1876.
Donderdag
23 Maart.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiëni 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.van 1—7 regels f 1,50
-
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Watersnood.
Zij die zich vóór 1 April 1876 op
deze courant abonneerenontvangen de
nog in dit kwartaal verschijnende nom
mers van het blad gratis.
Middelburg, 22 Maart,
Sedert de opgave van gisteren is aan het
bureau van dit blad ontvangen:
Van J. H. P. ƒ10; A. Z. Oostkapelle ƒ2.50;
„opbrengst biljart" ƒ3; schoolkinderen Oost-Sou
burg ƒ13; bruiloftsgasten Middelburg ƒ12van
den heer P. Rienstra, predikant te Veere, 26.50
(zijnde van N. N. ƒ1; drie jongens B. J. P. ƒ3;
J. L. 2; J. Z. ƒ1; M.J.v.B. ƒ1; J.H.v.T- ƒ1;
mej. J. G. ƒ1; J. S. ƒ1; J. G./T; B.v.N. ƒ2.50;
Iz. O. ƒ1; D. K. ƒ1; J. de B. ƒ1; J. de N. ƒ1;
J. V. ƒ1; A. A. J. H. 2; A.V./l; mej.K./l;
mej. R. B. ƒ2; Chr. V. fl).
Te zamen 67; met de vroegere opgaven
462.35.
Wie van de nieuwe regeling van het hooger
onderwijs vermindering van het aantal hoogescho-
len te gemoet heeft gezienwaarvoor onge
twijfeld in ons kleine land veel te zeggen valt,
vindt zich teleurgesteld. Riet slechts hipven de
drie bestaande universiteiten in levenmaar de
tweede kamer heeft gisteren beslist dat ook het
athenaeum te Amsterdam tot dien rang verheven
zal worden. Als nu het aantal „zelfstandige be
oefenaars der wetenschap" maar met het aantal
hoogescholen toeneemtdan heeft Nederland zich
over de nieuwe regeling gewis niet te beklagen.
Zooals wij gisteren voorzagen, hebben alle katho
lieke leden de bewegingen" van hun woordvoerder,
den heer des Amorie van der Hoeven, gevolgd.
Vóór diens voorstel, toekenning van hot-jus
promovendi ook aan andere athenaea dan daft te
Amsterdam stemden 14 katholieken 9 con
servatieven en anti-revolutionairenbenevens de
heer Bastert. Onder de voorstemmers vinden wij
den heer de Jonge, wat hem bij de katholieke
kiezers in het district Middelburg zeker goed zal
doen. Zijn Goesche geestverwant, de heer Vader,
behoorde daarentegen onder de tegenstanders.
Na deze beslissing keerden zich de volgelingen
van den heer van der Hoeven tegen Amsterdam.
De spreuk „Wat ge niet wilt dat u geschiedt,
doe dat ook aan een ander niet" werd door deze
heeren niet, het spreekwoord „Sla je mij ik sla
je weer" daarentegen des te zorgvuldiger door
hen betracht. Als êen man stemden de katholie
ken tegen het voorstel-Kappeijne. Bij hen voeg
den zich twee liberalende heeren Gevers Dey-
noot en Bastert en 16 anti-revolutionairen of minis-
terieelen. Zij brachten het dus tot 32 stemmen,
terwijl het recht van Amsterdam om zijn athe-
naëum tot boogeschool te verheffendoor 41 libe
ralen enAmsterdamsehe conservatieven erkend
werd.
De minister Heemskerk heeft in deze netelige
quaestie niet veel gezegd, wat voor een beproefd
middel doorgaat om niet veel te verantwoorden te
hebben. Het stelsel der regeering gaf hem daar
toe eene uitstekende gelegenheid. De minister
verlangde voor den staat alleen het recht van
examineeren en promoveerenergo was hij tegen
Amsterdam, ergo ook tegen iedere andere „vrije"
universiteit. Wie ter wereld kon van den minis
ter vergen, dat hij zich van dien veiligen vlucht
heuvel af en te midden van den maalstroom dor
„bijzondere inrichtingen van hooger onderwijs"
begeven zou?
Maar nn ook klemt zooveel te meer de vraag
of de ministernn ten aanzien van zulk een ge
wichtig punt op zijn stelsel inbreuk is gemaakt,
de wet (het wordt langzamerhand onmogelijk, van
de wet-H eemskerk te spreken) zal handhaven
Op die vraagdoor den heer Heijdenrijck gedaan,
heeft de heer Heemskerk geantwoord dat de regee
ring, als de beraadslaging over het geheele ont
werp zal zijn afgeloopenzich daaromtrent zal
verklaren.
