N°. 121.
119e Jaargang.
1876.
Maandag
22 Mei.
Dit blad verschijnt dag e^ij k s
met Uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per 3/m. franco f 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent,
Advertentiën.» 20 Cent per regel,
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz,: van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20,
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.'
Bij deze courant behoort een Bijvoegsel,
Middelburg, 20 Mei.
De hulpprediker van Brentburn.
-
Door burgemeester en wethouders wordt het
volgende bekend gemaakt.
Rijksbelastingen.
De burgemeester van Middelburg maakt bekend:
dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger der
directe belastingen ter invordering zijn verzonden,
twee door den provincialen inspecteur der directe
belastingen enz. te Middelburgden 13en Mei 1876,
invorderbaar verklaarde kohieren, een voljaar en
een over het vierde kwartaal der personeele belas
ting voor het dienstjaar 1876; met uitnoodiging
aan ieder wien zulks aangaat, om na bekomen
kennisgeving van zijnen aanslagten spoedigste
het door hem verschuldigde te kwijten met her
innering tevensdat de bezwarenwelke dienaan
gaande mochten bestaan, binnen drie maanden na
heden behooren te worden ingediend
terwijl hij voorts de belastingplichtigen, die in
den loop des dienstjaars een perceel verlaten, zon
der daarin eenige roerende goederen of iemand in
hunnen dienst achter te latenindachtig maakt op
de gunstige bepaling van art. 7 der wet op de
personeele belasting van den 9en April 1869 (Stbl.
n°. 59.)
Hiervan is afkondiging geschied waar het behoort.
Middelburgden 19en Mei 1876.
De buigemeester voornoemd,
(Get.) SCHORER.
AANBESTEDING
VAN
gemeeisteiierkes
De burgemeester en wethouders van Middelburg
zullen, Maandag den 12en Juni 1876, 'snamid
dags te 1 uurop het raadhuis der gemeente,
in het openbaar bij eckele inschrijving aanbesteden
het verwijden en verdiepen van de doorvaart-
opening van de Dokbrug te Middelburghetsloo-
pen dier brug en daarvoor in de plaats bouwen
van eene dubbele ijzeren draaibrug met gemet-
selden onderbouw en bijkomende werken.
De voorwaarden en teekening liggen voor een
ieder ter inzage big den gemeente bouwmeester,
bij wien op portvrije aanvraag bestek eii teeke
ning verkrijgbaar zijn tegen overmaking van
0.50 en 2.
Middelburg, den 17en Mei 1876.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
(Get.) SCHORER.
De Secretaris
G. N. DE STOPPELAAR.
Het Haagsche Dagblad siaat in eene korte be
schouwing over de conventie Neuzen—Gent,
in antwoord op het hoofdartikel van de N. Rott. Ct.
dat wij gisteren aanhaaldengeweldig de plank mis.
FEUILLETON-
IS.
Naar het Engélsch van Mevrouw OUphant.
{Slot.)
Mab van haar kant werkte hard en had nu voor
uitzichten, die nog wel niet verwezenlijkt waren,
maar die tot iets goeds konden leiden. Niet dat
zij hoopte een groot stuk naar de tentoonstelling
te kunnen zenden, dat de aandacht trekken en de
algemeene bewondering bij storm veroveren zou.
Zij had het nederiger bedrijf van het teekenen van
illustratiën op 'toog. Zij begreep dat deteekeuaar
moest uitdrukken wat de schrijver bedoeld had.
„En men ziet duidelijk aan de illustratiën dat hij
dat niet doet," dacht zij„de auteur zegt iets,
maar de artist zegt geheel iets anders, misschien
omdat hij een te groot heer is en het zijner aan
dacht nauwelijks waardig keurt. Maar ik heb
niets te beteekenen, en ik zou dus trachten te
doorgronden wat de schrijver gemeend heeft en
dat uit te drukken." Dit was haar voornemen,
en, of zij al dan niet slaagt, moeten de schrijvers
dankbaar zijn voor hare opvatting van de zaak.
„Houd maar in gedachten dat ik de broeder ben
en gij de zuster zijt," sprak Mab, toen zij op ze-
Héb blad doet het voorkomen alsof er voor de
haveh van Neuzen sprake is van bescher
mende rechten en valt daarom het liberale blad
aan, dewijl hetin strijd met alle erkende liberale
beginselen in dit geval uit politieke bijoogmerken
kunstmatige bescherming van handel en scheepvaart
zou verdedigenwelke de liberale partij overal
elders bestrijdt.
