwijze van het ministerie (zie
de telegraphische berichten) maakt op ons
geheel den indruk van een coup de theatre. De
afstemming der militiewet men moge er den
liberalen zooveel verwijt van maken als men wil
was o. i. volkomen gemotiveerd, zelfs vooreen
leek, en de regeering had die kunnen voorkomen
door de discussie, na de schorsing, niet te doen
hervatten.
Nu zij echter heeft plaats gehad behoefde dito.
i. nog geen motief te wezen voor het ministerie
om zijn portefeuilles aan te bieden, immers het
afgestemde wetsontwerp was niet wat men noemt
eene politieke wet, het betrof geen politieke begin
selen er is ook geen quaestie van vertrouwen of
wantrouwen geweest, want de kamer heeft niet
geweigerd een hooger contingent toe te staan
maar zij heeft het geweigerd onder deze omstan
digheden; als de regeering de strijdkrachten beter
organiseert zal de kamer haar hooger contingent
toestaaneindelijk heeft het kabinet zich herhaal
delijk zóo toegeeflijk zóo inschikkelijk getoond,
zóo weinig gevoeligdat we ons deze prikkel
baarheid moeielijk kunnen verklaren.
Zou de heer Heemskerk misschien dezen afloop
gewenscht en daarom opzettelijk den voortgang
der discussies gewild hebben? Zouden de procla
maties met rood- wit- en blauwe randjes hem wel
licht voor den geest zweven en eene kamer-ont
binding hem toelachen? Of wel zou hij in wanhoop
over den ontrouw zijner zwarte hulptroepen, moe-
Naar het Duitsch van August Becker.
Vervolg.)
't Was duidelijk, dat zij mij nu eerst bemerkten.
Zij schrikten, keken om, zagen elkander veelbe-
teekenend aan, gaven elkander wenkjes en begon
nen te fluisteren. Om het tweetal niet nog meer
te doen schrikken keek ik niet om en hield mij
alsof ik niets van hare nabijheid bespeurde, doch
in den natuurlijken spiegel, die het meer voor
mij was, kon ik, ofschoon schijnbaar in mijne stu
diën verdiept, al hare bewegingen volgen.
Mijne kalme houding bereikte volkomen het
doel; zij stelde de beide meisjes geheel gerust, ja
boezemde haar zelfs moed in 6n scheen het plan
tot eene stoute onderneming in haar te doen op
rijzen, want schalksch wenkten zij elkander achter
mijn rug toe, zetten een geheimzinnig gezicht en
maakten zich blijkbaar gereed haar voornemen
uit te voeren. Dat het op den onschuldigen
schilder werd toegelegd, was duidelijk. Doch
welke soort van poets wilden zij mij spelen? dat
was de vraag. Misschien zouden zij den veldstoel
onder mij wegtrekken; misschien ook werden zij
deloos zijn neergezegen, en hen thans een duchtige
les willen geven dooreen onschuldig schijnmanoeu
vre, die op niets uitloopt? Of zou, eindelijk, Uilen
spiegel gelijk hebben en de heer Heemskerk voor
het spook der onderwijsquaestie op den loop wil
len gaan? De tijd zal het leeren!
Naar aanleiding van de beslissing omtrent de
militiewet zegt het Handelsblad, die beslissing niet
te betreurenhet achtte die onvermijdelijk. „Maar
wel zegt het betreuren wij het, dat de
regeering, die toch even goed de stemming der
kamer kon weten als wij, niet gebruik heeft ge
maakt van het aanbod van uitstel, haar duidelijk
genoeg in het verslag over de amendementen te
kennen gegeven. Thans is zij niets verder geko
men integendeel door de verwerping is haar
positie nog meer verzwakt, dan geschied zou zijn
door eene rondborstige verklaring, dat zij zich niet
langer verzette tegen een gelijktijdige behandeling
der militie- en schutterij ontwerpen. Had zij dit
gedaan, men zou haar wegens dit ernstig blijk van
zucht tot gemeen overleg, de inconsequentie heb
ben vergeven. Thans zal het kabinet dezelfde
inconsequentie moeten begaan, als het zichzelf
niet wil opofferen, of de kamer niet wil ontbinden.
