N°. 98.
119e Jaargang.
1876.
I elegraphische berichten.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per 3/m. franco f 3,50»
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent,
Advertentiên20 Cent per regel,
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz,van 1—7 regels 1,50 j
iedere regel meer f 0,20,
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte,
Middelburg, 24 April.
0 n d e r w ij s,
Kerknieuws.
a o
Het rapport ligt voor ons, waarin eene com
missie van drie leden der alhier gevestigde
afdeeling van de Vereeniging ter bevordering
van fabriek- en handwerksnijverheid haar ge
voelen uitspreekt over de verhooging der be
lasting op het gedistilleerd. Dat rapport in
zijn geheel mede te deelen wordt ons belet,
niet slechts door de uitvoerigheid van het stuk,
maar vooral dewijl er bijna niet éen regel in
geschreven is, met welken wij ons onverdeeld
zouden kunnen vereenigen. De wederlegging,
welke op de mededeeling zou dienen te volgen,
zou dus proportiën aannemen, die onze ruimte
ver zouden overschrijden.
Wij bepalen ons tot enkele opmerkingen naar
aanleiding van hetgeen reeds in ons vorig
nommer uit het rapport werd medegedeeld.
„De ervaring leert, dat met de verhooging
van den accijns op het gedistilleerd, het ge
bruik daarvan toeneemt."
Volkomen juist is deze stelling van het
hoofdbestuur der Vereeniging niet, in zooverre
daarbij het denkbeeld wordt opgewekt van een
rechtstreeksch verband, een verband als
van oorzaak en gevolg, tusschen de aceijns-
verhooging en het gebruik van sterken drank.
Ofschoon dit denkbeeld te ongerijmd is om het
aan de Vereeniging te mogen toeschrijven, ver
dient het echter bestrijding, dewijl anders voor
sommigen de gevolgtrekking voor de hand zou
liggen, dat omgekeerd verlaging van den accijns
tot vermindering van het verbruik zou kunnen
leiden.
Het drankverbruik neemt toe, doch volstrekt
niet in evenredigheid tot de verhooging van
den accijns. Bij de afschaffing van het dag
bladzegel heeft de laatste, zeer geringe ver
hooging plaats gehad; sedert dien tijd is er
niets meer bijgekomen en niettemin zien wij
jaarlijks stijging van het verbruik. Hetzelfde
is het geval in Engeland, waar de accijns in
1860 gebracht werd op ongeveer het dubbele
van den onzen, In de eerste jaren na die
verhooging daalde het verbruik. Later, van
1869 tot 1874, steeg het Weder van 22 mil-
lioen gallons tot 30 millioen, of per hoofd van
0.71 tot 0.94 gallon, zonder dat de accijns
hooger geworden was. In Duitschland, waar
de accijns veel lager is dan bij ons, is de ver
meerdering van het verbruik daarentegen niet
zwakker, maar veel sterker geweest. Zij klom
daar tot ongeveer het dubbele. (Rede van den
heer de Bruijn Kops in de 2e kamer van 21
Dec. 1875).
De oorzaken der toeneming van het drank-
verbruik zijn te zoeken, gelijk ook in het rap
port der commissie gezegd wordt, eerstens in
de verhooging der loonen, welke in de laatste
jaren heeft plaats gehad, zonder dat daarmede
eene verhooging van het zedelijk peil der
arbeiders gepaard ging, welke hen had kun
nen aansporen om de hoogere inkomsten aan
nuttiger zaken dan aan jenever te besteden.
In 't vervolg zal hierin wellicht vooruitgang
komen, indien met de verspreiding en verbe
tering van het onderwijs en met de pogingen
tot verbetering van het lot der arbeiders ook in
andere opzichten voortgegaan wordt. Voorts
in de talrijke openbare werken, in ons land
uitgevoerd en in de kolossale sommen, als een
gevolg daarvan, wegens onteigening aan groo-
tere en kleinere grondbezitters uitbetaald. Ein
delijk en naar ons gevoelen voornamelijk, in
de winzucht der kroeghouders en drankver-
koopers die, door geen wettelijke bepalingen
hoegenaamd in hunne vestiging belemmerd,
overal waar zij slechts kans er toe zien eene
gelegenheid openen om drank te bekomen en
met dien handel, ondanks alle mogelijke ac-
cijnsverhooginggroote winsten behalen,
„De voordeelen, door de schatkist uit de
verhooging verkregenwegen niet op tegen de
nadeelen, die daardoor aan velen worden be
rokkend."
