Telegrapiiische berichten.,
Benoemingen en besluiten,
Onderwijs.
Rechtzaken.
den verkoop ven sigaren, boeben en andere koop
waren. Op bet departement van den minister
van justitie moet men reeds druk bezig zijn met
de voorbereiding van zulk een wetsontwerp.
In de vorige week heeft de minister van bin-
nenlandsche zaken Linden (Noord-Braband) be
zocht en met ambtenaren van 's rijks waterstaat
een plaatselijk onderzoek ingesteld omtrent de
ontworpen richting van den spoorweg Nijmegen
Venlo. {Arnh. Ct.)
Den 19™ dezer heeft aan het ministerie van
buitenlandsche zaken de uitwisseling plaats gehad
der akte van bekrachtiging der conventie, den
3™ Augustus 1875 tusschen Nederland en Italië
gesloten, tot regeling der rechten, voorrechten en
vrijdommen der wederzijdsche consulaire ambte
naren in de beide rijken.
De Standaard verneemt dat het oefenings-
eskader, hetwelk zich'in den laatsten tijd in de
West-Indische wateren ophield, per telegram van
daar is teruggeroepen, naar men vermoedt om het
naar de Middellandscbe zee te doen vertrekken.
Ook het stoomschip Van Galen zou niet naar
West-Indië, maar eveneens naar de Middellandsche
zee worden gezonden.
Alle liberale bladen bevatten heden een woord
van warme waardeering voor den grooten tegen
stander hunner beginselen, wijlen mr. Q-uillaurce
Groen van Prinsterer. De Standaard is in een
rouwrand verschenen. Geen wonder. De anti
revolutionaire party verliest in Groen alles.
Eeeds gisteren kweten wij ons van den plicht
der waardeering. Nog enkele datums en feiten
uit Groen's leven mogen hier eene plaats vinden.
Hij werd den 21e" Augustus 1801 te Voorburg
geboren, zijnde zijn vader als inspecteur van den
geneeskundigen dienst te 's Gravenhage werkzaam.
Te Leiden promoveerde hij op 22 jarigen leeftijd
tot doctor in de rechten en in de letteren te gelijk,
met academische proefschriften, die toen reeds
groote bewondering opwekten en hem in het bui
tenland als een waardig navolger der beroemdste
beoefenaren van de klassieke wetenschappen deden
begroeten. In 1826 benoemd tot kabinetssecreta
ris van koning Willem I begon hij spoedig daarna
met het schrijven der serie „Nederlandsche Ge
dachten," welke hij tot kort vóór zijn dood voort
zette en waarin hij reeds dadelijk de handelingen
der regeering scherp afkeurde, wat Willem Ihem
echter niet ten kwade duidde. Met het toezicht
op het huis-archief des konings belast in 1833,
bezorgde hij in die betrekking de uitgave der
„Archives et correspon dance de la maison d'Orange,"
waarmede hij zich tot den eersten rang onder de
beoefenaars der geschiedenis verhief. De groot
ste geschiedschrijvers van onzen tijd, een Macau-
lay, Motley, Guizot, Gachard, hebben hem als
zoodanig erkend.
In 1840 gekozen tot lid van de dubbele kamer
der staten-generaalondersteunde hij den wensch
naar grondwetsherziening; in 1849 had hij in de
2e kamer zitting voor Harderwijk, later voor
Zwolle, voor 'sHage, voor Leiden en voor Arn
hem. Van zijn geschriften noemen wij het „Hand
boek voor de geschiedenis des vaderlands," dat
in 1846 verscheen; zijn „Ongeloof en revolutie"
(1847) waarin meer dan in eenig ander werk zijn
anti-revolutionair standpunt ontwikkeld werd;
voorts „Grondwetsherziening en Eensgezind
heid;" „Verscheidenheden over staatsrecht en
politiek;" „Aan de kiezers;" „Parlementaire
studiën" .enz. Van 185055 redigeerde hijmet
hetzelfde talent dat al zijne werken kenmerkte,
het dagblad „de Nederlander," waarvan hij echter
„Gij moet niet hard jegens mij zijn, mijnheer
Mildway," hernam zij. „Ja, ik zou gaarne in staat
willen geraken een examen af te leggen om een
diploma te krijgen. Daarmeê heeft men betere
vooruitzichtenmaar," voegde zij er met een zucht
bij, „ik heb zoo weinig tijd!"
„Studie moet, om dien naam te verdienen, be
langloos zijn," merkte hij aan; „er behoort geen
andere drijfveer bij te wezen dan de verrijking
van den geest op zich zelve, 'tls een toestand,
geen beroep."
