Telegrapbische berichten, Benoemingen en besluiten. Kerknieuws. Marine en leger. Rechtzaken. het gebrek aan onderwijzers. Zijn daartoe strek kend voorstel kan aangenomen worden zonder dat het noodig is de groote quaesties in de kamer te behandelen. Spreker acht het dan ook wenschelijk dat wat de heer Moens voorstelt in praktijk ge bracht worde. Toen er vervolgens sprake was door de voorlezing van het wetsvoorstel-Moens den heer Abresch beter op de hoogte te brengen, zeide deze dat hij geen voorlezing daarvan verlangde, omdat hij dit toch niet zoo dadelijk grondig zou kunnen bespreken. Overigens dankte hij den heer Fokker voor zijne toelichting, maar deze doet z. i. weinig af, omdat daarin alleen sprake is van wat men vermoedt en hoopt, maar niets met zekerheid wordt bepaald. Deze meening van den heer Abresch werd be streden door den heer Luti, die er op wees dat de heer Moens volkomen op de hoogte is van de zienswijze der regeering en nu zelf heeft gedaan wat hij weet dat vooreerst van de regeering niet te verkrijgen is. Ook de heer Doorenbos voelde zich genoopt, vooral na het gesprokene door den heer Abresch, zijne ingenomenheid te betuigen met het voorstel van 't bestuur van het departement, dat in deze het initiatief neemt. De heer mr. D. A. Berdenis van Berlekom hoezeer geen enkel woord tegen het voorstel van 't bestuur willende inbrengen en niet twijfelende aan de bevoegdheid van het departement tot het indienen van een adres aan de regeering, wenschte aan het voorstel eenige uitbreiding te geven namelijk in dien zin dat ook van de zijde der ingezetenendie dezelfde denkbeelden voorstaan, een adres aan de tweede kamer zal gericht wor den, en wel omdat een adres van het departe ment alléén te weinig beteekenis heeft. Dit voorstel van den heer van Berlekom gaf tot eenige discussie aanleiding namelijk wat den vormde wijze van uitvoering betreft. De slotsom was dat eerst het voorstel van 't bestuur, om een adres van adhaesie aan het wetsvoorstel-Moens tot de tweede kamer te richten, in stemming gebracht en aangenomen werd met 15 stemmen tegen 1die van den heer Abresch. Met betrekking tot het voorstel van den heer van Berlekom, om ook de ingezetenen in de ge legenheid te stellen van hunne instemming op een afzonderlijk adres te doen blijkenis besloten aan het bestuur over te laten op welke wijze het zal meenen daaraan uitvoering te moeten geven, en zulks nadat de heer de Kanter en de voorzitter zich bereid hadden verklaard het initiatief te nemen. Vervolgens was de bespreking der punten van beschrijving voor de a. algemeene vergadering aan de orde. Op voorstel van het bestuur werd be sloten den afgevaardigde, den heer de Kanter, geen impératief mandaat te geven maar hem ten aanzien van alle voorstellen vrij te laten in het uitbrengen zijner stem. Alleen ten aanzien van punt IX, voorstel tot het richten van een adres aan de regeering met aandrang tot wijziging der school wet van 1857 op daarbij aangegeven punten- (zie het nommer dezer courant van jl. Maandag), wenschte het bestuur eene gedachtenwisseling, teneinde de afgevaardigde eenigermate met het gevoelen der leden bekend moge zijn, te meer omdat er drie verschillende adressen van gelijke strekking, maar in de onderdeelen zeer uiteen- loopende aanhangig zijn, namelijk van devereeni- ging „Volksonderwijs", van het Onderwijzers-ge nootschap en van het Nut. De heer Bomeijn bestreed de clausule van het voorstel, dat de gevraagde wijzigingen tevens zouden zijn „ter voorbereiding eener spoedige in voering van den leerplicht," Ware de leerplicht niet reeds 120 a 130 jaar oud, dan zou hij het gewenschte doel noemen „èen volkswaan van den dag" en