N°. 128.
119e Jaargang.
1876.
W oensdag
31 Mei.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijko nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentie20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL,
Middelburg, 30 Mei.
IFETTIJ^ILETOlSr.
St. Martijns-avond.
Poor burgemeester en wethouders wordt het
volgende bekend gemaakt.
Bgbs-belastingen.
De burgemeester van Middelburg
maakt bekend:
dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger
der directe belastingen ter invordering is verzon
den het door den provincialen inspecteur der
directe belastingen enz. te Middelburgden 26en
Mei 1876, invorderbaar verklaard kohier der paten
ten over het kwartaal voor het dienstjaar 1875/76,
met uitnoodiging aan ieder wien zulks aangaat,
om na bekomen kennisgeving van zijn aanslag,
ten spoedigste het door hem verschuldigde te
kwijten met herinnering tevensdat de bezwaren
welke dienaangaande mochten bestaanbinnen
drie maanden na heden behooren te worden
ingediend.
Hiervan is heden afkondiging geschied waar
het behoort.
Middelburg den 29™ Mei 1876.
De burgemeester voornoemd,
N. C. LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM, L. B.
De tweede kamer heeft gisteren een besluit ge
nomen dat wij betreuren. Het gold het verzoek
schrift van Izaak de Jong, onschuldig verdacht
van den moord op mevrouw van der Kouwen, om
schadeloosstelling voor het verlies hem berokkend
door zijne langdurige gevangenzetting. De heer
van Kerkwijk stelde voor dit verzoekschrift aan
den minister van justitie op te zenden met verzoek
om inlichtingen. De afgevaardigde uit Zierikzee
betoogde welk een groot nadeel door den adressant
geleden isï Hij heeft van 23 December 1872 tot
28 October 1873, tien volle maanden dus, gevan
gen gezeten; heeft daardoor zijne broodwinning
verloren en is bovendien op allerlei manieren ge
plaagd en vervolgd, om toch maar eene misdaad
te bekennen die hij niet bedreven had. Toen men
hem losliet bleef de verdenking op hem rusten en
nu het proces-Jut zijne onschuld aan het licht
gebracht heeft, moet hij zich troosten met de ge
dachte dat de justitie zich vergist heeft.
Dat hierin eene groote hardheid gelegen is voelt
ieder; doch het gevaarlijke om als beginsel aan
te nemen dat de staat schadevergoeding schuldig
zou wezen aan hen, die onschuldig praeventief ge
vangen gezeten hebben, springt niet minder in het
oog. Men heeft dus hier te doen met eene dier
Naar het Duitsch van E. Vely.
Snuivend en fluitend was de sneltrein, die zich
uit de noordelijke vlakke heidestreken naar het
Hartzgebergte richtte, aangekomen; plichtmatig
stonden al de beambten op hunne posten en in de
vier minuten, die bij het reglement waren voor
geschreven, was alles afgedaanpassagiers, bagage,
postvaliezen waren in- en uitgeladen, de vereischte
signalen gegeven, en weg ging de trein weêr, flui
tend en snuivend en stampend vooruit.
De beweging, die nog eene korte poos na het
passeeren van den trein op het kleine station
heerschte, hield allengs op, de beambten gingen
weêr naar hunne lokalen en de kleine kellner keerde
met drie koppen koud geworden koffie en twee
glazen versmaad bier naar het buffet terug. Slechts
de omnibus van den Denneboom bleef nog
eenige seconden op den landweg, die naar het
naburige landstadje voerde, stil staan, en de koet
sier hield vol verwachting de oogen gevestigd op
den eenigen passagier dien de sneltrein ditmaal
had afgezet, klapte met de zweep, floot een paar
maal en meende, toen ook dit niet hielp om den
yreemde naar den Denneboom te lokken, dat
quaesfiën, waarbij het rechtsbewustzijn van het volk
voelt dat iets niet in den haak is, dat er een
onrecht gepleegd wordtdoch waarbij de moeilijk
heid voor de wetgevende macht gelegen is in het
vinden van een geschikten vorm om aan dien
eisch van het algemeen rechtsbewustzijn voldoening
te geven.
Daarom hadden wij gaarne gezien dat de kamer
aan de zaak het grootst mogelijke bewijs van
belangstelling had gegeven dat in hare macht
stond, hetzij door hare overtuiging in eene motie
uit te sprekenhetzij door het voorstel van den
heer van Kerkwijk aan te nemen en den minister
in de gelegenheid te stellen zijne meening te doen
kennen.
