Telegraphische berichten Benoemingen en besluiten. Marine en leger, Kunstnieuws. Thermometerstand. State n-G e n e r a a I. liefde in 't algemeen en zeer bepaaldelijk van onzen inderdaad exceptioneelen leeftijd, hoog in genomen zijn. „Met verschuldigde gevoelens heb ik de eer te zijn Uwer excell. gehoorzame dienaar (Get.) „Groen van Prinsterer." TWEEDE KAMER. Tot eersten candidaat voor het lidmaatschap van den hoogen raad werd heden door de kamer met 38 stemmen gekozen mr. A. A. de Pintoraad adviseur bij het departement van justitie tegen 29 op mr. W. Wintgenslid der tweede kamer. Verder komen op de nominatie voor de heeren mf. J. Polsrechter in de arrondissements-recht- bank te Rotterdam M. van der Tuuk vroeger raadsheer in het provinciaal gerechtshof in Gro ningen en A. R. van Belraadsheer in hot ge rechtshof te Amsterdam. Maandag is de definitieve begrooting van oorlog aan de orde. onderscheidingen. Vergunning verleend aan H. C. Henriquezwonende op Curasaotot het aannemen der onderscheidingsteekenen van ridder van de kroon van Italië, hem door Z. M. den koning van Italië geschonken. militaire academie. Benoemd, met ingang van 1 September a., tot leeraar in de geniewetenschap pen bij de koninklijke militaire academie de civiel- ingenieur Ch. M. Schols. leger. Voor vier jaren gedetacheerd bij de zeemacht de officieren van gezondheid 2' klasse H. G. C. Heringa en J. Paré en de officier van gezondheid 3e klasse W. N. de Graaf, allen van het personeel van den geneeskundigen dienst der landmacht. Benoemd, met ingang van 1 Juli, bij den staf van het wapen der artillerietot majoor en ma gazijnmeester der artillerie van de le klasse te 'sBosch, de kapitein P. C. Badon Ghijben, van dien staf, onderdirecteur van het wapendepot te Gorinchem. In rang en betrekking verplaatst: bij de directie van het materieel der artillerie, de 2e luitenant J. Stellingwerffmagazijnmeester der artillerie van de 38 klasse te Delftbij de artillerie stapel en constructiemagazijnen, de le luitenant J. Schep pers, magazijnmeester der artillerie van de 2e klasse te Wierickerschansen de 2e luitenant G. M. C. C. Gerlach, magazijnmeester der artillerie van de 3e klasse te Neuzen; van Groningen naar Neuzen, de kapitein magazijnmeester der artillerie van de 2e klasse W. H. B. Paravicini di Capelli; van 's Bosch naar Wierickerschansde 2e luite nant-magazijnmeester der artillerie van de 3e klasse F. H. Hom. Op pensioen gesteld, ten bedrage van f 990 s' jaars, de kapitein der artillerie H. Zegers Veeckens, thans op nonactiviteit. Men leest in het Vaderland „De „Cerberus", een van de eerste stoomschepen die de Nederlandsche marine bezatzal op 's rijks marinewerf te Willemsoord eerstdaags gesloopt worden. „De „Cerberus" was indertijd het raderstoom schip dat het lijk van wijlen Z, M. koning Willem I van Bremen naar Hellevoetsluis heeft overgebracht." Vergissen wij ons niet, dan deed de Cerberus reeds sedert jaren dienst te Nieuwediep als kolen- hulk. De bijl des sloopers zal dus slechts aan een kwijnend leven een einde maken. De kolonel-ingenieur Holtz, aan het ministe rie van oorlogis volgens het „U. D." benoemd tot inspecteur bij het wapen der genie, in plaats van wijlen den generaal-majoor van Thije Hannes. Bij gelegenheid van het 25jarig feest van het instructie-bataljon te Kampen is aan dat bataljon een geschenk aangebodenbestaande in een zwartmarmeren pendule op een dito console, waarop gegrift staat „de Burgers van Kam pen aan het Instructie-bataljon 1851— 1876." Een daarbij behoorend album bevat de namen der deelnemers. Te 'sHage werd gisteren de algemeene verga dering der maatschappij van toonkunst ge opend