N°. 131.
119e Jaargang,
1876
Zaterdag
3 Juni.
Uithoofde van het Pinkster
feest zal deze conrant aan
staanden laandag niet
uitkomen.
Dit blad verschijnt dagelijks,'
m8t uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nomüers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiên20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.1
Middelburg, 2 Juni.
FiETJTi-.iLEi'ronsr-
St. Martijns-avond.
MIDDELBUR
- f
Van de uitvoerige discussiën, door de tweede
kamer gedurende de jongste Mei-maand gevoerd,
stellen wij ons voor, nu het Bijblad ons met den
tekst van het gesprokene bekend gemaakt heeft,
eenige hoofdpunten onder de aandacht onzer lezers
te brengen. Een der belangrijkste vraagstukken,
waarover eene voorloopige beslissing genomen werd,
was de verlenging der termijnen van oplevering
der altijd met nieuwe tegenspoeden worstelende
Amsterdamsche kanaal-maatschappij.
Bij overeenkomst van den 14™ December 1874
had de maatschappij zich verbonden den len April
van dit jaar het Noordzee-kanaal open te stellen
voor schepen met beperkten diepgangwaartoe het
over zijne geheele lengte eene diepte zou moeten
hebben van minstens 6.50 M. onder A. P., bene
vens eene geul in de haven gebaggerd moest wezen
van minstens 5,50 M. onder A. P. en minstens 80
M. breedte.
Voorts zouden den 1"> Augustus 1876 de haven
en het kanaal de geheele diepte en breedte moeten
hebben welke in de bestekken bepaald waren.
De regeering stelde bij wetsontwerp van den
24™ Maart jl. voor, op grond dat de maatschappij
tegenspoeden ondervonden had, waarop zij niet
had kunnen rekenen en alzoo het geval van over
macht aanwezig was, eene verlenging der straks
genoemde termijnen toe te staanen wel voor den
eersten termijn tot den 1™ November 1876 en voor
den tweeden tot den len Augustus 1877.
Het bestaan van de overmacht werd in de tweede
kamer door de heeren van den Berch van Heem
stede, Insinger, Teding van Berkhoutde Jonge en*
Vening Meinesz betwist. De heer van Kerkwijk
was bereid de overmacht te erkennendoch vooral
uithoofde van zijn wensch om in dit geval „zoo
edelmoedig mogelijk te zijn." Hooren wij thans
den minister van binnenlandsche zaken, wiens
woorden zoowel van den tegenwoordigen stand der
zaak als van hare geschiedenis een beknopt en
duidelijk overzicht geven.
„De overmachtzeide de heer Heemskerk,
Naar het Duitsch van E. Velg.
Vervolg.)
„En dat is Gamma," zei hij, zich voor het blonde
meisje plaatsende. „Wat is de kleine, wilde Gamma
eene groote dame geworden! En zooHij
greep hare beide handen vast in de zijne en zag
haar zoo diep in de blauwe oogen, dat zij die
blozend neêrsloeg.
„Dat zal alles op zijn tijd komen, waarde heer,"
zei de professor, hem in de rede vallende. „Wan
neer men eenmaal in eene verhevene stemming is
door de beschouwing van merkwaardige oudheden,
moet men zich daarin niet door alledaagse he din
gen laten storen." En eer Waldemar er op ver
dacht was, voelde hij zich de glazen deur weêr
uitduwen.
„Zie maar eens," zei de professor, toen zij bui
ten waren, „ik geloof dat die grot een goed
idee van mij is: alles Romeinsche antiquiteiten,
niet ver van hier opgedolven." Thans stonden zij
bij de grot. „Een stuk antieke muur, hier goed
op zijne plaats, hé Hier hebt ge een fragment
van een opschrift in steen; en daar een doods-
is in dit geval ontstaan uit iets waarop verleden
jaar niet was gerekend. In deze zaak zijn vele
paragrafen van het chapitre des imprévusen het
bevreemdde mij dat daarover in het verslag der
kamer eenige verwondering werd te kennen gege
ven. Men heeft toch waarlijk sedert 1862, toen
hier de eerste wet ter bekrachtiging van de con
cessie verdedigd werdwel geweten dat men niet
te doen had met een gewoon werk. Heeft niet
de minister Thorbecke hier gezegd dat het een
waagstuk ismaar dat men het wagen moest
Is niet de concessie aangenomen in de overtuiging
dat bij dit buitengewoon werk vrij wat zou ko
men kijken? Zijn in dien zin niet voortdurend
de zaken der Kanaalmaatschappij hier behandeld
Maar vooralis het niet sedert jaren bekendis
het geen onderwerp van studie bij de uitsteken dste
deskundigen geweest, dat de haven zelve het
groote problema is
„De Maatschappij heeft, voor zoover het werk
binnen de groene wallen betreft, een uitstekend
kanaal gemaakt. Het werk van de Oranje-sluizen
is volkomen goed geslaagd; de droogmakerijen
zijn tot nu toe gelukt en hebben goede prijzen
opgebracht. Op de Noordzee-sluizen is in het
algemeen geene aanmerking gemaakt. Ik laat
voor een oogen blik de quaestie daarof die nog
langer moesten zijn; maar de constructie is goed.