„Nu wordt ge nog harder," antwoordde zij; „ik
zal helaas nimmer geld genoeg of tijd genoeg
hebben om belangloos te zijn. Goeden avond,
mijnheer Mildway; dat is de weg naar de pastorie."
„Zijt ge mij zoo spoedig moede?"
„Moede niet, want het is zeer aangenaam eens
een oogenblikje te praten," gaf zij ten antwoord;
„maar dat is uw weg."
„Als ik mag zou ik u tot uw huis wensehen te
geleiden," sprak hij, „want dit komt niet dikwijls
voor. De arme John "Wyborn ligt op sterven
juffrouw St. John; hij heeft vier kinderen en eene
zwakke vrouw, en hij is juist van mijn leeftijd."
Zijne stem getuigde van eene aandoening, die
haar noopte hem aan te zien en hem zwijgende
de hand toe te steken.
„Wat moet ik hun zeggen Moet ik berusting
prediken? Hun vertellen dat het zoo het beste
is? Ik weet niet.
Zeg hun," zei Cecily, wie de tranen langs de
wangen vloeiden, „dat God alles ziet; dat vertroost
de uitgave wegens "gebrek aan deelneming moest
staken.
De heer Groen van Pinsterer was sedert 1828
gehuwd met Elisabeth Maria Magdalena van der
Hoop. Hij laat geen kinderen na. In zijn aan
zienlijk vermogen vonden alle liefdadige instel
lingen en in 't algemeen alles wat tot de bevor
dering van zijne godsdienstige richting strekken
koneene nimmer tevergeefs ingeroepene hulpbron.
Op verzoek eervol ontslagen met 1 Juli a. ou-'
der dankbetuiging voor de in verschillende rech
terlijke betrekkingen door hem bewezen diensten
de heer mr. P. Elias, raadsheer in den hoogen
raad der Nederlanden.
In de Belgische 2e kamer heeft eene hevige
discussie plaats gehad over de conventie Neu
zenGent, welke door de regeering verdedigd
werd op grond dat zij voordeehger voor België
dan voor Nederland is.
De heer Frère Orban antwoordde dat hij slechts
met aarzeling het debat opent, zoozeer voelt ieder
een de beleediging die in de conventie opgesloten
ligt en de uitdaging, welke daardoor ais in het
aangezicht des lands geworpen wordt.
De conventie wekt een allerhevigsten tegenstand
op en het geheele volk zou zich met verontwaar
diging daartegen verzetten. De redenaar sprak op
verachtelijken toon over de rol, welke de Belgische
diplomatie in deze zaak gespeeld heeft.
De heer Frere verklaarde dat hij op deze gron -
den tegen de conventie zou stemmen. Zijne rede
voering heeft een zoodanigen indruk gemaakt, dat
de discussie tot Dinsdag verdaagd is.
pensioenen. Pensioen verleendten bedrage van
1400 's jaars, aan H. Nunninck, gewezen hoofd
onderwijzer te Eede.
polderbesturen. Benoemd tot gezworen van
het waterschap de polders van Nieuw-Yossemeer,
J. C. Sehoutenstot lid van het waterschap der
Sluis aan de Wielingen, J. J. Blindenbach.
marine. Bepaald dat in dit jaar de bij art. 30
van het reglement van het Koninklijk instituut
voor de marine te Willemsoord bedoelde commis
sie tot het afnemen van het eindexamen aan de
adelborsten 2e klasse, zal bestaan uit: den heer
J. M. Obreenvoorzitterden kapitein ter zee
A. Eietveld, de kapitein-luitenants ter zee H. W.
Walther, J. P. van Eossum en P. J. Eosenwald,
als leden; eerstgenoemde president en laatstge-
melde lid der commissie tot het examineeren van
zeeofficieren, enz.
De benoeming tot hoofdonderwijzeres aan de
meisjesschool te Beverwijk is door mejuffrouw
Bijlte Goes, aangenomen.
Den 19en dezer vierde de heer B. van Drie!,
hoofdonderwijzer te Serooskerke (Schouwen), fees
telijk zijne 25jarige ambtsvervulling.
Het bouwen eener nieuwe school te Heinkens-
zand, na afbraak van het oude gebouw, is bij
aanbesteding gegund aan de minste inschrijvers,
M. Weststraate en J. Hoore, voor f 14949. Met
hen had ingeschreven Z. de Euitei voor 16570.