met het uitbrengen van het jaar verslag door prof. Loman, waarin in de eerste plaats hulde werd gebracht aan de nagedachtenis van wijlen dr. J. P. Heye, die dertig jaren lang het secreta riaat en aan die van den heer W. de Vos Jbzn., die laatstelijk het. penningmeesterschap der Maat schappij vervulde. De Maatschappij telde op 1 Mei 1876 in vijftien afdeelingen 3412 gewone leden en 124 leden-kun stenaars, alzoo 3536 contribueerende leden (der halve 85 minder dan het vorige jaar, doch 1402 meer dan zij in een der eerste 25 jaren harer stichting tellen mocht). De financieele gesteldheid der instelling mag gunstig heeten; zoowel reservefonds als kunste naarsfonds en muziekfeestenfond3 vermeerderden. Over 1876/77 blijft de feitelijke uitkeering der afdeelingen aan de algemeene kas op f 1.55 bepaald. De muziekscholen der Maatschappij wonnen weder 232 leerlingen, waarvan Amsterdam 111 en Utrecht 108; Haarlem en Rotterdam gingen mede een weinig vooruit, te Enkhuizen en Goes daaren tegen is het cijfer der leerlingen eenigszins gedaald. Ofschoon het eindcijfer van de leden der zang verenigingen kleiner is geworden, bewijst dat niet voor een algemeenen achteruitgang. Integendeel, door de ontbinding van Maarsen en Zwolle ont vielen 115 leden; doch bijkans tegelijkertijd ver rees te Leiden een zangvereeniging met 70 werkende leden, terwijl ook in andere afdeelingen de bloei der inrichtingen in zulke mate toenam, dat het totaal der leden nagenoeg overeenkomt met dat van het vorig jaar. Dit bewijst, dat de afdeelingen zoo niet in aantal, toch in levenskracht toenemen. De Koraalvereeuiging schijnt een nieuw tijdperk vau werkzaamheid te moeten intreden. Omtrent den arbeid van de „Vereeniging voor Noord- Nederlands muziekgeschiedenis" wordt op de uit gave der 6-stemmige Psalmen van Sweelinck ge wezen, die hooger kostte dan de raming eisehte; wordt hulde gebracht aan den heer George Becker te Genève, die voor deze uitgave eigenhandig een kopie heeft vervaardigd van de in zijn bezit zijnde stemboeken van Sweelinck's „Rimes frangaises et italiennes" en die kopie aan de Vereeniging ten geschenke heeft toegezonden. Verder wordt aangestipt, wat door de Maatsch. tot opleiding van jeugdige kunstenaars wordt beproefd; een jeugdig kunstenaar, die zich tot zanger (baryton) en zangmeester wil bekwamen, is na afgelegd examen ingeschreven bij de Hoch- schule te Berlijn. Aan den heer Frans Coenen is voor zijn Maria Magdalena een donatie verleend. Methodisch zangonderwijs in de volksschool op afzonderlijke avonduren is te Amsterdam aan 597 leerlingen gegeven. Uit het kunstenaarsfonds is steun verleend aan 15 weduwen en 8 bedaagde kunstenaars, tot een bedrag van f 2407. De afdeelingen gaven 36 uitvoeringen, waarvan in, mijnheer von Hofen, hoezeer ik uw begrip van fatsoen moet gekwetst hebben. Ja, het was zeer excentriek van mij, naar een schepsel om te zien, dat zoo diep beneden alle andere menschen staat als eene ganzenhoedster. Wel is waar hebt gij het kind bijna den dood berokkendmaar met geld vergoedt men dat! En nog veel excen trieker was het van mij, in een huis te komen waar ik als dochter in- en uit ben gegaan, en waar toevallig een man woont van wien ik mij sedert mijne kindsche jaren als eene zustor heb kunnen beschouwen. Ja, mijnheer, dat alles is iets ontzettends!" Met een spottend lachje besloot zij aldus hare ontboezeming, terwijl de districts commissaris verlegen zijn hoed in de hand om en om draaide. „Maar Gamma, mijne vereerde Gamma, wat vat gij het verkeerd op! Gij maakt mij een verwijt over het gebeurde, maar ik kan u verzekeren, dat de menschen, die het betreft, het als een buiten kansje