„Maar voor de Noordzeehavens heeft men bij
herhaling gepoogd het rechte pad te vinden.
In 1873 en 1874 was erten gevolge van stormen
die eene bres hadden geslagengroote bezorgdheid
over de bescherming van de haven. Daarvoor
heeft mijn geachte voorganger eene commissie
benoemddeze heeft geadviseerdook andere
technici zijn nog geraadpleegd geworden; en men
is tot het resultaat gekomen dat daarin voorzien
moest worden door een golfbreker. De vertegen
woordiging heeft dat goedgekeurd, en nu is die
golfbreker zoo goed als gereed.
„Maar thans heeft men te kampen met een an
deren vijandop wien niet gerekend was die
vijand is althans sterker dan men dacht. Voor
een oppervlakkig beschouwer klinkt het vreemd,
dat die overmacht niet bestaat in wind en golven,
maar alleen in duinzanddat voortdurend naar
de geul toeschuift.
„Alle deskundigen en ingenieurs van den water
staat hadden berekend dat men de blinde berm
maken kon op eene helling van twee op éen.
Dit komt voor in alle rapporten over de zaak uit
gebracht sedert 1852, ook in de contracten met
den aannemer geslotenhet werd voor waar ge
houden door de Engelsche zoowel als de Holland-
sche ingenieurs op grond van de ondervinding van
verschillende werken aan de Engelsche en Neder-
landsche kusten.
hoofd op een voetstuk, dat maakt indruk, hè?
Er zullen nog wapens bij komen, en nu moet
ge meê naar 't paviljoen, waar ik mijne overblijf
sels van paalwoningen heb; ik had vóór korten tijd
gelegenheid een aankoop te doen, waar de directeu
ren der rijksmuseums mij om benijd hebben."
De zee-officier keek verbaasd op. Het woord
„aankoop" klonk hem zeer vreemd uit den mond
van den professor, wiens middelen zoo beperkt
waren, dat hij te nauwernood zijn gezin kon on
derhouden. Daar hij wegens zijne zonderlingheden
ongeschikt was om een professoraat werkelijk te
vervullen, had men hem den post van conservator
op het kasteel te H. gegeven, eene betrekking die
nauwelijks het gewicht had van die van concierge,
want alles te zamen, wat aan zijne zorg was toe
vertrouwd, bestond uit eene wormstekige wieg
waarin een der eerste Welfen had liggen droomen,
een paar documenten die op den bouw van het
kasteel betrekking hadden, en eenige oude meu
belen en boeken.
Waldemar verklaarde dat hij het paviljoen ook
zeer interessant vond en tooverde daardoor een
lachje op 't gelaat van den ouden heer te voor
schijn.
„Gij zijt een kenner, dat weet ik wel," sprak
hij. „En ook veel meêgebracht, hè? uit Egypte
en Japan, hm?"
„Weinig," antwoordde Waldemar.
„O ge hadt aan mij moeten denken! Eenige
kleine bijdragen voor mijne verzameling zou ik op
hoogen prijs gesteld hebben.
„Toch is het gebleken dat men zich daarin
bedrogen heeftdat die helling niet flauw ge
noeg is en onder water niet blijft staan. Er was
bij het uitbaggeren gerekend op een verlies van
circa 1/4 en men heeft reeds een verlies van veel
meer dan 50 percent.
„Het was noch van de directienoch van de
ingenieurs noch van eenigen deskundige te vergen
dat zij verleden jaar dit alles konden weten.
