INK 77.
119e Jaargan
1876.
Donderdag
30 Maart.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiên: 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20,
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte,'
Zij die zich voor 1 April 1876 op
deze courant abonneerenontvangen de
nog in dit kwartaal verschijnende nom
mers van het blad gratis.
Middelburg, 29 Maart.
FEUILLETON..
13.
De hulpprediker van Brentburn,
Benoemingen en besluiten.
Marine en leger.
H. M. de koningin omtrent wier gezondheid
in de laatste dagen weder minder gunstige ge
ruchten geloopen hebbendie echter niet beves
tigd zijnis voornemens morgen van Cannes naar
Parijs en den 5en April van daar naar 'sHage
terug te keeren.
Z. K. H. prins Alexander zal nog eenige maan
den zijn verblijf in Algiers voortzetten.
Benoemd tot havenmeester te Neuzen, J. L.
van IJsselstein, thans sluismeester aldaar, en tot
sluismeester in diens plaats J. Pander, thans onder-
sluismeester te Vlissingen; terwijl tot onder-sluis-
meesters zijn aangesteldte Vlissingen Gr. J.
Bruker vroeger gezagvoerder op een der licht
schepen op de Wester-Scheldete Neuzen aan
de West-sluizen A, C. Limonard, thans eerste
sluisknecht te Vlissingen, en aan de Oóst-sluizen,
W. Satter, thans eerste sluisknecht aan laatstge
noemde sluizen.
De heer G. A. Peters, geneesheer te Oost-
Souburg, is door den gemeenteraad aldaar in zijne
jongste zitting benoemd tot gemeente-geneesheer.
De hervatting van den dienst op de spoor-
weglijn Vught's Bosch heeft heden niet plaats
gehad, dewijl bij het vallen van het water geble
ken is dat de pijler van de Dieze-brug gezakt
was. De beproeving der brug en de opneming
van den weg, door den raad van toezicht, zullen
waarschijnlijk nog deze week plaats hebben, waarna
men hoopt, indien er niets meer in den weg komt,
aanstaanden Maandag den dienst weder te kunnen
openen.
In de Staats-courant van heden komt weder
eene opgave voor van gewonde en gesneuvelde
Europeesche militairen van de expeditionaire macht
in Atchin sedert den 24en Januari jl. Als ge-
Naar het Engelsch van Mevrouw Oliphant.
(Vervolg!)
„Ik hoop, dat het bij de Robinsons stil zal
wezen als wij voorbij gaan," sprak zij. „'t Zou
niet pleizierig zijn als zij er juist op dat oogenblik in
de volle pret waren en wij misschien de Beau
Danube hoorden spelen! Ik mag dat gefiedel niet
als wij van zulk eene heerlijke avondwandeling te
huis komen."
Cecily gaf hare zuster ten teeken van instem
ming een klein kneepje in den arm. Doorziet gij
de meisjes niet, waarde lezer? 'tWas de Beau
Danube niet, die zoo op haar werkte, maar de
quadrille des landerswier muziek een kreupele
zou doen dansen. Cecily en Mab drukten zich
tegen elkander aan en keken naar 't venster op,
waar de schaduwen van dansende gestalten te
zien waren. Met een zucht gingen zij naar hare
zolderkamer en ontweken de stilzwijgende afkeu
ring, die in het „goeden nacht" van juffrouw
Blandy zon opgesloten liggen, want zij vond die
avondwandelingen al zeer verkeerd. Waarom
moesten zij juist op 't zeltde uur als de ambachts-
sneuveld komen daarin voor: de le luitenant
W. D. C. Regensburg en de Europeesche fuselier
V. Hanekamp.
Door jhr. m*. G. C. J. van Reenen werd
gisteren in handen des konings de eed afgelegd
als vice-president van den raad van state waarna
hij in een plechtige zitting van dat college als
zoodanig geïnstalleerd werd onder het houden
eener toespraak van het voorzittend lid mr. Ba-
chiene, waarna de vice-president zijn werkkring,
insgelijks met het houden eener toespraak tot den
raad, heeft aanvaard.