„Geen van beiden zal wel geschieden. Een kamer
ontbinding zal de kansen der regeering niet ver-
hoogen en zal waarschijnlijk slechts strekken, om
de liberale meerderheid nog meer te versterken.
En tot heengaan zal het kabinet, dat bij zijn op
treden reeds geen meerderheid had en zich door
suiker- en tabaksnederlagen niet uit het veld liet
slaan, ook thans wel geen lust gevoelen.
„Er blijft dan niet anders over dan de oplos
sing der militaire quaestie te beproeven in den
zin, die tot uitstel der militiewet had behooren te
leiden. Het kabinet Heemskerk heeft opnieuw
door het gebeurde geleerd, dat het geen zelfstan
dige politiek kan volgen, dat het behoort te let
ten op de wenschen der liberale meerderheid.
Anders kan het wèl aan de groene tafel blij ven
zitten, maar tot stand brengen kan het niets!"
Het bericht, dat het ministerie zijne portefeuilles
ter beschikking heeft gesteld, kan het niet geheel
rijmen met het gisteren morgen plaats gehad ver
trek van Z. M. den koning uit de residentie naar
het Loo. „Of vraagt het blad -zou de crisis
reeds zijn geëindigd door eene nieuwe weigering
van Z. M., om het gevraagde ontslag aan te nemen,
gelijk in het vorige jaar na het votum over den
Rijnspoorweg met de aanvraag der ministers Heems
kerk en van der Heim heeft plaats gehad?
Aan het Utrechtsch dagblad wordt uit den Haag
o. a. het volgende geschreven.
„En wat wil nu de oppositie? Dat-is moeielijk
te zeggen. Een groot gedeelte er van zou zich
slechts door den lust bezield den schilder eens te
bespieden en zijn werk wat nauwkeuriger te be
kijken. In ieder geval scheen het plannetje eene
onuitsprekelijke bekoorlijkheid voor haar te hebben.
Goed zoo, dacht ik; komt maar wat dichter bij,
kindertjes; wordt maar eerst geheel tam, en dan....
Ja dan, wat dan? Dat wist ik zelf nog niet.
Intusschen zat ik onschuldiger dan ooit daar neêr
en boog dieper het hoofd dan eenig viooltje. Ik
zag, hoorde en merkte niets, en bewoog niets dan
het penseel. Schijnbaar was ik dus in mijn werk
verdiept, maar in werkelijkheid hield ik het oog
vol verwachting op den waterspiegel, listig als
een vos die zich in de nabijheid van een kippen
hok houdt alsof hij slaapt; met éen woord, ik was
de wolf in de schapenvacht, want op zulke uit
stapjes droeg ik altijd, hetgeen ik mij te Munchen
aangewend had, een wollen overjas die er nog al
vacht-achtig uitzag.
Met voorzichtige, onhoorbare schreden waren de
beide meisjes intusschen den hoogen rand der
helling achter mij afgedaald. De kleinste, een
rond figuurtje met zwarte lokken, was bepaald
de stoutmoedigste. Door nieuwsgierigheid en neus
wijsheid gedreven, liep zij dapper voorop. De
ondeugendheid straalde haar de oogen uit, terwijl
de andere ja, die was geheel anders! Of
schoon groot en bloeiend van voorkomen, betoon
de dat blonde kind zich toch schuw, bedeesd,
aarzelend. En evenwel scheen zij het meest met
het verlangen bezield, om het werk van den
schilder heimelijk te beschouwen; maar zij was
tevreden stellen met eene wijziging in het mini
sterie en wel met het aftreden der ministers van
oorlog, financiën en buitenlandsche zaken, ofschoon
er moeilijk voor de aftreding van beide laatstge
noemden eene reden kan gevonden worden in het
afstemmen der militiewet.
