N°. 116. 119e Jaargang. 1876. 16 Mei. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Middelburg, 15 Mei. FEXTILLETOIT. De hulpprediker van Brentburn. Bij de jongste verkiezing van twee leden voor den gemeenteraad te 's Gravenhage is eene informaliteit begaan welke, ofschoon naar ons in zien zeer onbeduidend, niettemin volgens sommi gen de geldigheid der verkregene meerderheid twijfelachtig maakt. In strijd met art. 41 der kieswetwaarbij bepaald is dat de stembureaux geopend moeten zijn gedurende het tijdvak van 1 Mei tot ultimo September van 's morgens 9 tot 's middags 4 uren en van 1 October tot ultimo April van 's morgens 9 tot 's namiddags 5 uren, zijn de bureaux te 's Hage op den 18™ April jl. tot des middags vijf uren geopend geweest en dus een uur te lang. Zoo eenige, dan schijnt deze wetsovertreding wel zeer onbeduidend. Niemand kan er door in zijn recht verkort zijnalleen kunnen meerdere kiezers dan anders het geval geweest zou zijn gelegenheid gevonden hebben om van hunne kies bevoegdheid gebruik te maken. Indien dus de informaliteit op de verkiezing eenigen invloed heeft uitgeoefend, dan is het een invloed ten goede geweestdeze dat de gekozenen aan de mede werking van een grooter aantal kiezers hun lid maatschap van den raad ontleenen. Daar boven dien overtreding van art. 41 in de kieswet niet met nietigheid bedreigd wordt en men dus in dit geval niet slechts naar de letter, maar vooral naar de algemeens bedoeling der wet vragen mag, schijnt het ons niet twijfelachtig dat de verkiezing der heeren de Vries en Kips niet anders dan als geldig beschouwd kan worden. Niettemin is de beoordeeling der quaestie door den gemeenteraad aan eene bijzondere commissie onder worpen. In deze commissie, samengesteld uit drie rechtsgeleerden, de heeren Eijssell, de Pinto en van Geuns, heeft zich eene minderheid en eene meer derheid doen hooren. De meerderheid is van oor deel dat de verkiezing niet van onwaarde isof schoon op 18 April de stembureaux overeenkom stig gedane aankondiging, in strijd met de wet, tot 5 uur in plaats van 4 uur zijn geopend ge weest. Uit de kieswet volgt, meent zij, niet dat nietigheid het noodzakelijk gevolg is van iedere afwijking van de wet, en ten deze zijn geen be langen gekrenkt of rechten verkort, daar aan alle kiezers de gelegenheid is gegeven langer van hun kiesrecht gebruik te maken en allen dit vooraf hebben geweten. Toch erkent de meerderheid de mogelijkheid dat de informaliteit van invloed kan geweest zijn 43. Naar het Engelsch van Mevrouw Oliphant. (Vervolg.) „Natuurlijk niet," antwoordde de vendumeester. „Mijne manschappen zegg en mij, dat de jonge dame het maar niet wilde gelooven. Ik zal hen dadelijk wegzenden, anders gaan zij in het dorp aan't drin ken. Zij zijn bovendien èn doordien zij mijnheer .zoo vonden èn door het zien van de jonge dame zoo van hun stuk gebracht, dat hunne handen verkeerd staan. Arm meisjeen, zooals ik hoor, wordt er niet veel nagelaten." „Niet veel? Er wordt niets nagelaten," ant woordde de dokter. „De meisjes hebben geen penning in de wereld. Wij zullen geen kwaad van den armen St. John spreken en er is niet veel te zeg gen. Hij was met iedereen op een goeden voet; jegens armen en rijken vervulde hij zijn plicht. Er kan geen beter predikant geweest zijn; hij stond altijd klaar als men bem riep, vroeg of laat; ja," voegde hij er met een gevoel van zelfverwijt bij, „hij was bereidvaardiger om niet, dan ik voor mijne best betalende patienteD ben. Wij hadden wel wat méér kunnen doen, om hem den weg ge- op den einduitslag der stemming, maar meent zij dat vernietiging der verkiezing op dien grond zich moet bepalen tot het bijzonder geval in art. 66 der kieswet omschreven en niet willekeurig mag worden uitgestrekt tot andere informaliteiten, waarvan de wet dit niet gewild, althans niet ge zegd heeft. De minderheid der commissie