N°. HL
119e Jaargang.
1876.
Woensdag
10 Mei.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn Verkrijgbaar a 5 Cent,
Advertentiên: 20 Cent per regel,
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte,
JAARMARKT.
BRANDWEER.
Middelburg, 9 Mei.
FEUILLETON..
De hulpprediker van Brentburn.
i' 1 ."y i rr.i T-
.1. C i j - - f.
Door burgemeester en wethouders van Middel
burg wordt het volgende bekend gemaakt.
De burgemeester en wethouders van Middelburg
maken bekend:
dat de Jaarmarkt in die gemeentezoo geene
buitengewone omstandigheden zulks verhinderen,
dit jaar zal aanvangen den 24™ Juli en eindigen
den 5™ Augustus daaraanvolgendeterwijl de
loting van Standplaatsen zal geschieden Maandag
den 17™ Juli te voren des voormiddags te 10
uren, waartoe de belanghebbenden zich vóór dien
tijd bij den Marktmeester zullen moeten aan
melden.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
(Get.) SCHORER.
De secretaris,
(Get.) G. N. DE STOPPELAAR.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
gelet op art. 20 der verordening op de brand
weer in deze gemeente, gewijzigd bij besluit van
den gemeenteraad van den ll«n November 1858,
maken bekend:
dat de inspectie en de exercitie met een ge
deelte der brandspuiten, volgens voordracht van
het bestuur over de brandweer, zal plaats hebben
op Dinsdag den 23en Mei a. met de spuit A te
9 uren, met spuit B te 10 uren, met spuit D te
11 uren en met spuit C te 1 uur.
Weshalve de bedienden, aan,die spuiten geplaatst
opgeroepen worden zich ten voorschreven uren
aan de onderscheidene brandspuithuisjes te bevin
den zullende bij niet-verschijning tegen hen
proces-verbaal worden opgemaakt tot toepassing
der bij de verordening vastgestelde straffen, be
staande in eene geldboete van 3 tot f 25 en
eene gevangenisstraf van éen tot drie dagente
zamen of afzonderlijk.
Hiervan is afkondiging geschied waar het
behoort.
Middelburg, den 5en Mei 1876.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
(Get.) SCHORER.
De secretaris,
(Get.) G. N. DE STOPPELAAR.
De heer de Roo van Alderwerelt wees onlangs
in de „Vragen des Tijds" op de vele nuttige maat
regelen die door een ijverig en bekwaam minister
van oorlog in het belang van ons leger en van
onze landsverdediging kunnen genomen worden,
zelfs zonder nog tot eene rechtstreeksche vermeer
dering onzer levende strijdkrachten over te gaan.
(Zie Midd. Ct. van 10 en 11 Febr.) Maatregelen
als de verbetering der leger-organisatie, deverbe-
39.
Nvar het Engelseh van Mevrouw Oliphant.
{Vervolg.)
„Als eene eenvoudige vraag van rechtvaardig
heid onderwerp ik die zaak aan u. Wat nu? Ik
behoef niet te zeggen, dat er, sedert ik u gezien
heb, vele gedachten door mijn hoofd zijn gegaan.
Zou ik uw vader mogen verzoeken, als mijn hulp
prediker te Brentburn te willen blijven? Ik ben
nog geheel onervaren in het ambt; zijn bijstand
zou een groot voordeel voor mij zijn; en eigenlijk
is het, met het oog op onzen wederzijdschen leeftijd
veel natuurlijker dat ik zijn helper zal wezen dan
hij de mijne. Kan ik dat niet doen, wat anders
moet ik dan in 'twerk stellen? Het is een pijn
lijken toestand waarin ik mij bevind. Het zou
gemakkelijker zijn geweest, dat kan ik u verze
keren, de geheele zaak aan Ruffhead over te laten
en mij er aan te onttrekken. Doch na mijn gesprek
met u voel ik dat er eene verantwoordelijkheid
op mij rust, en dringend vraag ik u nu daar
het mij bijna is alsof ik een recht op uw raad
had: wat moet ik doen?
„Oprecht de uwe
„Roger Mieowaij."
tering van het lot van den soldaat, van het ma
gazijn- en vervoerwezen, van de opleiding, enz.
