N°. 104. 119e Jaargang. 1876. Dinsdag 2 Mei. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent. Advertentiën20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.! van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. FEXJILLSTOM.. De hulpprediker van Brentburn. Middelburg, I Mei, Door burgemeester en wethouders van Middel burg wordt het volgende bekend gemaakt. Natïoxmle-Militi e. Oproeping ran rerlofgangers der lichtingen 1873 en 1874. De burgemeester van Middelburg brengt ter kennis van belanghebbenden: dat het Z. M. den koning heeft behaagd, bij kabinets-rescript van den 7en Maart jongstleden n°. 9, den minister van oorlog te machtigen, om in dit jaar tot den werkelijken dienst op te roepen: 1. voor herhalings-oefeningen: a bij het regiment grenadiers en jagers; de mi licien-verlofgangers der lichting van 1873, van 18 Juli tot 21 Augustus, en die der lichting van 1874, van 23 Augustus tot 26 September; b. bij het 2e, 3e, 4e, 5", 6e en 7e regiment infante rie: de milicien-verlofgangers der lichting van 1873, van 4 Mei tot 7 Juni; c bij het Is regiment vestingartillerie, de mili cien-verlofgangers der lichting van 1874, met uit zondering van die welke tot de torpedo-compagnie behoorenvan 20 Mei tot 28 Juni d bij hét 2e regiment vesting-artillerie: de mili cien-verlofgangers der lichting Yan 1874, van 1 Juli tot 9 Augustus e bij het 3e regiment vesting-artillerie de mili cien-verlofgangers der lichting van 1874van 6 September tot 14 October f bij het korps pontonniers: de milicien-verlof gangers der lichting van 1873, van 17 Juli tot 25 Augustus g bij de regimenten veldartillerie en het regiment rij dende-artilleriede milicien-verlofgangers der lichting van 1873 van 21 Juli tot 29 Augustus; h bij het bataljon mineurs en sappeurs de mili cien-verlofgangers der lichting van 1874, van 3 Augustus tot 11 September. 2. Yoor het bijwonen van troepen vereenigingen en het deelnemen aan oefeningen op groote schaal; i bij het le en 8e regiment infanterie: de mili cien-verlofgangers der lichting van 1873 en 1874, van 31 Juli tot 29 Augustus; h bij de compagnie hospitaal-soldatende milicien- verlofgangers der lichting van 1873mede van 31 Juli tot 29 Augustus, zullende zij bij den staf der compagnieën waartoe zij behooren moeten op komen l bij de vesting-artillerie van de lichting van 1873de milicien-verlofgangers van de 2e compagnie van het 3e regimentvan 17 Juli tot 15 Augustus; die van de 3* compagnie van dat regiment en van de 3«4«, 5e en 13e compagnie van het le regiment van 31 Juli tot 29 Augustus; die van de 8ecom pagnie van het 3e regimentvan 14 Augustus tot 12 September die van de 11" compagnie van het le regiment van 28 Augustus tot 26 September; die van de hiervoren niet genoemde compagnieën van het le regimentmet uitzondering van de torpedo-compagnie van 22 Juli tot 19 Augustus; die van de hiervoren niet genoemde compagnieën van het 3e regiment van 5 Augustus tot 2 Sep tember en die van de hiervoren niet genoemde com pagnieën van het 2° regiment van 19 Augustus tot 16 September; m bij het bataljon mineurs en sappeursde mili- cien-verloigangers der lichting van 1873 van 24 Juni tot 31 Juli. 33. Naar het Engelsch van Mevrouw Oliphant. (Vervolg.) Cecily, die reeds verontwaardigd begon te wor den, voelde zich weer vriendelijker gestemd en hernam: „Begrijpt ge niet, dat een meisje, dat daar zoo onschuldig staat als ik, dikwijls geprik keld wordt om veel meer te zeggen dan zg eigenlijk bedoelt? Wat kunnen wij meisjes doen? sommige dingen uitspreken die ons 't hart in de keel drijven en ons inwendig doen koken, en er dan berouw over hebben! dat is 'teenige waar wij goed voor zijn. Wij kunnen niet handelen gelijk gij mannen, en wij gevoelen het des te fijner, juist omdat wij niet kunnen. Al wat ik gezegd heb, mijnheer is de waarheid; maar wat komt heter op aan? Iets kan geheel verkeerd zijn, zonder dat er toch iets aan te doen is. De betrekking komt u eigen lijk niet toe; papa moest die hebben; maar wat helpt dat nu? Niemand zal haar aan papa geven, en als gij haar niet aanvaardt zal een ander het doen; neem het dus maar aan, ofschoon het een schreeuwend onrecht is. 