BUITENLAND. Verkoopingen en aanbestedingen, Thermometerstand, Gemeenteraad van Goes, Algemeen Overzicht, bewering dat de collisie daarin wordt voorgesteld als opzettelijk en voorbedachtelij k. Het hieromtrent reeds gepleite op het eerste in cident zou spreker thans niet herhalen. Tegenover de beëedigde scheepsverklaring en het vermoeden dat bij aanvaringen van zeilschepen door stoombooten de schuld aan de zijde der laat ste is, heeft partij een groot getal stukken in't geding gebracht, in allerlei talen geschreven, maar al die papieren hebben in dit proces geenerlei waardegeenerlei bewijskrachtof voor zoover zij die al mochten hebben, bewijzen zij niets. Het geheele verschil tusschen partijen in dit proces bestaat eigenlijk in de vraagwaar is de tjalk over stag gegaan? Pleiter zegt dat zij ge wend heeft toen de nabijheid van lager wal haar daartoe noopte. Partij zegt, dat de tjalk mid denvaarwaters over stag is gegaan. In dit verschil lost zich het geheele proces in conventie op. De bewering van partij dat de tjalk m i d- denvaarwaters gewend heeftzou zij moeten b e w ij z e n. Zij doet dit echter niet.. Het over gelegd extract-journaal bewijst juist het tegendeel. Als de tjalk middenvaarwaters had gewend, dan zou dit een groote domheid zijn geweest. A Is het geschied ware zou dit ook ontwijfelbaar in het journaal zijn opgenomen. Pleiter herinnert opnieuw aan de bepaling van het Deenscherecht, dat op elk Deensch schip, naar België of Nederland varendeeen logboek én een journaal moet gehouden worden. Uit het logboek moet in dit geval daar niet de kapitein tijdens de collisie zelf de wacht had het overgelegd extract-journaal gecopieerd zijn. Waarom heeft men nu het logboek zelf niet overgelegd? Was dit mischien nog nadeeliger dan het journaal voor partg? Welke moreele indruk moet door deze niet overlegging worden gemaakt? In elk geval heeft party hare voorstelling niet bewezen en tracht zij overigens aan schipper de Bruijn beweringen in den mond te leggen, wel ke niet van hem afkomstig zijn. Alvorens nu nog de voorstelling der collisie door partij gegeven op zich zelf te beschouwenbe sprakpleiter het rapport van de drie deskundigen, niet wat de validiteit daarvan betreft, maar wat betreft het daaruit door partij ontleend argument ten nadeele des eischers. Partij beweert: „deskundigen zijn van oordeel dat de tjalk de aanvaring had kunnen vermijden." Wat zeggen echter de deskundigen „dat de tjalkhoewel onverplicht om binnen de raaiing der witte tonnen te komen, met het oog op de diepte volgens de kaart, een oogenblik langer, desnoods met killende zeilen, om de Zuid had kunnen blijven liggen." Deze geheele opmer king is dus gebaseerd, óp de diepte volgens de kaart. Nu is in hef proces gebracht een door het de partement van marine aan speker afgegeven bij gewerkte kaart van de Schelde bij Bath. In de begeleidende missive schrijft de minister „dat se dert de opname in Mei 1870 de toestand van het vaarwater bij Bath door de aanhoudende verschu ring der gronden thans eenigszins anders is dan de kaart aangeeft en de actueele toestand bij Bath, voorn am el ij k wat dieptebetref t, dus slechts bij benadering uit deze kaart afgeleid kan worden." Daarmede vervalt duszegt pleiter, de geheele redeneering der deskundigen en de argumentatie van partijdat in c a s u schuld aan beide zijden zou hebben bestaan. Hij verwees hierbij overigens al ging partij's sustenu al op naar een arrest van den hoogen raad, te vinden in v. d. Honert 30" deel, blz. 234, waarbij