door het nu voorgestelde middel ook niet nog iemand "j en bij die woorden wendde hij den blik rugwaarts naar het kasteel, in welks ruiten de ondergaande zon zich spiegelde. „Wat zal zij wel zeggenals zij hoort dat Waldemar van den ambtman terug is?" „G'n dag," riepen twee kinderstemmen, en een knaapje met vlashaar en bloote voeten, die een kleiner meisje met haar van dezelfde kleur en even ongeschoeide voeten aan de hand hield, kwa men hem tegen en bleven de vreemde verschijning met groote bogen en open mond aanstaren. „Alles nog als vroeger! Elke steen, elke boom, elke gestalte, alle3 hetzelfde; de menschen geheel onveranderd, behalve misschien hunne harten." De kinderen meesmuilden over dien zonderlingen, onbekenden man, die naar de lucht keek en in zich zeiven sprak. „Ja Waldemar," ging hij voort, terwijl zijn ge laat een ernstige uitdrukking aannam, „gij denkt daar zoo, dat zij zich ook over uwe terugkomst moet verheugen en stelt u voor, dat zij nog het kind met de foode wangen en de stralende oogen zal zijn. Wie weet of ge haar nog vindt, en of zij niet sinds langDat zou zeer mogelijk zijn, ja 't is zeer waarschijnlijkEn toch zou de domeinmeester het mij wel geschreven hebben als het zoo was. Ofschoon ik het niet zou wenschen, waarschijnlijk is het toch!" Intusschen was hij gekomen aan het deurtje van een grooten boomgaard, in wiens midden een pa viljoen met gesloten groene luiken stond. Dat was voor hem, toen hij nog een knaap was, het te bereiken. Hij is van voorstander van den leer plicht tegenstander geworden na de ervaring die hij verkregen heeftvooral ais lid der voor eenige jaren benoemde commissie tot onderzoek naar de resultaten daarvan in Duitschland,Zwitserland enz. De heer Doorenbos deelde mede, en Je voorzitter bevestigde ditdat vroeger in Dren the eene verplichte schoolgeldheffing bestond, die zeer gunstig werkte totdat de school wet van 1857 werd ingevoerd, waarna het school bezoek spoedig verminderde. Dei heer Sibmacher Zijnen had tegen het voor stel geen ander bezwaar dan dat het woordje „spoedige" (voor invoering van den leerplicht) daaruit behoort weggelaten te worden. Eerst dan als de omstandigheden het zullen toelaten kan die invoering plaats hebben en het is niet te verwachten dat dit zoo spoedig het geval zal zijn. De heer Komeijn vond de hulde van het hoofd bestuur aan het rapport ter zake van onderwijs, namens de Maatschappij door eene commissie uit gebracht wel wat compromitteerend omdat in die commissie vele personen zitting hadden die met het lager onderwijs niet genoeg bekend konden zijn. De heer Luti zou het wenschelijk vinden dat op de algemeene vergadering alsnog eene samen werking mocht worden uitgelokt tusschen de bo vengenoemde drie verschillende voorstellers, tenein de te trachten tot overeenstemming te geraken. De heer Fokker, hoezeer niet zoo erg tegen leerplicht gezind als de heer Bomeijn, ziet vooral op tegen de moeilijkheid der toepassing daarvan. Hij gelooft trouwens niet dat het voorstel van het hoofdbestuur door de algemeene vergadering zal worden aangenomen, vooral met het oog op het daaraan verbonden denkbeeld van invoering van den leerplicht. Het resultaat der discussie was, dat de afge vaardigde ook omtrent dit punt vrij zal zijn in het uitbrengen zijner stem. De heer van Berlekom deelde ten slotte mede, dat hij niet kan optreden als plaatsvervangend af gevaardigde, tot welke betrekking hij benoemd is. Daar de heer de Kanter voornemens isbe houdens onvoorziene verhinderingzelf de alge meene vergadering als afgevaardigde bij te wonen, is besloten in geval van noodzakelijkheid door het bestuur een plaatsvervanger te doen benoemen uit het