'tls uwe schuld niet, het is ik weet niet wiens schuld het is. De wereld 3. Tot oefening in het rijden met voertuigen. n bij de huzaren van de lichting van 1873 de milicien-verlofgansers van het Is en 2e regiment, van 2 tot 21 Octoberen die van het 3« en 4C regiment van 23 October tot 11 November. Gezien de daartoe betrekkelijke circulaire van den commissaris des konings in deze provincie van den 15en April 1876A n°. 13893e afdeeling (Provinciaal blad n°. 40) roept bij deze de militie verlofgangers dezer gemeente op overeenkomstig bovengemelde bepalingenom op tijd en plaats, als in de door mij aan hen uit te reiken order is vermeld, tegenwoordig te zijn voorzien van al de voorwerpen van kleeding en uitrusting door hen bïj hun vertrek met groot verlof medegenomen, benevens van hun verlofpas, teneinde rechtstreeks naar hun korps te vertrekken. Voorts wordt ter hunner kennis gebracht, dat zij die in gebreke blijven op den bepaalden dag onder de wapenen te komenbij hunne latere opkomst zooveel langer in dienst zullen worden gehouden, en dat zij worden gewezen op art. 145 der militiewet, volgens hetwelk de verlofganger die niet aan de oproeping voldoetals deserteur zal worden behandeldterwijl zij die wegens ziekte niet op den bepaalden tijd onder de wape nen komen zullen, zoowel in het algemeen belang van den dienst als om misbruik tegen te gaan, te dier zake niet voor diligent worden gehouden, maar in den regel verplicht zijn, zich na hunne herstelling bij hun korps te voegen, teneinde ge durende zes weken in den wapenhandel geoefend te worden. Hiervan is afkondiging geschied waar het be hoort te Middelburg 27 April 1876. De burgemeester van Middelburg, (Get.) SCHORER. GEMEENTE-FINAN CIEN. De burgemeester en wethouders van Middelburg maken bekend: dat op den 24en April 11.in de openbare zit ting van den gemeenteraad heeft plaats gehadde uitloting a van éen aandeel in de geldleening van 200,000, en dat ter aflossing is aangewezen, n° 144, groot f 1000. b van drie obligatiën der geconverteerde schuld dezer gemeenteter aflossing waarvan zijn aangewezen de n0B 22, 120 en 220 ieder ad f 500. Deze stukken zijn na den len Juli a. ten kantore van den gemeente-ontvanger betaalbaar gesteld. Middelburg, den 28en April 1876. De burgemeester en wethouders voornoemd, (Get.) SCHORER. De secretaris, (Get.) G. N. DE STOPPELAAR. De geruchten, welke reeds eenige dagen geloo- pen hebben over eene wijziging, door de Belgische is hard en onrechtvaardig, en slechts nu en dan ontmoet men iemand die zeer goed en zeer vrien delijk is en ons weêr met die wereld verzoent." Zij hief de hand op, om de oogen af te wisschen, die de verontwaardiging en de tranen des te meer deden schitteren. Zg dacht aan den slachter, geen heel verhevene gedachte, zal men zeggen; doch Mildway, innig geroerd, meende dat zij op hem doelde. „Ik ga naar Oxford terug," sprak hij haastig; „Londen kan ik later wel eens bezoeken. Ik zal iedereen gaan spreken die bij de zaak betrokken is en hun zeggen wat gij mij gezegd hebt. Gij hebt inderdaad gelijk; 'tzou slecht en verkeerd zijn, dat ik of iemand anders het ambt kreeg ter wijl uw vader hier is. Ik zal dat aan den presi dent der faculteit en aan iedereen voorhouden. 'tZal mijne schuld niet zijn, als aan uw vader geen recht weervaart." Zij waren nu dicht bij de deur der pastorie. Cecily's geestdrift was overgegaan op Mildway, wiens oogen glinsterden, wiens wangen gloeiden, gelijk de hare. Cecily was er niet aan gewoon, dat anderen zoo spoedig hare opgewondenheid deelden en zag hem dus half onthutst aan;, meestal trachtte men haar neêr te zetten, verwonderde men zich over haar vuur, berispte men haar min of meer en temperde men haar ijver door verbaas de of afkeurende blikken. Dat deze nieuwe be kende zoo dadelijk vuur vatte was iets nieuws zoodat zij zelfs eenigszins verschrikte