is uitgemaakt dat een „verzuim" van het aangevaren schip daarom het aanvarende schip niet ontheft van de verplichting tot schadevergoeding. Het rapport der drie deskundigen is dan ook geheel in het voordeel van den eischer. Al kun nen die deskundigen de gestelde vraag niet beves tigend beantwoorden omdat zij beweren de juiste plaats van het wrak niet te kennentoch komen zij op grond van alle omstandigheden te zamen tot de conclusiewaarom het dezerzijds immers alleen was te doen, dat de collisie heeft plaats gehad aan de witte tonnen- zij de. Wil de rechter overigens het rapport als niet bestaande beschouwen en ais volstrekt onnoodig voor de toewijzing der vordering, passeeren, dan zou partij haar zin hebben en blijft het rapport, dat zij na het citaat uit de ministeriëele mis sive wel niet meer als „geheel in haar voordeel" zal aannemenbuiten beschouwing. Want, zegt spieker, wij hebben het rapport der drie deskundigen niet noodig voor het bewijs onzer vordering. Om onze vordering te zien afwijzen, zegt plei ter, zon partij hare voorstelling der collisie moeten bewezen hebben. En dit is alleen het geval niet, maar die voorstelling van partij is op zich zelf reeds voldoende om haar vonnis te vellen. Vooreerst, waarom zou schipper de Bruijn middenvaarwaters over slag zijn gegaan? Een schipper die voortdurend de Schelde bevaart en die rivier beter kent dan vele loodsen, zou immers niet met vrouw en vijf kinderen aan boord mid denvaarwaters voor den boeg van eene stoomboot over stag gaan Voor een oogenblik nam pleiter echter eens aan dat de tjalk werkelijk middenvaarwaters over stag ging terwijl belde vaartuigen zooais partij zegt in de richting waren om elkander te ontwijken. Wat partij daaromtrent m hare eonclus3ie zegt doetbehalve eenige aangehaalde tegenstrijdig heden, zien dat de tjalk gewend heeft. Wendde zij onder den boeg van de Phönixdan is de schuld aan de stoombootdan heeft deze te laat uitgeweken en is te dicht bij de tjalk ge komen; dan kan de schipper op het laatste oogen blik nog eene poging hebben gedaan om aan het dreigend gevaar te ontsnappen. Een stoomboot moet t ij d i g doen zien dat het andere schip door door haar wordt opgemerkt. Een en ander staafde spreker met een paar citaten uit het door hem belangrijk genoemd werk van Caumont droit maritime. Volgens de conclusie van party waren beide schepen in de richting om elkander te ontgaan en wendde de tja'k plotseling middenvaarwaters, dat is het middelste gedeelte van het vaar- water. De Phönix had duszegt pleiterde helft van het vaarwater vrij om uit te wijken en gaf bakboordsroer. Nu wendde plotseling het kleine tjalkscheepje en had elke vaart verloren. Wat was nu eenvoudiger dan dat de Phönix zijne richting bleef houden, zijn roer bakboord bleef geven. Door nu in eens stuurboord roer te geven liep de Phönix natuurlijk recht op de tjalk aan. Pleiter ging verder de verdediging van partij ten opzichte van de Phönix nawaarvan hij het onhoudbare tracht aan te toonen. Partij geeft de schuld der colb'tie aan de tjalk omdat zij middenvaarwaters zou gewend hebben. Had zij dat gedaan, zegt spreker, dan had zij zeker een groote domheid en een groot verzuim begaan, maar daarmede werd de schuld der aanvaring voor de Phönix niet weggenomen, want deze had de tjalk daarom nog niet in den grond behoeven te loopen, waar zij dit zeer gemakkelijk kon vermijden. Pleiter beriep zich hierbij op een arrest van den hoogen raad van 9 Maart 1866, waarbij is uitgemaakt„dat verzuim aan den kant van