N°. 97. 119e Jaargang. 1876. Maandag 24 April. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent, Advertentiën20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50 j iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. iddelburg, 22 April FEUILLETOM., De hulpprediker van Brentburn. MIDDELBURGS De ter aardebestelling van het stoffelijk over schot van m'. B. "W. graaf van Lijnden had heden op het kerkhof alhier in allen eenvoud plaats. De meeste rechterlijke civiele en mili taire autoriteiten benevens een groot aantal andere belangstellenden waren op de begraafplaats tegen woordig alwaar ook burgemeester en wethouders van Ylissingen, van den secretaris dier gemeente vergezeldaanwezig waren. Onder de van elders gekomene personen merkten wij op mr. W. baron van Heeckeren van Keildirecteur van het kabi net des koningseen bijzonder vriend van den overledene. Op de begraafplaats werd de lijkbaar gedragen door de ambtenaren ter provinciale griffie. Op verzoek der naaste betrekkingen werden geen officieels toespraken bij het graf gehouden en sprak alleen de heer J. ET. L. Boozemeijerpredi kant bij de hervormde gemeente alhier, eenige toepasselijke woorden. Als eene bijzondere attentie valt te vermelden dat de aan de Loskade liggende schepen gedurende de treurige plechtigheid de vlaggen halfstoks lieten waaien. Gepaster hulde kon zeker niet ge bracht worden .aan den mandie met zoo leven dige belangstelling en met inspanning van al zijne krachten het tot standkomen der groote haven- en kanaalwerken bevorderd hadwelke hij met recht als een levensbelang niet slechts voor onze pro vincie, maar voor geheel Nederland beschouwde. Bij ministerieele beschikking is aan J. G. van Hattem, te Sliedrecht, tot wederopzegging, ver gunning verleend voor een stoomsleepdienst op de stroomen, rivieren en kanalen in acht provinciën. Z. M. de koning zal den 26en dezer, des mor gens te 9.j uur, in het paleis te Amsterdam audiëntie verleenen aan commissiën, civiele en militaire autoriteiten en den volgenden dag, op hetzelfde uur, aan particulieren. In eene gisteren gehoudene vergadering van aandeelhouders in den stoombootdienst tusschen VlissingenMiddelburgWolphaartsdijkDor drecht, Botterdam en Schiedam (schroefstoomboot „de Arend") is in beginsel besloten tot uitbreiding van dien dienst. Het dividend over 1875 is be paald op 6 pet. Van de 35 aspiranten die gisteren aan het examen voor surnumerair bij de maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen hebben deelgeno men zijn er 26 geslaagd. 29. Naar het Engelsch van Mevrouw Oliphant. {Vervolg.) De heer Ascott zat in zijn schrijfvertrek de courant te lezen, maar was van zulke stapels pa pieren omringd dat dit courantlezen slechts eene korte verpoozing scheen. Hij was niet de heer van het dorp, maar bezat er aanzienlijke landerijen en zag het gaarne dat men hem inderdaad als den heer beschouwde. Hij ontving Mildway, die door St. John zonder omwegen als de nieuwe predikant werd voorgesteld, met de grootste hartelijkheid. „De benoeming is mij in de nieuwsbladen ontgaan," zei hij, „maar daarom roep ik u niet minder wel gemeend het welkom toe. Ik hoop dat het dorp u bevalt, voor zoo ver ge 'tgezien hebt? Wel dat is eene aangename verrassing!" Mildway had groote moeite een antwoord te vinden; want was niet elk woord van gelukwen- sching dat tot hem gericht werd, een slag voor den hulpprediker, wiens ster lager ter kimme daalde naar mate de zijne hooger rees? St. John toonde echter niet, dat hij daar rets van gevoelde. Zijne eigenliefde was geheel voldaan, dat hij de eerste Men schrijft ons uit Vlissingen Het eoucert jl. Donderdag alhier gegeven, door de harmonie „Ons genoegen" en- „Vlissing's mannen koor" met belangelooze medewerking van den heer W. C. Deckersbariton-zanger uit 's Bosch is