vroeger voorgedragen vijftal. Uit eene ons verstrekte dagelijksche opgave van het aantal passagiers dat langs de lijn Vlissin- genQueeafoorough van Engeland naar het vasteland wordt vervoerdontwaarden wij tot ons genoegen dat sedert de heropening van den dienst h6t verkeer langs deze lijn bijna met iederen dag toeneemt. De heer H. A. D. Coenenlid der eerste kamer behoortnaar aan het Ütr. Dbl. wordt medegedeeldinderdaad tot de hoogst aangeslage- nen in de provincie Gelderland. In den daarvan opgemaakten staat is echter zijn naam vergeten en daar de heer Coenen niet gereclameerd heeft tijdens den bij de kieswet bepaalden termijn weigeren gedeputeerde staten hem er alsnog op te brengen. Naar men verneemt zal de heer Coenen in de be slissing van gedeputeerde staten niet berusten. Volgens een heden bij ons ontvangen beursbe richt zou te Konstantinopel een opstand uitgebroken zijn en de sultan van den troon afstand gedaan hebbenten behoeve van den troonopvolger Mourad. toppunt van alle schoons geweest. Geen enkele tuin te H. kon zulk een prachtstuk toonen. Hij moest glimlachen, toen hij zich dit herinnerde. Daarop greep hij de klmk, en knarsend ging het deurtje open. „Nog geheel de aartsvaderlijke toestand", zei hij„huis en hof geheel open. Te H. moeten mis daden nog altijd onbekend zijn." Langzaam ging hij het pad door tusschen de perken waarin de vruchtboomen stonden; waarna hij in den kleinen bloemtuin kwam. Daar stond hij een oogenblik stil en liet het Oog over den rijken voorraad asters en andere kleurige herfst bloemen gaan. „Hare lievelingskleuren", dacht hij; „zij leeft nog." Op het groote plein achter het huis was het doodstil; geen geluid kwam uit de aangrenzende gebouwen. .Naast het bordes, dat van dat plein naar het huis leidde, zat eene hen die bij zijne nadering hare kuikens met angstkreten bijeen riep. Hij deed haastig de deur open, maar kon een zucht niet onderdrukken dat zijne weerkomst zoo een zaam en treurig was. Langzaam kwam hem nu een oude vrouw met reeds gebogen rug tegemoet, het gerimpeld gelaat door eene muts met breede plooien omsloten. Met een uitvorschenden blik keek zij naar den binnentredenden man en vroeg met eene nog krachtige stem„Zijt gij het, baas Antoon? Komt ge over de vruchten spreken?" De onbekende trad echter nader en riep alleen: „Liesbet! Liesbet!" Een ander telegram meldt datop eenstem mig verlangen der bevolking van Konstantinopel, de sultan is onttroond en Mourad tot sultan is uitgeroepen. Op de heden gehouden vergadering van aan deelhouders der Maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen is de gewijzigde overeenkomst met de regeering aangenomen. Herkozen werd als lid van den raad van com missarissen de heer B. A. Fokker, te Middelburg. De gemeenteraad van 's Gravenhage heeft het voorstel van burgemeester en wethouders om in hooger beroep te komen van het besluit van ge deputeerde staten tot vernietiging der verkiezing van de heeren de Vries en Kipsverworpen, en benoemd tot gemeente-secretaris den heer K. van den Heuvel. TWEEDE KAMER. De beraadslagingen over het wetsontwerp be trekkelijk de kerkfabrieken werden voortgezet. De heer Cremers erkende de onhoudbaarheid van het decreet van 1809 in onze tegenwoordige staats rechtelijke toestanden. Door recht noch billijkheid wordt zijns inziens eene hoogere schadeloosstelling geëischt. Hij vreesde echter den overwegenden invloed der geestelijkheid en verlangt daarom een algemeen staatstoezicht op het kerkelijk beheer, na eene algemeene regeling, gelijk ook de heer Kappeyne wilde. De minister van justitie verdedigde breedvoe rig de onuitvoerbaarheid van het decreet uit een staatsrechtelijk oogpunt. Hij