N°. 62.
119e Jaargang.
1876.
Maandag
13 Maart.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m, franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent,
Advertentiën20 Cent per regeL
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz. van 1—7 regels 1,50}
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte»
Middelburg, 11 Maart,
Rechtbanken en kantongerechten
in Zeeland.
FEUILLBTOU-
De Amsterdamsche schildersbuurt.
Ingezonden
Aan den niet te miskennen ijver én werk
zaamheid van den minister van justitie hebben
wij na zijne ingrijpende hoven-wet weder eenige
belangrijke wetsontwerpen te danken tot vast
stelling van het rechtsgebied en de zetels der
arrondissements-rechtbanken en kantongerechten
binnen de ressorten der nieuwe gerechtshoven.
Dat deze materie in zoovele verschillende op
zichzelf staande wetsontwerpen is behandeld,
getuigt daarbij weder van den bijzonderen
parlementairen tact, waarvan deze minister
reeds meermalen blijk gaf.
Bij de korte beschouwing van dat der wets
ontwerpen hetwelk meer bepaald onze pro
vincie betreft, wenschen wij alle op dit gebied
ongemotiveerde voorliefde voor deze of gene
gemeente geheel op den achtergrond te plaatsen.
Men weet dat bij dit .ontwerp van de drie
arrondissements-rechtbanken Middelburg, Zie-
rikzee en Goes de opheffing wordt voorgesteld
van laatstgenoemde en de vergrooting van
Middelburg met het geheele ressort van Goes,
terwijl het ressort der rechtbank te Zierikzee
zou worden vergroot mei Uei övmmvAó-
dijk. Dat bij eene reorganisatie der rechterlijke
indeeling van het zuidelijk deel onzer provincie
eene keus moest worden gedaan tusschen de
opheffing der rechtbanken van Middelburg en
van Goes behoeft geen betoog. Bij die keus
had de regeering vooral te letten op de middelen
van gemeenschap, die beide plaatsen voor de
justiciabelen bereikbaar maken. En dan is
het, bij den bestaanden toestand der communi
catie-middelentoch niet twijfelachtig dat in het
algemeen Middelburg boven Goes moest worden
verkozen voor den zetel van eene arrondisse-
ments-rechtbank. Hoezeer wij dit ook in vele
opzichten voor den bloei der gemeente Goes
mogen betreuren, evenzeer als wij de opheffing
van het provinciaal hof te Middelburg uit een
locaal oogpunt met leedwezen zagen, moeten
alle locale overwegingen zwichten voor het belang
van het algemeen. De keuze van Middelburg
Rodolphe Töpffer, de geestige kostschoolhouder
van Genève, die in den vacantietijd met zijne
leerlingen die voetreizen door Zwitserland deed,
welke hij ons in zijne pittige Voijages en zigzag
beschreven heeft, die in zijn vrijen tijd gelegenheid
vond om een talentvol teekenaar, een onnavolgbaar
schrijver, een oorspronkelijk en geniaal denker te
zijn, Eodolphe Töpffer zegt in de voorrede zijner
Réflexions et menus-propos d'un peintre Genevois:
„Ik schrijf eene verhandeling over het schilde
ren met Oost-Indischen inkt. Zie hier het eerste
boek er van. Toen het geschreven was, bemerkte
ik dat ik zoo min over het schilderen als over
Oost-Indischen inkt een enkel woord gezegd had."
Zoo was hij. Het was alsof hij, al schrijvende,
nooit op den rechten weg blijven, nooit vlak op
zijn doel afgaan kon. De bijpaadjes waren hem
het liefst; de bloemen langs den weg, de huisje»
onder het groen verscholen, de voor het oog ver
borgene zijde van een heuvel, waar zijn pad hem
langs voerde, alles lokte hem tot dwalen. Ware
voyages en zigzag zijn zijne bo.eken. Maar geloof
daarom niet dat hij het doel uit-het oog verliest.
Als hij u, langs een slingerpad, weder op den
straatweg terug voert, bemerkt ge op eens dat de
schijnbare omweg u een heel eind nader tot uwe
boven Goes als zetel eene? rechtbank komt
ons dusonder de bestaande orÜSÉandighêden,'
geheel gerechtvaardigd voor.
