N°. 133.
1876.
W oensdag
7 Juni.
Dit blad verschijnt dagelijks,'
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiên s 20 Cent per regel.'
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte^
Middelburg, 6 Juni.
2FJBXJXT <T iPiTOM.
St. Martijns-avond.
Benoemingen en besluiten.
r?rmifrfiTiifrirwBaflpM'« iniBiBiiMi—aanp^
RGSCHE COURANT.
Ontvangen„bijdrage voor het nieuwe paard" f 1.
(Zie advertentie Midd. Ct. van den 3«n dezer).
Daar zich in de laatste dagen weder meer ge
vallen van hondsdolheid hebben voorgedaan
dan in den eersten tijd na het in werking treden
der bekende hondenwetheeft de minister van
binnenlandsche zaken de commissarissen des ko-
nings in de provinciën aangeschreven, ruimer ge
bruik te maken van hun bevoegdheid om in de
geheele provincie of in een gedeelte er van het
dragen van muilkorven voor te schrijven. Tot
dusver was alleen in Noord-Brabant van die
bevoegdheid gebruik gemaakt. Thans is zij ook
op een deel van Limburg toegepast.
Zaterdag jl. kwamen met de stoomboot van
Queenborough te Vlissingen aan 60 en den
vorigen dag 40 reizigers. Het getal der passa
giers naar Engeland bedroeg in de vijf laatste
dagen der vorige week 69, het goederenvervoer
derwaarts 8050 kilo.
Naar wij vernemen hebben de aandeelhouders in
de hier gevestigde Vrachtgoederen-stoomboot
maatschappijvarende met de stoomboot de
Arend van Vlissingen op Dordt, Rotterdam en
Schiedambesloten om te trachten het maatschap
pelijk kapitaal te vergrooten en bij gunstig resul
taat eene tweede boot aan te schaffen.
Het beruchte Oera-linda-boek over welks
echt- of valschheid in de letterkundige wereld
zooveel te doen is geweest, wordt door den heer
Beckering Vinckers in een te Haarlem verschenen
vlugschrift op zeer afdoende gronden voor een
ondergeschoven stuk verklaard.
Het Handelsblad zegt aan het slot eener aan
kondiging der brochure van den heer Beckering
Vinckers het volgende:
„De vraag wie zich nu de aardigheid veroor
loofde om dit wonderlijk geschrift in de wereld
te zenden wordt door den heer Beckering Vinckers
nog niet beantwoord. Maar blijkbaar is hij dit
geheim op het spoor en het zou ons niet verwon
deren, indien te eeniger tijd bleek, dat deze aar
digheid moet worden gesteld op rekening van
„den zeer bekwamen Fries", „indertijd rector aan
de Latijnsche school te Middelburg", die aan
Naar het Duitsch tan E. Yely.
{Vervolg.)
De blonde Gamma was onbewegelijk op hare
plaats blijven staan. „Lees maar voort," zei Na
talie; „gij zijt gebleven bij de plaats: „En Eveline's
hart kromp samen bij de gedachte, dat nu alles,
alles te laat was."
De zeeofficier sprong de steenen trap met drie
treden te gelijk af, zoodat hij buiten adem bij den
voet van den berg aankwam. Hij bleef daar staan
om uit te rusten, doch wierp geeu blik terug op
het kasteel, noch op het park waarvan het om
ringd was.
„Maar wat bezielt mij mompelde hij. „Heb
ik eenig recht om zelfs maar verwonderd te zijn
Dit is de eerste verandering die ik aantref, en zij
doet mij onaangenaam aan; ziedaar alles. Ik
had Gamma als eene zuster lief, en behoorde mij
te verheugen dat zij gelukkig wordt." Hij brak
een takje af, maar prikte zich aan den doorn en
wierp het met eene verwensching weg. „Ik ver
heug er mij1 dan ook over, maar Gamma ziet
er niet gelpkkig uit; of bedrieg ik mij daarin?
het slot dezer brochure zoo zonder eenige aanlei
ding ten tooneele wordt gevoerd."
Wij wagen de gissing dat met dezen „zeer be
kwamen Fries,' bedoeld wordt de heer dr. C. M.
Kan, tot Juni 1866 conrector (niet rector) aan het
gymnasium alhier. -
Men schrijft ons uit IJzendijke
„Ook in deze gemeente heeft de dolle hond, die
op de Hoofdplaat is doodgeschoten, bij drie ver
schillende landbouwers honden gebeten, alsmede
éen varken.
