N°. sa
119e Jaargang.
1876.
Donderdag
6 April.
Telegraphische berichten.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per 3/m. franco f 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent,
Advertentiën20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50;
iedere regel meer f 0,20,
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte,
Middelburg, 5 April,
FEUILLETQ3ST,
18.
De hulpprediker van Brentburn.
Benoemingen en besluiten,
Marine en leger,
In verband met de hervatting van den volledi-"
gen spoorwegdienst' tussehen Utrecht en Boxtel^
geschiedt de postdienst op deze lijn weder regel
matig op denzelfden voet als vóór de tijdelijke
stremming van het spoorwegverkeer op het baan
vak Hedel—Yught, De buitengewone middelen
waarmede tijdelijk in de postgemeenschap van
's Hertogenbosch werd voorzienzijn dientengevol
ge, te rekenen van 3 dezer, opgeheven.
(Staats Ct.)
Sedert Februari 11. zijn uit de gemeenten
Bath en Rilland een twaalftal boerenarbeiders,
waarvan sommigen met hun geheele gezin, naar
de omstreken van Haarlem vertrokken. De dag
gelden bedragen daar 1.50terwijl in genoemde
gemeenten, in dezen tijd van 'tjaar, dooreen
arbeider slechts 80 cent per dag kan worden ver
diend.
De commissie voor den Nederlandschen waters
nood te Manchester heeft in twee dagen tijds
f 13,455.60 ontvangen en alsnu voor verdere giften
bedankt, onder mededeeling dat het ingezamelde
toereikend is. Onder de gevers vindt men alle
voorname handelsfirma's van Manchester.
Naar men verneemt is voor de aardrijkskundige
expeditie naar Sumatra thans zooveel bijeen dat
zij stellig zal doorgaan. Men is thans druk bezig
met het voorbereiden der expeditie: het aankoo-
pen van - instrumentenhet verzamelen van de
noodige gegevens, kortom het bijeenbrengen
van alles, wat de onderneming zoo vruchtbaar
mogelijk moet maken voor handel en wetenschap.
(N. B yct.)
Hugenpoth 's „Kloosters in Nederland" geeft het
antwoord op de vraag, wie de firma Vülefort en
C°. is, welke als eigenares der goederen van het
Jezuïeten-gesticht te Katwijk is opgetreden. In
dat boek vindt men onder de bijlagen een extract
uit de akte van vennootschapaangegaan door
eenige paters-Jezuïeten onder de firma van Ville-
fort en c°. te Amsterdam, op 24 Aug. 1852. Onder
den eersten inbreng der vennooten komt ook het
gesticht te Katwijk met toebehooren voor.
De heer mr. A. Kerdijk schrijft aan de Nieuwe
Eotterdamsche courant het volgende, dat wij,
Naar het Engelsch van Mevrouw Oliphant.
Vervolg.)
Mevrouw Ascott zag de tante voor 't eerst recht
aan; zij had haar voor eene oude baker of min
gehouden, want juffer Maydew bezat geen aristo
cratisch voorkomen, zooals de meisjes, maar die
waren ook St. Johns. „Tenzij er iets gedaan
wordt herhaalde mevrouw. „Wij zullen gaarne
alles doen wat mogelijk is; maar wat kan er ge
daan worden?"
„Stil, kind; zij weet niet, dat ik familie van u
ben," fluisterde juffer Maydew eene der meisjes
toe, waarop zij tegen mevrouw Ascott voortging:
„Ik geloof, dat er zeer veel aan te doen zou zijn,
als de vrienden van mynheer St. John dadelijk
een verzoekschrift aan den lord-kanselier opstelden
en daarin zeiden hoe lang hij hier gestaan heeft
en hoe bemind hij is, met eene duidelijke uiteen
zetting van de geheele toedracht der zaak. Ik
ken zijn lordschap niet persoonlijk," vervolgde de
oude dame„maar hij kan geen slecht mensch
zijn, of hij had nooit dat ambt gekregen. Ik kan
mij niet anders voorstellen, dan dat hij aan mijn
aangezien de daarin bedoelde redeneering ook blij
kens ons verslag van het onderwijs debat te Vlis-
singen door den voorzitter der afdeeling van
„Volksonderwijs" aan den heer Kerdijk werd toe
geschreven meenen te moeten overnemen.
