BUITENLAND. Thermometerstand. Algemeen Overzicht. Garibaldi's huwelijk. 4000, hetwelk met vette letters op de prospectus sen is gedrukt, eene drukfout is en 1000 moest zijn. Toen zou het ledental slechts 1000 bedragen hebben, maar later nog met 800 zijn toegenomen. Dat iedereen de zaak als eene loterij be schouwde en ook de bekl. zeiven, bleek volgens den voorzitter ook daaruit, dat in een brief aan den broeder van den tweeden bekl. mede van eene loterij gesproken wordt. Wat het oordeel van het publiek betreft, releveerde de voorzitter nog, dat men in Arnemuiden en Nieuwland de zaak geen 1 o t e r ij maar afzetter ij heeft genoemd. De eerste beklaagde beriep zich, erkennende dat hij geen vergunning heeft gevraagd of ver kregen tot het houden eener zoodanige verloting, op een door hem ingewonnen deskundig advies van den heer A. M. van Heuven. Deze laatste, toevallig ter terechtzitting tegenwoordig, werd alsnog als getuige opgeroepen en beëedigd; hij verklaarde echter, in strijd met de opgave van den beklaagde, dat deze geruimen tijd geleden bij hem is geweest om over de zaak te spreken, doch hij, getuige, hem dadelijk gezegd heeft dat derge lijke handelingen niet geoorloofd zijndat hij ech ter bereid was er nog eens over de zaak te den ken en de wet na te slaan. Toen is de bekl. ver trokken en de getuige heeft later niets meer van hem vernomen. De tweede bekl. M. kon ook niet zeggen, dat hij de zaak als eene loterij heeft beschouwd, het was eene verdeeling. Was dit eene loterij en volgens de wet ongeoorloofd, waarom worden dan verlotingen van bons in pakketten tegenwoor dig algemeen toegelaten? Dit punt kwam echter hierbij niet te pas, meende de voorzitter. De tweede beklaagde hield voldat hij uit de zaak getreden is en opgehouden 'heeft directeur te zijn zoodra de commissaris van politie in October '75 bij hem is geweest en gezegd heeft, dat de zaak eene verboden loterij was. De voorzitter merkte evenwel op, dat de beklaagde wel beweert uitge treden te zijn en hij wel het voornemen daartoe heeft te kennen gegeven, maar dat nergens uit blijkt dat hij dat voornemen heeft volvoerd. Inte gendeel, verschillende handelingen van den bekl. doen onderstellen dat hij meer was dan eenvoudig leverancier der voorwerpen. Zelfs heeft de be klaagde ook tegen zijn broêr gezegd, dat hij nog wèl directeur was. De waarde van de door den tweeden beklaagde voor de verloting geleverde goederen is, volgens den voorzitter zoo laag mogelijk, geraamd op 3319. Het getal leden zouvolgens eene mede- deeling van den bekl. aan een der getuigen ge daan, 3500 bedragen. Het getal der agenten is 14 a 16. Beide beklaagden bleven zich voortdurend op hunne goede trouw beroepen. De substituut-officier van justitie m'. van der- Lek de Clercq lichtte zijn te nemen requisitoir toe. Hij wees op den karaktertrek van den mensch, om zijne hoop en verwachting te stellen op ai wat onzeker of geheimzinnig is teneinde datgene te verkrijgen wat men gaarne heeft, maar dat men door arbeid niet of niet voldoende kan be komen. Het spelen in loterijenwaarin die karak tertrek zich openbaart, is eene neiging geworden die bedenkelijke proportiën heeft aangenomen. Dit blijkt ook weder uit deze procedure, waarbij de beklaagden zeer zeker wemig dank van de zijde der deelhebbers hebben ingeoogst. Eene aan kondiging in de Hiddclburgsche courant ten vo- rigen jare geplaatst, betreffende de vereeniging „de Hoop", heeft min of meer aanleiding tot deze procedure gegeven en getuigde hoe vijandig het publiek tegenover de ondernemers gezind is. Den loop der zaken nagaande, merkte spreker op dat de beklaagden zich hebben voorgedaan als „menschenvrienden"zij wilden de winkeliers alhier be voordeden en tegelijk de deelnemers. Wat de bevoordeelde winkeliers betreft, is do tweede bekl. M. de eenige, en als men er op let dat de eerste bekl. geen andere winstgevende betrekking vervult, dan moet dat directeur schap van „de Hoop" ook nog al winstgevend zijn, want