N°. 100.
119e Jaargang.
1876.
Donderdag
27 April.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per 3/m. franco f 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent,
Advertentiên: 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.! van 1—7 regels f 1,50;
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Middelburg, 26 April.
PEUILLETON.
De hulpprediker van Brentburn.
IUIODËLBURGSCHE COURANT.
Sedert vele jaren is van over de grenzen
zulk eene „blijde boodschap" voor de zaak van
den vooruitgang en de verlichting niet tot ons
gekomen als de redevoeringdoor den Franschen
minister van onderwijsden heer Waddington,
jl. Zaterdag in de Parijsche Sorbonne uitge
sproken. Mag deze rede als een regeerings-
programma beschouwd worden, dan is aan
alle vrienden van Frankrijk de hoop geoorloofd
dat deze natiena zoo dikwijls en zoo lang
der wereldbeschaving den weg gewezen te
hebbenspoedig hare eereplaatswelke zij
sedert een dertigtal jaren ongeveer verlaten
hadherwinnen zal.
„Ons landdus besloot de minister zijne
redein welke hij in groote trekken een over
zicht gegeven had van de tegenwoordige rich
ting der wetenschappelijke onderzoekingen in
Europaons land wil niet slechts andere
natiën tot voorbeeld wezen door de stelselma
tigheid en de scherpzinnigheid, welke bp
wetenschappelijke navorschingen steeds het
deel onzer geleerden geweest zijnmaar ons
land verlangt in alles wat de letterkunde en
de wetenschap betreftaan de spits der natiën
te blijven. Om dat doel te bereiken zal
Frankrijk veel moeten doen voor het open
baar onderwijs in al zijne takken, voor het
hooger en middelbaaren ook voor het lager
onderwijsdat ons allen na aan het hart ligt.
„Wij zullen veel moeten doen en groote
offers moeten vragen aan de vaderlandsliefde
van het volk en zijne vertegenwoordigers,
want om voor het onderwijs iets goeds tot
stand te brengen zijn groote uitgaven noodig.
Wij moeten veel geld besteden voor de vesti
ging van scheikundige laboratoriënvoor de
aanvulling onzer boekverzamelingen voor de
gebouwen onzer hoogescholen zoowel te Parijs
als in de provinciën. Wij moeten nieuwe leer
stoelen oprichten en op verschillende pun
ten van ons land volledige en krachtige hoo
gescholen oprichtendie als zoovele lichtbakens
voor onze departementen zullen wezen. Ook
moeten wijen ik hecht aan dit punt een
groot gewicht, den weg gemakkelijk maken
aan jeugdige geleerden van talentdie na
hunne studiën voltooid te hebben, een cursus
31.
Naar het Engelsch van Mevrouw Oliphant.
(Vervolg.)
„Dat zie ik niet in, mijnheer," liet vrouw Joel
er dadelijk op volgen. „Mijnheer St. John is oud
en zijn werk begint hem wat moeielijk te vallen,
maar ik tart ieder in het dorp, te zeggen dat de
kerk niet zoo schoon als een brand is. Mijnheer
St. John wordt wat zwak in de knieën en kan
de lange tochten niet meer doen waar hij vroeger
toe in staat was. Wat mij betreft, ik mag ook
oud zijn, maar wat het hanteeren van de dweil
en den schrobber betreft doe ik nog voor niemand
onder. Tusschen mijnheer St. John en mij is een
groot verschil. Hij moet aan zijne meisjes en aan
die kleine kinderen denken, maar ik behoef voor
niemand dan mij zelve te zorgen. Mijn hoofd is
dus vol met mijn werk en met niets anders. Gij
zult geen andere vrouw in het dorp vinden, die
het zoo goedkoop en zoo goed doet als ik."
„Maar vindt ge niet dat het zeer hard voor mijnheer
St. John is, op zijn leeftijd weg te moeten?" vroeg
Mild way, die zoo geheel vervuld was met de zaak,
dat hij vragen deed die zeer weinig te pas kwamen.
verlangen te openen over den eenen of ande
ren tak van wetenschap, welken zij in 'tbij
zonder tot het onderwerp hunner onderzoekin
gen gemaakt hebben.