Deze uitspraak der commissie schijnt ons
aan velerlei bedenking onderhevig. Bij de
„velen" die van de verhooging nadeel onder
vinden, behoeft in de eerste plaats niet aan
de drankverkoopers of distillateurs gedacht te
worden. Hunne voordeelen stijgen minstens
even hard als het jenever-verbruik, gelijk de
overal verrijzende en bloeiende „jeneverpalei
zen" voldoende aantoonen.
Wie dus benadeeld worden, moeten de je
never-drinkers zijn. Het klinkt vreemd, eene
tegenstelling te hooren maken tusschen eene
klasse van personen, die in het Nederlandsche
volk onder alle standen zoo sterk is vertegen
woordigd en de Nederlandsche schatkist, die
dan toch geen andere bestemming heeft dan
de bestrijding der uitgavenwelke voor het
volk gedaan worden. Zou de natie in 't alge
meen werkelijk benadeeld zijn, dewijl men in
1870 hare schatkist in staat heeft gesteld om
van het dagbladzegel afstand te doen en daaren
tegen de jenever drinkers iets meer heeft laten
betalen? Zou de werkman schade lijden indien
hij voortaan van zijn zout en zijne zeep die
levensbehoeften geen accijns meer behoefde
op te brengendoch daarentegen voor den
jenever, het weelde-artikeliets meer
moest afstaan Zou de natie in 't algemeen er
schade bij hebben indien een belangrijk han
delsartikel, de suiker, door ontheffing van den
accijns in staat gesteld werd beter met het
buitenland te concurreerenof indien door af
schaffing van den accijns op het geslacht het
vleesch-verbruik eenigszins toenam, wannecr'de
mogelijkheid om daartoe te geraken weder ge
zocht moest worden in het heffen van een
hooger recht op den jenever?
Wij gelooven het niet, vooral wanneer wij
in aanmerking nemen wat deze zelfde jenever
nog aan den staat, ook aan het niet-drin-
kend gedeelte zijner burgers, kost in den
vorm van gevangenissen, armen- en krankzin
nigengestichten, politiemacht en andere derge
lijke instellingen, welke aan den sterken drank
voor een gedeelte haar bestaan verschuldigd
zijn. Men heeft daarbij zich slechts te herin
neren dat in 1875 door de politie te Amsterdam
5128 personen in bewaring werden genomen
wegens straatrumoer in dronkenschap gepleegd
dat door het kantongerecht te 's Hage 731
veroordeelingen plaats hadden wegens overtre
ding der stedelijke verordening betreffende
openbare dronkenschap; dat blijkens de aan-
teekeningen in het weekblad „de Volksvriend"
door de dagbladen in dat jaar vermeld waren
48 vechtpartijen, 55 verwondingen, 8 pogingen
tot moord, 5 gepleegde moorden, 60 zelfmoor
den of plotselinge sterfgevallen, 45 verdron
kenen, zonder van andere misdrijven of onge
vallen te gewagenwelke allen aan het
misbruik van sterken drank hun ontstaan te
danken hadden. Voegt men hierbij de statis
tiek der krankzinnigengestichten, waarin het
drank-misbrüik onder de aanleidende oorzaken
steeds eene zoo belangrijke rol speelt (het
gesticht te Rotterdam nam in 1874 72 nieuwe
lijders opwaarvan 12 aan dronkenschap wer
den toegeschreven), dan is naar ons gevoelen
de gevolgtrekking gewettigd, dat indien er
sprake was van eene balans op te maken
tusschen het voordeel of het genoegen, dat vele
Nederlanders van het gedistilleerd ondervinden
en de nadeelen, welke ten hunnen believe
door een oneindig grooter aantal hunner land-
genooten gedragen worden, de debet-zijde tot
dusverre een zoo aanmerkelijk hooger cijfer
vertoonen zou, dat de tegenovergestelde blad
zijde uog menigen opslag ia dea vorm van
accijns-verhooging zou kunnen vélenalvorens
de beide totalen, zooals men 't in boekkou-
dèrstaal noemt, zouden „kloppen."