betoogde tegen den heer Kappeijne dat de kerken zedelijke licha men zijn met private rechtspersoonlijkheidzoodat de staat zich niet in de kerkelijke administratie mag mengen. "Wat de schadevergoeding betreft, ontkende de minister dat daartoe grondwettelijke verplichting bestaat. Het voorgesteld bedrag is echter hooger dan uit het decreet van 1809 en uit de vroegere Fransche wet zou voortvloeien; de bisschoppen van Boermond en Breda hebben dan ook geen bezwaar tegen de intrekking van het decreet. De heer Verniers van der Loefi' zette vervolgens het grondwettig bezwaar uiteenontleend aan art. 168 der grondwetwaardoor ook de kerkelijke' inkomsten worden gewaarborgdgenoten volgens het decreet van 1809. r consulaten. Eervol ontslag verleend, op ver zoek aan S. Piza, als consul der Nederlanden te Panama, en als zoodanig buiten bezwaar van 's rijks schatkist benoemd J. I. Lindo, tot dusver vice- consul der Nederlanden aldaar. leger. Op aanvrage pensioen verleend, ten be drage van ƒ1500 'sjaars, aan den luitenant-kolonel A. E. J'. Charlier, plaatselijke kommandant 3e klasse te Grave, welk pensioen aanvang neemt met 1 Juli a. Beroepen bij de N. H. gemeente te Polsbroek de heer P. K. Dommisse, predikant te Oostburg. De kapitein le klasse D. C. W. Suther land en de le luitenants bij het korps mariniers J. B. Verhey en G. C. Mirandolle, laatst behoord hebbende tot het eskader in Oost-Indië en van daar den 20cn dezer in Nederland teruggekeerd, zijn met dien datum ter beschikking gesteld van den kommandant van voorschreven korps. Zij sloeg de handen ineen en huppelde hem bijna tegemoet. Blijde verrassing was echter niet bij haar waar te nemen, want zij had hare zenuwen en haar gevoel onder streng bedwang. Slechts kwam er meer licht in hare oogen toen zij uitriep ^Waldemar! Wel, wel! Wat is hij een knap man geworden! Wat een heer!" „Liesbet!" zei hij, hare handen vattende: „nog altijd rustig, nog altijd lustig?" „Zoo goed als 'tmaar wezen kan!" antwoordde zij, hare hand zacht langs zijn voorhoofd strijkende. „Als 'ter op aankomt kan ik nog meêdansen. Maar Waldemar, ik had u, toen ge nog een kleine jongen waart, van Luilekkerland verteld, en ge wildet absoluut dat ik met u de reis daarheen zou doen. Ik stelde het een jaar uit, maar het ging u niet uit de gedachten. Komt ge me nu afhalen?" vervolgde zij vroolijk lachend; „nu ik ga meê: jammer maar, dat ik de muziek niet goed meer zal hooren, want mijne oude ooren beginnen mij in den steek te laten." „Gij zijt nog altijd dezelfde, Liesbet. Zijt ge niet bang geweest zoo lang alleen in huis te blij ven, en hebt ge wel niet eens gedacht dat Wal demar nooit meer terug zou komen?" Zij schudde het grijze hoofd en antwoordde vol zelfbehagen, terwijl zij met de oogen knipte. „Zij kennen allen de oude Liesbet, en weten dat zij haar man nog staat, al is zij ook over de zeventig. Op mijne voeten kan ik mij nog ver laten, en hier ook op", sprak zij, een paar ge balde vuisten toonende. „En dat gij zoudt weêr- Landbouw. Uit Wageningen meldt men het volgende: Met den verkoop van den meikevermest en der gedroogde kevers gaat het niet best vooruit. Van beide partijen is nog slechts een gering gedeelte verkocht. De oorzaak hiervan zoekt men in de onbekendheid met de bestanddeelendie de mest bevat. Volgens genomen proeven echter bezit deze mest zeer veel stikstofverbindingendie, met het compost vermengd, door de planten gemak kelijk kunnen worden opgenomen. De gedroogde meikevers als kippenvoeder worden ook zeer aan bevolen', terwijl ze met graagte door deze dieren worden gegeten. De strafkamer van den hoogen raad heeft bij arrest van gisteren verworpen de voorzieningen in