druk bezocht geweest en heeft zuiver opgebracht de som van 91.75 ten voovdeele van de nood lijdenden door den watersnood. De zang van den heer W. C. Deckers was, zoo als altijd, uitstekend. Ook werden de overige nommers zeer goed uit gevoerd. Vooral verdient vermeld te worden de Hymne van J. A. van Eyken waarvan de solo door den heer Deckers gezongen werd. Zoowel dat nommer als het solonommer „Wie den arme geeft leent aan God den Heer" maakten een blijk baren indruk op het publiek. De heer Deckers heeft met zijne gaven ook nog gewoekerd voor een ander liefdadig doel: de on dersteuning eener arme weduwe. Nadat hij een tweede keer het „Wie den arme geeft," enz. gezongen hadheeft bij zich aan den uitgang geplaatst met eene bus, en de som van ruim f50 ontvangen voor het doel dat hij beoogde. De minister van binnenlandsche zaken heeft namens den koning geantwoord op een adres van jh1. mT. J. J. F. de Jong van Beek en Donk en andere leden van het „comité ter bespreking der sociale-quaestie," waarin verzocht werd eene enquête in te stellen, teneinde gegevens te ver krijgen voor eene afdoende verbetering in den toestand der arbeiderswoningen. De minister gaf te kennen dat het instellen eener enquête onnoo- dig scheen, daar algemeen bekend is „dat vele woningen van arbeiders niet beantwoorden aan de eerste eischen der gezondheidsleer." De regeering heeft getracht eenige verbetering aan te brengen, doch „de 2« kamer, schreef de minis ter, bleek een ander gevoelen te zijn toegedaan." Ziedaar een antwoord, dat ons voorkomt recht streeks uit het circumlocution-office van Dickens afkomstig, of een zuivere vrucht van het „afschui- vings-systeem" te zijn. Wenden de adressanten zich nu weder tot de tweede kamer, dan kan deze ant woorden dat ook bij haar het onvoldoende der arbeiderswoningen „algemeen hekend" is, doch dat van de tegenwoordige regeering geen verbetering verwacht kan worden, daar het jongste ontwerp van den minister van financien tot toekenning van vrijdom van grondbelasting bij het bouwen van was die den nieuwen predikant bij de gemeente inleidde. „Ja," zeide hij met een kalm zelfbe hagen tot den heer Ascott, „ik dacht dat het u aangenaam zou zijn het terstond te vernemen, en daarom wilde ik hem uwe deur niet laten voor bijgaan." „Die arme Chester!" zei de heer Ascott. „Hij kwam te Brentburn in mijn vaders tijd, toen ik nog een jongmensch was, pas van de academie te huis. Hij was een door en door geleerd man; jammer dat hij eene zoo zwakke gezondheid bezat. EeD dorp raakt uit zijn verband als de ware auto riteiten er niet zijn en zelfs een goed plaatsver vanger (en mijnheer St. John is de beste plaats vervanger geweest dien men hebben kon) staat nooit gelijk met den man zelf." „Dat heb ik ook gezegd," liet St. John hierop volgen, doch, ofschoon hij 't met groote zielskalmte opvatte, was het toch minder aangenaam dit door een ander te hooren aanvoeren dan het zelf te zeggen. „Ik zal de heeren nu moeten verlaten," voegde hij er bij, „want ik heb nog veel te doen Mijnheer Mildway, mijnheer Ascott zal n veel vertellen wat u van nut kan zijn, en vóór of om twee uren zullen wij u in de pastorie wachten." „Het is niet noodig u of de meisjes daar last meê aan te doen, St. John," zei de heer Ascott. „Mijnheer Mildway kan hier het luncheon wel ge bruiken. Het zal mijne vrouw genoegen doen kennis met hem te maken." „Ik zal op het bepaalde uur zonder fout in de pastorie zijn, mijnheer St. John," zei Mildway, arbeiderswoningen alleen de bouwmaatschappijen bevoordeeld, doch in het onvoldoende dier wonin gen volstrekt geen afdoende verbetering gebracht zou hebben. Intusschen blijven „de eerste eischen der gezondheidsleer" voor arbeiders verwaarloosd. 