Telegraphische berichten. Landbouw. 'JUmrfjf*#. Thermometerstand. Gemeenteraad van Zierikzee. Staten-G-eneraal. civiel bevelhebber op te treden, en heeft hij in last om de operatiën met kracht voort te zetten. Voorts houdt het telegram eene tijding in, die den gouverneur-generaal waarschijnlijk schriftelijk uit Atchin is geworden, namelijk dat op den 13fn Februari (dus op den dag toen met de operatiën tegen de XXVI Moekim een aanvang is gemaakt) een detachement van 3 officieren en 57 man, waarvan 10 ongewapend, tusschen de op 3 en 4 Februari bezette posten Pager Ajer en Atoa door den vijand is overvallen, met het ongelukkig ge volg dat 2 officieren (de kapitein van Swieten en de luitenant Baudoin) en 42 man sneuvelden. De Landbouw Ct. meldt dat de algemeene jaar tentoonstelling der Hollandsche maatschappij van landbouw, welke te Botterdam gehouden zal worden, dit jaar plaats zal hebben van 16 tot 20 September a. Benoemd tot ontvanger der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en aceijnsen der waar borg, alsmede het haven- en schutgeld bij het kanaal door Walcherente MiddelburgJ. W. van Idsinga, thans ontvanger der directe belastingen te Kollum Uit 's Heer Arendskerke wordt ons ge schreven Door ruimere bijdragen daartoe in staat gesteld, kon de commissie der nieuwjaars-bedeeling alhier dit jaar gedurende de maand Februari iedere week eene bedeeling van brood aan de behueftigste armen doen. Bij de geringere verdiensten kwam zulks den werkman en vooral der weduwen zeer te stade, en zeker is het doel der giften beter bereikt, door deze uitreiking iets langer dan de eerste week des jaars te doen strekken. (G. Ct.) Het getal aanvragen om te. Hoedekenskerke een oesterbank aan te leggen neemt dagelijks toe. Men verwacht dat het terrein binnen kort bij ge deelten publiek zal worden verpacht. Het bestuur der Algemeene Duitsche vrou wenvereniging is voornemens een adres aan den rijksdag te richten met verzoek om bij de behan deling van het wetsontwerp voor het burgerlijk wetboek rekenschap te willen houden met de rechten der vrouwen, vooral ook ten aanzien van huwelijken en voogdijen. Donderdag jl. werd te Parijs een schoon, beminnelijk meisje van 19 jaren uit een van de aanzienlijkste families begraven. Zij was te midden van een schitterend feest bij de laatste wals in de armen van haar danser gestorven. Deze merkte dit niet voor zij een lijk was. De hartstochtelijke danseres had zich dood gedanst. De rapporten omtrent de „Consolidated Vir ginia et Californie" zilvermijnen in Nevada deelen mede, dat de reeds zichtbaar zijnde hoeveel heid zilver eene waarde van 700 millioen dol lars of 3J, milliard franken vertegenwoordigd, terwijl de geheele aanwezige hoeveelheid wordt geschat op IJ milliard dollars of 7J milliard franken. Dat is wat anders dan de Colorado zilvermijn. 1 Maart 's av. 11 u. 45 gr. 2 'smorg. 7 u. 45 gr. 's midd. 1 u. 49 gr. 's av. 6 u. 46 gr. Zitting van Dinssdag 29 Februari. In deze vergadering zijn al de leden tegenwoor dig behalve de heer J. L. de Jonge uit de stad. Na lezing en goedkeuring der notulen van de vorige vergadering en mededeeling van eenige brieven van gedeputeerde staten, houdende goed keuring van raadsbesluiten welke voor kennisge ving worden aangenomen komt ter tafel de reke ning der kamer van koophandel en fabrieken over 1875 en de slotrekening der commissie voor de commerciewerf. Deze worden gesteld tot onderzoek en rapport in handen der heeren. De voorzitter deelt mede dat de herstelling der beschoeiing bij het Digtste Sas in het openbaar is aanbesteed aan den minsten inschrijver W. Koole alhier voor de som van f 1559 en het maken van een voetpad bij den nieuwen straatweg aan den minsten inschrijver J. Eoedse voor de som van 325.. Voor kennisgeving aangenomen. Op voorstel van burgemeester en wethouders wordt besloten het onderhoud der havenhoofden voor 3 jaren in het openbaar aan te besteden. Het voorstel van burgemeester en wethouders om te verklaren, dat er geene termen zijn om het bestuur der bank van leening alhierhetzij in zijn geheel, hetzij slechts ten aanzien van sommige leden civiel aansprakelijk te stellen voor fcet