hij heeft zelfs eene loterij geopend met een huis van 3000 als premieDe twetde bekl. heeft beweerd, dat hij op den verkoop weinig verdiend heeft, daar hij slechts 5 pet. boven den inkoopprijs had, doch volgens spreker is dit geheel onaannemelijk. Tegenover het voordeel voor de ondernemers stelde hij het nadeel der deelhebbers. Wel is waar is dit voor elk dezer laatsten slechts gering, maar over 4000 leden wordt dit toch eene groote som. Onder die deelhebbers bevinden zich men- schen uit de laagste klassenzelfs bedeelden. Daarom zijn dergelijke loterijen eene pestilentie der maatschappij die de justitie in dit arrondis sement te vuur en te Zwaard te keer zal gaan in het belang der gansche maatschappij. Vervolgens zette de officier van justitie de gron den uiteen, waarom hij de schuld van beide be klaagden aan het hun ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen achttewaarbij hij vooral deed uitkomendat de tweede beklaagdein strijd met zijne bewering, zich niet van deelne ming onthouden heeft na de waarschuwing van den commissaris van politie, daar hij zelfs zijn naam is blijven leenen ten bate der vereeniging, en ook nooit bekend heeft gemaakt of doen maken, dat hij opgehouden had directeur te zijn. Met aanhaling van arresten van den hoogen raad betoogde spreker vervolgens het strafbare der door de beklaagden gepleegde handelinghet aanleggen en continueeren van drie particuliere loterijen zonder vergunning. Het karakteristieke kenmerk van iedere loterij de kans van winnen of verliezen, is ook hier aanwezig. Vandaar dat art. 1 van het kon. besluit van 22 Juli 1814, hou dende verbod van alle vreemde of particuliere loterijenin verband met art. 410 van het wet boek van strafrecht hier toepasselijk is. Op grond van laatstgenoemd wetsartikel requireerde hij schuldigverklaring van beide beklaagden aan het hun ten laste gelegde en hunne veroordeeling tot eene gevangenisstraf van eon tot drie maanden, in eenzame opsluiting te ondergaanen in drie geldboeten van minstens f 50 iedermet verbeurd verklaring van de in beslag genomen goederen voor zoover die op de loterij betrekking hebben, en teruggaaf der overige overtuigingstukken aan de eigenaars of rechthebbenden. De verdediger van beide beklaagdeninr. E. Fokkerhield eene uitvoerige pleitrede. Hij wees er opdat deze zaak in den aanvang grooter proportiën had dan nu. In den aanvang zijn alle stukken van het dossier even ongunstig, maar van lieverlede worden zij helderder. Onder de deel nemers aan de zaak was eene ongunstige stem ming geborendaar hunne verwachtingen op gou den bergendie hun door de agenten buiten toe doen der beklaagden waren voorgespiegeld, niet verwezenlijkt werden. In die sombere stemming werd aanvankelijk alles in een ongunstig daglicht gesteld en sprak men van eene vervolging ter zake van „oplichting." Thans evenwel is de zaak tot meer bescheiden proportiën teruggebracht en zijn beide bekl. voor wat „oplichterij" betreft buiten ver volging gesteld, en staan zij alleen terecht wegens het aanleggen eu continueeren eener loterij zonder vergunning. De bekl. erkennen dat zij eene ver eeniging opgericht hebben, maar geen loterij. Zij hebben echter blijkbaar geen begrip van wat 1 o t e r ij is, en dit is volstrekt niet te verwonderen wanneer men bedenkt dat zelfs juristen het niet eens zijn over het karakteristieke onderscheid tus- schen spel, weddenschap en loterij, hetgeen pleiter met een beroep op arresten van den H. B. aantoont. In plaats van 1-oterij zou de verdediger de gepleegde handeling veeleer noemen eene, zij het dan ook zeer willekeurige, verdeeling der goederen. In de prospectussen staat wel „ver deeling hij wijze van loting", maar dat is het ge volg hiervan dat de eerste bekl. geen begrip heeft van loterij. Vandaar ook dat hij zoo geheimzin nig is te werk gegaan; hij meende dat eene open bare loterij alleen eene zoodanige is, waarbij de nommers door een weesjongen in het openbaar uit de bus worden