N°. 94. 119e Jaargang. 1876. Donderdag 20 April. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën20 Cent per regel. Geboorte- trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,505 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Middelburg, 19 April, FEUILLBT03ST. 28. De hulpprediker van Brentburn. IDDELBURGSC Door het hoofdbestuur van het anti-dienst- vervangingbond ia het volgende adres aan Z. M. den koning gericht: Sire! Het heeft uwe majesteit behaagd bij besluit van 6 November 11. goedkeuring te schenken aan de statuten van den anti-dienstvervangingbondopge richt met het doel om te verkrijgen, dat ook hier te lande bij de regeling der levende strijdkrachten de verplichte persoonlijke dienst als grondslag worde aangenomen. Als hoofdbestuur van die vereeniging in de eerste plaats geroepen om ter bereiking van het aange wezen doel onze beste krachten in te spannen, meenen wij het tegenwoordig oogenblik, nu eene wijziging van de wet op de nationale militie bij de volksvertegenwoordiging aanhangig is gemaakt, niet te mogen laten voorbijgaan zonder eerbiedig onze wenschen aan uwe majesteit voor te dragen. De vrijmoedigheid, waarmede wij ons van dien plicht komen kwijten, is niet alleen daarom zoo groot, omdat wij ons overtuigd houden, dat het doel van ons streven: verhooging van de weer bare kracht van het Nederlandsche volk, bij nie mand meer sympathie kan vinden dan juist bij uwe majesteit, maar ook, omdat wij sterk zijn in het besef, dat wat wij en duizenden met ons beoogengeen bevrediging van bijzondere belangen geldtmaar het aanvaarden van een plichtwaar aan de gegoede klassen zich veel te lang reeds hebbeD onttrokken. Sterk in het geloof, dat het dragen der wape nen ter verdediging van de onafhankelijkheid van het vaderland de eerste plicht is van alle ingeze tenen komen wij de regeering vragendat zij het kwijten van dien plicht niet langer afhanke lijk make van meerdere of mindere gegoedheid der burgers. Wij komen dit vragen, omdat, zoo lang die voorwaarde niet zal zijn verwezenlijkt, de weerbare kracht van Nederland ook niet kan worden wat zij onder de politieke omstandigheden van het oogenblik en tegenover hetgeen de ons omringende volken in de laatste jaren ter eigen verdediging tot stand brachten, worden moet. 'tls zoo en wij zouden de laatsten willen zijn om het te betwisten voor de deugdelijke organisatie van een leger is veel meer noodig dan afschaffing van de dienstvervanging alleen; maar terwijl wij de bepaling van dat meer noodige aan de wijsheid van uwer majesteits regeering en van de volksvertegenwoordiging overlaten, wenschen wij hier slechts te verklaren, waarom, zonder die Naar het Engelsch van Mevrouw Oliphant. (Vervolg.) „Waarom voor hen niet even goed als voor anderen?" vroeg hij, half spijtig, half geërgerd. „Gij kent de dorpelingen niet," antwoordde Cecily. „Als ge hen over idealen onderhieldt zouden zij u met een open mond aangapen. Was het een middel om iets mede te verdienen of om nieuwe schoenen voor hunne kinderen te krijgen of om hunne varkens te mesten, dan zou het iets anders zijn. Dat valt u tegen, mijnheer; maar ge weet niet hoe arm de menschen zijn en hoe weinig tijd zij hebben voor iets anders dan 't geen noodig is om het leven te houden." Bij die woorden wer den hare oogen vochtig, hetgeen de jongman voor een bewijs van engelachtig medegevoel met de armoede en het harde lot van anderen hieldmaar het kon zeer goed zijn, dat zij op dat oogenblik dacht aan 'tgeen haar zelve te wachten stond. „Mejuffrouw," sprak hij, „als gij voor hen zoo gevoelt, moet ge ook met mij sympathiseeren. Hoe harder het leven is, des te meer behoefte bestaat er aan eenig duidelijker inzicht van zijne afschaffing, elke organisatie naar onze innige over tuiging eene gebrekkige zal wezen, en hoe om gekeerd de invoering van het groote beginsel: „niemand kan zich