„Ten aanzien van het middelbaar onderwijs
is er zooveel niet te doenniettemin zullen
wij ook hiervoor aan de kamers aanzienlijke
offers moeten vragen, die wij hopen dat ons
niet geweigerd zullen worden. Ook zijn wij
voornemens uitbreiding te geven aan het tee-
ken-onderwijswaarin reeds zeer goede uit
komsten verkregen zijn en waarvan de verbe
tering, naar wij hopenop geen bezwaren
stuiten zal.
„Ten slotte wensch ik u in 't bijzonder de
bedoelingen der regeering mede te deelen ten
aanzien van het lager onderwijs. Sedert eenige
jaren hebben vele uitstekende mannen hunne
aandacht gevestigd op hetgeen in andere lan
den geschiedt, waar de leerplicht is ingevoerd.
Het valt niet te ontkennen dat zij over het
algemeen tot dat stelsel overhellen en dat hun
gevoelen door het voorbeeld van Engeland
Duitschland en Zwitserland in hooge mate ver
sterkt wordt. Wat ons betreft, wij zijn beslo
ten om met voorzichtigheidmaar zonder af
te wijken, ons in diezelfde richting te bewegen
Levendige toejuichingen).
„Het is ons voornemen niet, op lichtzinnige
wijze bij wet of besluit den leerplicht in te voe
ren. Dit zou niet slechts dwaasheid, het zou mis
leiding zijn. Wij zouden even goed tot een
aantal huisvaders kunnen zeggen „Wij weten
dat er geen scholen onder uw bereik zijn,
niettemin zullen wij u noodzaken er uwe kin
deren heen te zenden." Willen wij iets goeds
en degelijks uitwerken, dan moeten wij in een
aantal gemeenten, waar nog geen scholen be
staan, of waar de bestaande scholen meer ge
lijken op beestenhokken dan op inrichtingen
van onderwijsbehoorlijke scholen vestigen.
In de bergachtige streken moeten overal buurt-
scholen opgericht worden. Ook het aantal
onderwijzers moet op groote schaal uitgebreid
en dat der normaalscholen vermeerderd worden.
„Wanneer dat werk voltooid zal zijn, en
daartoe worden groote geldelijke offers geeischt,
wanneer wij overal binnen de grenzen van
Frankrijk de school onder het bereik der ouders
en der kinderen gebracht hebben, dan zullen
wij zeggen De leerplicht is noodzakelijk de
vader heeft evenmin het recht zijn kind het
Vrouw Joel zat er in. Zij wenschte niets kwaads
van den hulpprediker te zeggen, en toch, als zij
te veel goeds van hem sprak, zou de nieuwe dominé
dat misschien kwalijk nemen en kon het. nadeelig
zijn voor hare belangen. Zij zag hem dus sterk
aan en wendde hare oogen niet van zijn gelaat af,
ten einde de veranderingen, die zij er op mocht
ontdekken, tot richtsnoer te nemen.
„Tusschen groote luï en arme lui," antwoordde
zij eindelijk wijsgeerig, „bestaat eene groote kloof,
zoo als de Schrift zegt. Zij kunnen niet over ons
oordeelen en wij over hen niet. Hij kan veel beter
voor zich zelf spreken en voor zich zelf zorgen,
dan ik en mijns gelijken het voor hem zouden
kunnen doen; en ik denk dat hij wel zou kunnen
blijven als hij het zelf verkoos; maar wat mij
aangaat, mijnheer, moet ik naar uwe orders vra
gen," en andermaal volgde er eene neiging. Dit
orakel, dat werd aan Mildway duidelijk, zou hem
geen leiddraad aan de hand doen.
„Nu," zet hij losjes, „ik zal er juffer St. John
eens over spreken, want ik weet nog niet genoeg
van het dorp; en als zij het goedvindt.
Er kwam eene flikkering van begrip in die
oogen, die hem zoo onafgewend aanstaarden, eene
uitdrukking van gemengd genoegen en medelijden
in dat oude gelaat. „Als dat zoo is, zij de Heer
geloofd!" riep zij uit. „Ik hoop, mijnheer, dat
gij juffer Cecily bedoelt. Zoo er ooit eene lieve
dame is geweest, dan was het hare goede moeder
die dood en bij God is, en juffer Cecily is haar
sprekend evenbeeld. De Heer zij met u, mijnheer,
brood voor het verstand te onthouden, als hij
het dat voor het lichaam weigeren mag. Wie
nog in gebreke blijven mocht dien plicht te
vervullenzou dan met recht volgens de wet
gestraft kunnen worden. Herhaalde levendige
toejuichingen.)