In het kamer-overzicht van het Handelsblad
leest men het volgende:
„De interpellatie van den heer Mees, over een
ondiepte in den Rotterdamschen waterweg, zal
nader worden behandeld. Met onze groote nieuwe
waterwegen zijn wij nog niet gelukkig. In dezelfde
zitting is het ontwerp ingekomenwaarbij aan
de Amsterdamsehe Kanaalmaatschappij wegens
„overmacht" uitstel wordt verleend voor de ope
ning van het Noordzeekanaal. Aanstaanden
Zaterdag 1 April een omineuse datumzoude
het kanaal voor schepen van 5.50 M. diepgang
bevaarbaar moeten zijn! Wie weet hoe lang het
nog duren zal
Het „Weekblad van het Regt" acht de trans
actie waartoe men door het oprichten der Amster
damsehe hoogeschool gekomen is en waarvan de
Amsterdamsehe burgerij in de allereerste plaats
de noodlottige gevolgen zal ondervindenten
hoogste gevaarlijk. Jaren lang werd er over ge
klaagd, dat drie hoogescholen te veel was en
hoewel 7t begrijpelijk is dat men tegen de slooping
van een der universiteiten opzag, plaatst men nu,
omdat drie hoogescholen te veel was, er nog een
vierde bij. Daarenboven brengt men het preroga
tief van den staatom graden te verleenendie
de bevoegdheid geven tot staatsambten en bedie
ningen en tot de uitoefening van wetenschappelijke
beroepen, over bij éene stedelijke regeering. Wel
wenschte het Weekblad het athenaeum in al
zijn luister te handhavenmet zijn roemrijk ver
leden en met zijne vele wezenlijke verdiensten,
des noods met toekenning van nog enkele ge-
wenschte rechtendoch wat men nu gedaan heeft
is een zaak die een allerslechtst voorbeeld geeft.
Wat 't gevolg van deze treurige dwaling zal zijn
is nog niet bekenddochzegt het Weekblad,
maak zulke practische instellingen als gij wilt,
maak uw ontwerp zoo voortreffelijk als bij moge
lijkheid te denken is, het is door deze éene kolos
sale fout zoodanig in den grond bedorvendat
lieden en winkeliers uitgaan, iets wat dames nooit
deden? Maar had juffrouw Blandy geweten, dat
de meisjes ontroerd werden door de muziek die
van de Robinsons tot haar overkwam en niet
konden slapen door 't luisteren naar die tonen,
dan is het te vreezen dat zij ze verregaand on
fatsoenlijk zou hebben gevonden. Zij had vergeten
wat men gevoelt op zijn achttiende jaar, zoo
lang was dat reeds geleden.
Onmiddellijk den volgenden morgen ontvingen
de meisjes het bericht van haar stiefmoeders over
lijden. Het kwam geheel onverwacht, want zij
hadden niets geweten van de trapswijze verzwak
king van dat vrouwtje en gevoelden nu zoowel
diep medelijden als een natuurlijk berouw. Men
kan zicfi' nooit verweren tegen den indruk, dat
men vriendelijker had kunnen wezen jegens dege
nen die heen zijn gegaan, dat men hun leven
gelukkiger had kunnen maken, een gevoel dat
oprijst zoodra men met zekerheid weet dat zij weg
zijn, voor alle verder vriendschapsbetoon ontoe
gankelijk.
„Die arme vrouwzet Mab, in wier oogen een
paar tranen opwelden. Cecily was dieper aange
daan. Zij was de oudste en had het meeste na
denken; de jonge teekenares vond voor alles af
leiding in hare kunst, maar Cecily had dien uitweg
niet. Zij was den geheelen dag droevig gestemd
en des avonds vond Mab haar aan het venster op
de zolderkamer gezeten, met betraande oogen naar
de zee starende, waarop de duisternis zich allengs
legerde. Toen hare zuster haar op den schouder
het daardoor alleen geheel onaannemelijk is ge
worden. Ten slotte brengt het Weekblad een
woord van hulde aan den heer Heemskerk
die zich, hoewel oud-kweekeling en oudcurator
van 't athenaeum, tegen de verheffing tot hooge
school verklaarde en tot hetj laatste den strijd
volhield.