beschouwen. Omdat i k het ben die het ongeluk heb begaan, bewijzen de voorname lui van H. alle mogelijke oplettendheden aan die menschen. Gij doet mij onrecht; dat moet ge zelf inzien." „Natuurlijk moet zij het inzien, en ook hoe groot het offer is, dat i k haar breng," viel Beta in. „Zij zal berouw krijgen over hare dwaasheid, naar het meisje niet meer omzien, en nu met ons meegaan, zooals het fatsoen voorschrijft. Lieve mijnheer Waldemar, zou ik u een glas water mo gen verzoeken? Zulke tooneelen grijpen mij ont zettend aan. Zet nu uw hoed op, Gamma; het blijft zooals gezegd is: gij laat het meisje aan de oude Liesbet over en „Beta", antwoordde Gamma zeer bedaard, „ge zult nog een glas water noodig hebben voor den schrik, die mijne verklaring u zal aanjagenik zal naar het meisje blijven omzien, zoolang zij niet hersteld is; en tot u, mijnheer von Hofen, zeg ik, daar ik geen kind ben dat rekenschap van zijne gangen heeft te geven, maar precies weet wat ik te doen en te laten heb, dat ik gaan zal zooals ik gekomen ben, namelijk alleen!" Onmiddellijk na die woorden keerde zij zich om en verliet het vertrekje. „'t Is afgrijselijk!" kreet Beta: „zij gaat alleen!!" De districts-commissaris was eerst rood en ver volgens bleek geworden en leunde nu, zonder een woord te spreken, tegen den stoel waarin Beta weêr teruggezonken was. Waldemar ging naar het venster om beider verslagen gezichten niet te zien. Daar zag hij hoe de slanke gestalte zich over de straat voortspoedde, en hoe haar gang van gevoel van eigenwaarde getuigde. En wat was zij in hare verontwaardiging schoon geweest! Zóo had hij haar nog nooit gezien. Hij moest het anders zoo zachte, ja bijna gedweeë meisje bewon deren, in weerwil dat hij den vorigen avond vrij ontevreden van haar gescheiden was. „Juffrouw Beta," zei de heer von Hofen na eene pauze, „het maakte eeneen zonderlingen indruk op mij, dat ik daar zoo even als een 21 met, 15 zonder orkest. Van 41 componisten werden 108 toonwerken ten gehoore gebracht. Onder die 41 waren 24 thans nog levenden, en onder dezen weder 7 Nederlanders of in Nederland wonenden. Een rijke lijst van namen, in- en uitheemsch, classieken en romantieken, biedt de optelling van de componisten en hun uitgevoerde werken aan. Van eenzijdigheid van richting, zegt het verslag, geeft zij zeker allerminst blijk. Evenmin van verwaarloozing der Nederlandsche kunst. Aangezien Amsterdam en Rotterdam beiden van hun voornemen hebben afgezien en geen der andere afdeelingen aanvraag deed, zal het volgende jaar geen muziekfeest gehouden kunnen worden, tenzij alsnog een der afdeelingen daartoe opgewektheid mocht betoonen. laSËjQ- 11 Gisteren avond viel te Goes een 3jarig kind van den arbeider M. in een slooteen 9jarig doch tertje van de wed. K., dit ziende, sprong er on middellijk bij en bracht na veel inspanning het kind aan den kant. De heer K.die kwam aan rijden en het voorgevallene gezien had, snelde toe en hielp beide kinderen verder op den wal. Op de kermis te Zuidzande heeft den 6En dezer een kleine jongen zich met koekhakken bijna een geheelen middelvinger afgekapt, zoodat die waarschijnlijk afgezet zal moeten worden. Zondag had te Goes een treurig ongeluk plaats. Zekere P. L.een 23jarig jongeling, had zijne zuster een bezoek gebracht, toen hij, den buitensingel verder opwandelende, bij de brug eene bloedspuwing kreeg, die den dood ten gevolge had. Na in een naburig zomerhuis te zijn gebracht werd hem door dr. Callenfels onmiddellijk genees kundige hulp verleend, maar vruchteloos; hij was spoedig een lijk. NG. Ct.) Omtrent den oorsprong van het Oera- Linda-bok deelt men aan het Handelsblad de