Wat is het geval?
De Belgische regeering verbond zich in art. 11
der oorspronkelijke conventie om „voor het ver
voer over al de staatsspoorwegenwelke zij ex
ploiteert van alle goederenbestemd naar of
komende van de haven van Neuzendezelfde
voordeelen toe te staan van differentieele tarieven
voor uit-, in- en doorvoer, welke worden toege
kend voor het vervoer van goederen komende
van of bestemd naar de meest bevoordeelde haven
van België."
Niet van bescherming of bevoorrechting is hier
sprake; maar alleen van gelijkstelling der
Nederlandsche haven met al de haar omrin
gende Belgische havens, welke haar, zonder die
gelijkstelling, kunnen dood-concurreeren.
Diezelfde gelijkstelling was overigens reeds be
dongen in de overeenkomst, den 9en November
1867 tusschen Nederland en België gesloten be
treffende de concessie van de spoorwegen Neuzen
Gent, NeuzenSt. Nicolaas, Eindhoven—Hasselt
en TilburgTurnhout. Daar heet het in artikel 8
(zie Staatsblad 1868 n° 9)
„De hooge contracteerende partijen zullen hare
zorgen aanwenden opdat op deze spoorwegen voor
elk vervoerdat de grenzen overschrijdteen
tarief worde aangenomenzoo matig en eenvou
dig mogelijk.
„Over de geheele uitgestrektheid dezer spoor
wegen zal ten aanzien der wijze van en den prijs
voor het vervoer en den tijd van verzending geen
onderscheid gemaakt worden tusschen de onder
danen der beide staten. De reizigers en goederen,
die van een der beide staten in den anderen over
gaan zullen niet minder gunstig behandeld worden
op het grondgebied van den staat waar zij binnen
komendan de reizigers en goederendie binnen
elk der beide landen vervoerd worden."
Onder deze laatste overeenkomst staan van
Nederlandsche zijde drie namenvoor welke het
Dagblad gewoon is eerbied te betuigen. Het zijn
die der heeren Heemskerkminister van binnen-
landsche zaken, graaf van Zuylen van Nyevelt,
minister van buitenlandsche zaken, en Klerck,
tegenwoordig minister van oorlog.
Wat is de reden dat de minister Heemskerk
thans heeft prijs gegeven wat hij in 1869 voor
Neuzen bedong en wat in de conventie van 1874
bevestigd werd?
keren Zondag avond met hare zuster naar het
station ging (want het werk van de beide meisjes
ving den volgenden morgen wéér vroeg aan) en
Cecily over hare inzichten onderhouden had; „en
zoodra ik geld genoeg verdien komt gij bij mij,
om het huishouden waar te nemen." Cecily gaf
haar den afscheidskus en keek weer als gewoon
lijk naar spoorwegrijtuigen waarin vrouwen zaten.
Dit strookte wel niet met de theorie dat Mab de
broeder wasmaar de jongere zuster was op dit punt
volgzaam als een kind. Daarop wandelde de oudere
zuster in den schemeravond weêr naarhuis, nieuws
gierig of het ooit tot die vereeniging zou komen.
Mildway had dien namiddag gedineerd bij de
Ascott's, waar hij des Zondags dikwijls kwam. De
school lag volstrekt niet in den weg tusschen
het huis ter Heide en de pastorie, en toch ont
moette Cecily hem op haar terugweg. De avond
lucht was vervuld met de geuren der seringen en
Cecily wandelde slechts langzaam voort, daar zij
zooveel mogelijk de aangename episode, die Mab's
bezoek altijd in haar stille leven was, wilde ver
lengen. Met verwondering hoorde zij eensklaps
de stem van den predikant in hare nabijheid. Zij
wandelde eenige schreden naast elkander voort,
zonder dat zij iets bijzonders te zeggen vonden,
maar daarop deed ieder aan den andere eene vraag.
„Ik hoop, mijnheer, dat het u te Brentburn be
valt," zei Cecily.
„Ik hoop, mejuffrouw, dat het u piet berouwt
aan 't hoofd der school te zijn gekomen," sprak
Mildway.