't Is nu maar te hopen dat de algemeene be kendheid van het kwaad een der leden van de kamer zal nopen om iéts tot verbetering aan te wenden. De verzekering door den minister van binnenlandsche zaken aan het slot van zijn ant woord gegeven dat „dit onderwerp van volksbe lang (kanselarij stijl!) niet uit het oog verloren wordt," is toch wel wat al te onbestemd om er veel van te verwachten voor de arbeiderswoningen. „Om de Amsterdamsehe universiteit door dik en dun te bestrijdenzoo lezen wij in het Handelsblad werd toen het de tweede kamer gold, de N. Bott. Ct. als voertuig gebezigd. Voor de eerste kamer schijnt men dat blad te geavanceerd te achten; thans moet de minder geavanceerde Arnhemsche Ct. dienst doen om het „bolwerk van den troon" tegen de universiteit in de hoofdstad in het harnas te jagen." Ons dunkt, men kon dit verdacht maken van elkanders bedoelingen gerust aan de politieke tegenstanders overlaten. Deze verstaan die kunst zoo goed, dat het waarlijk niet noodig is van liberalen kant een handje daarbij te helpen. Wat overigens iemands meerdere of mindere „geavan ceerdheid" te maken heeft met zijn oordeel over de vraag of vier universiteiten voor ods land al of niet te veel zijnis ons niet zeer duidelijk. Een ingenieur van den waterstaatde heer P. J. de Quartel, heeft in het Haagsohe Dag blad aangedrongen op het instellen van een afzon derlijk ministerie van openbare werkenmet het oog op de vele belangrijke werken die in ons land te maken of te onderhouden zijn, hetgeen alles door den minister van binnenlandsche zaken onmogelijk overzien kan worden. Voor dit denkbeelddat overigens niet nieuw isvalt ongetwijfeld veel te zeggen. Dat echter de schrijver voorsteltteneinde een ministerstrak tement uit te sparenden minister van binnen landsche zaken dan maar tevens met de buiten- landsche aangelegenheden als bijwerk te belasten, bewijst alweder dat het chacun pour sa paroisse nog niet uit de wereld is. De kamer van koophandel te Botterdam heeft besloten eene commissie uit haar midden te benoemen, om te onderzoeken in hoeverre het wenschelijk is een tweede telegraaf-bureau te op eenigzins geraakten toon. Hij behoorde aan de pastorie, en niet aan dezen vrijmoedigen leek. Een zeker esprit de corps ontwaakte in hem. Zoo anderen den armen hulpprediker veronacht zaamden, hij zou toonen, dat die oude leeraar de eerste persoon in de gemeente was. „Of liever,' liet hij er met eenige aarzeling op volgen, „ik zal nu met u mede gaan." Maar St. John wenschte dit niet, want hij ge voelde dat hij bij zijne arme gemeentenaren minder op zijn gemak zou wezen met dezen geleerden heer, zoo kersversch uit Oxford, aan zijne zijde. Er konden buiten zijn weten nieuwerwetsche ma nieren, zelfs van ziekenbezoek in zwang zijn gekomen. Vriendelijk, opbeurend tegen de menschen te spreken, zoo als hij altijd gedaan had, zou misschien niet beantwoorden aan de methode, die thans gevolgd werd. Hij stapte dus onder de zomerhitte op den groo- ten weg voort, aanvankelijk vertoonde zijn gelaat nog eene opgeruimde uitdrukking, maar deze ver dween meer en meer, toen èn de prikkel van Mildway's gezelschap én het genoegen van den nieuwaangekomene aan den grooten man van het dorp te hebben voorgesteld, hadden opgehouden. Dit een en ander bezat geen opbeurende kracht meer, toen de hulpprediker alleen was en denken moest aan Wilknis en de onbetaalde rekeningen, aan de aanstaande verkooping van het huisraad der pas torie, aan de waarschijnlijkheid dat Cecily hem dien avond weêr zou komen vragen wat hij nu besloten had te doen. Wat kon hij bsluiten? Die vraag stichtenaan de westzijde van de stad. De trage bestelling van telegrammendoordien de meeste kantoren op verren afstand van het tegenwoordige telegraaf-bureau gevestigd zijn, is voor den handel een groot ongerief. Wel heeft men in het weste lijk gedeelte van de stad (aan het einde van de Boompjes) het