Benoemd tot leeraar in de Nederlandsche
taal- en aardrijkskunde aan de hoogere burger
school te Hoorn, E. Zuidema.
hun het meest; en dat Hij op deze of gene wijze
voor de kleinen zorgen en hun vrienden verwek
ken zal. O mijnheer Mildway, het staat aan mi)
niet, u te zeggen wat gij hun moet voorhouden;
ik begrijp uwe gedachten; maar die arme zielen
redeneeren en vragen niet zooals wij. Wat ik u
zeide, schenkt hun den meesten troost; en het is
bovendien waar. Gij spraakt van mijzie m ij
dan. Let op, hoe de weg voor mij is effen ge
maakt. Ik wist niet wat ik zou aanvangen; en
nu kan ik vrij wel rondkomen en de kinderen
grootbrengen; en al is nu niet alles een genoegen,
zoo is het toch reeds veel."
„De kinderen!" herhaalde hij. „Het is iets smar
telijks, u op uw leeftijd zoo te hooren spreken.
Waarom neemt gij zulk een last op u?"
„Mijnheer," antwoordde zij fier, „men kiest zijn
eigen last niet. Maar nu ik den mijnen heb, ben
ik ook voornemens hem te dragen, en ik wil er
niet gaarne over beklaagd worden. Ik ben in
staat tot ai wat ik te verriebten heb."
„Cecily!" riep hij plotseling uit, eene bukkende
beweging makende, „leg dien last op m ij n e schou
ders; zij zijn bereid hem te torschen; stel mij in
staat nut in het leven te stichten, laat mij geen
werkeloos toeschouwer zijn. Hindert het u niet
dat ik eenvoudig toezie, terwijl gij werkt? Ik
ben ontevreden, ongelukkig, eenzaam en nietswaar
dig in mijne oogen. Geef uw last aan mij over;
ge zult zien, dat ik dien zal dragen. Laat mijn
leven niet meer nutteloos blijven!"
„Mijnheer Mildway!" was het eenige wat Cecily
Den 19en dezer wees de hooge raad in de zaak
van den staat, eischer in cassatie tegen den heer
W. F. del Campo genaamd Campeen belangrijk
arrest, omdat daarbij de volgende vooral voor
Zeeland gewichtige punten zijn uitgemaakt
dat de rechtbank te Zierikzee, feitelijk beslis
sende dat op slikken mede art. 577 burgerlijk wet
boek toepasselijk is, terecht het oud Zeeuwsch
recht heeft geraadpleegd bij het onderzoek of de
verweerder in cassatie daarop verkregen rechten
zou kunnen hebbendaar die rechten aan het slot
van dat wetsartikel worden gehandhaafd;
dat zij eveneens terecht heeft aangenomen
dat art. 2 van de ampliatie der Zeeuwsche keur
niet alleen op de toen bestaande ambachtsheerlijk-
hedeu toepasselijk is, maar ook in het algemeen
op de latere daar de graaf (keizer Karei V) daarbij
een bestaand gewoonterecht heeft bekrachtigd
dat zij eindelijk ook terecht heeft beslist
dat onder het recht van aanwas niet alleen begre
pen zijn r ij p e schorren maar ook alles wat
reeds was aangeslibt of na dien tijd zou aanslib
ben, daar volgens het oude Zeeuwsche recht geen
onderscheid wordt gemaakt tus3ehen schorren en
slikken.
Het beroep in cassatie is mitsdien verworpen.
In de zitting van 9 Mei werd bij het gerechts
hof te 's Hertogenbosch de vraag behandeld of
het laten vervaardigen en tot eigen gebruik aan
wenden van voorwerpen, waarvoor een ander hier
te lande geoctrooieerd was, door de octrooiwet
is verboden.
Partijen hadden verlangd hare belangen te laten
verdedigen door advocatendie op dit terrein
meermalen strijd hadden gevoerd: vandaar dat
mr. J. W. Tydeman, advocaat te Amsterdam, voor
den heer Eobertuitvinder van het stelselwaar
naar de maehineriën van de Bredasche beetwor
telsuikerfabriek waren vervaardigd, optrad om
uit te doen komendat de bovenstaande vraag
in bevestigenden zin behoorde te worden beant
woord; terwijl mr. D. van Eek, advocaat te 'sGra
venhage, het tegendeel beweerde en aantoonde dat
de octrooiwet niet het namaken voor eigen gebruik
had verboden, maar alleen den handel in dergelijke
zaken, dus niet geoctrooieerden. Hij beriep zich
daarbij op de bestaande jurisprudentiezoowel
van den hoogen raad als van de rechterlijke
lichamen in België, en maakte bovendien eenige
bezwaren tegen de wijze waarop de eischer zijnen
eisch had ingesteld. Het hol heeft de uitspraak
bepaald over zes weken.