„Ér zijn twee wijzen om hetgeen door uitbag
geren verkregen wordtte weten. De eene is
den kubieken inhoud na te gaan van hetgeen er
uitgehaald wordt en op eene andere plaats over
gebracht. Men kan dit gemakkelijk weten en de
kracht der werktuigen wordt daarnaar ingericht.
De bewering is onjuistdat de Maatschappij daarop
niet gerekend had en onvoldoende werktuigen
daarvoor had aangeschaft.
„Maar er is een tweede gezichtspuntnamelijk
een hoeveelste deel van het baggerwerk vrucht
baar is, dat is hoeveel blijvende verdieping wordt
verkregen. En nu is het ongelukkige resultaat
dat dit tusschen 30 en 40 pet. varieertdat wil
zeggen dat wanneer honderd duizend kubieke
meters worden uitgebaggerddaarvoor slechts 30
a 40 duizend kubieke meters in diepte wordt ge
vorderd. Derhalve heeft men een zeker aanmer-
kelijken tegenvalwaarop men niet rekenen kon.
„Een tweede bezwaar ishetgeen door den heer
Teding van Berkhout zeer terecht is aangevoerd,
het bezwaar dat ondervonden is door de drukking
van het zand der duinen. Het is gebleken dat
de drukking van het duin niet hoog genoeg ge
schat en dat daaromtrent nog meer voorziening
noodig is. Over dat alles hebben bijeenkomsten
plaats gehad (waarvan ik de laatste heb bijge
woond) van al de technici der Maatschappij en
van de regeering. Men is daar tot een resultaat
gekomen omtrent de maatregelen die genomen
kunnen worden om die kwaal te keeren. In zee,
dat is buiten de strand lijn maakt de Maatschappij
twee rijsdammen op eene wijdte van ruim 200
metersgaande van uit de strandlijn in de rich
ting naar den buitenmond van de haven. Die
rijsdammen zullen de toezakking tegenhouden.
Wanneer het zand der wijdere havenkom buiten
die nieuwe dammen blijftkan daar binnen veilig
worden gebaggerden er zal eene helling gemaakt
worden niet van 2 op eenmaar van 4 op éen.
Dit is geschied op eenstemmig advies van de
ingenieurs van het toezichtvan den inspecteur
van den waterstaat en van de Engelsche en
Nederlandsche ingenieurs."
De minister noemde voorts nog eenige andere
maatregelen welke reeds „met eenig succes" ge
nomen waren, zoodat men over de in den laatsten
tijd verkregene diepte „vrij wel tevreden" was.
„Ik zal dat verzuim trachten goed te maken,
professor. En wie heeft u bij de rangschikking
van dat alles geholpen Zeker uwe dochters
„Ja, zoo hier en daar; maar, wat ik van haar
drieën heb willen maken is mij niet gelukt," ant
woordde de professor met een zucht. „Niet zonder
bedoeling heb ik ze de drie eerste letters van het
Grieksche alphabet tot namen gegeven, want ik
wilde haar reeds in hare prilste jeugd er op wijzen
dat ik ze niet onder de gewone vrouwen rekende
ik hoopte, dat zij iets van den geest en de weet
gierigheid van haar vader zouden geërfd hebben.
In Alpha heb ik eene dragelijke helpster voor de
natuurwetenschappen, Beta leest Grieksch en Latijn,
maar is daardoor zeer prikkelbaar geworden,
de kleine Gamma is mij daarentegen geheel uit
de hand gevallen. Zij was de laatste en heeft
veel overeenkomst met hare moeder, die huiselijk
en huishoudelijk was, maar er iets tegen had dat
ik doodshoofden en beenderen in hare kamer bracht
om die te onderzoeken, en dat ik zeldzame ge
dierten in spiritus bewaarde; kortom, zij was
wat bekrompen van geest. Gamma heeft dat van
haar geërfd. Zij is onverschillig voor de ernstige
wetenschap, zij leest de dichters van den nieuweren
tijd! Nu, wie eene eigenlijke huisvrouw in haar
zoekt, zal zich niet bedrogen vinden! De onder
vinding, die ik bij dat alles heb opgedaan, is deze,
dat het vrouwelijke geslacht nooit tot de hoogste
hoogten der wetenschap kan opstijgen."