bureau van de Botterdamsche tele- graafmaatschappij, dat natuurlijk met de bureaux van de rijkstelegraaf verbonden is maar dat kan toor is wel ingericht voor het ontvangen, doch niet voor het bestellen van telegrammen zoodat recht- streeksch doorseinen naar de Boompjes niet baten zou. Amsterdam is voor den telegrafischen dienst in sectiën verdeelden de voordeelendie daar van dezen maatregel ondervonden wordenhebben bij den Botterdamschen handelstand den wensch om ook voor zich eene hetere regeling te verkrijgen, doen levendig worden. Alvorens de werkzaamheden der Middelburgsche afdeeling van de Vereeniging ter bevordering van fabriek- en handwerksnijverheid gisteren avond werden aangevangen herdacht de voorzitter met een kort woord het groot verliesdoor de afdeeling geleden in het plotseling overlijden van haar e e r e 1 i dden commissaris des konings mr. B. W. graaf van Lijnden. Hij achtte het in deze vergadering niet de plaats evenmin als zijne taak om de verdiensten van dien staatsman te schetsendoch meende openlijk te mogen ver klaren dat de nijverheiddie hem zoo na ter harte ginghier een zeer groot verlies geleden heeft. De voorzitter herinnerde hoe de heer van Lijnden in 1869, ais eerevoorzitter der provinciale commissie van Zeeland voor de internationale ten toonstelling te Amsterdamdaaraan niettegen staande zijne gewichtige ambtsbezigheden, steeds een werkzaam deel nam; hoe aan zijne tusschen- komst de provinciale subsidie te danken is, waar door de Zeeuwsche werkman in de gelegenheid werd gesteld die tentoonstelling te bezoekenen hoe hij in een der eerste vergaderingen verscheen om eigenhandig aan de werklieden de bekroningen uit te reiken. Ook in Augustus des vorigen jaars, tijdens de algemeene vergadering der Vereeniging, vereerde hij de bijeenkomsten met zijne tegenwoor digheid. De spreker hield zieh dan ook verzekerd, dat zoowel de industrieel als de werkmanwien de overledene ten allen tijde bereid was met raad en daad bij te staanhet verlies diep betreuren zal, en dat met betrekking tot deze Vereeniging de overledene misschien geëvenaard, maar niet licht overtroffen zal worden. Nadat de vergadering blijk had gegeven van hare instemming met het door den voorzitter ge- op zich zelve, al werd zij niet aangedrongen door den blik vol gespannen verwachting van twee jeugdige oogen, maakte hem bijna radeloos; zijn hoofd liep om. Zelfs dat hij twintig jaar geleden te Brentburn was gekomen, was zijn eigen bedrijf niet geweestvrienden hadden die betrekking voor hem verkregen en alles gezocht wat noodig was. Hij had niets behoeven te doen dan haar aan te nemen, en hij had haar aangenomen. En toen had hij Esther nog, waar hij op steunen kon. Maar nu naar iets „uit te zien," naar een ander hulp predikerschap te dingen, misschien advertentiën te plaatsen en zelf op advertentiën te schrijven en daarbij eene schets van zijn persoon te geven en van de dingen waartoe hij bekwaam was: hoe moest hij dat aanleggen Hij was bereid in alles te bewilligen, Cecily mocht het voor hem beredde ren als zij er lust toe had; maar zelf stappen te doenDe gedachte alleen bracht hem in eene ze nuwachtige ontroering, die zijn brein verwarde en hem het denkvermogen benam. „Kom meê naar boven, dan zal ik u aan mijne vrouw voorstellen," zei de heer Ascott intusschen tegen Mildway; „zij zal gaarne kennis met u ma ken. Zij heeft veel in de wereld verkeerd, zoodat gij heiden zeker vele bekenden zult hebben over wie ge kunt spreken. Wat mij betreft, ik ben maar een buitenman en kom niet veel in gezelschap. Mijne stelregel is, dat'men, wanneer men al zijne zaken op het land heeft, op het land moet blijven; maar mijne vrouw loopt hoog met de aanzienlijke lui. Ik wil wedden, dat ge in een half uur hon-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1