„De gebeten honden zijn onmiddellijk doodge
schoten, het varken is opgesloten.
„Het is te wenschen dat door de gemeentebestu
ren in den omtrek dadelijk maatregelen genomen
worden om de honden vast te leggen of te muil
banden, daar ook nog andere beesten gebeten
kunnen zijn, waarvan het niét bekend is, daar de
afgemaakte hond op zijne nachtelijke zwerftochten
zeer goed nog andere dieren aangevallen kan
hebben."
Krachtens koninklijke machtiging van 11 Janu
ari jl., n°. 5, is het ressort van dea consul der
Nederlanden te Stockholm uitgebreid over geheel
Zweden.
De consul der Nederlanden te Stockholm heeft
tot vice-consul der Nederlanden te Gothenburg
aangesteld den heer Ch. Koch aldaar.
In de Staats-courant van 4 en 5 dezer is opge
nomen het aan den minister van financiën uitge
bracht verslag omtrent het vergelijkend examen
voor de betrekking van surnumerair der regi
stratie en domeinen, gehouden te Utrecht den 19en
April 1876 en volgende dagen.
De minister heeft in de Staats-courant van 4 en
5 dezer ter kennis van belanghebbenden gebracht
dat in de maand October e. k. gelegenheid zal
worden gegeven tot het afleggen van het examen
voor de betrekking van leerling-consul. Het
juiste tijdstip van dat examen zal minstens eene
maand te voren in de Staatscourant worden aan
gekondigd.
De betrekking van leerling-consul en de ver-
eischten om daartoe te worden benoemd zijn ge
regeld bij Zr. Ms. besluit van 5 April 1875
(Staatsblad n°. 42.)
Door de watersnood-commissie te Amster
dam is thans 225,950 ontvangen.
Yan het gemeentebestuur van Gent ontvangen
wij het volgende programma voor den historischen
Het zou mij leed doen als zij niet gelukkig was
of wierd. Anders ben ik er blij om, o zeker!"
„En gij zijt dus van gevoelen, goede Liesbet,
dat die êene dag, dien ik in uwe frissche berg
lucht heb doorgebracht, mij reeds goed heeft ge
daan? Dat ik er al beter uitzie? Dan moet die
lucht wel tooverkracht bezitten!" Dit zei Walde-
mar lachend tegen de oude dienstbode, met welke
hij bij hare aster-bedden in den tuin stond. Zij
had hem juist de schoone eigenschappen dier
bloemen en de wijze waarop zij gekweekt en be
handeld moesten worden, met al de breedvoerig
heid, die het onderwerp verdiende, ontvouwd.
„Ja kind, het is zeker dat de lucht hier wonde
ren doet. Zij is voor 't oogenblik nog wel wat
scherp en koud, maar dat geeft roode wangen."
„En toch weet ik iemand, die heel bleek ge
worden is in uwe beroemde lucht: Gamma, daar
boven, moeders lieveling."
„Die Ja, daar is ook reden voor," zei de
oude. „Die wordt onophoudelijk geplaagd door
den ouden heiden en hare boozo zusters, die niets
dan onnutte geleerdheid in haar hoofd hebben en
daardoor vergeten wat in huis noodig is. Ver
beeld u eens, kind, verleden jaar hebben zij de
hammen
„Plagen zij Gamma? Nu, dat kan wel wezen;
maar dat zal uit zijn, zoodra zij getrouwd is."
„Waldemartje," zei Liesbet, met eene slimme
uitdrukking in haar gelaat en eene flikkering in
optocht by gelegenheid der feesten ter herinnering
aan de pacificatie van Gent,
De stoet wordt geopend door 25 ruiters van de
Gcatsshe burgerwacht der XVIs eeuw.
I. Het Eedverbond der Edelen. Een muziek
korps. 6 vaandrigs te paard. 6 wapenboden te
voet, dragende de schilden van Oranje, Egmond,
Hoorn, kardinaal Granvelle, Berlaymont en Viglius.
Groep van edellieden van het Eedverbond. 6 wa
penboden te paard. 2 stafdragers der landvoogdes.