Sprekers van verschillende richting, de heeren
Lenting, de Vries, van Zinnicq Bergmann, Sand-
berg, de Bruijn Kops, waren van hetzelfde gevoe
len. „De verzending, zeide de heer de Vries,
kan tot overwegingen bij den minister aanleiding
geven. Zij zal het bewijs leveren dat de kamer
met leedwezen ziet dat een onschuldige lijdt, even
als ieder het betreuren zal dat, tot welzijn der
maatschappijdergelijke opofferingen van een
onschuldige noodig zijn."
Hetgeen door de tegenstanders van het voorstel-
van Kerkwijk werd aangevoerd, strekte voorna
melijk om het gevaarlijke aan te toonen van het
stellen van een antecedent. De heer van Houten
vroeg of de Jong de eerste was, die id voor-arrest
gezeten heeft, en of er dus eene aanleiding voor
de kamer bestond om zijn geval in 't bijzonder
zich aan te trekken? Den minister om inlichtin
gen te vragen, meende de heer van Eek,
was onnoodig, daar deze even goed op de hoogte
der zaak is, als de kamer zelve. Meende de kamer
dat de Jong recht had op schadeloosstelling, dan
behoorde zij hare meening uit te spreken. Ver
zending naar den minister was, volgens dezen af
gevaardigde, eene schijndaad beneden de waardig
heid der kamer.
Naar onze meening was het toekennen van
eene schadeloosstelling aan de JoDg bijna eene
onmogelijkheid. Dat zou inderdaad een gevaarlijk
antecedent geweest zijn, waar alle vroegere en
latere praeventief gevangenen zich op zouden kun
nen beroepen. Maar de kamer zou, door de zaak
in handen van den minister te stellen, (de bijvoe
ging „met verzoek om inlichtingen" is niets meer
dan een gebruikelijke vorm) haar gevoelen te ken
nen gégeven hebben, dat eene behandeling, als die
welke de Jong ondervonden heeft, te betreuren en
eene herziening der wet, tot voorkoming van der
gelijke hardheden, te wenschen is.
De meerderheid der zeer slecht bezochte kamer
was van een ander gevoelen. Met 29 tegen 16
stemmen is het verzoekschrift van de Jong eenvoudig
hij al het mogelijke gedaan had en reed langzaam
heen.
Een paar malen was die onbekende het vrij
gelegene perron van het station op- en neêr ge
gaan en had hij den blik geslagen op het schil
derachtig gelegen kasteel daar links op dien steilen
berg, en op de rechts van het plaatsje beginnende
eerste ruggen van den Hartz. De woningen van
de kleine stad H. met hare levendige roode
pannendaken kwamen vroolijk tusschen het groen
der omliggende boomgaarden uit. Het was een
najaarsdag met zonneschijn, onder welke verlich
ting de boomen, wier gebladerte reeds roode tinten
begon aan te nemen, prachtig afstaken bij de
zwarte pijnboomen met welke de bergen bedekt
waren.
„'t Is nog het oude stadje en toch doet het zich
aan mij voor, alsof het anders was dan vroeger,"
zei de vreemde bij zichzelven. „Of zou ik
zelf misschien veranderd zijn Welk eene vreemde
gewaarwording, zoo terug te keeren na een zoo
langen tijd, want zes jaren zijn in onze dagen
zooveel alsEn wat heb ik sedert niet
gezien en beleefd! Veel onnutte denkbeelden als
ballast over boord geworpen, maar helaas veel
illusiën ook, die ik liever had behouden."
Hij hield de hand boven zijne levendige oogen,
om scherper te kunnen zien. „Dat daar ginds is
de kerktoren", fluisterde hij weêr, „en dat moet
het huis mijner ouders zijn. Hoe lang rusten bei
den reeds onder de aarde, moeder precies zes
jaren; en daar zie ik ook het kerkhof: de hooge
ter griffie gedeponeerd en daarmede voor hety
oogenblik ter ruste gelegd.
Het eenige wat dus nu nog te hopen valt is dat
of d regeering de zaak ter harte neme, óf de
kamer ook in dit geval haar recht Van initiatief
gebruike om nogmaals te doen overwegen wat in
het belang, niet speciaal van de Jong, maar
van alle praeventief gevangenen kan gedaan
worden.