over 't geen zij gezegd had. en de Nederlandsche regeeringen in het tractaat betreffende het kanaal NeuzenGent gebracht, worden bevestigd door de mededeelingen van onzen Brusselschen correspondent. Ziehier wat hij ons schrijft: „Gij weet welke moeilijkheden het tegenwoordige katholieke ministerie zich op den hals heeft ge haald, tengevolge van de conventie betreffende het kanaal van Neuzen. Het ministerie bevond zich in den letterlijken zin van het woord tusschen het aanbeeld en den voorhamer. De stad Gent was het aanbeeldAntwerpen diende voor hamer. Zooals te begrijpen is juichte Gent de conventie toe. Daar deze stad er een onberekenbaar belang bij had dat het kanaal werd verbeterd, vond zij den prijsdien de heer .Jules Malou had betaald om van het kabinet te 's Gravenhage de noodzakelijke machtiging te krijgen, niet te groot. Hij had aan de Nederlandsche haven dezelfde voorrechten toe gekend, die de haven van Antwerpen geniet. „Ternauwernood was de inhoud der conventie in onze eerste handelsstad bekend of er ontstond een heftige oppositie. De gemeenteraad hield een buitengewone zittingde kooplieden belegden meetingsde eene deputatie werd na de andere naar Brussel gezonden naar den koning en naar de ministers, om te verklaren, dat de bedoelde conventie de doodsteek zou worden voor de haven van Antwerpen. Niet alleen, zeiden de Antwer penaren, verleent de regeering aan een vreemde en concurreerende haven dezelfde voorrechten die onze stad heeft, maar Antwerpen zal bepaald in on gunstiger conditie komen, want, tengevolge van de vermindering van het tarief voor een gedeelte van den spoorweg tusschen Luik en Nederland, zal het b. v. in het belang der Duitsche kooplieden wezen om over de haven van Neuzen in plaats van over Antwerpen te expedieeren. „De Gentenaren zaten van hun kant ook niet stil. Door tusschenkomst van hun gemeenteraad hebben zij bij den koning aangedrongen de con ventie niet op te geven. Wat zou er van Gent worden indien de uitdieping van het kanaal niet tot stand kwam! „Wat zou de regeering doen? Zij maakte om een alledaagsche uitdrukking te bezigen beide steden lekkerwas tegenover beide even mild met schoone beloften en verzekerde dat zij beide groote belangen evenzeer genegen was. „Intusschen bleef de conventie van het kanaal naar Neuzenhoewel de Belgische kamer in 1874 het onderwerp reeds urgent verklaarde, een doode letter. Men hoorde er niet meer over spreken, en om een zeer goede reden. De verkiezingen in Juni 1876 nl. zullen waarschijnlijk over het lot van het ministerie en van de meerderheid beslissen. „Dit stilzwijgen over en dat vergeten van de „Zoudt gij dat wezenlijk doen?" vroeg zij, ter wijl de tranen weêr in haar oogen kwamen. „O ik heb misschien verkeerd gehandeld, mijnheer. Papa zou het althans niet van u verlangen; hij zou zeggen dat hij in zijn gansche leven nooit om iets gevraagd heeft en ook thans niet om eene betrekking zou willen bedelen. Ik zou ook mis schien de helft niet gezegd hebben, als ik maar van eenig nut had kunnen zijn, maar ik ben te onkundig en te onervaren om iemand den weg te kunnen wijzen." „Ja, gij zijt in zeker opzicht onkundig", her vatte hij„gij kent de drogredenen niet, waarmede wij ons zeiven en anderen zand in de oogen strooien. Gij durft zeggen wat recht en wat on recht is, en voor ten minste ééns in mijn leven zal ik het ook doen." Twee groote tranen rolden onverwacht uit hare oogen; haar gelaat helderde op als de hemel wanneer de zon verrijst en de rozengloed van den dageraad verspreidde zich op hare wangen. Hare ontroering was door de verrassing zoo vergroot dat zij bijna niet geregeld kon denken. Daar, waar zij 't minst reden had er op te hopen, vond zij meegevoel en bijstand in 'toogenblik van nood. Zelfs de krachtigste en vastberadenste menschen weten niet hoeveel behoefte zij aan sympathie heb ben, vóór 't oogenblik dat men hun die schenkt. Cecily werd er zwak, niet sterk onder; zij had aan den weg kunnen gaan zitten om te schreien. Zij kreeg eene