Wagen (ontworpen door den heer Julius Dekeghel),
voorstellende de landvoogdes Margaretha van Par
ma, omringd door de leden van den raad van
state, terwijl Brederode met eenige edellieden haar
het verzoekschrift der edelen aanbiedt (4 April 1566)
II. De Bloedraad. 10 Spaansche tromslagers en
pijpers. 4 ruitersde hertog van Alva, zijn zoon
don Frederik van Toledo, Romero en Jeronimo
de Salinas. 2 vaandrigs, een Spaansch officier en
14 Spaansche busschieters. 2 vaandrigs, een
Spaansch officier en 14 Spaansche lansknechten.
2 wapenboden, dragende de wapens van Egmond
en Hoorn. Een justicier te paard, dragende de
roode roede van justitie.
Wagen (ontworpen door den heer Lodewijk van
Biesbroeck), voorstellende, de veroordeeling der
graven van Egmond en Hoorn door den bloedraad
(2 Juni 1568). Deze wagen wordt omringd door
18 Spaansche hellebaardiers te voet.
III. De H. Inquisitie. Muziekkorps. Een Spaansch
officier te paard. 15 geharnaste Spaansche helle
baardiers. Inquisiteurs te paard. 9 beulsknechten,
dragende foltertuigen.
Wagen (ontworpen door den heer Willem Geets,
van Meehelen), voorstellende het ophangen aan de
galg van 7 protestantsche Gentenaars (Willem
Rutsenieelis, Pieter Andries, Jan Rooze, Lieven
de Smet, Gillis Coorne, Jacob bijgenaamd Schoe-
lap en de Wulfjaghere) en het levend verbranden
van vier Anabaptisten (Jan van Parijs, Pieter van
Kleef, Hendrik Maelschalck en Lauwerens Pieters
zoon), op de Veerleplaats te Gent (30 Maart 1568).
IY. De Spaansche Furie te Antwerpen. 15
Spaansche tromslagers en pijpers. 3 Spaansche
vaandrigs, waaronder de vaandrig Navarreta, dra
gende den grooten Spaansehen standaard met bet
beeld van O. L. Vrouw aan de eene zijde, en het
Christusbeeld aan de andere. 6 Spaansche officie
ren te paard. Een officier en 14 Spaansche bus
schieters. 2 kanonnen met paarden bespannen en
omringd door Spaansche kanonniers. Een officier
en 14 Spaansche lansknechten. Een groep Spaan
sche soldatendragende zilverwerk en andere
gestolene voorwerpen.
Wagen (ontworpen door den heer Ad. Pauli),
voorstellende een gedeelte der stad Antwerpen in
brand, omringd door 10 Spaansche soldaten met
de kleine oogen, „ik ben zoo-dom niet als ik er
uitzie. Juist tot dat huwelijk met den districts
commissaris hebben zij dat arme schepsel gedreven;
dat laat ik mij niet uit het hoofd praten. De oude
gek is op haar verliefd en het meisje heeft ja
moeten zeggen, want de oude heiden en de twee
vogelverschrikkers willen voor hun verder leven
bezorgd zijn. Ik ben nooit mooi geweest, kind,
maar ik had toch wel een man kunnen krijgen,
omdat ik stevige armen had en niet opzag tegen
werken; maar ik had nu eenmaal eene gelofte
gedaan.
„Welke gelofte, Liesbet?"
„Dat gaat u niets aan, Waldemartje, dat is het
zelfde, maar ik dacht, óf gij hebt den man lief.
Zie, Gamma kan den commissaris met zijnloen-
schen blik niet lief hebben, en bovendien heeft hij
twee kinderen, rechte wildemannen. Ik heb meê-
lijden met haar, Waldemar; maar het spreekwoord
dat men reizende menschen niet moet ophouden,
kan ook daarop toegepast worden. Waldemartje,"
vervolgde zij, naar de wijzerplaat van den kerk
toren ziende, „'t is uw tijd, want de domeinmeester
is even stipt als uw vader zaliger." Met die woor
den tippelde zij naar het paviljoen en kwam met
een buks en een weitasch terug. „Volgens de
jagers is het een slecht voorteeken, dat eene oude
vrouw u 't geweer toereikt, en zoudt ge dus op
geen vangst moeten rekenen; maar't heeft nu niets
te beduiden, daar er geen jong meisje in huis is.
Den houtvester kent ge toch wel; die noodigde
reeds uw vader dikwijls ter jacht."
brandende fakkels en gevolgd door een officier
met 12 geharnaste Spaansche ruiters (4 Novem
ber 1576).