Minder is dit het geval met de keuze van
Middelburg boven Vlissingen als zetel van
een kantongerecht. Het moge volkomen waar
zijn dat het voor de ingezetenen van de thans
tot het kanton Vlissingen behoorende gemeen
ten nagenoeg onverschillig is, oï zij zich voor
taan naar Middelburg dan wel naar Vlissingen
zullen moeten begeven, maar een veel grooter
belang noopte, naar ons voorkomt, om althans
te Vlissingen een kantongerecht te laten. Het
is namelijk het belang van handel- en scheep
vaart. Voor ieder die eenige practische erva
ring bezit op dit gebied, zijn van eene ophef
fing van het kantongerecht te Vlissingen zeer
ernstige practische bezwaren te duchten. Voor
alle gerechtelijke voorzieningen, beschikkingen
en formaliteiten op het gebied der scheepvaart
is een kantongerecht in eene zeeplaats noodig.
Een reis van Vlissingen naar Middelburg door
een met zijn schip op de reede liggend ge
zagvoerder vergezeld van een grooter of
kleiner deel zijner bemanning, is onder vele
omstandigheden eenvoudig onmogelijk. Van
daar dat het ontwerp zeer terecht, met toevoe
ging van Koewacht, Zuiddorpe en Overslag
aan Hulst, het kantongerecht van Axel naar
Neuzen verplaatst, hetwelk door toenemende
scheepvaart daaraan behoefte heeft. Wij be-
twüfp.lpn flan rwVb" «v?*, 1 - «q
van Kuujjliamici zuilen ernstig wijzen op ae
wenschelijkkeid om, in bet belang van de zich
over Vlissingen bewegende Nederlandsche
scheepvaart, aldaar een kantongerecht te laten.
Te dien aanzien doet zich mede de vraag voor
of het kantongerecht te Brouwershaven wel
zonder bezwaar voor de scheepvaart kan wor
den opgeheven.
Dat nu verder ook Sluis zijn kantongerecht
verliest en dit geheele kanton bij Oostburg
wordt gevoegdmoge alweder in het belang
dier gemeente door velen worden betreurd,
een enkele blik op de kaart vaii het voor
malig vierde district is voldoende om, zoo men
niet de beide kantongerechten wilde laten be
staan, Oostburg als zetel voor het kantonge
recht te kiezen, zijnde dit voor de justiciabelen
in de dan vereenigde twee kantons het spoe
digst bereikbaar, als meer midden in het dis
trict gelegen.
bestemming gebracht heeft. En is de eindpaal
ten laatste bereikt, dan staat ge verbaasd over de
nauwkeurige bekendheid met den omtrek, over
den schat van nieuwe en verrassende denkbeel
den, die ge, al dolende aan de hand van uwen
leidsman, rijker zijt geworden.
De heer P. H. Hugenholtzj1-., die gisteren inde
vergadering met dames van het Middelburgsche
departement der maatschappij tot Nut van 't Al
gemeen optrad, zal het ons niet ten kwade duiden,
wanneer zijne voordracht ons denken deed aan
de manier van den schrijver, uit wiens straks ge
noemd werk hijzelf met eene aanhaling zijne toe
spraak aanving. Als Töpffer voerde hij onslangs
allerlei slingerpaden en omwegenschijnbaar nu
en dan geheel zonder oogmerk tot eene even
leerrijke als onderhoudende beschouwing van dat
zoo oude en toch nimmer uitgeput onderwerpde
Hollandsche schilderschool der 17e eeuw.
Wie had aan dat doel gedachttoen de spreker
begon met ons te vertellen van zijne reis herwaarts
van het, door de verbeterde middelen van gemeen
schap meer en meer verdwijnend provincialisme,
van de daardoor opgewekte nauwere verbroedering
tusschen de verschillende deelen van hetzelfde land,
van de verhoogde belangstellingdie oorzaak we
zen zou dat men te Middelburg ook wel eens iets
zou willen vernemen van dejongste
uitbreidingsplannen van Amsterdam? Wel begon
nen we lont te ruiken, toen de heer Hugenholtz
onslangs het Paleis voor Volksvlijtgeleidde
naar de nieuwe Stadhouderskade, in welker omge-
®at Cortgene en Heinkenszandals „wat
werkzaamheden Betrefthoogst onbeduidende
kantons," zouden blijven bestaan bij eene reor
ganisatie, was zeker wel niet te verwachten.