De jonge man had de grootste moeite om zijn
gelaat in een ernstigen plooi te houden en antwoord;
Op grond van eeh en ander kwam de minister
tot de slotsom dat hier overmacht bestond in „de
onvoorziene en ongekende werking van het zand"
en dat de kamer verplicht was het wetsontwerp
aan te nemen, rechtvaardigheidshalveen ook
dewijl, werd het ontwerp verworpende staat
genoodzaakt zou zijn het werk, met al de moei
lijkheden waarmede nu reeds de Kanaalmaatschap
pij te worstelen heeft, zelf ter hand te nemen.
De kamer heeft zich voor deze redenen gewon
nen gegeven en het wetsontwerp met 44 tegen 17
stemmen aangenomen.
Zal deze beslissing de laatste zijn, welke genomen
wordt in den reuzenstrijd, die door Nederland aan
het strand der Noordzee met de vijandige natuur
krachten gevoerd wordt?
Niemand durft het voorspellen. Van meer dan
eene zijde in de 2e kamer wordt daarentegen sedert
lang aangedrongen op overname van het werk door
den staat. In hoeverre dat baten zou staat te
bezien, want, gelijk de minister Heemskerk op
merkte, „het zand stoort er zich weinig aan of
een particulier, dan wel de regeering een werk
onderneemt." Dat wij echter sedert zoovele jaren
dien strijd onvermoeid volhouden en zelfs nu nog
niet opzien tegen het zeer wel mogelijke vooruit
zicht eener eindelijke overname door den staat,
pleit voor onze taaie volharding die ons echter
gemakkelijker wordt gemaakt door de onuitputte
lijkheid onzer steeds door Indische batige sloten
aangevuld wordende schatkist.
Het is reeds eenigen tijd geleden dat de Stand
aard ons vroeg naar aanleiding van een brief
van onzen Rotterdamschen correspondentof
wij het cijfer van 1693 onderteekenaars op een
adres tot ondersteuning van het wetsvoorstel-
Moens zoo bijzonder groot vondenin verge
lijking van het bevolkingscijfer van Rotterdam,
ruim 130,000 zielen
Wij verzuimden toen te antwoorden. Men kan
niet altijd gereed staan om repliek te geven op
alles wat van dezen of genen kant gevraagd wordt.
Nu echter het anti-revolutionaire hoofdorgaan heden
wijst op de „zedelijke overmacht", welke gezeteld
kan zijn in eene numerieke minderheid, waardoor
zij de meerderheid dwingen kan zich voor haar
te buigennu willen wij de verklaring niet weer
houden dat de instemming van eenige honderden,
die met hun naam en hunne handteekening voor
den dag durven komenvoor ons meer beteek e-
nis heeft dan de ongenoemde „duizenden" en
„tienduizenden", met welke de anti-revolutionaire
partij altijd gewoon is te schermen.
de: „Laten wij aan de vrouwen dan maar den op
de natuur gegronden eisch stellen, dat zij het
leven zullen veraangenamen."
„O geëerde jonge vriend", zei de professor, zijn
wijsvinger bijna dreigend tegen den officier ophef
fende, „ge moet me niet kwalijk nemen, maar dat
veraangenamen zou mij bijna triviaal in de
ooren klinken, als ik niet in aanmerking nam, dat
gij in dit opzicht nog niet veel ondervinding kunt
hebbenmaar wie, zooals ik, drie dochters
heeft Nu, nu, ge hebt me toch gezegd,
dat ge nog eens naar de dames wildet. Excuseer
mij dan, want ik heb in de grot een steen opge
merkt, die op het punt staat er uit te vallen; ik
zal dat maar dadelijk gaan verhelpen."
Na weinige oogenblikken stond Waldemar weêr
naast den stoel van Gamma en nam haar het
boek uit de hand.
„Juffrouw Natalie zal mij dit wel vergeven,"
sprak hij op zijn innemendsten toon; „ik heb mijn
kleine speelkameraad in zulk een langen tijd niet
gezien ik moet mij ook eerst een weinigje wennen
aan de overtuiging dat deze schoone dame
onze wilde, zorgelooze Gamma is."
„Er zijn zes jaren over verloopen", zei het
meisje zacht; „hoeveel verandert er niet in dien
tijd!"
„Hier toch zeker niet," hernam hij„ik zie
hier nog al de bekende gezichten; maar ja, bij
mij te huis is het zeer eenzaam geworden," liet
hij er met een zucht op volgen.
„En ons plaatsje zal u na al die verre reizen