Stelde de heer de Roo als niet minder noodig voor
dan de meer ingrijpende afschaffing der dienstver-
vanging en als even dienstig, ofschoon langs minder
rechtstreekschen weg, tot verhooging van het
peil onzes legerszoo in getalsterkte als in bruik
baarheid.
De minister van marine heeft voor korten tijd
eene inrichting in het leven geroepen, welke naar
het ons voorkomt als een voorbeeld kan strekken
hoeveel er gedaan kan worden op den door den
heer de Roo beschreven weg, al houden wij de
door dezen voor het leger opgesomde wenschen
ook voor onvoldoende om ons de levende strijd
krachten te bezorgen, welke wij voor onze Verde
diging noodig hebben. Voor de marine is echter
van geen dienstplicht of van geen vermeerdering
der militie sprake; alles moet daar langs den weg
der vrijwillige dienstneming geschieden en het is
juist daarom dat wij gelooven dat de maatregel,
door den minister genomen om dien weg ruimer
te maken en meer aan de behoefte te doen beant
woorden, de algemeene aandacht verdient.
Het opleidingschip te Amsterdam, bestemd
voor „de eerste vorming van jongelingen tot on
derofficieren en matrozen voor de bemanning van
Z. M. schepen," is bij koninklijk besluit van den
17e° Maart jl. georganiseerd. Het schipeen oud
fregat onder bevel van een hoofdofficier, is geheel
voor de opleiding ingericht. Met een instuctievaar-
tuig worden bovendien van April tot October
kruistochten in de Zuiderzee gemaakt. De jongens
voor den zeedienst aangenomen, worden op het op
leidingschip geplaatst en ontvangen daar onderricht
in: lezen schrijven rekenkunde tot den regel van
drieën en de leer der evenredigheden, beginselen
der aardrijkskunde en geschiedenis, vooral wat
Nederland en zijne koloniën betreftkennis van
maten, gewichten en munten, gymnastiek en
zwemmen, alsmede in de verschillende vakken van
het scheeps- en matrozen werk en in den wapen
handel. Bovendien wordt onderricht gegeven in
de beginselen van de krijgstuchten den inwen-
digen dienst aan boord. Godsdienstig onderwijs
wordt verstrekt volgens het verlangen der ouders
of voogden. De cursus begint 1 April en 1 Oc
tober van elk jaar, duurt twee jaren pn bevat
dus vier afdeelingen. Jongens die voldoend lager
onderwijs hebben genoten en physiek goed ont
wikkeld zijn, hebben slechts een korteren cursus
te doorloopen, hetgeen vooral op diegenen van
toepassing is, die aan de kweekschool voor de
zeevaart te Leiden den voorbereidenden cursus
hebben doorgeloopen. Na den afloop der opleiding
wordt een eind-examen afgenomen en zij die daar
aan voldoen worden op zeeschepen geplaatst. Wie
Cecily had dezen brief, die haar diep trof, ont
vangen voordat de anderen aan 't ontbijt kwamen,
zoodat zij hem ongestoord kon lezendoch zij stak
hem haastig in den zak toen zij vader en zuster
hoorde naderen. Zij wist niet wat zij er op zou
antwoorden, noch zelfs of zij er in 't geheel wel
op antwoorden moest, en in die onzekerheid
zeide zij er den geheelen dag niets van; maar o
wat brandde die brief op hare ziel! Zij had nog
nooit een geheim voor Mab gehad, en 't scheen
haar dus bijna eene misdaad toe, dat zij er hare
zuster onkundig van liet. Zij gevoelde dat er iets
verkeerds in lag, zoo heen en weer door 't huis
te gaan met dien brief in den zak, zonder dat
iemand er iets van wist. En als zij dan dacht
aan de beantwoording, de beantwoording buiten
weten van de anderen! Dit kon zij zeker niet
doen. Zij droeg het gewicht van haar geheim den
geheelen dag, en verbaasde Mab zeer door haar
stilzwijgen met opzicht tot Mildway, over wien de
jongere zuster juist haar gevoelen zeer onbewim
peld te kennen gaf. „Misschien is het zijne schuld
niet geweest," stamelde Cecily. Wat was er met
haar gebeurd? Van waar die verandering? Mab
kon hare verwondering niet te boven komen.
