Telegraphische berichten.
Benoemingen en besluiten.
0 n d e r w ij s.
Kerknieuws.
Kunstnieuws.
Verkoopingen en aanbestedingen.
Thermometerstand.
sprokene, werd besloten door een brief van rouw
beklag van de deelneming- der afdeeling aan de
familie des overledenen te doen blijkenen het
bestuur gemachtigd om de afdeeling te vertegen
woordigen bij de begrafenis van haar eerelid.
Vervolgens namen de aan de orde zijnde werk
zaamheden een aanvang met de mededeeling van
den heer de Raad, dat hij het voorzitterschap,
hem bij vernieuwing opgedragenheeft aanvaard.
Een hartelijk applaus gaf hierop antwoord.
Onder de ingekomen stukken kwam o. a. voor
een brief van het hoofdbestuur tot aanbeveling-
van pogingen ter bevordering van het verstrekken
van kosteloos middelbaar onderwijs op gemeente
scholen aan onvermogende jongeliedendie aanleg
toonen te bezitten. Hierop zal geantwoord worden
dat de eenige hier bestaande gemeente -school
voor middelbaar onderwijs is de burger-avond
schoolen dat op deze inrichting alle onvermo-
genden na afgelegd examen kosteloos worden toe
gelaten.
De bekende brochure van het bestuur der
Vereeniging voor handel en nijverheid te 's Hage,
betreffende de gewenschte afschaffing der patent
belasting is voor de leden ter inzage gelegd en
zal op verzoek aan eenigen hunner worden rond
gezonden.
Uit het verslag dezer afdeeling over 1875/76,
dat aan hét hoofdbestuur zal worden opgezonden
en een overzicht geeft van de verrichte werk
zaamheden bleek onder meer dat het ledental
ongeveer stationair is gebleven en 124 bedraagt.
Tot de patroons, leden der Vereeniging, die
werklieden gedurende 25 jaren in hun dienst heb
ben welke zij voor een vereerend getuigschrift
wenschen voor te dragen, is de uitnoodiging ge
richt om hun verzoek daartoe vóór 15 Mei a. bij
den secretaris, den heer K. Baart, in te zenden.
Na de pauze bracht de heer J. H. Snijders, ook
namens zijne mede gecommitteerden de heeren
Dirk Jeras en P. A. Verhulst, een rapport uit
betreffende een drietal door de afdeeling aan hun
onderzoek onderworpen vragen aangaande de voort
durende verhooging der belasting op het gedistilleerd.
De bedoelde drie vragen waren de volgende:
1° Is het volksbelang gebaat dan wel benadeeld
door de voortdurende verhooging van den accijns
op 't gedistilleerd
2° Wegen de nadeelen van die voortdurende
verhooging niet ruimschoots op tegen de voor-
deelen die men er van meent te zien?
3° Zijn er geen meer afdoende middelen ter be
strijding der onmatigheid?
Deze vragen werden, volgens besluit van de
algemeene vergadering, 11 Augustus jl. alhier ge
houden naar de afdeelingen verzonden naar aan
leiding van een onder de punten van beschrijving
voorkomen voorstel van het hoofdbestuur, luidende
„De ervaring leert, dat met de verhooging van
den accijns op het gedistilleerd het gebruik daar
van toeneemt. Het hoofdbestuur stelt voor dat
de alg. verg. als hare meening uitspreke, dat het
wenschelijk is de bestaande inzichten te dien aan
zien aan eene herziening te onderwerpen en de
vraag te stellen of eene gewijzigde wetgeving ten
dezen opzichte geen verbetering zou aanbrengen.''
Met betrekking tot de twee eerstgenoemde
vragen is het oordeel der commissiedat het be
lang van den werkman ten zeerste benadeeld wordt
door de voortdurende verhooging van den accijns
op het gedistilleerd en meent hij tevens, dat de
voordeelen door de schatkist uit die verhooging
verkregen, niet opwegen tegen de nadeelen die
daardoor aan velen worden berokkend.
Ter beantwoording der derde vraag geeft de
commissie eenige middelen op ter bestrijding der
onmatigheid. In de allereerste plaats ontwikke
ling van verstand en bevordering van zedelijk
heid als noodig ter beheersching van natuurlijke
driften, waartoe ook de neiging tot opwekkende
middelen behoort. Bij den werkman nu zal het
derd personen zult noemen waar ge beide meê
bekend zijt."