Verschillende bladen ontleenen aan het Vader
land het volgende ongerijmde bericht.
„Naar men uit goede bron verzekert, zal de
vluchthaven te Vlissingen aan de noordzijde tot
aan het havenstation verlengd worden. Daar de
tegenwoordige haven met het oog op eventueele
toeneming van scheepvaart spoedig zou blijken te
klein te zijnheeft men begrepen dit gebrek op
die wijze te verhelpen. Ook voor de passagiers,
die. van den maildienst profiteerenzal deze ver
andering een groot gerief wezendaar de trein
van Eoosendaal dan in de onmiddellijke nabijheid
der booten stilhoudt terwijl de transportgoederen
ook veel spoediger geladen zullen zijn."
Ongerijmd noemen wij dit nieuws omdat1°.
vergrooting der haven op dit oogenbliknu er
helaas nog zoo weinig scheepvaart is, minst ge
nomen voorbarig genoemd zou moeten worden;
2°. de trein van Eoosendaal door eene verlenging
der vluchthaven, die op den tegenovergeste]den
oever ligt, onmogelijk dichter bij de booten komen
kan dan thans, nu hij vlak voor de wachtkamer
van het station stilhoudt.
kon uiten, want in de verwarring van het oogen
blik begreep zij zelfs niet recht wat hij bedoelde.
Zij stonden nu aan hare eigene deur en zij kon
niet verder spreken; alleen smeekte zij hem haar
te verlaten, want zij wist niet wat zij denken
moest. „Och, ga heen, ga heen; ik mag u niet
vragen binnen te komen," voegde zij hem toe. „Ik
begrijp dat gij het vriendelijk meent, wat het dan
ook zijn moge; maar ik bid u, mijnheer, ga heen!
goeden nacht!"
„Goeden nacht!" sprak hij. „Ik ga heen, omdat
gij het mij vraagt; „maar morgen kom ik om ant
woord. Geef mij de kans op een nuttig leven!"
„Wat bedoelt hij daarmeê," vroeg zij zich af,
toen zij bevende en onthutst haar eenvoudig ka
mertje binnentrad, dat er na Mab's vertrek dubbel
eenzaam uitzag. Autje had haar hooreu komen
en de twee kaarsen op de tafel ontstoken; maar
ofschoon het vrij koel was, brandde er geen vuur
in den haard. De donkere wanden, die door eene
groote vroolijke lamp te nauwernood verlicht had
den kunnen worden, hoe klein het vertrek ook
was, zagen er bij deze twee onbeduidende vlam
metjes zwart als de nacht uit. Een glas melk en
een stuk brood stonden op een blaadje gereed, en
Antje had met eenig ongeduld op de tehuiskomst
der juffrouw zitten wachten, om zelve naar bed te
kunnen gaan. De twee knaapjes sliepen reeds
sinds lang, en geen geluid liet zich in 't kleine huisje
hooien, terwijl Cecily zat na te denken. Wat had
hij toch gemeend? 'tZou een ij del beweren zijn,
dat haar hart niet sneller begon te kloppen naar-
Het bericht is blijkbaar afkomstig van iemand
die nooit te Vlissingen geweest of althans daar
hoegenaamd niet bekend is.
Aan de Zier. Nieuwsbode wordt het volgende
uit Ooltgensplaat gemeld van den 17™ dezer :J
Heden ochtend te 9 uren is in het Hellegat
aan den grond geraakt het stoomschip Gladys,
beladen met rijst, bestemd voor den heer Vliegent-
hart te Zwijndrecht komende van Bassein, via
Suez. Eeeds zijn heden middag 2 schepen geko
men om te lichten.
Op hetzelfde uur is voor deze gemeente in het
Hellegat in den brand geraakt de koftjalk De
Volharding, van de heeren Penninck Boudewijn
te Dordrecht, schipper Visser, beladen met onge-
bluschte kalk, komende van Geni. Waarschijnlijk
is de brand door een lekkage veroorzaakt. Men
heeft zooveel mogelijk van de tuigage geborgen.
Het schip is geheel verbrand; heden bij laag
water ziet men niets dan een hoop kalk, die waar
schijnlijk bij hoog water uiteen zal worden geslagen.
Te Goes is de tweede prijs gevallen eener
watersnoodloterij te Arnhem, welke prijs door
Z. K. H. prins Alexander geschonken is en uit
een zwart tafeltje met porseleinen schotel bestond.