Y. De vereenigde provinciën der Nederlanden.
16 vaandrigs met de vaandels der 16 provinciën.
Stoet van afgevaardigden der 16 provinciën met
de wapenborden van ieder gewest.
Wagen (ontworpen door den heer Alfred Cluy-
senaer, van Brussel), met 16 vrouwen die elkaar
de hand reiken, voorstellende de 16 provinciën en
gezeten rondom het beeld der Eendracht.
VI. De godsdienstige vrede. 2 officieren en
24 soldaten van het Nederlandsch statenleger in
twee afdeelingen verdeeld. 3 wapenboden der
katholieken, lutheranen, en Calvinisten.
Wagen (ontworpen door den heer Felix Metde-
penningen), voorstellende de verzoening der katho
lieken met de protestanten door de pacificatie.
VII. Terugkeer der bannelingen. 4 tromslagers
van het geuzenleger. 2 wapenboden met geuzen-
leuzen. Muziekkorps voorafgaande de bosch- en
watergeuzen, die de geuzenliederen der XVIe
eeuw zingen.
VIII. De prins van Oranje. 4 bazuinblazers
te paard. Muziekkorps te paard. 8 vaandrigs
met de wapens van den prins en van Gent. 4
stafdragers. De 26 Gentsche schepenen van de
Gedeele en van der Keure. 4 wapenboden te
paard. 4 vaandrigs te voet. 4 schildknapen. 2
jonge pages van den prins. De prins van Oranje,
rijdende onder een verhemelte, dat door 6 mannen
gedragen wordt, en gevolgd door een groep Neder-
landsche edellieden te paard. 14 ruiters van het
leger van den prins.
IX. De onderteekening der pacificatie ten Gent-
schen stadhuize. 8 bazuinblazers te paard. 19
wapenboden dragende de schilden der 19 onder
teekenaars der pacificatie. 4 stafdragers der stad
Gent te paard.
Wagen (ontworpen door den heer Jan Capeinick),
voorstellende een gedeelte van het Gentsch stad
huis en de 19 onderteekenaars (8 November 1576).
X. De stad Gent. Muziekkorps. De 4 hoofd
gilden van St. Antonie, St. Michiel, St. Joris en
St. Sebastiaan. Stoet der voornaamste Gentsche
neringen met huDne schilden. De rederijkers,
waaronder de Fonteinisten.
Wagen (ontworpen door den heer Lodewijk
Lebrun) voorstellende de maagd van Gent, om
ringd door den magistraat, enz.
De stoet wordt gesloten door 13 ruiters der
Gentsche burgerwacht van dien tijd.
leger. Op verzoek eervol ontslag uit den dienst
Zoo sprekende had zij hem den weitasch omge
hangen en hem de hand gedrukt. Zij zag hem
met welbehagen na, toen hij den tuin doorstapte
en nog eer hij het deurtje bereikt had, waren
hare oogen vochtig gewordeD, zoodat zij die met
de punt van haar voorschoot moest afwisschen,
terwijl zij mompelde: „Als ik dat nog eens mocht
beleven dat hij eene goede vrouw had, eene heel
goede! Verder zou ik niets mijer begeeren."
Waldemar kwam op de bepaalde minuut op de
aangewezen plaats aan, waar de domeinmeester,
zijn gewezen voogd, tegelijk met hem arriveerde.
Zij stonden tegen de hooge steenen bank aan, die
zich aan den ingang van het dal bevond, en praat
ten zooals men het uitdrukt over koetjes
en kalfjes, maar daarin werden zij telkens ge
stoord door de aankomst van nieuwe jaehtgenoo-
ten. Deze waren alle oude bekenden van den
zeeofficier, schudden hem de hand en hadden
vriendelijke woorden voor hem ten beste, die zijn
hart goed deden. Hoeveel kennissen hij ook in
de buitenwereld gekregen had, het verheugde hem
dat hij in zijne geboorteplaats niet vergeten was.
Allerlei anecdoten en jachtavonturen werden te
berde gebracht: er heerschte bij deze drijfjacht
eene opgewekte stemming.
Eindelijk kwam de houtvester, vergezeld van
een heer, die aan Waldemar onbekend was. „Mijn
heer de kapitein Bork mijnheer de districts
commissaris von Hoten." Wordt vervolgd.)