voor de uitoefening van den weerplicht doen vervangen" een eerste stap is, waaruit al wat de natie foor hare defensie ver langen kan vanzelf moet volgen. Immersverplichte persoonlijke dienst zal niet slechts aan het leger een beter gehalte en dus ook grooter sterkte geven, maar tevens die ge wichtige zedelijke voordeelen aanbrengen, welke geen ander stelsel leveren kan en die tot zijne wezenlijke nationale kracht het meest bijdragen. Onder die voordeelen brengen wij het eerstde verheffing van den soldatenstand, niet enkel in eigen oog maar ook in het oog van de natiewant deze verheffing is verkregenzoodra die stand inderdaad de uitdrukking wordt van algemeene belangelooze plichtsvervulling en toewijding aan het vaderland. En bij dit eerste voordeel komt een tweede, naar ons oordeel van weinig minder gewichtwij bedoelen de innige gemeenschap van volk en leger. Wil men dat het volk zijne onverschilligheid voor militaire belangen afleggede weerbaarheid op haren juisten prijs leere schatten en ten haren be hoeve voor geen noodzakelijke offers terugdeinze, men zorge dan, dat de geheele natie zicbzelve in het leger terugvinde, en wel zoo, dat alles wat het ondervindt, zijn welstand en zijn tegenspoed, zijn lijden en zijn roem, door alle klassen in ge lijke mate worde ondervonden. Van dit hoogere standpunt gezien, en hoe men overigens ook denke over de mogelijkheid of on mogelijkheid, om, met behoud van het thans gel dende stelsel, .ook nog in den tegenwoordigen tijd de eischen eener afdoende landsverdediging te bevredigen, valt aan de voordeelen, welke afschaffing van dienstvervanging voor het leger zelf zal opleveren, zeker niet te twijfelen. Intusschen, uwe majesteit begrijpt licht, dat wanneer zoo vele duizenden in den lande zich bij onzen bond aansloten en behoefte gevoelen om van hun wensch naar eenheid van dienstplicht getuigenis af te leggenverreweg de meesten van dezen hierbij gedreven werden door nog andere motieven dan die aan het belang van het leger zelf ontleend. En inderdaad: afschaffing van dienstvervanging is voor ons niet alleen een militaire, maar ook en vooral eene uitnemend gewichtige sociale quaes- tie. Wij willen, door te pleiten voor eene be slissing van het vraagstuk in den door ons be doelden zindit uitwerkendat de gelijkheid voor de wet, van eene schoone leuze in onze wetgeving, meer dan thans het geval is, een levenspractijk worde; wij willen, dat er een einde kome aan hoogere bestemming. Als het der moeite waardig is predikant te zijn, dan dunkt mij dat het hier voor is; en daarom „Komt ge naar Brentburn!" riep Cecily uit. De tranen verdwenen uit hare oogen, opgedroogd door den gloed der' verontwaardiging die in haar op vlamde. „Als of 't altemaal heidenen warenalsof niemand anders hen ooit onderricht en zijn tijd en krachten aan hen ten offer gebracht had! Met al uw Latijn en uw Grieksch, uwe philosophie en uw kunstzin wilt ge idealen voorhouden aan de arme Sally Gillows, die van haar man slaag krijgt, en aan de Hodges met hunne ontelbare kinderen, en aan de harde boeren en harde winkeliers die de anderen uitzuigen. Nu, mijnheer Mildway," vervolgde zij, haar toon van verontwaardiging latende varen en half spottend sprekende, „ik hoop dat ge er veel voldoening van zult hebben. Misschien is het beter dan papa's systeem. Hij heeft hun alleen op het hart gedrukt hun best te doen, zich zoo goed mogelijk in hunne beproevin gen te schikken en de hoop te voeden dat God hun eenmaal een beter lot zou schenken, hetzij in deze wereld hetzij in de toekomende. Alle3 bijeengenomen geloof ik niet, dat papa er veel vrucht van heeft gezien, maar wellicht zult gij gelukkiger wezen." „Gij doet mij onrecht," hernam Mildway, die gevoelde den aanval zoo weinig verdiend te heb ben dat hij gerustelijk edelmoedig kon zijn; „ik heb er nooit aan gedacht, een anderen weg in te slaan dan dien