De moeielijkheid werd echter op eene zeer on
verwachte wijs opgelost; den volgenden morgen
namelijk kreeg St. John zelf een brief uit Oxford,
een brief die hem van kleur deed veranderen en
de wenkbrauwen fronsen, zoover dat met zijne
zachtzinnigheid bestaanbaar was.
„Dat moet uw werk zijn, Cecily," zei hij. „Ik
tot tweemaal bij het eind-examen niet voldoet,
wordt van de opleiding verwijderd en op een oor
logschip onder strenge tucht geplaatst.
Lijfstraffen worden op het opleiding-
sehip niet toegepast. De gewone middelen
van belooning en straf, zooals het toekennen van
prijzen, onderscheidingen en bijzondere vergun
ningen het geven van vermaningen kleine geld
boeten, strafwerk, opsluiting in eene cel (hoog
stens zes dagen)ontneming van vrijheden enz.
worden voldoende geacht om op de jongens den
noodigen invloed uit te oefenen.
Deze inrichting kan, indien wij ons niet be
driegen, voor de toekomst onzer marine van het
hoogste belang wezen. Langzamerhand zal men
aan boord der oorlogschepen met een geheel ander
soort van volk te doen krijgen dan de sujetten
uit de minste volksklassedie tot dusverre zonder
eenige voorbereidingen al of niet met een weinig
gebrekkig onderwijs toegerust, naar zee worden
gezonden. Men zal op het opleidingschip gelegen
heid hebben hen af te zonderen, wien het geheel
aan aanleg ontbreekt en die tot dusverre op de
zeeschepen jaren lang de kommandanten en andere
gezagvoerenden tot een last en een ergernis strek
ken en dikwijls eene geheele bemanning bederven.
Ook tot de zoo gewensehte geheele afschaffing der
lijfstraffen zal deze kweekplaats van zeevolk dat
niet aan een dergelijk beestachtig strafmiddel
gewend istrapsgewijs misschien, doch onvermijde
lijk voeren.
Ook voer de ontwikkeling van ons volk in het
algemeen is de indienststelling van het oplei-
dingschip te Amsterdam van gewicht. De zee is
ten alle tijde de kweekplaats en de kiem geweest
voor onze flinkste mannen uit het volk. Hoe
meer er kunnen aangemoedigd worden om zich
aan de soms ruwe maar sterkende leiding dezer
krachtige opvoedster over te geven, hoe meer ons
volk zal winnen aan bruikbareordelievende,
arbeidzame en ferme naturenmannen daar wat
mede aan te vangen is op ieder gebied des werk-
zamen levens.
De Staats-courant van heden bevat de wet van
den 28™ April jl. tot regeling van het hooger
onderwijs.
Het gisteren door ons medegedeeld telegram
omtrent den toestand in Atehin deelt de Staats
courant van heden in de volgende bewoordingen
mede
„Blijkens een bij het departement van koloniën
ontvangen telegram van den gouverneur-generaal
van Nederlandsch Indiëdd. 28 Aprilheeft de
generaal-majoor Wiggers van Kerchem omtrent
heb nooit aan mijnheer Mildway geklaagd, noch
zijn meelijden ingeroepen." En na eene korte pauze
liet hij er met een vreemdsoortigen glimlach op
volgen: „Hij vraagt mij, of ik zijn hulpprediker
wil zijn!" Niemand had ooit gedacht dat St. John
trotsch was, tot dat zijne trotschheid zoo plotseling
aan den dag kwam.
„Zijn hulpprediker? O papa, dan kunt gij hier
blijven en behoeft in 't geheel niet weg te gaan,"
riep Mab in de volheid haars harten uit. Maar
Cecily wist wel beter; zij verbleekte en greep
hare zuster bij de hand, om haar die ontijdige
uitingen te doen staken.
„Neen, Mab," hernam St. John met denzelfden
glimlach, „zoo diep ben ik nog niet gevallen. Er
is hier te Brentburn geen hulpprediker noodig.
Waarvoor zou hij een hulpprediker behoeven, als
ik, die het dubbele van zijn leeftijd heb, het er
zonder een heb kunnen doen? 'tls uit meêlijden
dat hij het aanbiedt, uit niets anders den meê
lijden! Ja wel, kind, dat pleit voor zijn goed
hart; maar ik had nooit verwacht dat mij zulk
eene grief zou aangedaan worden. Cecily, hebt gij
dien brief nog over die plaats van hulpprediker
te Liverpool? Ik zou dien nog wel eens willen
inzien."