Daarop kan zij te veiliger wachtendaar de
kansen voor de eindstemming hoe langer hoe
onzekerder worden. Sedert gisteren kan men op
de stemmen der katholieken niet meer rekenen.
Vele liberalen zijn met hetgeen omtrent de gym
nasia reeds vastgesteld isniet ingenomen. De
ministerieelen hebben gisteren de nederlaag gele
den en indien de faculteit der godsdienstweten
schap weder door de kamer in eere hersteld wordt,
zien zij zieh andermaal teleurgesteld. De vraag
wordt bijna geoorloofd: Wie zal ten slotte nog
vóór de wet stemmen?
De voornaamste werkzaamheid in de heden ge
houden vergadering der kamer van koophan
del en fabrieken alhierwaarvan wij het
gewone overzicht wegens plaatsgehrek tot morgen
moeten laten liggen, bestond in de behandeling
van het concept-jaarverslag..
Eene missive van den minister van binnenland-
sche zaken met afschrift van eene depeche van den
minister-resident te Rome betreffende het handelsver
keer van de haven van Venetië met Javain het
belang van Nederland te bevorderen,, is ter inzage
gelegd, en eene circulaire van de Vereeniging voor
handel en nijverheid, te 's Hage, ten aanzien
eener grondwettige beweging tot afschaffing der
patentbelasting, gesteld in handen der commissie
voor de maand.
De val van het water op de bovenrivieren neemt
toe, zoodat men mag vertrouwen dat het gevaar
weldra geheel geweken zal zijn.
Door de verminderde werking van den overlaat
in den Ouden Rijnmond is de val op de Lek
grooterdan op de beneden-Waal en Merwede; doch
ook deze blijven regelmatig vallen.
Nieuwe verzakkingen of scheuren in de dijken
hebben zich niet voorgedaan, terwijl de bestaande
goed voorzien zijn en voortdurend bewaakt worden.
Te 's Bosch teekende het water 21 Maart via.
8 urén 6.12 M. boven A. P., in 24 uren gevallen
0.08 M. Staats-cour
De schade aan den zeedijk te Westkapelle
door de jongste stormen toegebracht, wordt op
ongeveer ƒ3000 begroot. In den nacht van den
17en werd tusschen de dijkpalen 11 en 12 het
rijsbeslag over 32 meter lengte en 12 meter
breedte opgebroken. Daar men door. het ruwe
weder de plaats niet kon bereiken, breidde de
schade zich uit en heeft zij een verlies van 1000
kubieke meter grond en 1000 vierkante meter
rijsbeslag ten gevolge gehad. Met de voorziening
wordt thans voortgegaan.
Bij de heden morgen plaats gehad hebbende
opening der stembiljetten voor de verkiezing van
een lid voor den gemeenteraad te Vlissingen heeft
een der aanwezige kiezers aan den voorzitter ver
lof gevraagd om een bezwaar tegen deze verkie
zing in te brengen. Het is hem gebleken dat de
kiezerslijst, in de maand Februari opgemaakt en
die eerst den 25en April aanstaande definitief mag
worden vastgesteld, gevolgd is bij het oproepen
der kiezers voor deze verkiezing. Daarvoor had
gebruik gemaakt moeten worden van de kiezers
lijst ten vorigen jare vastgesteld. Dientengevolge
is door kiezers aan deze stemming deelgenomen,
die daartoe niet gerechtigd waren.
De voorzitter merkte dezen kiezer op dat hij
zich op een verkeerd standpunt plaatst, en deze
lijst, door burgemeester en wethouders vastgesteld,
gevolgd moest worden. De kiezer persisteerde bij
zijn gevoelen dat de afgesloten lijst van 1875 al
leen geldig is op dit oogenblik.
De voorzitter zegt dat hij van deze opmerking
melding zal maken in het proces verbaal. Overgaande
tot de opening der stembus blijkt dat zijn ingele
verd 192 stembiljetten, waarvan 4 van onwaarde, dus
188 geldige stemmen. Daarvan verkregen de
heerenF. Wibaut 99, J. T. Dommisse 69, L. Th.
de Groof 4, N. G. Burghart 4, P. G. de Vey Mest-
dagh 3, I. Luteijn 2 stemmen en nog 6 anderen
ieder een stem, zoodat de heer F. Wibaut de vol
strekte meerderheid verkreeg en alzoo gekozen is.