„Maar ik van mijn kant loop niet hoog met
de aanzienlijke lui, en ik heb ook niet veel be
kenden."
„Och, gij heeren van Oxford kent de heele we
reld, en komt met ieder in aanraking. Ga maar
meê, het zal een groot genoegen voor haar zijn,
u te leeren kennen. Adelaide, hier breng ik u
een bezoeker, die u zal verrassen en genoegen
doen: mijnheer Mildway, onze nieuwe dominé."
„Onze nieuwe dominé!" herhaalde mevrouw
Ascott, op een toon van onderdrukte verbazing.
Zij zat in een hoek van een groot en zeer licht
vertrek met een viertal hooge vensters, die uitzicht
gaven op een groot grasperk en fraaien tuin,
waarachter men de golvingen der gemeene weide
en verderop den effenen groenen grond en de
witte palen der renbaan zag. Met zulk een huis
en zulk een heerlijk uitzicht behoefde men zich
niet te verwonderen dat mevrouw Ascott's aan
zienlijke vrienden en vriendinnen de kennis aan
hielden en dat zij ten minste gedurende de week
der wedrennen zoo populair en gevierd was als
eene koningin zijn kon. Ofschoon dit slechts éene
week in 't jaar was, had het een zekeren invloed
op haar karakter, 't Was als of het heele jaar
door de glorie van dit korte tijdperk van luister
op haar afstraalde; en het air van een gunst te
bewijzen, de beleefde maareenigszins afgetrokkene
blik van eene dame, die het druk heeft met al de
aanspraken die op hare gastvrijheid gemaakt wor-
verstand het best ontwikkeld, de zedelijkheid het
meest bevorderd worden vooreerst door goede huis
vesting en voldoende voeding; eene aangename en
gezonde woning zij voor hem de plek waar hij
het liefst vertoeft; men moedige.bij hem den lust
aan die woning met bloemen te versieren, welke
eene zuster-afdeeling alhier hem zoo bereidvaar
dig verschaffen wil; men make het hem mogelijk
zijne woning door spaarzaamheid zijne woning,
zijn eigendom te doen worden; men bestrijdealles
wat hem tot uithuizigheid zou kunnen verleiden men
helpe hem de vervalsching bestrijden waaraan zelfs
de meest noodzakelijke levensbehoeften zijn bloot
gesteld, en houde niet op met hem er op aan te
dringen dat het zout en de zeep hem niet noode-
loos duurder worden gemaakt. En als hij dan
eene goede woning, gezonde voeding en zucht
tot reinheid bezit, dan zal het onderwijs, dat
in onreine omgeving en bij ledige magen zoo
moeilijk ingang vindt, gaarne door den werkman
worden aangenomen; men drage dan zorg dat hij
en zijn kroost voldoende onderwijs genieten, dat hij
zijn vak grondig beoefene; men leere hem vooral
zijn eigen lichaam kennen en de wetten die hij
zonder schade voor zijn gezondheid niet overtre
den kan. Bovenal moeten de patroons met hun
voorbeeld voorgaan en hem leeren, dat niet „zin
nelijk genot", maar „in zijn kring een zegen te
zijn", het hoogste doel van den mensch moet
wezen.
Het rapport der commissie zal in afschrift aan
het hoofdbestuur worden opgezonden. Nadat den
rapporteur en zijne medeleden namens de afdee.
ling dank was betuigd voor hun arbeid, werd
de vergadering gesloten.
De eerste kamer heeft heden 13 aan de orde
gestelde naturalisatiewetten aangenomen en zal
aanstaanden Maandag alle overige wetsontwerpen
afdoen, behalve dat tot regeling van het hooger
onderwijs, waarvan het verslag der commissie van
rapporteurs nog niet gereed is.
De tweede kamer is tegen den 2en Mei a. bij
engeroepen tot hervatting harer werkzaamheden.
leger. Bij Kon. besluit is de 2e luit. L. C.
Dijxhoorn, van het 2e reg. vesting-artillerie, voor
den tijd van drie jaren gedetacheerd bij de land
macht in West-Indië.
Bij Kon. besluit zijn benoemdbij het wapen
der infanterie, bij den staf van het wapen, tot
generaal-majoor, de kolonel C. M. H. Pel, benoemd
kommandant der 4e divisie infanterie; bij het
wapen der cavalerie, tot kolonel, de luit.-kolonel
W. F. baron van der Capellen, van het wapen,
tevens op nonactiviteit; bij het 4e reg. huzaren,
tot kolonel, de luit.-kolonel O. L. S. List, kom
mandant van het korps, en is de kolonel baron
van der Capellen voornoemd tevens op pensioen
gesteld, met bepaling van het bedrag van het
pensioen op ƒ1500 'sjaars.