mijnheer St. John gevolgd heeft. de beschuldigingzoo dikwijls tegen de gegoede klasseh aangevoerddat zij haren overwegenden invloed in den staat misbruiken om voor zich zeiven uitsluitende voordeelen te bedingen; wij willen vooral tegenover de tallooze elementen van ontbinding, welke zich nu meer dan ooit in het gemeenschapsleven zoo weelderig ontwikkelen, een nieuw element stellen, dat, krachtig tegen die ontbinding reageerende, alle jonge mannelijke krachten in een zelfden dienst voor het vaderland vereenigt. Wij erkennen gaarne, dat, door den verplichten persoonlijken dienst, aan de ingezetenen zwaardere offers zouden worden opgelegd; maar nog daarge laten dat doelmatige wettelijke bepalingen hier als elders die offers kunnen temperen, zoo hou den wij ons overtuigd, dat déze dienst, eenmaal in de rijen van het leger algemeen gemaakt, wel verre van onze jongelingen in hunne ontwikkeling en opleiding te stremmen, veeleer zal blijken eene school te zijnuitnemend geschikt om hunne vorming tot ordelievende, krachtige en zelfstan dige mannen te volmaken. De omstandighedenwaaronder wij met ons verzoek tot uwe majesteit komen schijnen bij den ■eersten aanblik niet gunstig. Nog voor betrekke lijk korten tijd heeft de tweede kamer hare mede werking geweigerd tot eene wet, welke op het be ginsel van verplichten persoonlijken dienst steunde, en uwer majesteits tegenwoordige regeering heeft door het nu aanhangig wetsontwerp getoond, dat zij niet wenschte te handelen in strijd met het gevoelen, op 30 Juni 1873 door de meerderheid van de tweede kamer uitgesproken. Maar, wan neer wij letten op de groote veranderingenwelke de openbare meening, met betrekking tot het vraagstuk dat ons hier bezig houdt, in den laat sten tijd heeft ondergaan; wanneer wij letten op het feit, dat het stelsel van dienstvervanging, in 1861 zonder beraadslaging en zonder hoofde lijke stemming door de tweede kamer goed gekeurd in 1873 reeds door 25 stemmen werd veroordeeldterwijl onder hendie tot handhaving van het bestaande medewerkten, niet weinigen voorkwamen, die althans het beginsel van persoonlijken dienstplicht toejuichten; wanneer wij letten op het merkwaardig verschijnsel dat ons streven nu reeds door ongeveer 7000 land- genooten uit alle kringen van de maatschappij wordt gesteundwanneer wij eindelijk in het oog houden, hoe de eenheid van dienstplicht, vroeger enkel in een deel van Duitschland geldende, nu reeds de wet is geworden van de meeste Euro- peesche staten zoodat wij met ons stelsel van dienstvervanging bijna alleeD staan, dan zijn wij goedsmoeds en tellen wij dien schijn van ongun stige omstandigheden niet. Sterk in de kracht Geloof dat niet van mij. Maar waarlijk ik wist niet „Dat papa in de wereld bestond!" riep Cecily uit, hem als naar gewoonte in de rede vallende. „Hoe zoudt ge 'took geweten hebbenNeen,neen op u rustte de verplichting niet, aan hem te den ken. Ik onderstel zelfs, dat ge nooit te voren zijn naam gehoord hadt. Niemand kon van u vergen dat ge dien zoudt weten." „Zoo ik over dit onderwerp gesproken heb," zei hij, „was het om u te doen zien, dat ik ten minste door geen kleingeestige beweegredenen gedreven werd." „Ik vraag u verschooning, mijnheer Mildway," merkte zij aan; „ik had in 't geheel geen recht, in uwe beweegredenen in te dringen." Mildway was in 't algemeen niet ijdel, maar hij was een jong man, en hier had hij eene jonge dame aan zijne zijde, die een gesprek had aange vangen, dat van een veel te persoonlijken aard was voor zulk eene oppervlakkige bekendheid. Toen hij daarover nadacht, was het hem bijna onmogelijk een zeker gevoel van zelfbehagen over de blijkbare belangstelling, die hij verwekt bad, te onderdrukken. „Nu," zei hij met dat lachje van bevredigde ij deiheid, dat eene vrouw altijd ergert, „het belang, dat ge er in stelt, kan niet anders dan vleiend voor mij zijn, ofschoon