nadeel, dat de gemeente komt te Jijden ten gevolge van bedriegelijke handelingen van den ontslagen boek houder dier bank, wordt op voorstel van den heer Macaré aangehouden. Op voorstel van burgemeester en wethouders wordt na discusie besloten om een aanvang te maken met het uitdiepen der Versche gracht, waarvan de kosten op 1250 zijn geraamdnadat verworpen was een amendement van den heer Boeije om in plaats van het nu voorgestelde daar toe slechts de helft te besteden. Burgemeester en wethouders stellen voor tot de vernieuwing van de Westbrug over te gaan. Op voorstel van den heer Moens wordt besloten dit volgens het plan der commissie van fabricage te doen, met 11 tegen 1 stem, die van den heer Fokker. Op voorstel van burgemeester en wethouders wordt besloten om aan den leeraar in het band- teekenen aan de hoogere burgerschool voor 1876 evenals voor 1875 eene gratificatie van 200 toe te ken nen. Idem tot het doen van eenige af en overschrij vingen en tot beschikking over den post van onvoorziene uitgaven, behoudens goedkeuring van gedeputeerde staten voor zooveel nood. Overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders wordt besloten tot den verkoop van 23 opgaande boomen. Wordt medegedeeld dat ten geschenke is ont vangen van den heer Schorer, burgemiester van Middelburg, een handschrift betreffende het beleg van Zierikzee, hetwelk in het archief zal worden geplaatst en waarvoor den inzender dank zal wor den betuigd. Komt in behandeling het verzoek van den heer C. van der Lek de Clereq om remissie van hoofdelijken omslag, waaromtrent de beslissing in de vorige vergadering is aangehouden. Het voorstel van B. en W. om de gevraagde remissie te ver- leenen, wordt na discussie met 8 tegen 1 stem (die van den heer Moens) verworpen. De heeren Fokker Moolenburgh, en Schuurbeque Boeije hielden zich buiten stemming, wegens aanverwantschap in den derden graad met den verzoeker. Overeenkomstig het rapport der commissie ad hoe wordt met algemeene stemmen aangenomen het voorstel van den heer Macaré tot wijziging van art. 1 in het reglement van ordede strekking hebbende om het gebed vóór de opening der vergadering te doen vervallen. Wordt gesteld in handen eener commissie be staande uit de heeren Macaiè, Koole en Ochtman, een voarstel van den heer Moolenburgh tot wijzi-' ging van het reglement van orde. Wordt rapport uitgebracht door den heer Moo- lenburgh namens de commissie ad hoe op de instruc tie voor de commissie ter exploitatie der zelkasch hetwelk ter visie wordt gelegd. Hierna wordt de zitting met gesloten deuren voortgezet. Heropend zijnde sluit de voorzitter de vergadering. TWEEDE KAMER. Zitting van Dinsdag 29 Februari. (Aanvullingsverslag.) Alvorens de minister van financiën aan het woord kwam tot verdediging van de suikercon ventie werd deze bestreden door vier leden, de heeren Blussé, Mees, Insinger en Corvcr Hooft. De heer Blussé betoogde dat het hier eigenlijk een vreedzame handelsstrijd tegen Engeland gold, dat de stapelmarkt van de suiker wil veroveren en daartoe reeds in 1864 het typeDstelsel invoerde; door de vervalsching bleek dat stelsel echter niet houdbaar; reeds in 1871 deden nu Engehche raffinadeurs bij spreker pogingen om het werken in entrepót te doen invoeren. Doch reeds voor den afloop der onderhandelingen ging Engeland verder en schafte zijn suikeraccijns af, waardoor onze suiker op de Engelsche markt kwam; uit de statistiek van den handel betoogt hij dat terwijl van 1866 tot 1872 bijna geen suiker van Java' naar het overg Europa werd uitgevoerd, nu over 1875 naar Nederland 80,500 ton werd ver scheept tegen 51,000 naar Engeland. De invoer van ruwe suiker steeg in Engeland aanzienlijk, en dat niettegenstaande de vrachten veel hooger waren dan naar Nederland, want de handel zoekt zijn markt waar vrije beweging is. Hij voorzag dan ook een geheele verplaatsing van de suikermarkt naar Engeland, daarmede verval van onzen scheeps bouw en daling van onzen rang van actieve zee mogendheid, terwijl ook de overige handel zou kwijnen, daar ook de retourladingen dan voortaan uit Engeland zouden gaan. Verandering moet dus komen, maar niet door deze