den aangevarene aan den aanvarende geen vrijbrief kan geven voor elke alleen door roeke loosheid toegebrachte en zeer gemakkelijk te ver mijden door zijne aanvaring teweeg gebrachte schade". De Phönix heeft niet gestuurd langs den noor- derwal zooals volgens art. 20 van het koninklijk besluit van 1863 behoorde, zoodat aan haar de schuld ligt der aanvaring. Partij verhaalt dat op het oogenblik der aanvaring de tjalk stil lag en elke vaart had verloien. Een stilliggende tjalk kan natuurlijk geen ander schip aanvaren, maar alleen aangevaren worden. Ook het journaal zegt: „daar de tjalk in het wenden de vaart had verloren kwam zij recht voor den boeg van de Phönix en kreeg een ga aan stuurboordszijde." Uit dit alles blijkt, dat de Phönix de tjalk heeft aangevaren. Met aanhaling van een arrest van het hof van Noord-Holland van 19 Februari 1863betoogt pleiter dat de Phönix derhalve verplicht is de schade te vergoedenals zij niet b e w ij s tdat die schade, ondanks alle voorzorgen harerzijds, buiten hare schuld is gemaakt. Partij bewijst echter niets en toont allerminst aan dat het ver- moedenvanschuldaanharezijde onjuist is. En dit vermoeden drukt in casu dubbel zwaar op haarnamelijk als aanvarende en als stoom boot tegenover een zeilschip. Hiermede was pleiter, voor wat de conventie betreftaan het einde zijner rede en persisteerde hij bij de zijnerzijds genomen conclusiën. Wordt vervolgd.) Op last van den officier van justitie te 's Gra- venhage is door de politie aangehouden jhr. mr. Jacob van Berenstijn, advocaat wonende te Brus sel. Genoemde heer had te 's Gravenhage het 3jarig dochtertje van een zijner vriendenhetwelk by vonnis der rechtbank bij de echtscheiding van dien heer aan zijne echtgenoote was toegewezen heimelijk en in overleg met dien vriend wegge voerd. In plaats dus van zijne reis naar Brussel te kunnen voortzettenis hij overgebracht naar het huis van burgerlijke en militaire verzekering. Te Ooltgensplaat viel dezer dagen een vier jarig kind in de Wetering, doch werd door een 73jarig grijsaard, C. van Reij genaamd, die zich op het hulpgeroep eener buurvrouw te water be gaf, gelukkig gered. Te Leens (Gromngen) heeft men een 16jarig meisje, Jantje Bronkema, dat in liefdesbetrekking stond met een boerenknecht, met afgesueden hals gevonden. De bewuste knecht, Jan Bot geheeten heeft mede diepe wonden aan de keel, zoodat men voor zijn leven vreest. Bij J. Bot moet een briefje gevonden zijn, waaruit zou blijken dat het meisje zelve de verschrikkelijke daad zou bedreven hebben, waarom B. zich uit wanhoop mede van kant had willen maken. De justitie doet onderzoek. In den loop dezer maand vertrekt uit de haven van Portsmouth do „Pandora", weder met bestemming naar de Noordpocl-gewesten. Evenals ten vorigen jare staat zij onder bevel van kapitein Allen Young; doch was toen het doel de journalen van sir John Franklin te zoeken, thans zal men zich naar de Smith-sound begeven, teneinde de brieven in Engeland te brengen, welke ergens in deze streken door de „Alert" en de „Discovery" (de beide schepen der groote Engelsche Noordpool expeditie) moeten achtergelaten zijn. Evenals ten vorigen jare zal onze landgenoot de luitenant ter zee L. II. Koolemans Beynen aan dezen tocht deelnemen. In den dierentuin te Antwerpen trekken tegenwoordig vooral twee zeeleeuwen de aan dacht van het publiek. Deze dieren zijn af komstig uit den Australischen stillen Oceaan en gevangen op de kust van Californië. Zij hebben ieder een lengte van minstens 2 meters en een