onverstandige opwelling om hem alles te vertellen, vooral het gebeurde met den conventie hebben voor het oogenblik de oppositie uitgebluscht. Maar de heer Jules Malou had er een voorgevoel van dat zij weldra krachtiger dan ooit zou ontwaken, te meer wanneer men er den eisch aan verbond tot niet-uitvoering van den spoorweg Antwerpen-Gladbach, en hij beproefde daarom in den Haag eene wijziging in de overeen komst te verkrijgen, wat hem ten slotte gelukte. In afwijking van de oorspronkelijke conventie, waarbij voor altijd aan de haven van Neuzen dezelfde voorrechten werden toegekend als aan die van Antwerpen, zal volgens de nieuwe overeenkomst Neuzen die voorrechten slechts gedurende vijftien jaren genieten. Daarentegen zou de heer Malou voor deze wijziging een internationaal tractaat verschaffendat reeds door de Belgische kamer is goedgekeurd, tot den zeer kostbaren aankoop van den spoorweg LuikLimburg. „Zoo is de zaak gelegen. De katholieke bladen juichen. Als men hen hoort zou men meenen, dat de heer Malou een meesterstuk heeft tot stand gebracht. Wat zou hg echter hebben gedaan indien de gemeenteraad van Antwerpen hem niet de handen gebonden had? Daarenboven moet men, om een juist oordeel te kunnen vellen, eerst de officieele bepalingen der nieuwe conventie kennen. In ieder geval zal men moeten toestemmen dat het een treurig verschijnsel is, dat quaesties van zui ver economischen aard eene verschillende oplossing erlangen, naarmate de belangen van de in vloedrijkste kiezers zulks schijnen te vorderen. Ziedaar waartoe het clericale ministerie is ge komen." Tot zoo ver onze correspondent. Het blijkt dus nu dat de voordeelen door eene vorige Nederland sche regeering bedongen, door de tegenwoordige zijn prijs gegeven op verlangen van het Belgische ministerie. De vraag rijst of de thans gewijzigde conventie niet op nieuw aan de goedkeuring onzer tweede kamer moet onderworpen worden. De artikelen 2, 3, 8 en 9 van het tractaat zgn reeds door haar goedgekeurd, maar art. 11, dat over het spoorweg-tarief handelt, ofschoon aan hare goedkeuring niet onderworpen, bevatte eene be paling in het voordeel der Nederlandsche haven, welke de andere artikelen meer aannemelijk maakte. De goede trouw, zoo niet de letter der grondwet, schijnt dus te vorderen, dat wanneer art. 11 ge wijzigd is, zulks niet aan de kennisname der wet gevende macht onttrokken worde. Naar wij vernemen is op de heden gehoudene buitengewone vergadering van aandeelhouders der maatschappij tot exploitatie van staatsspoor wegen de overeenkomst met de Belgische regee ring tot afstand van het gedeelte HasseltLuik van den Luik-Limburgscken spoorweg aangenomen. slachter, en hem toe te vertrouwen hoe vriendelijk die was geweest. Een en ander ging werktuigelijk door haar hoofd. Wat zij wel in den storm van hare gewaarwordingen, onder hare tranen, en be halve 'tgeen hare oogen uitspraken, zou gezegd hebben, weet ik nietmaar op dat oogenblik kwam de hulpprediker op zijn gemak uit de pastorie en maakte het noodzakelijk dat de tranen en alle andere uitwendige teekenen van aandoening wier den weggewischt. „Cecily, 't is etenstijd", sprak hij. „Kindlief, ge moest niet op 't heetste gedeelte van den dag wan delen, en mijnheer Mildway zal ook wel vermoeid zijn en behoefte aan eenige versterking hebben." De zachtzinnige hulpprediker voegde er nog bij, ter wijl hij de deur opende om zijn gast te laten vóórgaan: 'tls reeds lang geleden dat wij ontbe ten hebben." Hij was geen groot eter, maar hij had een allerkalmsten, regelmatigen eetlust en kon niet goed dulden dat men 't etensuur niet stipt in acht nam. HOOFDSTUK XIV. HOE PREDIKANTSPLAATSEN BEGEVEN WOKDEN Zonder eenig verwijl keerde Mildway naar Ox ford terug, omdat hij wist dat de president dei- faculteit, die een huisgezin had, de najaarsreis, welke hij altijd zonder uitzondering deed, nog niet had aangevangen doch ik moet er bijvoegen, dat Mildway, ofschoon niemand begeèrïger kon

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1