Wij zetten deze beschouwingen in een volgend
nommer voort.
=e=s^
de Wolff en C. A. W. A. Bamberg van Liers
A. J. A. Eijckvan Luik J. M. Friedhekn Con
vent van BentheimJ. Voetelink van Herstal
L. M. Brouwervan Bergen op ZoomP. F. van
Muikenvan HelmondL. Rolaffvan Middelburg;
A. Stokmans, van Goes, en P. A. J. Brecheisen,
van Dordrecht.
Het voorloopig verslag der commissie van rap
porteurs uit de eerste kamer over de wet op het
hooger onderwijs bevat niets anders dan de
reeds algemeen bekende bezwaren. De leidende
gedachte der wet is, tengevolge der vele wijzi
gingen die door de tweede kamer aangebracht en
door den minister ingewilligd zijn, voor een deel
verloren gegaan. De zorg voor dat gedeelte van
het hooger onderwijs, dat op de gymnasiën gege
ven wordt, blijft ten onrechte voor, een deel op
de gemeenten rusten. Terwijl twee universiteiten
voor ons land voldoende worden geacht, zal men
er nu vier hebben. De toekenning van het jus
promovendi aan de Amsterdamsche gemeente-instel
ling blijft niet zonder bedenking. Het onvoldoend
staatstoezicht op het bijzonder hooger onderwijs,
waardoor een grondwettig voorschrift niet volko
men naai' den eisch wordt nageleefd, bleef voor
vele leden een bezwaar.
Niettemin schijnt vooral de groote meerderheid
welke zich in de 2e kamer voor de wet verklaard
heeft, een zoodanigen indruk te hebben gemaakt
dat het lot der wet in de eerste kamer vrij gerust
stellend mag genoemd worden. „Men mag vragen,
zoo heet het in het verslag, welke minister
slagen zal in het tot stand brengen eener zoo
moeilijke regeling, wanneer de tegenwoordige, aldus
verworven, bij de eerste kamer schipbreuk leed
Voegen wij hier nog bij dat het Vaderland gis
teren in een hoofdartikel de wet verdedigde, zelfs
mèt de vier universiteiten, o. a. ook op grond dat
het gemis van voldoende intellectueels krachten
voor het verkrijgen der noodige professoren vol
strekt niet bewezen isen dat een deskundige,
dr. Ekker, rector aan het gymnasium te Kampen,
in de Arnhemsche courant de hoofdartikelen
wederlegt, waarmede datzelfde blad de wet bestre
den heeft, op grond vooral dat iets beters thans
niet te krijgen en de wet, zooals zij is, een zeer
grooten stap vooruit is, dan schijnt de aanneming
der wet door de eerste kamer aan geen redelijken
twijfel onderhevig.
De minister van binnenlandsche zaken heeft in
de Staats-courant van 23 en 24 dezer bekend ge
maakt dat op 29 Mei a. in het gebouw der poly
technische school te Delft een vergelijkend examen
zal worden afgenomen van hen die voor de be
trekking van adjunct-ijker der maten, gewichten
en weegwerktuigen in aanmerking wenschen te
komen.
Aan die betrekking is verbonden eene jaarwedde
van duizend gulden.
Wie aan dit examen wenscht deel te nemen,
moet zich vöor 11 Mei schriftelijk bij het depar
tement van binnenlandsche zaken aanmelden, met
nauwkeurige opgaaf van naamvoornamen en
woonplaats, en overlegging van een geboorte-akte
waaruit blijkt, dat de candidaat op 29 Mei 1876
den ouderdom van achttien jaren heeft bereikt,
benevens de verklaring van een geneesheer, dat
hij is van een gezond lichaamsgestel en zonder
voor de uitoefening der betrekking hinderlijke
gebreken.
In de Staats-courant van gisteren en heden zijn
opgenomen de bij koninklijk besluit van 14 Maart
jl. goedgekeurde statuten van de vereeniging ter
voorbereiding en leiding van het Noordelijk evan
gelisch zendingsfeest, gevestigd te Groningen,
wier doel is het organiseeren en leiden van zendings
feesten in Nederland.
De 26 candidaten die bij het examen als surnu
merair bij de maatschappij tot exploitatie van
staatsspoorwegen geslaagd zijnzijn de vol
genden J. P. G. CkaufepiéH. D. Koeleman,
jhr. J. C. G. Goecking, P. Leendertz, P. C. J.