volgende gissing mede: De volledige titel zou eigenlijk moeten luiden„öm SSenige Kectoren Aan liatijnsche scholen In Wederland©ie An tiquiteiten Beoefenen, Op te Kwikken." Wie het beter weetzegge het Zaterdag is te Zevenaar het lijk opgegraven van de vrouw van den logementhouder T. aldaar, die vóór ongeveer twee jaren overleden is waarna T. zeer spoedig hertrouwde. Bij een hevig en twist, die onlangs voorviel tusschen T. en een werkman, werd T. voor den moordenaar van zijn vrouw uitgemaakt. De justitie trok zich de zaak aanen na de opgraving spreekt men van vergif tiging der vrouw door arsenicum. Naar aanleiding van het door een lid van den gemeenteraad van Kuilenburg gedane voorstel om de kermis af te schaffen, is in de gemeente raadszitting besloten de kermis dit jaar wel te doen plaats hebbendoch in 1877 wegens de als dan te houden landbouwtentoonstelling en daarbij te geven vermakelijkheden niet. Voor 't vervolg werd niets beslist. Over de te Brussel den 26en dezer te openen tentoonstelling van voorwerpen betreffende gezond heidsleer, het redden van menschenlevens enz., schrijft men aan het Handelsblad het volgende: „Wat men den hoofden dier tentoonstelling aller minst mag ontzeggen, is goede smaak. De ge bouwen voor de tentoonstelling zijn opgericht in het Park. Velen onzer lezers zullen zich herinneren, dat dit Park omringd is door lindeboomen, die waaiervormig gesnoeid zijn volgens de stijve mode der 18e eeuw. Met v-eel takt heeft men hiervan partij getrokken, en de sierlijke,.bruinhouten ge bouwen zoo opgericht, dat de wanden zich strij kelings langs deze boomen verheffen. Hierdoor wordt geheel de indruk gewekt als waren deze schooljongen eene bestraffing moest ondergaan." „Om 's hemels wil, waarde heer, neem het niet te ernstig op," antwoordde Beta; „dat zijn meisjes grillen. Doch hoe de mannen in de oudheid zich daarbij gedroegen; ik zou daar menig schoon ge zegde over kunnen aanhalen. Gamma is anders zoo volgzaam als een lam en zal zich als was door u laten kneden. Met uw fijn gevoel zijt ge juist de man voor haar. Zij was opgewonden eu weet haar geluk nog niet te waardeeren. Wij zul len haar daarboven in tranen aantreffen." „Mijnheer Bork, wij vragen u duizendmaal ver schooning voor het voorgevallene." „Niet noodig, mijnheer," antwoordde deze. „Juf frouw Gamma sprak de waarheid, toen zij zeide dat zij zooveel betrekking had op dit huis. De steunzuilen zijn wel verbroken, maar de grondslag is nog hecht; dat is mijne broederlijke liefde en vriendschap voor haar." „O daarmeê wilt ge de ongegeneerdheid mijner bruid verontschuldigen," zei de heer von Hofen met een verlegen lachje„ik dank er u van harte voor." Daarbij reikte hij de hand aan Waldemar, die slechts ongaarne de viDgers van den man, die voor hem iets onverklaarbaar terugstootends had, aanroerde. „Maar toch kan ik mijn spijt niet onderdrukken, dat zij gisterenavond alleen is ge gaan. Dat vind ik wat al te zeer in strijd met het fatsoen." „Ik heb juffrouw Gamma tehuis gebracht." „Ah zoo! Dan is het wat anders," en een licht hoestbuitje belette hem voort te gaan. tentoonstelling-chalets dicht begroeid met linden- loof. „Een der heeren, die aan het hoofd der ten toonstelling staat, deelde ons mede, dat zij buiten - gewoon belangrijk belooft te zijn, veel leerrijker dan een monstertentoonstelling, waarop alles te zien is. Van de zeven groote zalen hebben België, Frankrijk, Engeland, Oostenrijk, Duitschland en Rusland er elk een afzonderlijk, terwijl in de zevende groote zaal Nederland, Italië en Zwitser land hun inzendingen tentoonstellen. In een kleine zaal of portaal hebben Zweden en Denemarken eenige zeer belangwekkende zaken tentoongesteld." 