gewicht van 300 kilogrammen, en niettegenstaande hun zwaarte ontwikkelen zij een buitengewone vlugheid. Hun eetlust is bewonderenswaardig in een oogenblik hebben zijzonder te kauwen, hoewel zij goede kieuwen hebben, eene hoeveel heid van 15 kilogrammen visch opgepeuzeld, waardoor het publiek sterk wordt aangetrokken om op de uren der voeding bij het bassin van deze twee zeemonsters tegenwoordig te zijn. Ter provinciale griffie van Zeeland liggen ter lezing de voorwaardenwaarop door den vice- admiraal, directeur en kommandant der marine te Amsterdam, op den 26m Mei' a., zal worden aanbe- steod hut verrichten van eenige onderhoudswerken op 's rijks werf en aan 's rijks lijnbaan te Am sterdam'. 17 Mei. 's av. 11 u. 48 gr. 1B 's morg. 7 u. 49 gr. 's midd. 1 u. 57 gr. 's av. 6 u. 53. Zitting van 18 Mei. Voorzitter de heer Blaaubeen. Afwezig de leden Delbaere, den Boer, Pompe, v. Eenterghem en Vervenne, de laatste drie heeren met kennisgeving. De notulen der vorige vergadering worden ge lezen en goedgekeurd. De voorzitter deelt mede, dat de grond aan de Koebarrière verpacht is aan den heer E. v. den Bosch voor f 21, dat in het personeel der kwee- kelingen eenige mutatien hebben plaats gehad, dat dr. Japikse als lid der schoolcommissie beëedigd en de heer van Hoek als lid der commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs geinstal- leerd is. i Ingekomen zijn de volgende stukken Brief van gedeputeerde staten houdende goed keuring van de wijziging der begrooting voor 1876. Voor kennisgeving aangenomen. Van burgemeester en wethouders van Groningen Zwolle Arnhem SneekZutfen en Utrecht de jaarverslagen hunner gemeenten. Deze zullen in de boekerij worden geplaatst. Van den schoolopziener in het 4e district verslag van den toestand der oefenschool voor onderwij zers waaruit blijkt dat deze inrichting in het afgeloopen jaar 14 mannelijke en 11 vrouwelijke kweekelingen telde. Het verslag zal bij dat der gemeente gevoegd worden. Van de hulponderwijzers dankbetuiging voor de verhooging hunner jaarwedden. I Het besluit, betrekkelijk het waarborgen der geldleeningvan het gasthuis voor de vernieuwing en herstelling der gebouwenwaarvan de raad zich de resumtie heeft voorbehouden, wordt zon der hoofdelijke stemming goedgekeurd. II. Nadat de raad beschikt heeft op een zesen- twïntigtal reclamaties in zake den aanslag in den hoofdelijken omslag en het aantal percenten heeft bepaald, wordt het kohier van genoemde belasting vastgesteld op f 27032.39. III. Tot ambtenaar van den burgerlijken stand, ter vervanging van den afgetreden wethouder G. H. Kakebeeke, wordt benoemd de heer J. G. de Witt Hamer met 5 stemmen. De heeren v. d. Putte, v. Hoek en van Swinderen bekwamen ieder een stem. De heer Hamer verklaart zich bereid tot de aanvaarding der betrekking. IV. Tot lid van de financieele commissie wordt benoemd de heer J. A. van Hoek met 5 stem men terwijl de heer Pompe 2 en de heer Quist 1 stem bekwam. De heer van Hoek neemt de benoeming aan. V. Bij de stemming voor een voorzitter van genoemde commissiebekwam de heer Busing 4 en de heeren van Hoek en van Swinderen ieder 2 stemmen. Geen volstrekte meerderheid verkre gen zijndewordt een 2e vrije stemming gehou den. De heer Busing wordt verkozen met 5 stemmenzijnde twee stemmen op den heer van .Hoek en 1 op den heer van Swinderen uitgebracht- De benoemde »verklaart zich bereid de betrekking te aanvaarden. VI. Op voorstel van het dagelijksch bestuur wordt met algemeene stemmen op éenna (die van den heer