Zij worden dan ook in het ontwerp gevoegd
bij het kanton Goes. Toch zou men kunnen
vragen of, waar communicatie bij dit ontwerp
als maatstaf van beoordeeling wordt aangeno
men, Cortgene niet eenige aanspaak had om
te blijven voortleven.
Ten slotte nog een enkel woord over dit
wetsontwerp in vergelijking met de twee vroe
gere ontwerpen van rechterlijke indeeling,
waarbij de rechtbank van Goes naar Zeeuwsch-
Vlaanderen werd verplaatst. Het tegenwoordig
wetsontwerp, waarbij Zeeuwsch-Vlaanderen zon
der rechtbank blijft, wordt verdedigd door het
argument dat de plaatselijke gesteldheid van
het 4e en 5' district van dien aard isdat de
bewoners van het eerste zich gemakkelijker
naar Middelburg kunnen begeven dan naar
Neuzen, Axel of Sas van Gent. Deze bewe
ring is zeer juist, maar de vraag doet zich
voor: of de ook in andere opzichten zoo wen-
schelijke verbetering van gemeenschap tusschen
beide districten niet reeds lang een dure
plicht is geweest van de regeering, zoodat men
niet, met het oog op deze enkele omstan
digheid en zonder andere meer gegronde argu
menten, aan Zeeuwsch-Vlaanderen eene recht
bank mag onthouden, waarop die streek, gelijk
Bfito^nifiLalleen
groot Nederlands ch politiek belang, de meest
dringende aanspraken bezit.
Aangaande de vorderingen der werkzaamheden
aan het droge dok alhier zijn wij in staat het
volgende te berichten.
Aan de sehipsluis, waarvan het maken der fun
deering, wegens het lage peil waarop gewerkt
moest worden, nog al eenige moeielijkheden onder
vond is men met het metselwerk sinds eenige
dagen met kracht bezig.
De ijzeren schipdeur welke in die sehipsluis
tot afsluiting van het dok moet dienen, en aan de
fabriek van de heeren J. K. Smit te Krimpen aan
de Lek wordt vervaardigd, is voor de helft gereed.
De fundeering voor het stoompompgebouw en
den schoorsteen is gereed de stoomketel en machi-
neriën, die aan de fabriek, „de Utrechtsche ijzer-
ving de namen prijken van Frans-Halsstraat, Fer-
dinand-Bolstraat, Euysdael-kade enz., alle zoovele
schitterende getuigen dat bij het gemeentebestuur
der hoofdstad het roemrijkst tijdvak der geschie
denis van „Amstelredamme" nog niet in het ver
geetboek is geraakt. Maar toen daarop weder op
eens eene beschouwing over de regelen der schoon
heidsleer volgdedoormengd met Duitsche philo-
sofen, die de eenvoudigste dingen verward
weten te maken, en een Hollandschen dominé die
eene geheele preek besteedde aan het betoog hoe
veel duisterheid een allerduidelijkste tekst eigenlijk
bevatte, toen Töpffer daarbij op het tooneel ver
scheen met zijn amusant en leerrijk boek, toen
raakten wij den draad weder kwijt en meenden
voorgoed in eene wijsgeerige bespiegeling over de
aesthetiek te zullen aanlanden.
Maar evenals bij Töpffer, was ook hier het
dwalen niet zonder vrucht geweest. Toen later,
al wandelend langs de Stadhouderskadebeurte
lings Frans Halsvan der HelstDouBol
Ruysdael, Eembrandt, de geheele vroolijke, geniale
schildersbentweder voor ons oog verrees voel
den wij wel dat het niet nutteloos was geweest,
alvorens aan die wandeling te beginneneen oogen-
blik te hebben nagedacht over het zoo eenvoudige,
en toch weder zoo moeilijk verklaarbare begrip,
dat men „het schoone" noemt. Wat toch is eigen
lijk het schoone, dat deze meesters der 17* eeuw
op doek en paneel verwezenlijkt hebben? Velen
begrijpen er niets van. Bodewijk XIV noemde
hun figuren verachtelijk magots y „chineesche pop
gieterij" van den heer Smulders te Utrecht wor
den vervaardigd, zijn nagenoeg gereed.