Bij Kon. besluit is bij het wapen der infanterie
benoemd, bij den'staf van het wapen, tot bevel
hebber in de 5e afdeeling, de kolonel J. V. D.
Dittlinger, van het wapen, thans op nonactiviteit.
De heer Victor de Stuers heeft eergisteren
in eene rede in de Haagsche afdeeling van Volks
onderwijs aangedrongen op de ontwikkeling van
het schoonheidsgevoel op de lagere scholen. Hij
wenschte dat op de normaalscholen de kunstzin
der toekomstige onderwijzers ontwikkeld zou wor
den, verlieten haar geen oogenbiik. Haar uitroep
van verwondering was dus dezelfde alsof haar echt
genoot een vreemd heer had binnengeleid met de
vraag, of zij hem gedurende de week der wedren
nen kon logeeren.
„'tls mij veel genoegen kennis met mijnheer
Mildway te maken," sprak zij, hoewel zij haai
man onmiddellijk toevoegde: „Maar ik dacht dat
men nog een goed woord voor dien armen mijn
heer St. John zou trachten te doen?" Zij uitte
die ontboezeming echter op een zachter toon,
evenals zij zou gezegd hebben: „Er is nog maar
éene kamer vrij, en die had ik aan mijnheer
St. John beloofd."
„Ik heb u al gezegd, schatje, dat dat gekheid
was," antwoordde haar echtgenoot lachend. „Wat
weten dames van zulke zaken? Er was sprake,
niet waar, van een of ander dwaas verzoekschrift
aan den lord-kanselier, alsof die er iets meê te
maken had? Ge mocht big zijn, mijn beste, dat
ge mij aan uwe zijde hadt, om u van zulk een
verkeerden stap terug te houden. Neen, mijnheer
Mildway heeft het ambt gekregen, en dat verheugt
mij. De heeren van Oxford hebben eer van hunne
keus en wij mogen er ons geluxkig meê rekenen.
Ik hoop, mijnheer Mildway, dat ge niet in zoo
verre op uw voorganger zult gelijken, dat ge een
afkeer van ons plaatsje krijgt. Wij zullen ons
best doen, niet waar, Adelaide, om dat te voor
komen
„Dat hoop ik te doen," antwoordde de dame.
„Ik geloof, mijnheer Mildway, dat ik reeds met
den; dat op de lagere school het teekenen ver
plichtend gesteld, de wanden der scholen met
platen versierd en het onderwijs in 't algemeen aan
het beoogde doel dienstbaar gemaakt zouden
worden.
Adressen tot ondersteuning van het wets-
voorstel-Moens circuleeren in een aantal ge
meenten van Groningen en Friesland.
De heer J. H. Klomp, predikant bij de Ned*
hervormde gemeente te Ylissingen, is beroepen
naar die gemeente te Sprang.
Op het zestal, ter vervulling der vacature
bij de N. H. gemeente te Kampen, komt o. a.
voor de heer G. C. Boomer, predikant te Ritthem.
De heer G-. C. Boomer, van Ritthem, heeft
voor het beroep naar Blaauwkapel bedankt.
De heer P. Bartstra, pred. bij de N. H*
gemeente te Klundert, heeft voor het beroep naar
Arnemuiden bedankt.
Men zal zich herinneren, dat den 15en der vorige
maand mevrouw Kleine hare veertigjarige loop
baan als tooneelspeelster herdacht. Ontving zij
toen reeds te Amsterdam vele blijken van veree
ring, de gelegenheid is geopend om haar die meer
algemeen te doen betoonen. Te Amsterdam heeft
zich eene commissie gevormd en in verscheidene
steden sub-eommissiëndoor wie thans circulaires
verzonden worden aan hendie mede getuigenis
willen afleggen van hunne ingenomenheid met
de talentvolle kunstenaresen begeercn haar op
den weg der kunstbeoefening in de toekomst te
ondersteunen.
Van Neuzen zijn gisteren voor het eerst 616
schapen voor rekening der firma David, Kernkamp
en Lumsden aldaarmet de stoomboot Luma naar
Londen verzonden, welke den vorigen dag met den
spoortrein uit het buitenland waren aangevoerd.