gehaalddaartegenover stelt hij eene geheime loterij, welke geschiedt zonder dat er iemand bij is, en deze laatste nu achtte hij niet strafbaar. Er is dus begripsverwarring over de benaming „particuliere" loterijen. Kon pleiter aan art. 1 van hetsouverein besluit van 22 Juli 1814 geen grond ontleenen tot het vragen van ontslag van rechtsvervolging, wèl deed hij dit aan art. 5 van dat besluit, hetwelk aldus luidt: „Onder de bepalingen van art. 1 vermeld zijn echter niet begrepen onderhandsche loterijen van slachtvee, meubilaire goederen, boeken, lief hebberijen, zijden of andere stoffen, kleederen of dergelijke objecten, alle beneden de waarde van honderd gulden." Verder wordt in het artikel be paald dat de koning op verzoek van belangheb benden in bijzondere gevallen permissie kan geven tot het doen aanleggen van zoodanige loterijen, wanneer de goederen welke men mocht willen verloten meer dan 100 mochten waard zijn. Met f 100 wordt, volgens spreker, niet bedoeld de som van den inleg, maar de waarde van ieder voorwerp, ter verloting bestemd. Ware de bedoe ling van genoemd art. 5 anders, dan zou in plaats van „alle beneden de waarde van honderd gulden" daar wel geschreven zijn „alle te zamen bene den de waarde." In casii waren er geen prijzen van f 100 zoodat pleiter in de eerste plaats conclu deerde tot ontslag van rechtsvervolging van beide beklaagden. Vervolgens besprak hij het verschil in den Franschen tekst van art. 410 van den code pénal en de Hollandsche vertaling daarvan. In het Franseh zijn de woorden étdblir en tenir synoniem, maar in het Hollandsch heeft men die woorden vertaald door „oprichten" en „houden"die men tegenover elkander heeft geplaatst. Het souverein besluit van 1814 spreekt van „aanleggen van lote rijen", en dit drukt ook beter de bedoeling van het Fransche étdblir uit. De tweedo beklaagde M. heeft wel de vereeni ging mede opgericht, maar haar niet ten einde toe mede „gehouden." De afzending van pakketten en andere werkzaamheden heeft hij alleen gedaan ten genoege van den eersten bekl.terwijl men bovendien niet vergeten moet dat hij als leveran cier altijd bij den verkoop belang had, ook al deed hij persoonlijk niet mede. M. moge dom gehan deld hebben, maar zijne handelingen na de verdee ling zijn niet als „deelneming" te qualificeeren. Ware hij alleen oprichter geweest, dan zou M. na de ontvangen waarschuwing de zaak geliquideerd hebben, maar zijn compagnon wilde dit niet. Pleiter wees er op, dat volgens de wet de hier als getuigen gehoorde agenten van beklaagden ook zouden kunnen terecht staan, daar ook zij eene ongeoorloofde daad gepleegd hebben, ver moedelijk echter zonder dat zij het zelf wisten. De daad der oprichting eener loterij zon der dat daaraan gevolg is gegeven, acht spre ker niet strafbaar. Eerst na de verdeeling der goederen was het misdrijf voltooid. Daar nu niet bewezen is, dat M. aan de verloting heeft deelge nomen, concludeerde hij ook op dit punt ten zijnen aanzien tot ontslag van rechtsvervolging. Een vast commissieloon van 5 pet. zonder risico achtte pleiter voor M. vrij beduidend, en het is niet te verwonderen dat M. is blijven leveren, hetgeen hij als fatsoenlijk winkelier ook doen mocht. Wat de bij de wet bedreigde gevangenisstraf betreft, deze is z. i. daarin alleen opgenomen om aan de staatsloterij een monopolie te verzekeren. Voor den tersten bekl. vroeg bij, bijaldien de rechtbank hem niet van rechtsvervolging mocht ontslaan, ruime toepassing van verzachtende om standigheden. Hij beaamde het gezegde van het openbaar ministerie, dat alle dergelijke versenigingen eene pest der maatschappij zijn, doch meent dat het kwaad niet is te keeren door strafvervolgingen, maar door de pers, die dt menschen kan voor lichten en hen wijzen op het gevaar van teleur stelling en bedrog. Dat is de taak der pers, en daarom noemt de verdediger het een trenrig tee- ken des tijds, dat nog onlangs een blad, hetwelk critiek tegen eene zoodanige vereeniging