„De radicale fraktie der oppositie wil echter
schoon schip maken en het: óte-toi de la que je
rrCy niette in deszelfs geheel toepassen en reeds
werd er gisteren avond, waarschijnlijk van die
zijde herkomstig, eene nieuwe ministeriëele, kombi-
natie als gerucht in omloop gebracht. Ik zal
mij echter onthouden u de namen, die genoemd
werden, op te geven. Zij zijn wel haast te raden
als behoorende tot de keur der portefeuille-jagers.
„Maar wat zal het ministerie doen?
„Dit is eene vraag, waarop voor het oogenblik
nog geen bepaald antwoord te geven is.
„Reeds wordt bericht, dat de ministers gezame-
lijk hunne portefeuilles ter beschikking van Z. M.
gesteld hebben
„Dit brengt mij nu gedeeltelijk tot het ter loops
aanstippen dat er zich sedert eenigen tijd stemmen
verheffen met de vraag, of het niet geraden zoude
zijn tot eene herziening van onze grondwet over
te gaan?
„Kieswet en onderwijswet hebben daartoe reeds
aanleiding gegeven, maar ook de troonsopvolging
en defensie worden als punten voor eene grond
wetsherziening in aanmerking gebracht.
„Het eerste punt zal ik als te kiesch liever niet
bespreken.
„Wat de defensie betreft, daarvoor wint bij velen
het gevoelen veld, dat er aan geen deugdelijke
regeling van het defensiewezen, zoowel voor ons
vaderland, als voor de koloniën, te denken valt,
zoo lang de beperkende voorschriften die, op dat
gebied, onze grondwet bevat, zullen blijven bestaan.
Wi! men, in ernst, 's lands onaf hankelijkheid hand
haven, en in het bezit onzer koloniën blijven,
dan moeten, zoo beweert men, noodzakelijk die
beperkende voorschriften afgeschut en door meer
praktische vervangen j worden. Die het doel ern
stig wil, moet ook de middelen willen".
Wij vernemen dat de leden der plaatselijke
schoolcomissie alhier gezamelijk aan den gemeen
teraad hun ontslag hebben verzocht.
In plaats van den stationchef alhierdie, zoo
als wij reeds vroeger vermeldden, zijn eervol ont
slag uit den dienst der Maatschappij tot exploita
tie van staatsspoorwegen heeft gevraagdis be
noemd de stationchef van het station Ylissingen
(stad), de heer W. H. A. Schmoutziguerterwijl
de vacature te Ylissingen (stad) zal worden voor-
bang voor die gewaagde onderneming, waartoe zij
zich door hare kleine gezellin half trekken, half
door levendige gebaren en aanmoedigende toespra
ken bewegen liet.
Op de teenen slopen zij de helling juist op de
steilste plaats af. Toen aarzelde de groote nog
maals, hield schuchter stil en zag op dat oogen
blik met het volle gelaat op den schilder neêr
Nu had ik mij bijna vergeten, en de verspied-
sters opgeschrikt en verjaagdHet verschilde
niet veel, of ik ware van mijn veldstoel opge
sprongen. Mijn hemel, wat zag ik? Dat was
mijne lieve onbekende, die ik bij de Walkyren
had vergeleken.
Ik begreep nu ook, waarom mijn hart geklopt
had. Ik was geheel ontroerd, maar toch, hoeveel
moeite het mij kostte, bewaarde ik mijne houding.
Naar het uiterlijke kalm, scheen ik mij des te
aandachtiger op mijn schilderwerk toe te leggen;
doch ik wendde geen blik van de weêrspiegeling
barer figuur in 't water af, volgde ademloos hare
bewegingen en liet mij geen van hare gebaren
ontgaan. Ik was onbeschrijfelijk vreemd te moede,
want ik gevoelde, dat zij, die mijn lot in handen
had, achter mij stond.
Hand aan hand en elkander wederkeerig onder
steunende daalden de beide meisjes altijd verder
af, en wel zoo voorzichtig en onhoorbaar, dat ik
zeker niets van hare nadering zou bemerkt heb
ben, had niet de waterspiegel mij al hare be
wegingen verraden. Zij konden er echter niets
tegen doen, dat nu en dan een steentje naar
zien door de overplaatsing van den heer Vermandei,
tegenwoordig stationchef te Winschoten.