„Ziedaar, gij zult het mij toestemmen, geen
fraai klinkende volzinnen, maar eene zeer een
voudige, zeer bedachtzame en praetische han
delwijze, welke naar mijne overtuiging de eenige
manier is om het doel te bereiken, dat wij
allen, de een wat ongeduldiger en vuriger dan
de ander, maar toch eenpariglijk nastreven."
De minister sprak vervolgens over de aan
staande wereldtentoonstelling van 1878als
over een vreedzamen wedstrijd, waarin Frank
rijk, nu het eenmaal tot een vasten regeerings-
vorm gekomen isaan de wereld hoopt te
toonen dat het op het gebied der nijverheid
geen mededinging schroomt en op dat der kun
sten steeds de eerste der natiën gebleven is.
Zulke woorden, zulke betuigingen, die met
daden gelijk staanalthans op daden het uit
zicht openen, geven nieuwen moed aan allen,
die voor den vooruitgang der menschheid strijden
en daarin vertrouwen stellen. Te lang reeds
waren zij genoodzaaktwilden zij de hand niet
reiken aan de partij welke geestverdrukking
en priesterheerschappij in haar schild voert,
hunne blikken te wenden naar het Oosten
waar slecht aaneensluitende „keizersbonden",
strenge strafrechtsparagrafen'en andere
middelen van geweld worden aangewend om
de wereld in het rechte speor te honden. Nu
ook in Frankrijk de banier van den vooruit
gang ontplooid en als veldteeken aangewezen
wordt in den strijddie met de wapenen der
vrijzinnigheid en der volksverlichting gevoerd
moet wordennu wenden aller oogen zich weder
daarheen en herhalen hoopvol de woorden, waar
mede de Fransche minister van onderwijs, onder
de warme toejuichingen van allen die hem hoorden,
zijne rede besloot
„Wij stellen vertrouwen in de toekomsten
met de medewerking van allen, onder de
goddelijke hulp en bescherming, zal de nieuwe
republiek, de republiek van 1875, onze jeug
dige, dierbare republiek, ons vaderland een lang
tijdperk van voorspoed en grootheid doen te
gemoet gaan".
en ik hoop dat ik niet te vrijpostig ben geweest."
Wat meende die oude vrouw eigenlijk? vroeg
Mildway zich herhaaldelijk af, terwijl hij zijn weg
naar de pastorie vervolgde. Wat beteekende het
voor hem, dat Cecily St. John zooveel overeen
komst had met hare moeder? De hulpprediker
had daar ook al van gesproken, alsof er iets bij
zonders aan verbonden was. Welk belang denken
zij allen, dat ik in wijlen mevrouw St. John kan
stellen? zei hij vol verwondering bij zich zelf.
Onderwijl waren de meisjes in de pastorie druk
aan 't overleggen met elkander geweest. Nadat
haar vader uit was gegaan hadden zij een krijgs
raad gehouden, waarbij Mab niet veel anders dan
vragen gedaan en ja geknikt had, want zij was
niet zoo vindingrijk als Cecily. Evenwel was zij
het, die de beraadslaging opende met de vraag:
„Wat hebt gij toch tegen mynheer Mildway in
den tuin gezegd? Gij hebt iets met hem verhan
deld, want hij zag er van daag niet uit zoo als
gisteren avond."
„Ik heb hem eigenlijk niets gezegd," antwoordde
Cecily, „maar ik ben zoo onvoorzichtig geweest
hem te laten gevoelen, dat wij zeer getroffen waren
door de zaak. Of laat ik niet zeggen onvoor
zichtig, want hoe had zij anders kunnen doen
dan ons treffen? Het is eene onrechtvaardigheid,
al ware het de koningin zelve die haar beging,
Maar misschien heeft papa gelijk, dat, als hij niet
kwam, -toch iemand anders zou komen. En ik heb
bemerkt, dat hij toch een hart bezitik haat hem
nu niet zoo fel als gisteren avond."
In de heden gehouden zitting van den Vlis-
singsehen gemeenteraad is het kohier van den
hoofdelijken omslag voor 1876 vastgesteld.