Het maken van den houten koker tot water-
aanvoer van het achterdok naar de stoompomp ia
in bewerking.
De ontgraving van het voordok tot het peil van
3. 8M. 5-f1 AP. is onderhanden.
De tusschenwaterkeering (scheiding tusschen
het voor- en achterdok), ook de valdeur of klep
daarvoor zijn circa voor de helftde dokvloer in
het achterdok is geheel gereed.
Langs de zijden van dien dokvloer wordt de
overblijvende ruimte met eene- houten bevloering
geheel bevloerdwaardoor die achterdokruimte
voor de exploitatie zeer geriefeljjk, en aan het oog
veel onttrokken wordt, wat anders een minder aan
genaam gezicht zou opgeleverd hebben.
Het dempen van de door den bouw van het dok
gesupprimeerde westelijke damruimte is nagenoeg
afgeloopen waardoor het damplein tusschen de
beurs en het dok aanmerkelijk wordt vergroot.
Het formeeren van een goot in de straat rondom
de dokruimte en het plaatsen van straatsyphons,
tot waterafvoer, uitlozende in de stadsriolen, is
onderhanden.
De materialen tot voltooiing van het geheele
werk zijn zoogoed als geheel aangevoerd.
Volgens een gisteren ontvangen telegrafisch be
richt is het stoomschip W. A. Schoftenaan
boord waarvan zich de leden der Nederlandsche
hoofdcommissie voor de internationale tentoonstel
ling te Phila'delphia en verder personeelalsmede
de uit Nederland voor die tentoonstellincr in».
York aangekomen. (Staats-cour.)
In eene vergadering van het calamiteuze water
schap Brmnisse, is benoemd tot secretaris ont
vanger de heer Joh. Ellenbaas, in plaats van den
heer M. C. v. d. Stolpe, die zijn ontslag had ge
vraagd.
De begrafenis van wijlen mr. .ZE. baron Mackay
had Donderdag jl. in het familiegraf te Ophemert
plaats. Adjudanten van de prinsen Hendrik en
Alexander en een kamerheer van de groothertogin
van Saksen-Weimar waren daarbij officieel tegen
woordig, zoomede eene commissie uit den raad van
state, de minister van koloniën, de heeren van
Wassenaer van Catwijk, van Lijnden en een aantal
andere vrienden en vereerders van den overledene.
Nadat de doodkist in de kerk van het dorp was
nedergezet, hield de predikant eene korte rede,
welke op uitdrukkelijk te kennen gegeven verlan-
pen.'Mn onzen tijd spreekt men bij voorkeur van
het „realisme" der oude Hollandsche school en
daar men er zich op beroemt in eene „reëele"
eeuweene eeuw van ijzer en spoorwegente
leven, verklaart men uit dien karaktertrek de
fabelachtige prijzendie de stukken der Holland
sche schilders op verkoopingen behalen. „Het is
alles mode, anders niet 1" roept een ander, en dan
krijgt men het eeuwig napraten van den roi-soïeil,
over de leelijke vrouwtjes van Jan Steen en de
dronken boeren van Ostade en de anachronismen
van Rembrandt. „Italia*n3che madonna'sparltz-
moi de $a, dat is schoonheid, dat is zielverruk
kend bewonderenswaardigmaar die gansche
Hollandsche poppenkast als we een honderd
jaar verder zijnis de mode voorbij en ziet nie
mand er meer naar om."
Eenigszins in dienzelfden geest zeggen Fran-
sche schoonheidsleeraarsbewonderaars overigens
der Hollandsche schoolons dat er in het rijk
der kunst verschillende graden en trappen zijn.
Hoog stellen zij onzen Eembrandt en de zijnen,
maar tochnóg hooger staan de Italianen, Rafael
en Miehel-Angelo, met hun „heilige Familiën" en
„laatste Oordeelen", of Poussin en Claude Lorrain,
met hun paysages héroiques
Wie is er van al deze meer of minder bevoegde
kunstrechtersdie begrijpt dat onder de gekroonde
hoofden in het rijk der kunst geen strijd om den
voorrang te pas komt, evenmin als wij er aan
denken zullen uit te maken of de bleeke, innige,
verteederende stralen der maan aanspraak heb-