Daar alle politieke bedoelingen in deze verre
van ons liggen, boezemt het antwoord op die
vraag ons echter veel minder belang in dan dat
op dezeKunnen de staten-generaal hunne goed
keuring schenken aan een tractaat, waarbij Ne
derlandsche belangen ontbloot worden van de
gelijkstelling met het buitenlanddie hun vroeger
verzekerd was Die vraag isieder zal het
inzien, heel iets anders dan de quaestie of in
ons eigen land en in onze koloniën handel en
nijverheid op kunstmatige wijze door beschermende
tarieven bevoordeeld moeten wordenen geen
liberaal pleegt, naar wij meenen, ontrouw aan zijne
beginselen wanneer hij stelselmatig tegenstander
van alle bescherming, niettemin de bedoelde
vraag ontkennend beantwoordt.
Men schrijft ons uit Schouwen-Duiveland
„Sinds ik „Iets over Brouwershaven en zijne
kerk" schreefzijn er vijf maanden voorbijgegaan.
In dien tijd heeft de heer E. I. Margrij, bouw
kundige te Rotterdamden hem opgedragen ar
beid voltooid, bestaande in het maken der plannen,
beschrijving en begrooting van de voorgenomen
herstelling der hervormde kerk te Brouwershaven.
Aan de welwillendheid der kerkvoogden, dank ik
eene inzage van dit werk, dat Dinsdag bij hen
ontvangen is.
„Het doel is verbetering van het bestaande en
daarbij soliditeit aan fraaiheid te paren. Om
daarvan een juist overzicht te hebben, stellen
vijf teekeningen, op groote schaal, de kerk in
haren tegenwoordigen, en vijf ze in haren toekom-
stigen toestand voor. Geven de eerste, getrouw
aan de werkelijkheideen treurig beeld van eene
vervallen grootheid, de vijf overige, getrouw aan
het oorspronkelijke, doen ons als een verblijdend
verschijnsel op uitnemende wijze zien dat het
tegenwoordige geslacht bij machte is om de fou
ten van het vorige te herstellen en een gebouw,
waarvan wansmaak en bekrompenheid alle schoon
heid hebben weggeknoeid, in zijn vroegeren luis
ter te brengen. Onwillekeurig zegt men dan ookna
het bezichtigen der prachtige teekeningen en
het lezen der uitvoerige beschrijving, die deze
verduidelijken, zij mag niet vergaan, maar moet
voor ons oog herschapen worden in die onvergan
kelijke vormen en lijnen, waarin onze vaderen ze
gesticht hebben.
„De kosten van de geheele herstelling worden
op f 92,950 geraamd, en de plannen zijn zoo
opgemaakt, dat de besteding bij gedeelten kan
plaats hebben.
„Het smaakvolle werk van den heer Margrij
is Donderdag gedurende een paar uren in de consis
toriekamer voor het publiek ter inzage gelegd.
Daarna wordt het opgezonden aan den minister
Cecily, die de meeste zelfbeheersching bezat,
was het eerst met haar antwoord gereed en zei:
„Het bevalt mij beter dan iets anders zou kunnen
doen. Ik wil niet zeggen, dat het juist mijne
verkiezing zou zijn; doch het was in mijne om
standigheden het beste. Maar hoe staat het met
u, mijnheer?"
„Uw toestand boezemt mij het meeste belang
in," zei hij gejaagd. „Ik ben niet zooveel gevor
derd als ik gewenscht zou hebben; maar gij? Ik
denk altijd aan u. Houd mij niet voor onbeschei
den. Zijt gij gelukkig in die betrekking?"
„Gelukkig?" herhaalde zij, met een zenuwach-
tigen trek op het gelaat en tranen in de oogen.
Waarom deed hij, die zoo goed af was, aan haar,
die in bekrompen omstandigheden verkeerde, zulk
eene vraag? „Zoudt ge denken dat ik veel reden
had, om mij gelukkig te gevoelen liet zij er op
volgenhaastig voegde zij er evenwel bij„Ik
klaag niet en ik ben niet ongelukkig; het gaat
vrij wel."
„Mejuffouw St. John", hernam hij „ik heb u
reeds vroeger over mijzelven gesproken. Uit een
kunstmatige wereld (of die ik althans zoo be
schouwde) kwam ik hier in de hoop het leven,
het ware leven te vinden. Ik spreek niet van het
ongeluk waarmeê mijne komst hier gepaard ging,
want dat kon niemand helpen, zooals men althans
zegt; nu heb ik mij hier ingericht, mijn huis ge
meubeld, mij een eigen haard verschaft, ofschoon
die eenzaam is; en zie, wederom heb ik hetzelfde
gevoel als te Oxford, wederom is het alsof ik
van binnenlandscbe zaken en onderworpen aan
het oordeel van de rijksadviseurs voor de monu
menten van geschiedenis en kunst. Ik behoef u
niet te zeggen dat de beslissing met groote be
langstelling wordt te gemoet gezien.