geleverd had, eene drukpersvervolging heeft moeten onder gaan. De Nederlandsche staat maakt zich medeplichtig aan het kwaad door hot instandhouden der staats loterij, geen wonder daarom dat het publick niet weet waarom het ook niet eene loterij mag op richten. Daarom is het zeer wcnachelijk de pu blieke opinie voor te lichten. Ten slotte beval pleiter zijne beide clienten, voor het geval zij niet van rechtsvervolging moch ten ontslagen worden, in de clementie der recht bank aan, en rekent hij alleen op het opleggen eener geldboete zonder gevangenisstraf. Bij zijne repliek merkte de substituut-officier van justitie onder anderen opdat beide be klaagden verdienden als oplichters te kunnen worden beschouwd, maar dat de rechtbank z. i. terecht geoordeeld heeft dat niet bewezen is dat in de verspreiding der circulaire het opzet tot oplichting lag. Het prospectus is echter blijkbaar opzettelijk dubbelzinnig gesteld en aan de gedane voorspiegelingen is niet voldaanvan den beginne af heeft de bedoeling voorgezeten om te kwader trouw te zijn. Ten aanzien van beide beklaagden persisteerde hij bij zijn genomen requisitoir. M.r. Fokker beriep zich bij zijn dupliek op som mige in de instructie en ook hier afgelegde gun stige verklaringen ten voordeele zijner cliënten, ook wat de waarde der voorwerpen betreft. Ook deed hij nogmaals uitkomen, dat het houden der verloting zelve eerst strafbaar ia, maar niet het in de wereld zenden eener circulaire, die slechts eene verbintenis behelst. Ook hij persisteerde bij de genomen conclusie. De uitspraak is bepaald op a. Woensdag, des voormiddags te 11 uren. De berichten omtrent de vechtpartijen te Haar lem blijken overdreven te zijn geweest. Niemand is althans doodelijk gewond. De schuld wordt zoowel aan de burgers als aan de huzaren gewe ten. Vermelding verdient het goede voorbeeld door een fabrikant, den heer Prévinaire gegeven, die tot zijne arbeiders zeide: „Ik verlang dat gij na uw werk rustig naar huis gaat, anders kan ik u niet meer gebruiken." Indien ook andere patroons op dezelfde wijze hun invloed op hunne ondergeschikten aangewend hadden zouden mis schien de ongeregeldheden voorkomen zijn. Te Wijhe worden ijzeren bouten in een veer tigtal huizen geslagen met het inschrift „H. E. 76" (hoogste rivierstand in 1876). Sommige dier bonten zitten inandere nabij het dak der wonin gen. Onder de Paasch-ossen in den Haag wordt volgens het Dagblad dit jaar de kroon gespannen door een tiental zeldzaam zware ossen, op Zeeuw- schen bodem gemest, door den heer Streng in de Nieuwstraat geslacht en tentoongesteld. De opmetingen voor den spoorweg Leiden Woerden zijnnu het droge weder zulks toe laat, met ijver hervat. Men verwacht binnen kort de onteigening. De werkstaking onder de scheepstimmerlie den te Amsterdam loopt ten einde; vele hunner hebben tegen het vroegere loon den arbeid hervat. Teijler's tweede genootschap heeft den heer mr. J. Dirks te Leeuwarden den gouden eerepen ning ter waarde van f 400 toegekendwegens het leveren eener wetenschappelijke beschrijving van de gildepenningen van Noord-Nederlandter voldoening aan de door het genootschap in 1874 uitgeschreven prijsvraag. De heer Cd. Busken Huet is van Batavia naar Europa vertrokken en door dr. J. l'Ange Huet als verantwoordelijk redacteur van het Alge meen Dagblad van N. I. opgevolgd. Hij blijft echter aan genoemd blad als mede-arbeider werk zaam. 14 April, 's av. 11 u. 47 gr. 15 'smorg. 7 u. 43 gr. 'smidd. 1 u. 55 gr. 