OostwalH. RoepO. M. J. Weymar Schultz,
A. Bomer, O. J. Engelman, F. H. Daems, H.
Pierrot, A. C. de Bree, C. A. van Eossum, A. W.
van den Heuvel en J. Swartz, allen van Utrecht
C. A. Penning, van Weijehmaal; K, R. L. J.
Den 21cn dezer is te Nieuwediep binnengekomen
het stoomschip Prins van Oranjeaan boord
hebbende een detachement mariniers uit Atchin,
onder bevel van den len luitenant H. J. Romenij.
De uitgever J. B. Wolters te Groningen zond
ons de eerste aflevering van een kerkelijk wet
boek, bevattende de reglementen en verordenin
gen der Nederl. hervormde kerk, met aanteekenin-
gen en register, bewerkt door de heeren J. Douwes
en mr H. O. Feith. Eene beknopte geschiedenis
onzer kerkelijke wetgeving zal bij de laatste af
levering gevoegd worden.
Yoor allen die in de kerkelijke en kerkrechte
lijke vraagstukken van onzen tijd belangstellen,
bijzonder ook voor hen die in kerkelijke besturen
zitting hebben, zal dit werk, dat zich door druk
en uiterlijk zeer aanbeveelt, ongetwijfeld van groot
practisch nut zijn.
Tot dijkgraaf van Hoedekenskerke is benoemd
de heer M. de Regt.
EERSTE KAMER.
De kamer heeft de verschillende aan de orde
gestelde wetsontwerpen aangenomenwaaronder
dat tot bestrijding der longziekte, omtrent welke
kwaal de minister zeer gunstige berichten uit
Friesland, doch minder gunstige uit Zuid-Holland
had ontvangen. Voorts werden aangenomen het
wetsontwerp tot afstand van rijksgrond aan de
maatschappij „Zeeland"; dat tot verhooging van
de pensioenen der zeeloodsen benevens de supple-
toire spoorwegbegrootingwaarbij de minister
mededeelde dat eene voorloopige beslissing omtrent
de richting der lijnen ZwolleAlmelo en Nijmegen
Venlo genomen was.
Aanstaanden Woensdag is de toegekende schade
vergoeding aan den heer van Angelbeek en ver
volgens de wet op het hooger onderwijs aan de
orde.
Sedert de vorige opgave zijn alhier geëxami
neerd: 2 mannelijke aspiranten in het teekenen,
waarvan toegelaten J. W. van de Weert, te Goes,
2 mann. aspiranten in de Engelsche taal, waarvan
toegelaten A. J. Dekker, te Middelburg; 8 mann.
aspiranten in de Fransehe taal, waarvan toegelaten
C. Brakman, te Groede8 vrouwel. aspiranten in
de Fransehe taal, waarvan niet éene toegelaten;
2 vrouwel. aspiranten voor de nuttige handwerken,
beide toegelatenzijnde mej. A. J. van der Burg en
M. C. M. Jansen te Middelburg; 3 vrouwel. aspi
ranten voor de nuttige en fraaie handwerken, alle
toegelaten, zijnde mej. A. J. van der Bent en E. M. J.
van der Bent, beide te Brouwershaven, en M. C. E. C.
Sterk, te Tholen.
Niet opgekomen waren éen mann. aspirant voor
het Fransch en éen vrouwl. aspirant voor hand
werken.
Het onderwijzers-gezelschap Krabbendijke
heeft een adres van dank en hulde gericht aan
den heer Moens, wegens zijn onvermoeide pogin
gen tot verbetering van het lager onderwijs.
Aan het klassikaal bestuur te Yzendijke is
een protest ingediend door een lid der N. H. ge
meente te Aardenburg tegen de aanneming door
den predikant aldaar van een meisje, dat onlangs
door de rechtbank te Middelburg tot 2 maanden
cellulaire gevangenisstraf veroordeeld werd. Het
protest is eerst ingediend aan den kerkeraad te
Aardenburg, doch deze antwoordde dat er geen
reglement bekend is, waardoor de bevestiging in
dit geval verboden werd.
„Wie uwer zonder zonde is, werpe den eersten
steen op haar.'j Dit staat immers ergens in