In een particulieren brief uit Atchin wordt
aan de N. Rott. ct. de volgende dagorder mede
gedeeld, door generaal Pel tot zijne troepen ge
richt:
„Soldaten! Den 26en December ben ik met u
de westerpunt van Kotta Radja uitgerukt en te
velde getrokken tot het «fnuiken der macht van
de Atjehers, die meer dan twee jaren ons hielden
ingesloten binnen den nauwen kring van posten,
welke den Kraton omgaven.
Den 7en dezer zijt gij met mij in triomf onze
boofdversterking weder binnengerukt over Long-
batta en Pemdali.
Wanneer ge u thans op de zuiderface van Kotta
Radja begeeft en een blik laat gaan over de land
streken met mij doorloopen, dan rijzen van zelf
de namen bij u op van Aribaauw, Lampassan,
Lamtengah, de Kloof van Blunghala, Bochitdassa,
Oleisoesoe, Lamperney, Toeran Moea enz.
Aaa die namen zijn voor ons allen groote en
gewichtige herinneringen verbonden.
Groot door den door u betoonden moed, de
voortvarendheid en wilskrachtwaarmede ge den
vijand hebt vervolgd en verslagen.
Gewichtigdoor de gevolgen der aldaar gele
verde gevechtenwaardoor ge telkens kwaamt
in den rug der geduchte versterkingen, door de
Atjehers tegenover onze posten aangelegden
die hij moest verlaten en prijs geven.
In ruim 40 dagen tijds is hij aan de zuid- en
westzijde van ons aanvankelijk gebied tot in en
nabij het gebergte teruggedrongen, en zijne hulp
bronnen over water afgesneden.
In die 40 dagen is veel van u gevergd, hebt
ge zware vermoeienissen en vele ontberingen
doorgestaan, maar doordrongen van plicht en eer
gevoel hebt ge dat alles licht geteld, en u als
uitmuntende krijgslieden gedragen.
Ook u een woord van lof, die niet zijt uitge
rukt, maar daarom niettemin uw deel hebt ge
had aan de afgeloopen krijgsverrichtingen. De
voortvarendheid door u betoond in het slechten
van opgegeven versterkingen, het ont- en bewa
penen van nieuw opgerichte, het slaan van brug
gen en het maken van wegen, hebben mij in de
gelegenheid gesteld, mijn voorgenomen plan zoo
spoedig mogelijk ten uitvoer te brengen.
Officieren, onderofficieren en manschappen van
de krijgsmacht te Atjehu allen zij lof en dank
tikte, begonnen hare tranen té stroomen. „Die
arme juffrouw Brown!" riep zij uit, in den geest
terugkeerende naar dén tijd toen zij nog geene
grief tegen hare vriendelijke kleine gouvernante
hadden. „Och, Mabals ik haar maar kon zeggen
hoe bedroefd ik ben! als zij nu eens in mijn hart
kon zien!"
„Misschien kan zij dat," zeï Mab, in eene plech
tige stemming en op bijna fluisterenden toon, terwijl
zij den blik naar de lucht ophief waar juist de
avondster verrezen was.