Heden heeft alhier de opening plaats gehad der
stembiljetten voor de verkiezing van zes commis
sarissen in het polderbestuur van Walcheren.
Er waren ingeleverd te Middelburg 125te
Westkapelle 17 en te Oostkapelle 14dus samen
156 biljettenwaarvan 2 oningevuld. De vol
strekte meerderheid van stemmen was alzoo 78.
Er zijn uitgebracht op de heeren
P. de Visser, aftredend lid. 143 stemmen.
P. Pouwer Az.139
J. Minderhoud Pz., 133
Mr. D. A. Berdenis van Berlekom,
aftredend lid132
Z. Koene, aftredend lid 100
J. Verhage, 91
W. A. baron van Lijnden 39
C. J. J. A. van Teijlingen 31
J. A. Tak8
J. Peper7
D. Coppoolse6
J. Riemens5
J. van den Broeke 5
J. Korreij5
J. C. Lantsheer4
Mr. A. P. Snouck Hurgronje. 4
L. Dingemanse4
J. de Croo 4
Jhr. J. A. H. C. van Doorn van
Koudekerke3
J. de Wolf.3
J. H. Snijders3
Overigens verkregen verschillende personen 1 of
2 stemmen.
De aftredende commissarissen zijn alzoo allen
herkozen.
De uitslag der verkiezing van zes hoofdinge
landen van het waterchap Schouwen ter vervulling
der op 1 November a. door periodieke aftreding te
ontstane vacature is, dat zijn ingeleverd 151
stembriefjes, van onwaarde waren 4 stembriefjes,
geldig uitgebrachte stemmen 147.
Al de aftredende leden zijn herkozen en welde
heeren C. den Boer jr. met 142 stemmen, J. van
der Vliet met 142 stemmen, L. de Oude Nz. met
139 stemmen, A. Boogerd met 137 stemmen, J. M.
de Glopper met 235 stemmen, R. Koole met 131
stemmen.
De uitslag der verkiezing van een hoofdingeland
van hetzelfde waterschap ter vervanging van den
overleden hoofdingeland G. van der Cingel is, dat
zijn ingeleverd 151 stembriefjes, van onwaarde
waren 4 stembriefjesgeldig uitgebrachte stem
men 147 stembriefjes.
beneden rolde en het zand afschoof, waarvan zij
dan blijkbaar schriktenzoodat zij zich tot de
vlucht gereed maakten. Mijne onbekende verschoot
telkens van kleur en hield de hand tegen het hart.
Hoe beangst zag zij dan op mij neêr! Doch mijne
onverstoorbare bedaardheid stelde het tweetal ieder
maal weêr gerust. Werktuigelijk penseelde ik
door en bedierf mijne geheele studie.
Ondertusschen naderde het beslissend oogenblik.
De meisjes meenden op het steilste en meest onvaste
gedeelte der zandige helling het juiste standpunt
gevonden te hebben, om over mijne schouders naar
het schilderwerk te kijken. Zij rekten zich uit,
hielden zich aan elkander vast, gingen op de tee
nen staan, het was een bekoorlijk gezicht. Om
nog gemakkelijker te kunnen kijken lieten zij
elkander daarop los, en tilden met de handen haar
kleed op, alsof zij daardoor nog grooter zouden
worden. Zij vergaten het verraderlijke zand, den
hellenden grond; de belangstelling in de kunst
zegevierde over de voorzichtigheid. Met welk een
aandacht, welk een genoegen gluurden zij over
mijne schouders, met welk een O hemel,
een angstkreet!
„Ik glij uit! Daar ga ik!" gilde de kleine zwarte,
die hare vriendin vastgreep om zich te houden
en daardoor ook deze aan het wankelen bracht.
Met de snelheid van het licht sprong ik van
mijn stoel op. Dezen wegstootende en wat ik in
de hand had penseel en palet wegslingerende,
keerde ik mij eensklaps met geopende armen om.
De kleine dikke zwarte was achterover gegleden