'sav. 6 u. 53 gr. Nadat de Fransche kamers zijn uiteengegaan heeft het ministerie niet stil gezeten, maar in de eerste plaats zich bezig gehouden met de wijzigin gen in het korps der prefectendie thans in het Journal officieel zijn bekend gemaakt. Ditmaal zijn de veranderingen veel talrijker dan den 21™ Maart jl. Het laatste besluit toch omvat 47 pre fecturen. Elf prefecten zijn als zoodanig ontslagen en andere vervangen, terwijl een aantal prefecten, onderprefecten, secretarissen van prefecturen enz. zijn verplaatstzoodat een groot gedeelte van het personeel eene revisie heeft ondergaan. Over het geheel schijnt het besluit een goeden indruk te hebben gemaakt, hoewel men, volgens de Temps te oordeelen, zou zeggen, dat de republikeinen wel dankbaarmaar nóg niet voldaan zijn. „Toen het besluit van 21 Maart verscheen, zegt ge noemd orgaan hebben wij terstond hulde ge bracht aan den liberalen geest, waardoor het was geïnspireerd. Wij zeiden, dat het een goed begin was, hetwelk hoop deed koesterendat het weldra door een aanvullings-decreet zou worden gevolgd. Dit complement is thans gegeven in het decreet van heden. Om te zeggen dat het voldoende is, er het laatste woord van het ministerie in te willen zien en een volkomen satisfactie voor alleeischen van bet land, dit zou te veel zijn. Maar iederen dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad om niet rekenschap te houden met deze daad van het ministerie." Er zijn dus nog meer prefecten, die het in de oogen der republikeinen hebben verbruid en deze zullen wel niet rusten voordat het perso neel der administratie is gezuiverd van alle elemen ten die zich door Benapartistische of monarchale intriges hebben gecompromitteerd en van welke men weet of kan onderstellen, dat zij tegen de republiek gestemd zijn. Ten aanzien van de meest erkende Bonapartisten zijn bij de beide decreten afdoende maatregelen genomen. De quaestie der fueros schijnt in den boezem der Spaansche regeering reeds in dien zin te zijn opgelost, dat zij zullen worden afgeschaft. Het wordt nl. te Madrid als zeker beschouwd, dat het ministerie een voorstel in dien zin zal doen, zoodat de Baskische provinciën wat betreft het betalen van belasting en de conscriptie met de andere provincies gelijk zullen worden gesteld. Zij zullen echter hun democratische gemeente- organisatie behouden. Hoewel het altijd bedenkelijk is uit zonderingen toe te laten zal deze wel de minst gevaarlijke zijn aangezien zij alleen plaatselijke belangen betreft, terwijl ten aanzien van de ver plichtingen jegens het rijk alle voorrechten wor den opgeheven en alle burgers van den staat op eene lijn zullen worden gesteld. Te Madrid is men overtuigd dat het regeeringsvoorstel door de cortes zullen worden aangenomen. In verschillende bladen werd dezer dagen ge meld, dat de regeering van koning Alfonsus voor nemens was de wederinvoering van het concordaat van 1851 met den pauselijken stoel voor te stellen. Het ministerieele orgaan de Diario verklaart echter op grond van goede inlichtingen te kunnen verzeke ren, dat de regeering tot een dergelijk voorstel niet zal overgaan, en ook niet zou kunnen overgaan omdat artikel 1 van het concordaat in strijd is met artikel 11 van de ontworpen constitutiebetreffende de godsdienstige verdraagzaamheid. Hieruit blijkt dus voldoende, dat de regeering de bepaling in dat artikel voorgesteld wil handhaven en te dien aanzien tot geen concessies jegens het Vaticaan geneigd is. Omtrent het gebeurde te Belgrado op den 9™ dezer deelt de Politische Correspondenz eenige bijzonderheden mede, waaruit blijkt, dat de demon straties tegen het Oostenrijksche consulaat niet het gevolg waren van een oogenblikkelijke op welling, maar integendeel reeds gedurende veer tien dagen door de Omladinisten waren voor bereid. Dit geeft natuurlijk aan het gebeurde een veel ernstiger karakter en daaraan zal dan ook wel grootendeels moeten worden toe geschreven dat de zaak zoo hoog is opgenomen, hoewel slechts een bediende licht werd gewond en een steen tegen het hotel van het consultaat te recht kwam. De consul-generaal en diplomatieke agent, baron von Wrede, eischte dat de regeering van Servië terstond openlijk verontschuldiging zou vragen en waarborgen zou geven tegen de herhaling van dergelijke gebeurtenissen. Voorts verlangde hijdat de schuldigen en eenige agen ten van politie, die zeker nalatig zijn geweest in hunne verplichtingen, zouden worden gestraft. Werd