Aan de heden gehouden verkiezing van een
lid voor de provinciale staten van Zeeland in het
kiesdistrict Middelburg in de plaats van den heer
H. J. van Deinsedie zijn ontslag heeft genomen,
is in deze gemeente door 220 van de 457 kiezers
deelgenomen.
Bij de vorige verkiezing in 1874 stemden 214
van de 474 kiezers.
Er zijn te Middelburg ingedeeld 155 miliciens
der lichting 1876, allen uit de provincie Zeeland.
Daarvan kunnen 133 lezen en schrijven, 1 kan
alleen lezen en 21 kunnen noch lezen, noch schrijven.
Door de ambtenaren van het rijkstelegraaf
kantoor alhier werd heden, 30 Mei, aan de
beide kamers der staten-generaal een adres van
instemming ingezonden met het door een groot
aantal ambtenaren te Rotterdam en Amsterdam
aangeboden request, ter vervorming van het pen
sioenfonds voor burgerlijke ambtenaren in een pen
sioen- en weduwen-pensioeDfonds. Men acht het
zeer wenschelijk dat het petitionnement algemeen
worde.
In de gisteren gehouden vergadering van het
Middelburgsch departement der Maatschappij tot
Niifc van 't algemeen werd in de eerste plaats
voor kennisgeving aangenomen de mededeeling
van de commissie van bestuur over de spaarbank
alhier, dat de heer J. A. Tak zijn ontslag heeft
genomen als secretaris dier commissie en in
zijne plaats als zoodanig is benoemd de heer
C. J. J. A. van Teijlingen.
Voorts deelde de voorzitter mede dat het depar
tement in den laatsten tijd door bedankenmee-
rendeels wegens vertrek naar eldersof door over
lijden een tiental leden verloren heeft. Hij wekte
dan ook de leden op om ieder in zijn kring zoo
veel mogelijk anderen tot toetreding aan te sporen.
Het hoofddoel evenwel, waarmede deze bijeen
komst belegd was, was een brief van het depar
tement Zaandamdat een adres van adhaesie aan
het wetsvoorstel van den heer Moens betreffende
het lager onderwijs bij de tweede kamer heeft in
gediend en nu ook van ons departement betuiging
van instemming daarmede vraagt.
ruischende populieren nog altijd op éene lijn, en
de lage muur met de roode dakpannen, en op
vaders graf stond een eenvoudig ijzeren kruis en
voor moeder zal er ook wel een gezet zijn. Als
men hier met den spoortrein aankomt, krijgt men
het eerst het kerkhof in 't oog. 't Is dubbel treu
rig voor mij dat ik dadelijk met de overtuiging
vervuld moet worden, dat ik in een leeg huis
kom. Als ik Liesbet nog maar vind, als ik nog
maar eene vriendelijke stem hoor, die mij verwel
komt en niet alles gesloten is. Maar jaik zal
haar nog wel vinden, ander3 zou de oude domein-
meester het mij wel geschreven hebben, die goede
oude heer, die nog altijd eene zekere genegenheid
behouden heeft voor dien vroegeren kwajongen
Waldemar, die altijd de beste appelen van zijne
boomen roofde. Ofschoon't is waarde brief van
hem, dien ik te Triest vond, was bijna drie maan
den oud, en in drie maanden kan veel gebeuren.
In zes jaren heeft toch mijn oudlief H. zelfs een
spoorweg gekregen! En nu, vooruit, ik moet
maar afwachten hoe 't daarbinnen zal uitzien."
De spreker was van eene rijzige slanke ge
stalte; zijn gelaat, met een zorgvuldig onderhouden
knevel versierd, bezat niet de regelmatige trekken
die een vereischte der schoonheid zijn, maar was
innemend en vol uitdrukking. Zooals hij daar op
den landweg, hem van ouds bekend, voortstapte,
was het alsof elke boomelke struik, waaronder
hij als kind gespeeld had, hem groette.