Callenfels) besloten aan den heer mr. J. Dirks te Leeuwarden eenige doubletten van geld- penningen ten behoeve van de rijke verza meling van dien heer af te staan. VII. Aan de school der le klasse wordt tot onderwijzer benoemd de hulponderwijzer P. A. Hubregtse. VIII. Vervolgens worden de navolgende veror deningen vastgesteld: a die tot regeling van het openbaar middelbaar onderwijs voor meisjesb die tot vaststelling van het getal leeraren en leera- ressenhunne jaarwedden en de voorwaarden van benoemingc die tot heffing van schoolgelddie tot invordering van schoolgeld. Alleen over de voorwaarden van benoeming der leeraressen had eenige discussie plaats. De heer van de P te wenscht, dat de benoeming voor éen jaar zal geschieden indien de benoemden nog geen school onderwijs heeft gegeven. De voorzitter, de heeren Callenfels en Hamer bestrijden de opneming van zulk een bepaling op de gronden door de com missie van toezicht onwikkeld. Al de leden, uit gezonderd de heer van de Putte, verklaren zich tegen de bepaling. Zonder hoofdelijke stemming wordt dé verordening goedgekeurd. IX. Een verzoek van J. J. Koens om hem ge meentegrond af te staan wordt, op grond dat de waarde hooger is dan de somdie adressant biedt zonder hoofdelyke stemmen afgewezen. X. De voorzitter deelt mededat de meerder heid van burgemeester en wethouders teruggeko men is van het denkbeelddat de gelijkstelling van jaarwedden van hulponderwijzers en hulp- onderwijzeressen wenschelijk is, doch zich ver- eenigt met het voorstel der schoolcommis sie om f 50 verhooging toe te staan aan de hulponderwijzeres, die akte van hoofdonderwij zeres bezit. De heer van de'Putte verdedigt de ge lijkstelling van de jaarwedden, op grond dat voor de hulponderwijzeressen dezelfde bekwaamheden, als voor de hulponderwijzers vereischt worden, dat juist het onderwijzen van zeer jeugdige kin deren hoogst moeielijk is en dat door de hulpon derwijzeressen flink te bezoldigen meerdere meis jes zich aan het onderwijs zullen wijden en daar door aan de vraag om trakteméntsverhooging door hulponderwijzers paal en perk gesteld zal worden. Met algemeene stemmen op éen na (die van den heer van de Putte) wordt het voorstel der school commissie aangenomen. XI. De behandeling van het tarief van prove niers in het gasthuis, wordt aangehouden, op grond dat mr. Delbaere, voorzitter van het gast huis afwezig is. De vergadering is daarna gesloten. Gisteren reeds had de nieuwe Fransche minister van binnenlandsche zaken, de heer de Marcère, in de kamer van afgevaardigden gelegenheid te doen uitkomen van welke richting hij is, en hij heeft niet geaarzeld daarvan gebruik te maken. Paul de Cassagnac, berucht door zijne duels, viel den nieuwen titularis aan over de benoeming van maires in het arrondissement Gers. Hij meende dat het doel daarvan was, om, met het oog op de verkiezing die Zondag a. in dat arrondissement moet worden gehouden, de kiezers aan het ver stand te brengen aan welke kandidaten de regee ring de voorkeur gaf. Geen enkele handeling van het ministerie, ant woordde de heer Marcère, zal eenige inbreuk maken op de kostbare vrijheden der natie, waartoe de regeering in de eerste plaats de vrijheid der verkiezingen rekent, maar door de samenstelling der gemeentebesturen te reorganiseeren voldoet zij slechts aan het verlangen der publieke opinie, die reeds geruimen tijd de hervormingen heeft geeischt welke thans zijn toegepast en waar mede ook verder zal worden voortgegaan. De kiesvrijheid blijft ongeschonden en zal