De door den heer F. Wibaut, als nieuw gekozen
raadslid, ingezonden geloofsbrieven zijn onderzocht
en in orde bevonden, doch op voorstel der com
missie is besloten dien heer ni et toe te laten, op
grond dat de verkiezing op onwettige wijze is
geschied.
Een verzoek van den heer C. Schuijlenburg tot
wijziging en afschrijving van zijn aanslag in de
plaatselijke directe belasting op de inkomsten is
afgewezen.
In een volgend nommer geven wij van deze
zitting het gewone verslag.
*In de algemeene vergadering van aandeelhou
ders in de Zierikzeesche stoombootmaatschappij
op 24 dezer te Zierikzee gehouden is rekening en
verantwoording gedaan betrekkelijk de exploitatie
over 1875 en is het dividend vastgesteld op ÏOJ
percent. Dit dividend zou nog grooter zijn ge
weest indien niet op de winst en verliesrekening
bad moeten worden afgeschreven eene som van
f 1000 wegens het verbranden van een zeilschip,
waarvoor de assurantie-maatschappij slecht3 de
helft heeft vergoed. In het reservefonds is ge
stort f 3000 zoomede de f 1000 van de assurantie
maatschappij ontvangenzoodat dit reservefonds
nu bedraagt ruim ƒ7000.
Het voorgenomen muziekfeest te Neuzen, ter
herinnering van het leggen van den eersten steen
voor de sluis van het kanaal naar Gent, op
den 6en Juni 1826, zal den 5™ Juni aanstaande
gevierd worden. Aan het gemeentebestuur is
verzocht eene bijdrage uit de gemeentekas toe te
staan. Op de spoorwegen MechelenNeuzen en
Gent—Neuzen zullen, op den dag der feestviering,
extra-treinen loopenterwijl getracht zal worden
ook in den stoombootdienst op de Wester-Schelde
eene regeling te verkrijgen in het belang der be
zoekers van het feest.
Tegen de nieuwe wet op het hooger onder
wijs is een onverwachte en geduchte vijand
opgestaannamelijk de senaat der hoogeschool te
Leiden. Deze acht de oprichting van vier univer
siteiten zoo noodlottig dat geen dier inrichtingen
zal kunnen worden wat zij wezen moet, zoodat
verlaging van het wetenschappelijk peil van het
onderwijs daarvan het onvermijdelijk gevolg wezen
moet. De senaat heeft daarom de eerste kamer
bij adres verzocht hare goedkeuring aan het ont
werp te weigeren.
De Nieuwe Kott. Ct. komt heden nog eens
„Hebt gij hem gehaat? Ik in 'tgeheel niet.
Hij heeft verstand van teekenen, en hij zei 't een
en ander dat heel verstandig was; dat doen zoo
weinig menschen. Ik zal de kinderen weêr laten
poseeren, wanneer het licht ongeveer hetzelfde is
als de vorige maal, en mijn werk dan afinaken.
Waar zit ge nu aan te denken, Cecily?"
„O, aan zooveel," antwoordde de aangesprokene.
„Welk eene verandering sedert onze terugkomst!
Hoe dwaas van ons, dat wij dachten hier altijd te
zullen blijven! Over een'week of zes moeten wij
vertrekken, ik weet niet waarheen; en wij
moeten onze schulden betalen, ik weet niet waar
van; en verder moeten wij leven, zonder dat wij
iets hebben om van te leven. Kom mij toch te hulp,
Mab. Papa zal niets doen. Gij en ik, wij zullen
raad moeten schaffen."
„Zeg maar niet g ij en i k, Cecilywant ik ben
nooit heel vlug geweest om iets te bedenken; het
zal geheel van u moeten uitgaan. Hoe gelukkig,
dat gij zoo naar mama aardtZouden wij niet naar
tante Jane kunnen gaan?"
„Tante Jane heeft ons drie jaar op school on
derhouden," antwoordde Cecily, „en heeft zelve niet
te veel. Hoe kunnen wij haar om nog meer vra
gen? Als 'het niet zoo verschrikkelijk was van u
te moeten scheiden, zou ik misschien zeggen: Ga
gij, Mab want u zou zij gaarne hebben en
oefen u verder in het teekenen en leer al wat gij
verder kunt, terwijl: k bij papa hier blijf."
Bij die Woorden vulden Cecily's oogen zich met
tranen en begon hare anders vaste stem te haperen.