daarentegen meent dat afwijking van de wettelijke voorschriften noodzakelijk de ongeldigheid der stemming teweeg brengt wanneer slechts de mogelijkheid bestaat, dat bij het nauwkeurig opvolgen der wettelijke bepalingen een ander resultaat verkregen ware. Dit laatste acht zij hier onmiskenbaar het geval. Een der bureaux toch heeft geene aanteekening gehouden van het getal opgekomenen na 4 uur. Niemand kan dus zeggen welke de uitslag zou geweest zijn, indien de kiezers, die tussehen 4 en 5 uur gestemd hebben, niet waren toegelaten. Dat art. 66 der kieswet het enkele geval zou behel zen waarin eene onregelmatigheid, die invloed op de stemming kan uitoefenen, hare nietigheid zou medebrengen, is niet wel aan te nemen. H. i. zal de oogensehijnlijk luttele onregelmatigheid van een uur langere zitting dan de wet voorschrijft de geheele verkiezing noodwendig moeten vieieeren. De commissie stelt ten slotte voorde beide heeren als leden van den raad toe te laten. Deze conclusie wordt morgen (Dinsdag) door den ge meenteraad behandeld. De nadere overeenkomst met België betreffende het kanaal Neuzen-Gent zal aanstaanden Woens dag door de tweede kamer in de afdeelingen on derzocht worden. De heeren van Eek, lid van de 2° kamer, Borsius en Pickéleden van de le kamerhebben het hun aangeboden eerelidmaatschap van de af- deeling Volksonderwijs in Zeeuwsch-Vlaanderens Westelijk deel aangenomen. De heer Moens heeft zijn dank betuigd voor het adres van huldehem door voornoemde vereeniging toegezonden. Men schrijft ons uit SchouwenDuiveland van den 14®" dezer: „Het overhalen van een gedeelte dijk, aan den polder Schouwennoodig door de oeverafschuiving op 8 dezeris naar men mij meedeelt aangeno men door D. Bolier te Scherpenissevoor 3100. Later komen nog het leggen van steenglooiing en het zinken van stukken. Het werkdat ik giste ren bezocht heb, wordt krachtig voortgezet. De val heeft plaats gehad aan de Heertjes Inlaag, tussehen het Leinshoofd en de Weverssluis. Uit het overgebleven stuk dijk midden voor den val, makkelijk te maken; maar met geld kon hij niet omgaan, en evenmin deed hij ooit een stap om vooruit te komen; nu zullen die twee arme meisjes er voor moeten boeten." Aldus werd de doopceel van den predikant gelicht. De treurige tijding ging in al hare bijzonderhe den als een loopend vuur het dorp door; de men- schen, die te vergeefs gekomen waren voor de verkooping, vonden hunne teleurstelling eenigszins vergoed door het treffende nieuws. Sommigen hielden het er voor, dat het de a n d e r e mevrouw Brown was, waar St. John op had zitten wachten. Er waren er, die het al heel ongepast van een dominè vonden, dat hij in zijne laatste oogenblikken blijkkaar aan iets anders had gedacht dan aan de gouden stad met de twaalf poorten, die twaalf paar- len zijn; er was voor hen een ijzingwekkend ma- terialismus in dien mantel en dien hoed. Doch de meeste menschen waren oprecht aangedaan en be treurden St. John inderdaad nu hij dood was; zij verklaarden dat Brentburn zijn gelijke nimmermeer zou zien. Mevrouw Ascott schreide zóo, dat zij er hoofdpijn van kreeg en verplicht was te bed te gaandoch zij liet door hare meid vragen of zij van eenigen dienst kon zijn en stelde zelfs een diner uit, dat zij dien middag zou geven, 't geen een blijk van deelneming was, dat bewondering verdiende. Vrouw Joël, die misschien op het te genovergestelde einde van de maatschappelijke ladder stond, schreide ook, maar kreeg er geen hoofdpijn van en ging dadelijk naar de pastorie om een handje te helpen, liet de gordijnen zakken, komt als eene zeldzame antiquiteit een houten sluis kijken diehoeveel eeuwen zij daar ook gezeten heefter nog gaaf uitziet. Misschien dagen er bij de mode-liefhebberij voor oude zaken, wel gegadigden op, die het gevaarte in zijn ge heel willen koop en. „Het ergste van alles is dat zulk een valof oeverafschuivingom