Naar de afdeelingen worden verzonden I. Een brief van den minister van binnenlandsehe zaken van 30 Mei 1876, 1. s. afd. 3, met een afschrift van 'skonings besluit van 27 Mei 1876, n°. 13, waar- bij de verplichting, opgelegd bij 's konings besluit van 17 December 1819 tot onderhoud van sommige werken door de provincie, wordt opgeheven, met een voorstel om gebruik te maken van de diensten van den hoofd ingenieur en de ingenieurs van den rijkswaterstaat voor het onderhoud van en het toezicht op de provin ciale werken. II. Mededeeling van den commissaris des konings van den brief van den minister van binnenlandsehe zaken van 29 Juni 1876 1». A. 6e afd., gericht aan gedeputeerde staten omtrent de herstelling van het kerkgebouw der hervormde gemeente te Brouwers haven. Insgelijks worden naar de afdeelingen verzonden: de volgende voorstellen van gedeputeerde staten: A. Naar aanleiding van het door den heer nu. W. Ph. Vis aan de staten ingediend voorstel tot het beschik baar stellen eener som uit de provinciale fondsen voor onderwijs in de hulpwetenschappen van den landbouw, te geven aan onderwijzers in de lagere scholen en voor het bekostigen der voordrachten van wandelleeraars, met eene nadere mededeeling te dier zake. B. Omtrent het verzoek van het gemeentebestuur van Nisse tot toepassing van art. 36 der wet op het lager onderwijs ter tegemoetkoming in de gewone kos ten van bedoeld onderwijs. C. Naar aanleiding van een dergelijk verzoek van den raad der gemeente Koewacht. D. Naar aanleiding van gelijk verzoek van den raad der gemeente Eede. E. Omtrent een verzoek van den raad der ge meente Rilland tot toepassing van art. 36 der wet op het lager onderwp ter tegemoetkoming in de kos ten van den bouw van een nieuw schoollokaal. F. Omtrent de bestemming van het gebouw in ge bruik geweest bij het provinciaal gerechtshof. G. Ter zake der voortdurende verpleging der be hoeftige krankzinnigen dezer provincie in het genees kundig gesticht te Delft. H. Naar aanleiding van het verzoek van J. B. Tem merman c. s., ingezeten van Hoofdplaat, om opname- dier gemeente onder de aanlegplaats van den stoomboot- dienst op de Wester-Schelde. I. Omtrent een tot de staten gericht adres van I. Wondergem, provinciaal opzichter der wegen tot verhooging zijner jaarwedde. J. Ter zake van een tot de staten gericht adres van G. Larooij, schipper in het overzetveer van Gorishoek op Yersekendam, om subsidie; met de noodige mede deeling omtrent het veer. K. Tot toewijzing van het Nederlandsch gedeelte van den Willem Leopoldpolder aan het waterschap der sluis aan de Wielingen met eene latere nota van ge deputeerde staten te dier zake. L. Tot toevoeging van het reglement voor de eala- miteuze polders of waterschappen met eene latere nota van gedeputeerde staten te dier zake. M. Tot wijziging en aanvulling van het reglement voor het waterschap Schouwen. N. Tot het vaststellen van een reglement voor het waterschap Stoppeldijk c. a. met latere daarin gebrachte wijzigingen en eene nota der door de betrokken pol derbesturen of ingelanden medegedeelde opmerkingen en bedenkingen daaromtrent. O. Omtrent het verzoek van het hoofdbestuur der in 1877 te houden internationale tuinbouwtentoonstel ling te Amsterdam om een subsidie ten behoeve dezer onderneming. P. De verantwoording van gedeputeerde staten wegens de enkel provinciale en huishoudelijke inkom sten en uitgaven over 1874. Q. De begrooting der kosten van het provinciaal bestuurvoor zooveel het rijksbestuur is voor 1877. R. De begrooting der enkel provinciale en huis houdelijke inkomsten en uitgaven voor 1877 met een voorstel van gedeputeerde staten betreffende de te heffen opcenten op de grond- en personeele belasting ten behoeve der provincie. De mededeeling dat de presentielijst van de verga deringen van gedeputeerde staten, ter voldoening aan art. 86 der provinciale wet ter kennisgeving der leden ter griffie is nedergelegdwordt voor kennisge ving aangenomen. Hetzelfde is het geval met de mededeeling dat een staat van al de provinciale ambtenaren en bedienden, ingevolge art. 11 der i nstructie voor gedeputeerde staten ter inzage voor de leden ter griffie is neder gelegd. De voorzitter steltin overeenstemming met gedeputeerde staten, voor den heer«I. P. 1.Butcux ingevolge zijn verzoek, ontslag te verleenen als griffier der statenmet ingang van 7 dezeren wel op de meest eervolle wijze en onder dankbetuiging voor de vele en gewichtige diensten, door dien heer aan de provincie bewezen. Bij acclamatie wordt overeenkomstig dit voorstel besloten. De voorzitter geeft te kennen dat gedeputeerde staten, geen ander besluit kunnende verwachten, gemeend hebben de vervulling der te ontstane vacature te moeten bespoedigen en daarom reeds eene voordracht hebben opgemaakt, teneinde in eene volgende zitting der staten eene benoeming te doen plaats hebben. Op die voordracht zijn geplaatst: als le candidaat (met het lot tegen m'. A. J. van Deinse) de heer mr. A. R. Arntzenius, adjunct-commies le klasse ter pro vinciale griffie van Zuid-Holland; als 2« candidaat de heer va*. A. J. van Deinse, rechter plaatsvervanger en procureur bp de arrondissements-rechtbank te Mid delburg; en als 3" candidaat de heer m1. E. Fokker, advocaat en secretaris der kamer van koophandel en fabrieken te Middelburg. De benoeming zal nader aan de orde worden gesteld. Tegen de eerstvolgende openbare vergadering wordt aan de orde gesteld de benoeming van een lid van gedeputeerde staten, ter vervanging van den heer H. «F. vara Deinse, die zijn ontslag als lid der provinciale staten heeft genomen, alsmede van een lid der staten, bedoeld bij art. 89 der provinciale wet. Ten slotte wordt overgegaan tot de splitsing der

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 9