„Volgens een bericht in uw blad zou erna een
voordracht over ons volks-onderwijsvóór eenige
weken te Vlissingen door mij gehoudengeen ge
legenheid geweest zijn om in discussie te treden,
„vermits de spreker zulks ongepast oordeelde in
de tegenwoordigheid van dames."
„Hier is een vergissing in 't spelmijns inziens
van genoeg beteekenis om er met een enkel woord
op te wijzen.
„Inderdaad heb ik toen, hoewel de beslissing
overlatende aan het bestuur der afdeeling Volks
onderwijs het debat minder wenschelijk geacht;
doch om een andere reden. Een debat schijnt
mij slechts vruchtbaar te kunnen zijn in een op
zettelijk daartoe belegde bijeenkomstwaarin eeni
ge scherp geteekende stellingen met een kort
woord ingeleid worden en dus voor gedachten-
wisseling voldoende tijd overblijft. Waar daaren
tegen de uiteenzetting der noodzakelijkheid om
tot verbetering van ons openbaar onderwijs te
komen, het doel der vergadering isdaar vereischt
dit om de uitgebreidheid van het onderwerp zóó
veel tijd, dat de aanwezigen reeds naar huis
gaan verlangen op het oogenblikdat het
debat een aanvang nemen kan; er wordt een
half uur, maar uit den aard der zaak hoogst
oppervlakkig gediscussieerd; de tegenstanders zijn
ontevreden, de voorstanders niet minder onvoldaan;
en terwijl het doel der samenkomst door het matte
einde schade geleden heeft, is niet het minste nut
gesticht door de gegeven gelegenheid om tegen
het gesprokene in verzet te komen. Dat is een
ondervindingherhaaldelijk door mij opgedaan;
en vandaar het advies, te Vlissingen door mij
gegeven.
„Ik stel er prijs op te verklaren, dat waarlijk
niet de tegenwoordigheid van dames mij daartoe
leidde. Want wel verre van te meenendat de
wisseling van gedachten over de ernstige onder
werpen van het openbare leven in haar tegenwoor
digheid ongepast zou zijn, ben ik integendeel
overtuigd dat ook dit een geschikt middel is om
haar zóo noodige belangstelling te winnen of te
versterken vcor de groote aangelegenhedendie
hoofd en hart van ons mannen vervullen. Hoe
meer dit ons gelukt, des te beter zoowel voor de
ontwikkeling der vrouw als voor het levensgeluk
van den man en voor de behartiging van het al
gemeen belang."
De zesde en laatste der door de vereeniging
Uit het volkvoor het volk alhier georgani
seerde bijeenkomsten tot het houden van volks
heer St. John de plaats zcu geven, indien hem
goed duidelijk werd gemaakt hoe de zaak in
elkander zit. Het komt mij bijna voor, alsof dat
van zelf spreekt."
„Ja, dat doet het ook," erkende mevrouw As
cott. „'tls een geluk, dat gij daaraan gedacht
hebt. Ik zal er dadelijk mijn man over spreken
en zien wat hij zegt."
„En als er nog iemand anders is, op wien gij
invloed kunt uitoefenen, des te beter," hernam
juffer Maydew; „om indruk te maken moet de
stap algemeen zijn, van de geheele gemeente uit
gaan, en dadelijk gedaan worden."
„Natuurlijk," bevestigde mevrouw Ascott. „Ik
geel u de verzekering, dat ik er mijn man over
spreken zal." Bij die woorden stond zij op om
te vertrekken, een weinig onthutst door de nadruk
kelijke wijze waarop de vreemde dame gesproken
had en aan den anderen kant opgewekt door het
bewustzijn dat zij eene zending bad te vervullen.
Juffer Maydew deed haar tot aan de deur uitge
leide.
„Laat er dadelijk werk van gemaakt worden,"
drong zij opnieuw aan. „Er zijn reeds veertien
dagen sinds den dood van den predikant verloopen.
Als de gemeente iets wil doen, moet ej geen dag
meer verzuimd worden."
„Neen, dat begrijp ik, dat begrijp ik! Dadelijk
zal ik er mijn man over onderhouden I" antwoordde
de bezoekster, nu haastig de wijk nemende.