in Nieuw-Nederlandsch te spreken, oogensehijnlijk van weinig beteekenis, alle uitgaven tot herstel, volgens Bartjes, bij elkaar gerekend, een onpleizierigen greep doet in de fondsen van het waterschap. „De werkzaamheden voor het te stichten stoom gemaal gaan goed vooruit. Met het heien der fondeering wordt eerstdaags begonnen. „Als een bewijs van de hooge vluchtdie de tiendafkoop hier neemtdeel ik u mededat in het afgeloopen jaar aan het hypotheekkantoor te Zierikzee 1754 akten van afkoop zijn overge schreven." Z. K. H. prins Hendrik woonde Zaterdag te Rotterdam de algemeene vergadering bij van deel hebbers in het Zeemanshuis aldaar, en die van de Commissie tot bevordering van het onderzoek naar de verschijnselen op den Oceaan. Blijkens het jaarverslag van het Zeemanshuis werden in deze nuttige inrichting gedurende 1875 opgenomen 1771 zeelieden, tegen 1745 in 1874. Daarvan waren 225 stuurlieden, 1433 onderofficie ren en matrozen, 99 lichtmatrozen, 14 jongens. Het aantal kostdagen was 18,285, tegen 18,329 in 1874, toonende een cijfer van gemiddeld 10 dagen aan, terwijl gemiddeld 50 man per dag aanwezig waren. Sedert de opening van het gebouw tot 31 De cember 1875 bedroeg het totaal der opgenomen zeelieden 25,732 man, een cijfer dat alleen reeds voldoende aantoont dat door de inrichting in een werkelijke behoefte voorzien is geworden. Niet alleen toch vindt de zeeman er een gastvrij ont haal, doch ook menige schipbreukeling werd er reeds opgenomen. Het Zeemanshuis sprak voor f 19,187.60 borg voor zeelieden op hunne later te ontvangen gelden. Hierop werd niet het minste verlies geleden. Door 77 zeelieden werd eene som van ƒ7393.58 als be spaard geld in de inrichting ter bewaring gegeven, waarvan sedert 1 Jan. 1876 4 pet. intrest vergoed wordt, in plaats van 3 pet. in het vorige jaar. De prins hield aan het einde der vergadering eene korte toespraak, waarin hij zijne voortdu rende sympathie voor de inrichting te kennen gat en hoopte dat het Zeemanshuis moge vooruitgaan in bloei ten nutte der Nederlandsche en vreemde zeelieden, die steeds zullen ondervinden dat het waarheid is wat aan den ingang van dit gastvrij 't geen Betsy vergeten had, en verklaarde allen, die kwamen, dat de arme juffer Cecily naar om standigheden redelijk wel was, maar dat het een ver schrikkelijke slag vóórhaar was. De koffers stonden alle gepakt, met touwen omwonden, en met St. John's naam er op. Maar hij had er nu geen be hoefte meer aan, ofschoon hij zijn woord gehouden en Brentburn op den bepaalden dag verlaten had. Na eene wijle begonnen de menschen te geloo ven, dat het toch eigenlijk het beste was wat had kunnen gebeuren, voor hem althans het beste, want, zeiden zij, een oude boom laat zich zoo niet verplanten en hij zou het in dat drukke en rumoerige Liverpool nimmer uitgehouden hebben. „In zulk eene plaats zou hij binnen veertien dagen dood gegaan zijn," verklaarde mijnheer Ascott, die geen vinger had uitgestoken om hem de nood zakelijkheid te besparen van heen te gaan. Het behoeft niet gezegd te worden dat Mab, die dadelijk met tante Jane overkwam, verplet terd was van droefenis. De arme Cecily, die pas tot het bewustzijn van den toestand begon te komen, die pas indrong in de gedachte dat haar vader wezenlijk dood en voor goed heengegaan was, moest zich zelve overwinnen en hare zuster vertroosten, en toen Mab in Cecily's armen lag werd hare smart kalmer en was het alsof zij zich beschermd gevoelde. „U heb ik toch nog Cecily," sprak zij, hare zuster omstrengelende. „Maar Cecily zelve heeft niemand," merkte tante Jane aan, het bleeke meisje kussende. „Maar verblijf geschreven staat: „In dit huis is de zee man een vrij man." In de vergadering der Commissie tot bevorde ring van het onderzoek naar de verschijnselen op den Oceaan, gaf de heer J. P. J. Lucardie eene beschrijving van de belangrijke