Men verwachtbij het welslagen dier proef meer
verzendingen langs dezen weg.
PetrusLansheere, wonendein de Jonkvrouw-
Polder gemeente Yzendijkewas Donderdag
namiddag in zijne weide werkzaam, toen hij door
den bliksem getroffenen plotseling gedood werd.
De bliksem schijnt door het rechter oor te zijn
ingedrongenhet hoofdhaar en de baard aan die
zijde waren geschroeid; het aangezicht was erg
misvormd terwijl ook uitwendige sporen van belee-
diging aan de borst en voeten zichtbaar waren.
Yan het lijk gescheurde en verzengde kleeding-
stukken, benevens boomsplinters hingen in de
takken van nabijstaande boomen. De klompen
waren gescheurd en ver van het lijk weggeslin
gerd. De overledene was 64 jaren oud en laat eene
weduwe met zeven onverzorgde kinderen achter.
Te Kerkwerve werd op 20dezer feestgevierd.
De nieuwe burgemeester de heer L. C. Boogerd
had op dien dag in handen van den waarnemend
commissaris des konings zijn ambtseed afgelegd
en keerde des avonds aldaar terug. De ingezete
nen legden daarbij op velerlei wijze hunne vreugde
aan den dag. De oudste wethouder, de heer
J. Bootbracht hem namens den raad een
welkomstgroet en heilwensch en omhing hem
het onderschei dingsteekenwaarop de burge
meester een hartelijk antwoord gaf. De secretaris
der gemeente hield daarop eene toespraak. Na
dat men in de feestelijk versierde gemeente
kamer nog eenige oogenblikken vertoefd had, be
gaf men zich naar zijne woning, die ongeveer een
eenigen van uwe familie bekend ben: de Hamp
tons van Thornbury; is het zoo niet? Ja; ik wist
zeker dat ik hen over u had hooren spreken. Ge
west wel, Henry: Zij hebben het voorlaatste jaar,
op den dag toen de groote beker verreden
werd, het luncheon bij ons gebruikt. Zij kwamen
hier met lady Teddington, allerliefste menschen.
Gij zult de Teddingtons toch wel kennen, mijnheer
Een charmante familie! Wij spreken lord Charles
dikwijls, want hij komt nog al eens in dezen om
trek, Zijne lieve moeder is wel eens bezorgd over
hem, want hij heeft aanleg om een weinig luchtig
te leven."
„Ik noem hem een jongen deugniet en een los
bol," zei haar man.
„Gij zijt altijd zoo strengHenry," hernam
mevrouw„behalve wanneer 't iemand isdien
gij zelf goed lijden moogt. Ik ben blijdat
iemanddien wij kennende pastorie zal betrek
ken. Wanneer komt gijmijnheer Mildway Wij
zullenom het zoo te noemennaaste buren zijn
en hopen u dan dikwijls ten onzent te mogen
zien."
„Sedert ik hier de zaken eens opgenomen heb,
ben ik nog niet vast besloten of ik de pastorie
wel zal betrekkenantwoordde Mildway. „Mijn
heer St. John heeft mij hier zoo overhaast als de
predikant bekend gemaaktdat ik bijna een ge
voel heb alsof ik mij had voorgedaan in eene hoe
danigheid die de mijne niet is. Ik weet nog niet
zeker, of ik het ambt al dan niet zal aanvaarden."
„Sedert gij hier de zaken hebt opgenomen
halt uur van het gemeentehuis is verwijderd. Zijn
rijtuig werd door een jubelende volksmenigte ge
trokken. Aldaar duurde de feestvreugde tot laat
in den nacht voort en werd door niets gestoord,
zoodat deze feestavond bij den burgemeester en
de ingezetenen in aangename herinnering zal
blijven.
Te Enschede is een twaalfjarige knaap,
na door een hond gebeten te zijnaan dolheid
overleden. Daar hij tijdens zijne ziekte ook zijne
moeder gebeten heeft, is men over deze laatste
zeer bezorgd.
De Amsterdamsche huistimmerlieden hebben
zich op eene door 1700 hunner gehoudene verga
dering eenparig tegen de invoering van het livret-
ten-stelsel verklaarddat hunne patroons voorne
mens waren aan te nemen.