aan zijn verlangen niet terstond voldaan dan zou hij onmiddellijk de Oostenrijksche vlag van het gebouw intrekken en Belgrado verlaten. De regeering heeft zich echter bereid verklaard terstond aan het verlangen van den Oosten- rij kschen vertegenwoordiger te voldoen, zoodat eene verklaring daaromtrent in het oificieele regee- ringsorgaan zou verschijnen. Op de internationale bijeenkomst van houders van Egyptische fondsen te Alexandrie is eene eommissie'benoemd, om zich in betrekking te stel len met den minister van financiën, die haar eer gisteren in audiëntie heeft ontvangen. Hij ver klaarde, dat de regeering de hangende financieele quaestie zoo spoedig mogelijk tot eene oplossing zal brengen. Het daartoe strekkende verzoek van de commissie is door de consuls der verschillende mogendheden gesteund, die zich met het denk beeld om desnoods de tusschenkomst der mogend heden in te roepen wel moeten kunnen vereenigen. In de Italiaansche bladen is ernstig sprake van het voornemen van generaal Garibaldi om een proces tot echtscheiding in te stellen tegen gravin Eaimondi te Como. Met belangstelling wordt dit proces te gemoet gezien, waarvan men een hoogst belangrijke bij drage verwacht voor de geschiedenis van beroemde eehtscheidings-processente meer daar de vrouw waarmede de generaal tegenwoordig leeft en waarbij hij verscheidene kinderen heeft, er op aandringt, dat deze door een wettig huwelijk zullen worden ge wettigd. Dit verlangen wordt algemeen gebillijkt en het eenige wat in de zaak verwondering baart is dat Garibaldi, die zijne wettige vrouw, gravin Eai mondi, weinige uren na het huwelijk voor a'tijd heeft verlaten, vijftien jaren heeft laten verloopen alvo rens een eisch tot nietigverklaring van het huwe lijk in te stellen. Onder de bestaande wetgeving kan de eigenlijke echtscheiding niet worden uit gesproken, alleen die van tafel en bed. De zeer romantische geschiedenis van Garibaldi's huwelijk is in het kort deze. Toen de generaal in 1859, na den slag bij San Fermo en na den Oostenrijkschen generaal Urban op de vlucht te hebben gedrevenzijn feestelijken intocht in Como hield, kwam hem op een fraai paard een schoone vrouw te gemoet, die hoewel uit een grafelijk huis gesproten echt patriotische gevoelens scheen te koesteren en op sentimenteele wijze den gene raal vroeg „Garibaldiwilt gij mij Ik ben bereid uwe vrouw te worden In dien tijd, waarin de romantiek en het ongelooflijke een zoo groote rol in zijn leven speeldenhad deze ontmoeting voor Garibaldi niets ongewoonswant een andere nog schooner en misschien nog meer op den generaal verliefde dame wierp zich met den uitroepdat zij iets voor Italië wilde doen aan zijn borst, ter wijl zij hem haar zakdoek schonk en hem een kus gaf. Hoe dit zij, Garibaldi was ditmaal een aristo craat en volgde den Sirenenroep van de schoone, beminnelijke amazone, die aan de oevers van het meer van Como een prachtig slot bezit, en daar de held van San Fermo en de burgtvrouwe van Ulmo het spoedig eens waren, werd binnen enkele dagen het kerkelijke huwelijk, daar het burgerlijke nog niet was ingevoerd, voltrokken. In de Villa Eai mondi werd in tegenwoordigheid van alle in de omgeving vertoevende Garibaldianen een schitte rend huwelijksfeest gegeven. Terwijl de generaal zich innig gelukkig gevoelde in het vooruitzicht van een aangenaam huwelijksleven, dat in 1849 zoo smartelijk voor hem was afgebroken door het verlies zijner eerste vrouw, zijn beminde Annita, fluisterde een zijner vrienden, die niet kon dulden dat hij zoo schandelijk bedrogen werd, hem een welge meend maar vreeselijk woord in het oor, dat Gari baldi het bloed naar het hoofd deed stijgen. Een enkele blik op zijn schoone gravin thans zijne gemalin, was voldoende om hem te overtuigen van het laaghartige bedrog jegens hem gepleegd. Met ergernis en toorn in het hart stond de bevrijder van Italië op, liet zijn nieuwe eehtgenoote zonder

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 2