Toen juffer Maydew terugkwam, wierp zij zich
met een zucht van verlichting op haar stoel.
voordrachten, welke gisteren avond plaats had, was
minder druk bezocht dan de vorige. De heer E. van
der Ven uit Antwerpen las twee volks-novellen voor,
getiteld „Het proza van den arme", en „Juffer
Snipper." In de eerste schetste hij een tweetal
fabriekskinderen, die later samen trouwden, doch
allengs zoozeer met tegenheden te worstelen had
den, dat zij zelfs niet eens de huishuur konden
betalen en de huisbaas het nog overgebleven huis
raad, op eene tafel en een paar stoelen na, in
beslag liet nemen. Toen zij trouwden wilde de
man niet hebben dat zijne vrouw nog langer de
fabriek bezoeken zou, hij kon wel voor hun beiden
en voor hun kind het brood verdienen. Het bleek
echter dat hij zich te sterk had gewaand en het
huisgezin werd, ook tengevolge van zijne ernstige
ziekte, verplicht een zolderkamertje in een der
smerigste stegen der achterbuurt te betrekken.
Nu zou ook de vrouw het hare doen om in
beider onderhoud te voorzien. Zij ging uit
werken Neenzij wist dat zij nog schoon
was, en die schoonheid moest eene bron van in
komsten wordenzij gaf zich over aan prosti
tutie En de man Hij nam op zekeren dag een
kort besluitgreep een eind touwmaakte daar
van een strop en hing zich aan een balk van zijn
zolderkamertje op
In de tweede der genoemde novellen maakte
men kennis met den levensloop van zekere Johanna
Snipperdochter van een zeer geacht dorpsschool
meester met een groot gezin en weinig inkomen.
Zij was naaister van beroep hetgeen den spreker
aanleiding gaf om het leven der naaisters in het
algemeen en van juffrouw Snipper in het bijzonder
te beschrijven, doorweven met verschillende me-
dedeelingen omtrent personen en zaken, die daar
mede al of niet in verband stonden.
Gaarne nemen wij aan, dat alle aanwezigen den
spreker dankbaar waren voor zijn geleverde penne-
vruchtenof zij echter ook voldaan zijn geweest
meenen wij op goede gronden te mogen betwijfelen.
De voordracht van het dichtstuk van de Buil:
„Eduard III voor Calais" door den heer W. Ap
pel werd met belangstelling aangehoord.
Hét muzikale gedeelte van het programma,
bestaande in David's Variatiën yoor viool met
begeleiding van piano, door den heer Rudolf Bek-
ker uit Vlissingen, en van twee solo's voor piano
(„Nocturne" van Th. Döhler en „Valse" van Ro-
sellen) door den heer Frederiks, werd verdienste
lijk uitgevoerd. Beide solisten verwierven warme
toejuichingen. De heer Bekker vond daarin aan
leiding om nog een viool-solo ten beste te geven.
veeartsen. Benoemd tot plaatsvervanger van
„Daar, meisjes," sprak zij, eindelijk heb ik nu
de zaak aan den gang gebraeht. Dat was een
aardige vrouw; als zij moeite wil doen, twijfel
ik niet, of de zaak komt in orde. Wat een zegen
dat zij kwam, terwijl ik hier was."
„Ik hoop dat alles goed zal gaan," zet Cecily
op twijfelenden toon, „maar zij is niet heel niet
heel verstandigmoet ge weten. Wel is zij altijd
zeer vriendelijk, maar ik hoop nu maar, dat zij
niets verkeerds zal doen. Is dat papa met wien
ik haar hoor spreken?1' riep de jonge dame ver
schrikt uit, want vrij luide stemmen lieten zich
in het voorhuis hooren. Zelfs de voornaamste
samenzweerster werd stil toen zij bemerkte dat
St. John in aantocht was, want zij was eenigszins
ongerust dat hij den weg, dien zij had ingeslagen,
misschien niet in allen deele zou goedkeuren.
Zij nam hare plaats in een hoek, zoodanig dat de
meisjes en verscheidene meubelstukken zich tus
sehen haar en dengeen, die binnen zou komen,
bevonden.
„Waar spreekt mevrouw Ascott toch over?"
vroeg de hulpprediker, binnentredende. „Is de
thee gereed? want ik heb nog veel te doen. Wat
hebt gij die goede dame in 'thoofd gebraeht? Zij
sprak van een verzoekschrift, en van den lord-
kanselier, en van slecht nieuws. Ik hoop niet,
Cecily, dat ge u met de politiek gaat bemoeien?