cassatie van de Zeeuwsche schippers J. de Geus en M. Jansen, die door het gerechtshof te 's Hage tot een half jaar eenzame opsluiting ver oordeeld zijn ter zake van diefstal van onder scheiden goederen van het op den Ooster nabij Brouwershaven gestrande Engeische stoomschip „Thomas Sorby". Het hoogste rechtscollege heeft geen gronden aanwezig gevonden om zich met het namens de requiranten aangevoerde te ver eenigen en heeft beslistdat de diefstallen zijn gepleegd op Nederlandsche vaartuigen zoomede dat de plaats, waar het Engeische schip is gestrand, binnen het rechtsgebied van den Nederlandschen rechter is gelegen en hij derhalve wel degelijk bevoegd was van deze zaken kennis te nemen. Zondagmiddag is te Goes een kind, dat van de kindermeid was weggeloopen dicht bij het Nissepadje in een sloot gevallen en niettegenstaande een aantal omstanders spoedig bij de hand was eerst na lang overleg uit het water gehaald. Het kind is den volgenden dag aan de gevolgen over leden. De Goesche courant meldt het volgende: „Naar men ons uit Zuiddorpe meldt, schijnt die gemeente het verrassend voorrecht te genieten, ook hare grot van Lourdes te hebben. Althans is op last van den pastoor aldaar een grot ge bouwd a' V instar of in imitatie van die te Lour des, en wel met het doel daarheen bedevaarten uit te lokken. De grot is gebouwd in April 11. op het terrein der begraafplaats heeft eene hoogte en breedte van 3 m. bij eene lengte van 8 m. Aan den ingang bevindt zich een water bekken onder een nis aan de voorzijde aanschouwt men eene opening tot het storten van liefdegiften waarboven het opschrift: „Offer voor onze lieve vrouw van Lourdes." Door dat bouwen en vooral door de eigendunkelijke verbreeding van een voetpad schijnen graven te zijn geroerd, eene handeling, welke men vermeent, evenals het bou wen op het kerkhof zelf, in strijd met de wet te zijnimmers, zijn wij goed ingelicht, dan heeft de justitie zich die zaak aangetrokken-. Jammer genoegdaar men ons verzekertdat de B. C. bevolking dier gemeente ten hoogste is ingenomen met bet pieuse werk van haren herder. Naar aanleiding der justitiëele bemoeiing is echter de inwijding van de grot voorloopig uitgesteld." Als ingezonden stuk wordt aan de Zierik- zeesche Nieuwsbode het volgende medegedeeld Bij het vernemenuit de opgaven van den burgerl. stand, dat op den 6en April jl. Catharina Hoondertals wed. van Marinus van E ij keren, op 83jarigen ouderdom te Ovezande overleden is kwam mij de volgende bijzonderheid voor den geest, welke als een voorval uit het leven eens vermaarden mans mij der herinnering niet onwaar dig toeschijnt: komen wist ik; onze reis naar Luilekkerland is toch maar uitgesteld." En al sprekende duwde de oude hem formeel voor zich uit, de huiskamer in. „Ga zitten", sprak zij„ik zal eten halen, want na eene reis heeft men altijd honger." Zij slofte wég, en half opgevroolijkt door hare origineele manieren, half weemoedig gestemd door zijne terugkomst in het ouderlijke huis, liet Wal demar zich in den grooten armstoel zinken. Alles stond daar nog als in den tijd van vader en moe der; geen meubel ontbrak er, en toen hij ach terover leunde en de oogen sloot was het hem alsof beiden slechts voor een oogenblik de kamer hadden verlaten en hij onder den blik der oude Liesbet weer een kind geworden was. Deze had het overdruk, bracht alles op tafel wat keuken en kelder opleverden en zag van tijd tot tijd met lief hebbende blikken op den zoon des huizes, die in diep nadenken verzonken zat. Hij greep eindelijk afgetrokken naar het wijnglas en vroeg: „Gij hebt dus niet aan mijne terugkomst getwijfeld Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 2