Als een staaltje van activiteit meldt men ons
nader dat te Groede Vrijdag door de besturen
van het Nutsdepartcment, de muziekvereeniging
en de rederijkerskamer Jacob Cats, het initiatief
werd genomen tot inzameling van giften voor de
noodlijdenden door den watersnoodZaterdag sub-
commissiën werden gevormdZondag in de drie
kerken door de geestelijken aan het publiek mede-
deeling van het plan der commissie werd gedaan;
Maandag werd gecollecteerd in de gansche ge
meente en Dinsdag reeds ƒ300 aan de algemeene
commissie te Amsterdam werd overgemaakt. Zoo.
ergens, dan is hier het„wie spoedig helpt, helpt
dubbel" in praktijk gebracht.
Z. M. de koning heeft voorloopig ƒ10,000 be
schikbaar gesteld voor de noodlijdenden tengevolge
der overstroomingen.
Ten voordeele der hulpbehoevenden door den
watersnood zal weldra in den schouwburg alhier
eene tooneelvoorstelling gegeven worden door eenige
liefhebbersdie zich vereenigd hebben onder de
zinspreuk „En reken d' uitslag niet maar tel
het doel alleen De lijsten ter deelneming wor
den rondgezonden.
Gedurende de maand Januari 1876 werden
langs den Holl. ijzeren spoorweg vervoerd 189.431
reizigers; langs den Ned. centraal spoorweg 33.957,
langs den Rijnspoorweg 152.660 en langs de staats
spoorwegen 297,125, te zamen 673.173 reizigers,
zijnde 63.868 meer dan in de maand Januari van het
vorige jaar. Deze vermeerdering verdeelt zich in
tamelijk gelijke evenredigheid over de vier ge
noemde maatschappijen.
De hoeveelheid vervoerde goederen bedroeg in
kilogrammen
Ned. centraal spoorweg 10.490.943 in 1876, te
gen 4.571.825 in 1875
Rijnspoorweg 83.704.271 tegen 71.274.654
Staatsspoorwegen 2.924.407 tegen 2.405.075.
Van den Holl. spoorweg bezitten wij geen op-
gave.
Het aantal kilometers weg in exploitatie bleef
in heide jaren onveranderd.
Bij gelegenheid van de te Enschedé te houden
algemeene vergadering van het Ned. onderwij
zersgenootschap zullen aan de onderwijzers die
deze vergadering wenschen bij te wonenop ver
toon van hun bewijs van deelneming retourkaarten
afgegeven worden, voor het vervoer in locaal ver
keer op de lij een der Maatschappij tot exploitatie
van staatsspoorwegen, geldig voor de reis heen
en terug van den 24m tot en met den 30en Juli
a. s. tegen de betaling van den vrachtprijs voor een
enkele reis.
Deze reductie is van toepassing voor de 2e en
3e klasse op de Noorderlijnen naar Enschedé doch
op de Zuiderlijnen alléén voor kaarten naar de
overgangsstations in de richting naar Enschedé.
De houders van bewijzen van deelneming zullen
die steeds bij zich moeten hebbenom ze op de
eerste aanvraag aan het personeel te kunnen
vertconen.
De retourkaarten zijn geldig voor alle treinen
waarin rijtuigen of compartimenten aanwezig zijn
van de klasse op de plaatskaarten vermeld.
Onze Haagsche correspondent schrijft
ons het volgende
„Toen er tijdens eene der zittingen van het
Haagsche statistisch congres van 1869 een duchtige
donderbui losbrak, werden de werkzaamheden ge
staakt op voorstel van den heer Wolowski, die
zeer geestig zei dela parole est maintenant h Vorage.
Zoo zou men nu in Nederland kunnen zeggen:
la parole est maintenant a l'inondation, en over
elk onderwerp zwijgen behalve over den water
snood en de rampen, daardoor over vele deelen
van ons vaderland gebracht. Al mag de vrees
voor nog meer ongelukken geweken zijn, de toe
stand is reeds zóo treurig en vereischt reeds zóó
veel tegemoetkoming en hulp, dat elk blad natuur
lijk minder ruimte dan anders beschikbaar beeft
voor berichten, die geene betrekking hebben op
watersnood, en niet strekken kunnen om de uit
gebreidheid der ongevallen en den dringenden nood
te doen kennen.
„Ben ik door het besef hiervan gedwongen tot
eene groote zelfbeperking, geheel zwijgen mag ik
echter niet over de werkzaamheden onzer tweede
kamer, die sedert eene groote week bezig is met
een wetsontwerp, waarvan het zeer hooge belang
voor de toekomst van Nederland naar mijne be-
scheidene meening door de groote meerderheid
onzer landgenooten nog niet helder genoeg wordt
ingezien. Ik bedoel het wetsontwerp .tot regeling
van het hooger onderwijs, dat de kamer wel tot
Paschen zal bezig houden.