8 Juni 's av. 11 u. 57 gr. 9 's morg. 7 u. 56 gr. 's midd, 1 u, 58 gr. 's av. 6 u. 55 gr. Indisch-mantwezen. In de toelichting tot het wetsontwerp houdende bepalingen omtrent het muntwezen in Nederlandsch- Indië, geeft de regeering te kennen, dat tusschen de Indische regeering, bijkans alle door haar ge hoorde deskundigen en handelslichamen en de hier te lande geraadpleegde deskundigen in hoofdzaak volkomen overeenstemming heerscht. Het wetsontwerp beeft de strekking om te zorgen dat de Indische munt hare tegenwoordige waarde blijve behouden, met andere woordendat de waarde van het ruilmiddel in Nederlandsch-Indië zich blijve richten naar het goud. De maatregelen, die tot bereiking van dat doel worden voorgesteld zijninvoering van het goud, als standaardmunt nevens de bestaande zilveren standpenningen schorsing van de aanmunting van zilveren stand penningen, en eindelijk het verleenen aan den gouverneur-generaal van de bevoegdheid om, zoo noodig, zilveren standpenningen na ontmunting te doen verkoopen. De regeering meent deze voorziening te kunnen aanbevelen als geschikt om het Indisch muntwezen zooveel mogelijk te behoeden voor het gevaar dat het in de gegeven omstandigheden bedreigt in den vorm van depreciatie van het ruilmiddel. Bij deze voordracht staat niet uitsluitend het belang der handhaving van de gelijkheid van munt voor Nederland en Indië op den voorgrond. Er zijn andere redenen van meer overwegend belang, die tot het besluit dringen, dat het noodig en plichtmatig is zooveel mogelijk te zorgen, dat het ruilmiddel in Indië zich naar het goud blijve richten. Bij voltooiing der voorgenomen ontmun- ting van de tegenwoordige zilvermunt in Neder land zou anders de munteenheid met Nederland worden verbroken en men zou ook weder de ge legenheid moeten openstellen tot aanmunting van zilver voor Indië, dat daardoor zou terugkeeren tot den enkelen zilveren standaard. Grooten adeelen zouden daarvan voor Nederland en Indië het ge volg zijn. Bij de behandeling van dit gewichtig vraagstuk mag niet alleen gelet worden op het binnenlandsch en dagelijksch verkeer; een ander hoogst belang rijk element zijn de transactiën van Nederlandsch- Indië met Nederland en de overige Westersche staten. De gouverneur generaal heeft zijn denkbeelden aldus geformuleerd: 1» Wanneer de enkele gouden-standaard voor Nederland wordt aangenomen, is hetzelfde ook voor Nederlandsch-Indië noodigmet dien ver stande a dat nevens het Ncderl. tienguldenstuk ook een vijfguldenstuk als standpenning worde aan genomen b dat de tegenwoordige standpenningen in Ned.- „Ik hoop toch dat gij niets tegen dien kleinen dienst hebt, dien de beleefdheid voorschreef?" vroeg Waldemar ironisch. „Volstrekt niet", antwoordde de andere, met een gezicht dat zijne woorden logenstrafte. „Ik ben u zeer verplicht! en thans heb ik de eer u te salueeren. Mag ik u den arm presenteeren, juf frouw Beta?" „Ah!" zei de zeeofficier met een zucht van verlichting, toen het geluid hunner voetstappen weggestorven was. „Mijnheer", vroeg het gekwetste meisje, nadat zich een langen tijd geen ander geluid in het ver trek had laten hooren dan het tikken der oude klok: „zou ik op St. Martijnsavond weêr beter zijn?" „Waarom?" vroeg de jonge man, en liet de hand zakken, die hij voor zijne oogen had gehouden. „Om het St. Maartenszingen," antwoordde het kind met fonkelende oogen, „omdatik gaarne noten en appelen krijg, en omdat- die daar, die kerel", zij wees bij deze woorden naar de deur, „gierig is en ik een spotlied op hem wil zingen. Hij heeft oogen als een fret." {Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 2