ik niet geheel en al be grijp—." „W aar om ik er zooveel belang in stel?" riep Cecily met fonkelende oogen uit. „Mijnheer Mild- J van het beginsel dat wij verdedigen, houden wij ons stellig overtuigd, dat ons beroep op de con sciëntie van het Nederlandsche volk, bij dit eerlijke volk ten slotte ook algemeen weerklank zal vin den, en zeker niet het laatst bij zijne regeering en vertegenwoordiging. De eerste kamer heeft gisteren avond hare werkzaamheden hervat. De geloofsbrieven van den heer van Eijsinga zijn ingekomen en in handen eener commissie gesteld. De laatstelijk van de tweede kamer ingekomen wetsontwerpen zijn naar de afdeelingen verzonden. Bij de algemeene vereenigde commissie voor den watersnood te Amsterdam is tot dusver ontvangen 179,066,30J-. Naar het Vaderland verneemt, zal de afdeeling eeredienst bij het departement van financien wor den opgeheven en onder het algemeen secretariaat van dat departement worden gebracht. De heer nu. A. W. baron van Verschuer, referendaris bij de afdeeling eeredienst, zal met 1 Mei a. in dien rang overgaan bij de afdeeling„In- en uitgaande rechten en accijnsen." De groote schouwburg te Rotterdam zal in het aanstaande speelseizoen bespeeld worden door het gezelschap van de heeren Le Grasvan Zuy- len Haspels. De onderhandelingen met de com missarissen van den schouwburg gevoerd, hebben daartoe geleid dat de bestuurders van de afdeeling van het tooneel ver bond in hun privé huurder wer den (de afdeeling heeft geen rechtspersoonlijkheid) en dat die heeren de huur weder hebbeu overge dragen op de firma Le Gras c. s.op zekere voorwaarden die zij in het belang der kunst meen den te moeten makeno. a. dezedat de afdee ling een zeker toezicht zal hebben. De huur-overeenkomst is voor den tijd van vijf jaren aangegaan. Door vijf en twintig Eotterdamsche firma's is een adres aan den minister van binnenland- sehe zaken gericht van den volgenden inhoud. „Het is UExc. bekendhoe door de onlangs ge woed hebbende stormen zich in den waterweg naar zee, meer binnenwaarts, een nieuwe bank gevormd heeft, waardoor de minste diepte bij laag water van 40 decimeter verminderd is tot ca. 28 decimeter. Naar onze overtuiging is er geen twijfel aan, of die bank zal mettertijd weer langs natuurlijken weg verdwijnen, maar hoeveel tijd daarvoor noodig zal zijn, is onmogelijk te bepalen, wayals er eens iemand kwam om uwe plaats in te nemen, om u uit uw huis te zetten, om u te verbannen uit de nabijheid van alles wat u lief is geweestom u hopeloos de wijde wereld in te zenden, zoudt ge dan ook geen belangstelling in die zaak aan den dag leggen? zoudt ge u niet over hem verwonderen en trachten te ontdekken wat hij er eigenlijk meê voor had, waarom dit gebeuren moest, en waarom O wat zeg ik toch!" sprak zij met schrik, plotseling ophoudende en een verbijsterden blik om zich heenslaande: „ik moet buiten mijn zinnen zijn! Dat heb ik niet willen zeggen!" De arme Mildway keek haar met ontzetting aan. De gloed van haar oog, de nadruk van hare woor den, hare plotselinge verbleeking toen zij bemerkte hoever zij was gegaan hadden zooveel beteekenis, dat het onmogelijk als eene bloote opwelling van drift beschouwd kon worden; en er was iets in dien vloed van ontboezemingen, dat hem evenzeer ver teederde als ontzette. „Ik begrijp u niet, mejuffrouw," zei hij bijna hortend. „Dit alles is mij zeer vreemd is mij geheel nieuw." „Tracht het te vergeten," sprak zij haastig. „Vergeef het mij, mijnheer Mildway! ik wist niet wat ik zei. O denk er niet verder aan!" „Er is niets te vergeven," was zijn antwoord; „maar wilt ge mij niet verder inlichten Ik brand van verlangen om meer te vernemen." „Cecily I" hoorde men op dit oogenblik de zacht moedige stem van den hulpprediker uit het venster, „'t Is tijd voor het gebed, en wij wachten allen op u.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1