„Bij u, en bij de lezers mijner brieven zal ik
wel niet in verdenking komen van het eigenlijke
volksonderwijs gering te schatten. Wanneer ik
zeg dat daarvoor hier te lande veel te weinig
gedaan is en gedaan wordt, en dat er nooit te
veel en bijna niet genoeg voor gedaan kan wor
den, druk ik mijne innigste overtuiging uit, en
vat ik daarenboven in deze weinige woorden alles
samen wat door mij over dit onderwerp in uwe
kolommen is geschreven. Stelde Hendrik IV zich
tot ideaal, dat ieder zijner onderdanen een hoentje
in de pot zou hebben, alle regeeringen van
deze eeuw behooren er naar te streven dat ieder
onderdaan gezonde hersenen in het hoofd hebbe,
dat geen hunner althans buiten de gelegenheid zij
om een minimum van ontwikkeling te bezitten.
Het hooger onderwijs is daarentegen een onder
werp van nog veel grooter gewicht, van een zoo
te zeggen internationaal gewichtin dezen tijd
hebben vooral kleine natiën behoefte daaraan.
Een op zich zelf kleinmaar door zijne overzee-
sche bezittingen belangrijk land, gelijk Nederland,
moet in het bezit zijn van de beste wetenschap
pelijke krachten op eigen grond geteeld, wil het
eene waardige plaats onder de staten bekleeden,
wil het door goede organisatie en goed bestuur
zijn eigenaardig standpunt behouden, wil het
eindelijk niet rechtstreeks of middellijk afhan
kelijk worden van andere natiën.
„Nu de tweede kamer het eerste hoofdstuk van
den titel „van het openhaar hooger onderwijs"
afgedaan heeft, is het niet ondienstig na te gaan
wat ze bepaald heeft omtrent de instellingen „voor
bereidend tot het universitair onderwijs", degym-
natiën, waarover dat hoofdstuk handelt. De daarop
betrekkelijke bepalingen zijn bijna het gewichtigste
deel der wet. Naarmate men van verschillende
gezichtspunten oordeelt, zal men het grootste ge
wicht zoeken hij het getal universiteiten, de in
richting en de rechten der athenaeën, het bestaan
of vervallen van de theologische faculteit, of and ere
in het wetsontwerp vervatte vraagstukken.; doch
wie eenvoudig van het standpunt der eischen van
het onderwijs oordeelt, zal de grootste waarde toe
kennen aan de inrichting der gymnasiënook hier
hangt de hechtheid, duurzaamheid en bruikbaar
heid van het gebouw van de fundamenten af. En
het gebouw van het hooger onderwijs heeft eigen
aardige fundamenten noodig, waarbij het meer te
doen is om diepte dan om breedte.
„Zullen de gymnasiën gemeentelijke of rijksin
stellingen zijn? zuilen ze aangesloten worden aan
de hoogere burgerscholen? welke vakken zal het
leerplan omvatten? hoelang zal de cursus duren?
Ziedaar vragen, die zich bij de inrichting der
gymnasiën op den voorgrond stellen. Eene andere
vraag, vroeger hiermede verbonden, behoort tot
de geschiedenis; die namelijk of bij de nieuwe
regeling van het hooger onderwijs de gansche
propaedeusis niet naar de gymnasia moet overge
bracht worden. Zij is, al kon voor eene andere
beantwoording veel gezegd worden, in bevestigenden
zin opgelost, en maakt dus geen punt van ernstige
overweging meer uit.
„Naar het voorstel van den heer Heemskerk
zouden 1° de gymnasiën zijn uitsluitend ge
meentelijke instellingen van voorbereidend hooger
onderwijs, 2» niet in verband met de hoogere
burgerschool; er zou 3° onderwijs gegeven
worden in de klassieke en moderne (behalve de
Nederlandsehe in drie andere talen) taal- en let
terkunde, geschiedenis, staatsinrichting, aardrijks
kunde, wis-, natuur- en scheikunde, natuurlijke
geschiedenis, redeneerkunde en uiterlijke welspre-
kenheid, met Hebreeuwsch en gymnastiek als
facultatieve vakken; de cursus zou 4° duren
zeven jaren (welke tijd oorspronkelijk door den
minister op zes jaren bepaald, doch later, naar
aanleiding van het schriftelijk debat, met éen jaar
verlengd was.)
„Slechts op een dezer punten dat sub 2°is
de tweede kamer bij hare beslissing geheel homo-