„Zooals go weetis er reeds op de rijks-begroo
ting van dit jaar eene som voor uitgetrokken,
en heeft de minister vroeger zijne medewerking
beloofd, onder voorwaarde, dat zoo door de
burgerlijke als door de kerkelijke gemeente elk
naarmate van hare krachtentot de restauratie
worde bijgedragenen ook de provinciale staten
van Zeeland) zich genegen toonen de zaak gelde
lijk te ondersteunen.
„Daar nu alleen de laatste eenparig verklaard
hebben geen gelden te kunnen toestaanheeft de
minister later geschreven dat hij rechtstreeks
hunne medewerking tot herstelling zal vragen,
en is het kerkbestuur voornemens zijn vorig
verzoek om ondersteuning te herhalen. Het is
billijk te vertrouwen dat het ditmaal niet te ver
geefs zal zijn. Nu goede hulp zoo nabij is, zullen
de Zeeuwsche staten stellig niet duldendat de
kerk van Brouwershaven onder den moker verga,
maar gaarne medewerken om, door het toestaan
eener billijke bijdrage, dit gedenkteeken onzer
oude bouwkunst de verschuldigde eer te bewijzen
en het tot een sieraad van ons gewest te doen
strekken."
Bij besluit van den gemeenteraad te Wolfaarta-
dijk, goedgekeurd bij Zr. M". besluit van 29 April
n°. 9zal met ingang van 1 Januari 1877 eene
belasting op de honden geheven worden van 5
per hond, met uitzondering van de wacht-, karn
en schaaphonden enz., voor welke f 1 zal inge
vorderd worden.
Met ingang van den len dezer is aldaar een
nieuw artikel in de politie-verordening, met straf
bepaling in werking gesteld, waarbij verboden
wordt zich in kennelijk beschonken toestand op
straat en in publieke plaatsen te vertoonen, gelijk
ook in de herbergen niet mag getapt worden aan
beschonken personen en jongelieden beneden de
15 jaar.
De heer B. Vermande, te Heinkenszand, is
benoemd tot ontvanger-griffier der watering Hein
kenszand.
Uit den Haag wordt geschreven, dat de minister
van justitie jl. Zaterdag een langdurige confe
rentie heeft gehad met den minister van binnen-
landsche zaken over een aan de kamer voor te
dragen wetsontwerp, waarvan de strekking zou
zijn het tegengaan van de zoogenaamde verdee-
lingsmaatschappijen en de uitloving van bons bij
buiten het leven sta; ik bespied het leven van
anderen, ik staar er naar met de grootste belang
stelling, zooals ik naar u doe door het zijraam...."
„Mijnheer Mildway," riep Cecily uit, die hare
wangen voelde gloeien en blij was dat niemand
dat in het schemerdonker zou kunnen zien, „ik
ben daarvoor maar een onbeduidend voorbeeld.
Ik geloof dat wanneer gij van m ij n leven zeidet
dat het „kunstmatig" was, dit juister zou zijn
dan wanneer gij dat woord op Oxford toepast.
Mijn leven is een plantenleven, dat verrichten
van dezelfde dingen op dezelfde uren iederen dag,
dat onderwijzen van spellen en rekenen, waarbij
men nooit verder dan de allereerste beginselen
komt, en zonder iemand boven den leeftijd van
twaalf jaren om meê te spreken. Dezen avond,"
eindigde zij opgewekter, „gevoel ik dat ik leef,
omdat Mab gisteren en heden bij mij is geweest;
maar anders hebt ge u zeer vergist."
„G ij zijt het die u vergist," antwoordde de
predikant met warmte; „wij anderen zijn slechts
schaduwen; wat voeren wij toch uit? De goede
menschen daar ginds," hij wees in de richting van
het buis ter Heide, „ik-zelf,' bijna iedereen dien
ik ken, wij leven allen alleen voor ons zeiven,
trachten te krijgen wat wij gaarne hebben en het
ons gemakkelijk te maken, laten wij maar zeg
gen om vooruit te komen."
„Dat is toch niet zoo af te keuren," merkte
Cecily aan.
„Legt gij er u ook op toe?" vroeg hij bijna
scherp.
9