Uit Krabbendijke wordt aan de G. Ct. ge
meld dat een landbouwer aldaar voornemens is in
den zoogenaamden Vliet een watermolen te zetten
met het doel dien polder in bouw- of weiland
te herscheppen.
De Amerikaan Boyton wordt in de volgende
week weder te Eotterdam verwachtwaar hij
opnieuw eene vertooning zal geven met zijn drijf -
toestel, dat juist gisteren in de zwemschool te
Amersfoort met het beste gevolg toegepast werd.
De ontslagen brievengaarder te Grouw, Fred.
Gilles, heeft zich bij een uitvoerig adres tot de
tweede kamer gewend met verzoek, dat hij ter
verantwoording moge worden geroepen omtrent
de ten zijnen laste gerezen bezwaren van schen
ding der correspondentie, teneinde daardoor in
zijn eer te worden hersteld.
Eergisteren heeft te Parijs de plechtige ter
aardebestelling plaats gehad van den beroemden
geschiedschrijver Michelet. Men kan wel zeggen
dat alles wat in Frankrijk tot het gebied van
wetenschap en letterkunde behoort, vertegenwoor
digd wasde geleerdste corporaties, universiteiten
en scholen hadden deputaties gezonden; meer dan
50,000 personen, waaronder senatoren leden van
de kamer, de gemeenteraad van Parijs, vertegen
woordigers der persenz. woonden de plechtigheid
bij. Vooral was een groote menigte studenten
uit ParijsArrasMarseille Nimes Montauban
en Nancy tegenwoordigt, maar ook leerlingen der
universiteiten te Warschau TurijnNapelsPa
lermo Rome, enz. De prefect van politie had
aan mevrouw Michelet de beleefdheid bewezen
haar de regeling van den geheelen stoet over te
laten en zijn politiemacht ter harer beschikking
te stellen. Maar overal heersehte de grootste
ordeen de talrijke menigte gehoorzaamde
met inderdaad bewonderenswaardige beleefdheid
aan de wenken door mevrouw Michelet gegeven.
Verscheidene redevoeringen werden op het kerk
hof uitgesprokenin de eerste plaats sprak de
heer Beraot, directeur der normaalschool, vervolgens
de heeren Laboulaye Cha llemel Lacour, Quiche-
ratde heer Cantacuzène namens de Eumeensche
jongelingschapde heer Cottero namens de
studenten van Napels; eindelijk de heer Meurgé
namens de studenten van Parijs.
Het Roode kruis heeft ook in Montenegro
eene afdeeling, die aldaar vier hospitalen heeft op
gerichtte Cettinje, Grahovo, Drobniak en St:
Luka alwaar zij groote weldaden bewijst, da ir
het grootste gedeelte van de gewonde strijders
uit de omliggende provincies over de Montene-
mate haar duidelijker werd wat hij gemeend had.
Cecily was even ontroerd door de wijze waarop
hij zijn beroep op haar gedaan had, als door het
onderwerp zelf daarvan. Kon het zijn, dat hij
haar beminde? Was dit er de vertaling van in
verstaanbare woorden? Of kon het om eenige an
dere reden wezen, dat hij den last van hare schou
ders op de zijne wilde overnemen. Mocht zij, in
dien een man haar liefde toedroeg, hem zulk een
gewicht op de schouders laten nemen Maar,
wat het meeste afdeed: zij beminde hem n i e t.
Zij had daar nooit aan gedacht. Zij had gevoeld
dat hij haar begreep, dat hij sympathie voor haar
had; hunne harten verstonden elkander, gelijk zoo
dikwijls tusschen gelijkgezinden het geval is. „Maar
dat alles is nog geen liefde," moest Cecily zich
bekennen. Niets had haar sterker kunnen verras
sen dan dit; maar de schok was doorgestaan; het
eerste overweldigende gevoel was voorbij, en nu
had zij zich voor te bereiden op het oogenblik,
waarop deze ernstige zaak beslist en het antwoord
gegeven moest worden.
Dien nacht sliep zij niet veel. Den volgenden
morgen was haar geest niet bij haar werk, dat zij
in een soort van droomerigen toestand verrichtte;
gelukkig was zij er genoeg in te huis, om het
bijna werktuigelijk te kunnen doen. Mildway was
op weg naar de school, toen de laatste kleine
leerlingen er uit kwamen, die op kinderlijke wijze
neigingen voor hem maakten. Hij vroeg aan de
kleinen waar juffrouw St. John was.
„In de school,'\antwoordde een klein stug meisje.