Wat beteekent dit alles
„Hier is tante Jane, papa," zei Cecily, die zich
even weinig op haar gemak gevoelde als juffer
Maydew. Deze moest nu wel opstaan en over de
den districts veearts wien Haarlem als standplaats
is aangewezen, J. Mazure Cz., aldaar.
kabinet des konings. Benoemd tot adjunct-com
mies bij het kabinet des konings J. F. Cariot,
J. F. Dohna en C. O. G. de Ridder, thans 1"
klerken.
telegraphie. Benoemd tot directeur van een
der rijks-telegraafkantoren de telegrafist 2C klase
J. J. Hogeweg.
onderscheidingen. Vergunning verleend aan den
voor den dienst in Indië bestemden soldaat V. A.
Delavallée van het koloniaal werfdepot tot het
dragen van de Fransche „medaille militaire."
De luitenants ter zee 2e klasse H. van der
Meer en F. W. C. Ledeboer, laatst behoord heb
bende tot het eskader in Oost-Indië en van daar
den 28en Maart jl. in Nederland teruggekeerd, zijn
met dien datum op noDactiviteit gesteld.
De kapiteins der 2e klasse bij het korps
mariniers W. L. G. J. F. Cramer vanBaumgar-
ten, P. S. C. A. Courier dit Dubekart, en P.
Dibbetz, zoomede de le luitenant bij dat korps
C. H. Pilaar, laatst behoord hebbende tot het es
kader in Oost-Indië en van daar den 28en Maart
jl. in Nederland teruggekeerd, zijn met dien da
tum ter beschikking gesteld van den kommandant
van voorschreven korps.
Onder presidium van den militairen intendant
de Ras is aan het departement van Oorlog eene
commissie vergaderddie moet onderzoeken tot
welke kosten het zal leiden, indien men den sol
daat geheel vanwege het rijk voedt en hem eene
vaste soldij zal doen genieten.
Bij de verkiezing van een lid der tweede
kamer voor het hoofdkiesdistrict Amersfoort (in
plaats van wijlen den heer van Loon) is met 1168
stemmen verkozen de heer mr. A. baron Mackay
(conservatief-antirevolutionair) tegen 613 stemmen
op den heer de Beaufort (liberaal).
TWEEDE KAMER.
Met 55 tegen 9 stemmen besliste de kamer dat in
de wet op het booger onderwijs de maatschappe
lijke betrekkingen zullen opgenoemd worden, tot
welke de doctorale graden de bevoegdheid geven.
Een amendement van de heeren Mackay en Mi-
randolle werd aangenomen, waarbij de doctorale
graad in de rechten behoudens het academisch
examen in de Indische vakken, de bevoegdheid
sopha heen, die haar voornaamste bolwerk was, aan
■St. John de hand geven.
„Wat meende zij toch met haar slecht nieuws?"
herhaalde hij. „Zij scheen te denken, dat het ons
betrof. Hebt gij er iets van gehoord, lieve kin
deren
„Helaas, ja papa, heel slecht nieuws", antwoordde
Cecily met tranen in de oogen. „Het staat in de
courant. Mevrouw Ascott had het gelezen, en
daar hebben wij over gesproken. Och, lieve papa,
laat er u niet door neerslaan. Misschien loopt het
beter af dan wij denken. Er kan wellicht nog
iets aan gedaan wordenen in 't ergste geval zijn
Mab en ik in staat en ook bereid om te werken."
„Ik weet niet wat gij bedoelt", verzekerde St.
John, en toen hij daarop de advertentie zelf las, kon
men niet veel verandering op zijn gelaat waarne
men. „Wel, welis hij dan toch eindelijk heen
gegaan?" sprak hij. „Ik heb het reeds langver
wacht. Sedert jaren ging zijne gezondheid meer
en meer achteruit. Die arme Chester! Is hij
waarlijk eindelijk heengegaan? Ik herinner hem
mij nog van de academie. Hij was een jaar jon
ger dan ik, maar altijd ziekelijk. Arme man!
Hij was heel wat beter af dan ik, maar hij heeft
er nooit veel pleizier van gehad. Welk een les
voor ons, lieve kinderen!"
„Maar, papa", riep Mab, die altijd veel haastiger
was dan hare zuster, „'t is veel meer dan eene les.
Bedenk eens welke gevolgen het voor u en ons
en iedereen zal hebben!"
„De kleine Mab wil lessen geven", merkte hij