Op Paasch-Maandag heerscht in Londen altijd
groote levendigheid. Tot de vaste vermakelijkheden
behoort tegenwoordig ook een Tichborne-manifesta-
tie. Die van jl. Maandag was zeer talrijk bezocht;
volgens de Standard waren op Trafalgar Square
10,000 personen bijeengekomendie op weg naar
Hydepark tot 25,000 aangroeiden. Deze groote
belangstelling wordt vooral daaraan toeges chreven
dat men, tengevolge van een verschil tusschen
Kenealy en Whalley een twist met een daaruit
voortvloeiende kloppartij voorzag. Zoo iets lokt
veel nieuwsgierigendoch hun hoop werd niet
vervuld. Kenealy richtte uit een rijtuig een toe
spraak tot de menigte, doch zonder veel bijval
te vinden evenmin als de andere redenaars. Tot
tijdverdrijf keek de menigte toe en amuseerde
zich met de ketelmuziek en de bonte vanen.
Volgens den correspondent van de Kuryer
Poznanski, heeft de voormalige bisschop Ledoc-
howski als titulatuur-kerk voor zijne waardigheid
als kardinaal de beroemde kerk Ara Coele op het
kapitool gekregendie ten gevolge van den dood
van kardinaal Tarnaczy vacant was. Niet onaar
dig is, dat vlak tegenover die kerk het Pruisi
sche gezantschapshotel staat; de heeren aldaar
zullen zich misschien wel ergeren aan den nieuwen
kardinaal.
Op Paasch-Zondag werden te Weenen de
voorstellingenvan het koninklijk Nederlandsche
Cirque Carré in het Prater met eene liefdadigheids-
v oorstelling geopend. Het gebouw was stampvol,
geen plaatsje bleef ledig en de directeur oogstte
weder de warmste toejuichingen van het publiek.
De wereldtentoonstelling die in 1878 te
Parijs zal worden gehouden, zal een oppervlakte
van 225,000 vierkante meters beslaan, terwijl de
kosten der onderneming in ronde cijfera op 30
millioen franken worden geschat.
Ter provinciale griffie van Zeeland liggen ter
lezing de voorwaarden waarop door het departe
ment van marine op den 2en Mei zal worden aan
besteed: de levering van houtwaren, ijzerwaren,
koper, tin, blik, zink, kolen, pek, teersteen, glas
werk, touwwerk, verfwaren, zwemgordels, kaarsen
huiden of leder, roet, zeep enz. benevens het ver
smelten van koper en lood, en door het ministerie
van binnenlandsche zaken op den 3en Mei a. het
afbreken van het gebouw, genaamd „Oud Kolo-
nië" op den hoek van de Lange Pooten en het
Plein, en een gedeelte van het gebouw in gebruik
voor de secretarie van het departement van justi
tie, met eenige daarmede in verband staande wer
ken te 's Gravenhage.
20 April, 's av. 11 u. 48 gr.
21 'smorg. 7 u. 49 gr. 'smidd. 1 u. 56 gr.
'sav. 6 u. 53.
herhaalde de heer Ascott. „Dan bevalt het dorp
u niet. Maar ik moet zeggen dat ik mij daar over
verwonder. Ik geloof dat ook gij overhaast zijt,
evenals St. John. 't Is waar, de arme Chester
was hier niet op zijn gemak, want hij dacht, dat
het hier voor zijn gestel niet goed wasmaar dat
is gekheid, want ons plaatsje is zoo gezond als
eenig ander dorp in Engeland en heeft nog hon
derd voordeelen bovendien. Dat daar", vervolgde
hij, naar de renbaan in het verschiet wijzende,
„heeft voor u als geestelijk heer misschien geen
aantrekkelijkheid maar bet geeft hier veel leven."
„En 't is zoo dicht bij de stad," voegde mevrouw
er bij„en er wonen zulke lieve menschen in den
omtrek! Waarlijk, mijnheer, ge moet u laten
overhalen en hier komen."
„Laten wij er eens ernstig over spreken," her
vatte haar echtgenoot. „Waar komt uwe beden
king op neer Ge kunt zeker zijnAdelaide, dat
het die lievelingen van ude St. Johns zijn die
dit mijnheer Mildway in 't hoofd hebben gebracht:'"
„Wat weten die arme kinderen er van!" ze!
mevrouw met een zucht. „Maar wezenlijk, mijn
heer Mildway, nu wij kennis met u gemaakt heb
ben en uitzicht krijgen op verkeer met iemand
waar wij meê kunnen omgaan en die van zulke
goede familie is, kunnen wij uniet loslaten."
(Wordt vorfolffd.)