steeds wor den geëerbiedigd. De vervanging van de maires in Gers heeft plaats gehad overeenkomstig een rapport van den prefect. Hiermede schijnt het incident te zijn afgeloopen de heer Cassagnac zal hebben ingezien dat zijne protestatie niet baatte, daar de minister uitdruk kelijk verklaarde, dat met veranderingen op de zelfde wijze zal worden voortgegaan; men weet dus wat men aan hem heeft: hij zal geheel de voetstappen van zijn laatsten voorganger, den heer Ricard, drukken. De heer Dufaure deponeerde een verzoek van de nprocureur generaal van Parijs om machtiging tot het instellen eener vervolging tegen den heer Rouvier, naar aanleiding van het onlangs plaats gehad hebbende incident, waarbij de heer Rouvier zelf eene vervolging verzocht, wel overtuigd als hij is, dat zij slechts zal strekken om zijn eer des te helderder te doen uitkomen. De heer Grévy nam akte van het verzoek en verklaarde dat de kamer het zou onderwerpen aan het oordeel eener commissie. Bij de voortgezette algemeene beraad slagingen over de amnestie-voorstellen nam de heer Baudry d'Arson het woord om hen te be strijden, waarna de beraadslagingen werden ge sloten en tegen heden aan de orde werd gesteld het voorstel van den heer Raspail tot het uitvaar digen eener algemeene amnestie. De kwijnende toestand waarin handel en nijver heid in Duitschland verkeeren heeft aldaar her haaldelijk klachten doen opgaan over het toene mende militarisme, waardoor jaarlijks millioenen worden verslonden en er is ook meermalen, doch steeds te vergeefs op aangedrongen daarin ver andering te brengen. Telkens en telkens weder wanneer gelden voor militaire doeleinden werden aan gevraagd zijn zij toegestaan, hoewel dan ook ongaarne. Thans schijnt de maat vol te zijn en over te loopen. Het wetsontwerp nl. om het tuighuis te Berlijn te veranderen in een Ruhmes- halle voor het Pruisische leger is, na heftige bestrijding, gesteld in handen der budget-commissie waarvan het misschien in deze zitting niet zal terugkomen. Meer echter dan deze omstandigheid doen de discussies zelve verwachten dat het wetsontwerp zal worden verworpen. De leider der Fortschrüts-psLïti)de heer Windthorst» (van Bie lefeld) bestreed het, omdat het niet behoorlijk was toegelicht en in een zeer ongelegen tijd van maat schappelijke kwijning is aangeboden. Daarenboven noemde hij zoo'n Ruhmeshalle volmaakt onnoo dig; het schoonste monument voor de Dnitsche natie is de herstelling van het Duitsche rijk. De minister van oorlog beweerde dat zoo'n gedenk- teeken den nationalen zin in Pruisen zou bevorderen enz., doch zijn woorden maakten zeer weinig in druk, terwijl de rede van den heer Windthorst met levendigen bijval werd begroet. Hij scheen het algemeen gevoelen der kamer te hebben uit gesproken, dat er een einde moet komen aan mi litaire uitgaven van welken aard ook, zoolang de natie gebukt gaat onder malaise op het gebied van handel en nijverheid. Particuliere berichten bevestigen thans dat de toestand te Konstantinopel even gevaarlijk is als op andere punten van het Turksche rijk. Niet alleen is het fanatisme der Muzelmannen opgewekt, maar ook onder hen heerscht ontevredenheid over den ongunstigen gang van zaken in het rijk; vooral de lagere klassen zijn ontevreden. Te Konstanti nopel, waar zij zich wapenden, wierpen zij de schuld op den groot-vizier en den cheik-ul-islam, die daar om werden opgeofferd. Ook de Christenen in de hoofdstad begonnen zich te wapenen. De gezanten

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 3