„Had ik het haar nog maar gisteren kunnen
zeggen!" hernam Cecily, voor de eerste maal in
dat mysterie der volstrekte scheiding indringende;
en met welke lichtvaardige gedachten waren zij
gisteren vervuld geweest! Zij hadden gesmacht
naar juffrouw Robinson's bal, en zich ongelukkig
gevoeld bij het hooren der melodieën van de qua
drille des landers en den Beau Danube, op het
zelfde oogenblik toen deze tragedie zich afwikkelde,
en die arme ziel, die goed voor haar beiden was
geweest, maar jegens welke zij n i e t goed geweest
waren, van deze aarde scheidde, voor altijd buiten
beider bereik. In hare droefheid beschuldigde
Cecily zich zelve en treurde zoowel over de kort
zichtigheid van den mensch als over den dood
van haar vaders vrouw. Doch ik kan niet zeggen
dat deze smart stand hield, nadat zij haar eersten
prikkel had doen gevoelen en de treffende indruk
van eene besliste scheiding ondervonden was. De
meisjes gingen des namiddags bedaard uit, om
rouwgoed te koopen, en spraken op zachten en
toegebracht, voor uw gehouden gedrag gedurende
de onlangs afgeloopen krijgsverrichtingen, en roep
ik u wellicht spoedig weder op om ook op andere
punten de Atjehsche macht te fnuiken, dan
twijfel ik er niet aan of ge zult me wederom vol
gen als voorheen, opdat we ook dan weder te-
rugkeeren met de palm der overwinning in de
hand en in den mond een driewerf herhaald
„leve de koning
Kotta Radja, 8 Februari 1876.
De militaire en civiele bevelhebber,
(was get.) Pel."
rechterlijke macht. Benoemd tot kantonrechter
te Gennep mr. W. H. J. Cambier van Nooten,
thans substituut-griffier bij de arrondissements
rechtbank te Amsterdam; tot substituut-griffier bij
de arrondissements-rechtbank te Amsterdam mT. J.
Meerburg, thans substituut-griffier bij de arrondis
sements-rechtbank te Dordrecht; tot substituut
griffier bij de arrondissements-rechtbank te Dord
recht mr. D. R. B, baron van Lijnden, advocaat
te 's Gravenhage.
ingenieurs. Benoemd, met ingang van 1 April a.,
tot werktuigkundig ingenieur bij de artillerie
stapel- en constructiemagazijnen de heer R. Witte.
militaire academie. Benoemd, met ingang van
1 September a., tot leeraar in de geniewetenschap
pen bij de Koninklijke militaire academie, J. L.
Cluysenaer, civiel ingenieur.
marine. Bevorderd, met ingang van 1 April a.,
tot luitenant ter zee 2° klasse de adelborsten le kl.
L. Adriani, D. A. Kraijenhoff van de Leur, C. A.
de Brauw, J. H. Calmeijer, F. van den Berg,
P. T. M. van Leeuwen, H. P. Netscher, F. C.
Granpré Molière, O. H. Kuyck, J. D. Heyning,
W. P. A. M. Kluit, jhr. J. A. G. van der Staal,
H. J. E. van Gogh, C. F. de Ruyter de Wildt,
R. Betz, W. A. Palm en H. Rudolph.
leger. Eervol ontslag uit den militairen dienst
verleend, met toekenning van pensioen, aan den
met verlof hier te lande aanwezigen majoor der
infanterie van het leger in Nederlandsch-Indië
F. M. Muller, met ingang van den len April a.,
wegens ongeschiktheid tot het gaan hervatten van
den werkelijken dienst, tengevolge van lichaams
gebreken.
Men leest in het Vaderland:
Binnen een jaar tijds zijn aan het marine-eta
blissement te Willemsoord uitgerust en naar zee
ernstigen toon. Hare levenslustigheid was tijdelijk
getemperd, zij werden als door de vleugelen van
den doodsengel overschaduwd. Zelfs de zonneschijn
kwam haar flauwer voor, de geheele wereld als in
een nevelsluier gehuld. Doch men- was nog slechts
een paar weken van de groote vacantie verwijderd,
zoodat zij niet dadelijk konden vertrekken. Juf
frouw Blandy gaf in half verstaanbare woorden
hare blijdschap te kennen, dat mevrouw St. John
slechts de stiefmoeder der meisjes was geweest.
„Wat zouden wij begonnen hebben als zij uwe
eigene moeder geweest ware?" sprak zij. Zoo
werd het dan bepaald, dat de meisjes eerst in het
laatst van Juli, als de groote vacantie een aanvang
nam, naar huis zouden gaan.
(Wordt vervolgd).