„Ja, 't is hier nog het oude, als maar daarginds
op het kerkhof niet diegenen lagen, die zich vroe-
Volgens mededeeling van den voorzitter den
heer Swaters van Schaumburg, acht het bestuur
het alleszins wenschelijk de gevraagde adhaesie
te verleenen, daar het op den weg van het Nut
ligt alle pogingen in het belang van ons volksonderwijs
te ondersteunen en het bestuur in de poging van den
heer Moens een uitstekend middel ziet tot verbete
ring van den tegenwoordigen aller ongelukkigsten
toestand, tengevolge van het heerschende gebrek
aan onderwijzers. Het streven van den heer Moens
is alleszins edel, daar hij, met terzijdestelling der
eigenlijke question hrülantedie eerst bij eene
herziening der wet ter sprake kan komen, nu
reeds middelen aan de hand geeft om tot aanvan
kelijke verbetering te geraken, 'tls daarom dat
het bestuur met volle overtuiging adviseert tot
het zenden van een adres aan de tweede kamer
met betuiging van sympathie voor het wets
voorstel.
Na eenige discussie over art. 9 van het wets
voorstel, tusschen den heer mr. P. Romeijn, die be
ducht was, dat dit artikel, werd het tot wet ver
heven, een inbreuk zou ten gevolge hebben op de
autonomie der gemeentebesturen, en den heermr.G.A.
Fokker, die daartegen inbracht dat hij daarvoor niet
beducht was doch dat eenige beperkingdier auto
nomie, vooral wat de benoeming van onderwijzers
betreft, naar zijn inzien niet alleen niet schadelijk,
maar in vele opzichten aanbevelenswaardig zou
wezen, gaf de heer Abresch te kennen, dat hij
niet genoegzaam met het wetsvoorstel-Moens bekend
was, om daarvoor te kunnen stemmen. Dit speet
hem echter niet zeer veel, omdat de inspecteurs
van het lager onderwijs bijeengeroepen zijn om
advies uit te brengen aan den minister van binnen-
landsche zaken ten aanzien eener wijziging der
wet van 1857, welk advies nog niet bekend is.
De zaak marcheert dus en hij acht het prematuur
om nu op de aanneming van het wetsvoorstel-
Moens aan te dringen. Zelfs verwondert het hem
dat een der inspecteurs uit zich zelven met zoo
danig voorstel voor den dag is gekomen.
Ook ik zeide de heer Fokker, wenschte
dat ik zeggen kon: de zaak marcheert, namelijk
vanwege de regeering; maar de zaak marcheert
niet. Niettegenstaande de inspecteurs in 't geheim
zijn bijeengeroepen, is het te vreezen dat vooreerst
van de regeering geen voorstel te wachten is,
omdat alsdan alle groote quaesties te berde zullen
komen en het zich laat aanzien dat, na vele debat
ten, eene aftreding van den minister van binnen-
landsche zaken het gevolg zal zijn. De heer Moens
kon zeer goed weten dat de regeering vooreerst
geen voorstel zal doen, allerminst in den door hem
verlangden geest; daarom heeft hij begrepen te
moeten doen wat mogelijk was om de wet in hare
radicale gebreken te verbeteren en te voorzien in
ger vol blijdschap op mijne komst voorbereidden!
Wat was het een vreugde als ik met de vacantie
te huis kwam! Reeds een uur te vroeg meende
ik dan den top van den kasteeltoren te zien;
eindelijk, eindelijk kwam hij werkelijk in 't ge
zicht, en als wij dan het galgenveld voorbij waren,
waarvan de oude Liesbet mij zulke huiveringwek
kende geschiedenissen kon verhalenblies de pos
tiljon zijn mooiste deuntje en rolden wij de straat
in. De aankomst met den postwagen aan den
anderen kant was toch mooier en het kasteel
deed zich beter voor. En dat kasteel ja Wal
demar, dan dacht ge dadelijk aan iets met blond
krulhaar en sprekende oogen. Eindelijk hield de
diligence stil; vaders vriendelijk gezicht vertoonde
zich aan het portier en de oude Liesbet sloeg de
handen ineen, met den vasten uitroep„Wat is
hij weêr groot gewordenen op de stoep voor
het huis stond moeder
Hij zweeg. Zijne oogen waren vochtig gewor
den. Hij verliet de hoofdstraat van het stadje
en ging een zijstraatje in, dat langs eene beek
en achter tuinen heenliep.
„Ik kan niet, zooals vroeger, aan de voordeur
komen. Ik zal den tuin doorgaan," mompelde hij.
„G'n dag," zei eene stem achter de heg. Wal
demar beantwoordde met beleefdheid den man van
wien die groet was uitgegaan en dacht: „Dat is
de oude August, de vogelkooper, nog geheel en
al dezelfde, en toch moet hij wel tachtig jaar zijn
maar hij kent mij niet meer! Zou Liesbet, wie
mijne komst zal verheugenof neenik weet