onderzoekingen, door het Engelsche stoomschip Challenger naar de diepte, het water, de stroomen enz. in verschillende zeeën verricht. Vervolgens werd overgegaan tot het, uitreiken der medailles voor de inlevering van bijzonder goede journalen der waarnemingen in zee. Deze uitreiking had door Z. K. H. prins Hendrik plaats. Daarbij werd o. a. ingeschreven op de lijst der medailles voor zeilschepen (groote vaart), na reeds twee zilveren medailles te hebben ontvangen, de gezagvoerder R. H. Mulder, van de reederij van de heeren van Zeijlen en Decker. Op de algemeene vergadering van de Maat schappij tot nut van 't algemeenop 8 Au gustus te houden, zal o. a. worden behandeld een voorstel van het hoofdbestuur om instemmin g te betuigen met het rapport der nuts-commissie, be treffende het lager onderwijs, en dus een adres te richten aan de regeeringwaarinonder ver wijzing naar gemeld rapportwordt aangedrongen op een wijziging der schoolwet van 1857, bepaal delijk wat betreft de volgende punten „Verbetering en uitbreiding der gelegenheid tot opleiding van onderwijzers. Versterking van het onderwijzend personeel in verhouding tot het aantal leerlingen. Betere regeling van het scnooltoezicht. Verhooging van de. wettelijke minima der onderwijzersjaarwedden. Verdeeling der kosten van het openbaar onderwijs tussehen den staat en de gemeentein dier voegedat een zeer aanmerkelijk deel daarvan in alle gemeenten kome ten laste van den staat. Verbetering der wijze waarop de bevoegdheid tot het geven van het onderwijs kan verkregen worden. Dit alles tevens als voorbereiding eener spoedige invoering van den leerplicht." Voorts wordt voorgesteld een prijsvraag uit te schrijven voor een beknopt geschrift, waarin op aangename en bevattelijke wijze aangewezen worde: Vooreerst wat thans aan de ontwikkeling van het schoonheidsgevoel op de lagere volksschool ont breekt en hoe dit verholpen kan wordenvervol gens wat ook bij voortgezet onderwijs noodig, nut tig en uitvoerbaar is om den kunstsmaak te vor men de kunstvaardigheid te vermeerderen en de juitste toepassing van de kunst op voorwerpen van dagelij ksch gebruik te bevorderen. Eindelijk zijn nog aan de ordeeen voorstel van het departement Deventer, betreffende de crè ches of wieginrichtingen; een van Rotterdam, tot het is voor u het beste dat gij voor het lot van allen te waken hebt, kindlief, al3 ge't maar inziet." „Dat doe ik," antwoordde Cecily, die zich op dit oogenblik uit Mab's omhelzingen moest los maken, om naar buiten te gaan en iemand te woord te staan, die over de beschikkingen voor de be grafenis kwam spreken. Ofschoon ieder zeer vrien delijk voor haar was en haar de bemoeiingen zoo veel mogelijk uit de handen nam, kon zij zich toch niet aan alles onttrekken. Men kan zich wel voorstellen welke beraadsla gingen er, nadat de eerste schok voorbij was, in de verdonkerde kamers gehouden werden. De be grafenis zou eerst den volgenden Dinsdag plaats hebben en de tusschenliggende dagen kropen lang zaam en akelig voor de twee meisjes voorbij, dia allerlei voorschriften der welvoegelijkheid hadden in acht te nemen en met hare smart alleen waren in het sombere huis, dat met zijn schemerlicht een neêrdrukkenden invloed op die jeugdige gemoede ren uitoefende. Juffer Maydew, wier smart van een lichter allooi dan die der dochters was en bij wie het gevoel voor het decorum de overhand had, hield de meisjes op de bovenkamers en behandelde ze alsof zij zieken waren die oppassing behoefden. Slechts des avonds mochten zij even in den tuin, om een luchtje te scheppen. Zij kende al de ce remoniën die vereischt werden als er een „doö in huis" was, en was er niet geheel gerust op, of het wel past dat zij nu reeds bespraken wat zij zouden doen. Daarentegen bracht zij aan de meis jes ter vergoeding al de dorpspraatjes over, die

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1