„Maar, papa, wij waren het reeds eens dat die
plaats voor u niet geschikt was't is in eene
akelige wijk vol slechte menschen."
„Hoe slechter de menschen zijn, hoe meer men
moet trachten er iets aan te doen," zei hij.
„Schrijf er eens over, kindlief; veel voorwaarden
den toestand in Atehin het navolgende aan de
Indisché regeering bericht.
„Den 22™ April bekroop de vijand 's nachts
onze positie te Lamprit (oosterlinie) en viel de
buiten de versterking gelegerde dwangarbeiders
aan. De bezetting was echter waakzaam en ver
sloeg den vijand, die drie dooden achterliet.
„In de vijandelijke stellingen is veel volk ver
zameld. Nu en dan worden onze convooien aan
gevallen.
„Onzerzijds wordt krachtig voortgegaan met
den aanleg van wegen en met de opvoering van
vivres naar onze zuidelijke versterkingslinie.
„De cholera heerscht sterk bij den vijand. Bij
ons is die ziekte nagenoeg geweken en de alge
meene gezondheidstoestand zeer bevredigend."
De jongste twee loodingen op het droge van
den Rotterdamschen waterweg bij laag water,
door de ambtenaren van den waterstaat en het
loodswezen gemeenschappelijk verricht, gaven de
volgende uitkomsten:
27 AprilLangs het Noorderhoofd 31lijn der
geleidelichten 29,5; witte tonnenzijde 27,5 deci
meter
8 MeiNoorderhoofd 31, lijn der geleide lichten
30 decimeter; witte tonnenzijde geen gelegenheid
om te looden.
Volgens de Arnh. Ct. zijn de wetsontwerpen tot
reorganisatie der rechtbanken en kantongerech
ten in de afdeelingen der 2e kamer zeer ongunstig
ontvangen en bestaat er weinig kans op aanne
ming daarvan.
Men schrijft ons uit Rotterdam:
„Dezer dagen deelde het Vaderland mede welke
adressen tot ondersteuning van het voorstel-Moens
reeds bij de tweede kamer waren ingekomen,
en hoe groot op die adressen het getal ondertee
kenaren waren. Als ware dat alles wat er van
het petitionnementwaartoe Volksonderwijs het
initiatief heeft genomente wachten is hebben
sommige dagbladen der tegenpartij terstond de
gevolgtrekking gemaakt, dat uit deze cijfers bleek
hoe luttel weinig sympathie het voorstel-Moens
bij de bevolking vond. In een dier bladen werd
meer in het bijzonder Rotterdam genoemd. Het
adres van hier telde nog geen 500 namen. En dat
in het liberale Rotterdam!
„Men is met deze conclusiën wel zeer voorba
rig Op dit oogenblik circuleeren hier nog ver
scheidene lijsten. Het adres, door het Vaderland
vermeldwas met eenige lijsten, die volgeteekend
waren, vooruitgezonden; de overige lijsten moeten
nog volgenen men mag verwachtendat het
heb ik niet te stellen. Ik heb behoefte aan werk,
maar niet aan ledigheid en genadebrood. Ik ben
wel oud, maar ge weet niet hoe krachtig ik mij
nog gevoel en hoe het werken mij behaagt."
De schok had op hem ongeveer dezelfde uitwer
king, die hij vroeger op Cecily had gehad. De
in hem sluimerende trots was ontwaakt en stond
geharnast op. Zijne dochter moest met de eerst
volgende post over die betrekking te Liverpool
schrijven, en eer de week uit was had men hem
tot dat vreemde, zoo weinig voor hem geschikte
ambt aangenomen. Hij zou de derde zijn van een
drietal hulppredikers in eene groote gemeente,
waartoe eenige der slechtst befaamde wijken van
de stad behoorden; het werk zou zeer zwaar zijn
en de bevolking verkeerde in een diep gezonken
toestand.
„Ge zult dat nimmer uithouden, papa," zei
Cecily met tranen in de oogen.
„Gekheid, gekheid," antwoordde hij met koorts
achtig ongeduld; „schrijf dadelijk, dat ik het
aanneem. Het zal mij integendeel veel goed doen."
{Wordt vervolgd.)