conventie, die ons alleen dwang brengt en de raffinaderijen be lemmert, gelijk de heer Schimmelpenninck dit reeds uitstekend aantoonde, terwijl de beetwortel suikerfabrieken, en daardoor de landbouw, er al den druk van zullen ondervinden. Geen ander redmiddel zag hij dan afschaffing van den suiker accijns, de meest ingrijpende belasting voor han del," nijverheid en landbouw; dat deze moet worden afgesch ft, erkende de minister zelf; hij drong er dus op aan dat dit nu zou geschieden, vooral daar er overschotten van vroegere jaren zijn, zoodat de minister een jaar tijd zou hebben om in zijn be lastingplannen naar een aequivalent te zoeken en dan tevens zijn tegenwoordige belastingvoorstellen zou kunnen intrekken. Bij afschaffing van den accijns zou hij voor h't tractaat stemmen. Ook de heer Mees achtte die afschaffing noodig tot oplossing van de quaestie, en voerde aan dat die accijns verwarring bracht in de natuurlijke waarde der suiker. Het exercice-stelsel daarop besprekende, betoogde hij dat het vele voordeelen had, maar dat het niet is toe te passen zonder de industrie zeer te belemmeren, daar de raffinage zoo min mogelijk door fiscale voorschiften moet worden bemoeilijkt en nu daarentegen de admi nistratie in de fabrieken wordt gesteld. Niet op grond dat met de exercice alle protectie zou ver vallen, bestreed hij haar, maar omdat zij onmoge lijk naar een behoorlijken maatstaf is toe te passen. Hij achtte het dan ook verkeerd, ons tot die exercice te binden, die België weigerde, terwijl Engeland zich tot niets verbond. Slechts dan achtte hij de conventie aannemelijk als de accijns werd afgeschaft, en dat noemde hij een eisch van dringende noodzakelijkheid. De heer Insinger stelde daarop dan ook alleen de vraag of men den accijns zou behouden, of haar afschaffen en dan de conventie aanne men, ofschoon hij in elk geval, hoe ook over zijn amendement zou worden beslist, behandeling van de conventie wenschte, hoewel hij daar tegen zou stemmen bij behoud van den accijns, door verwerping van de conventie onze positie tegen over Frankrijk niet nadeelig zou maken. Hij deed zijn vooistel, ofschoon hij het liever door een ander had zien doen, omdat hij, als lid der enquête commissie voor de scheepvaart, leerde dat wij niet in staat zullen zijn andere belastingen te dragen als niet spoedig de suiker-accijns verdwijnt. De heer Corver Hooft eindelijk verklaarde zich, zich refereerende aan het advies der heeren Schim melpenninck en Mees, tegen de conventie, vooral op grond dat zij onze vrijheid tot regeling onzer aangelegenheden wegneemt, zonder eenig voordeel daarvoor te geven. Bij wilde dus behoud van het status quo, waarvan de bezwaren wel te overwin nen zijn, daar bijv. in de cijiers van den uitvoer een gewichtige factor is vergeten: het verbranden van een onzer grootste raffinaderijen. Het voor stel, dé motie van den heer Insinger, kon hij niet steunen, daar wij de 5 mill, inkomsten niet kunnen missen en dus, bij de toenemend stijgende uitga ven, niet mogen opofferen zonder aequivalent. Zonder aequivalent wilde hij niet afschaffen. De minister van financiën was daarop aan het woord, die vooraf mededeelde dat een ontwerp tot definitieve invoering van den gouden standaard gereed ligt, cn verder op den voorgrond stelde geen suiker-specialiteit te zijn, om dan na te gaan in welke richting de regeering zich in deze quaestie bewoog. In 1864 noemde de heer Betz de suiker industrie bet bedorven kind, en daarvoor was eenige reden; toen echter werd de suikerbelasting verhoogd, teneinde de gemeente-aecijnsen te kun nen afschaffen, terwijl tevens met het protectie- stelsel werd gebroken. De kamer ontving die plannen met gejuich, maar, evenals nu, beweerden de belanghebbenden dat de geheele suiker-industrie zou te niet gaan enz. De regeling voor de beet wortel-industrie volgde in 1867; toen werd een voudig de exercice voorgesteld, doch deze werd vervangen door exercice of abonnement. In 1871 gaf Frankrijk werkelijk reden tot kla gen over de uitvoering van de conventie van 1864. Doch eerst in 1874 drong de kamer bij de regeering aan op wijziging. Toen de regeering hiervan het noodzakelijke inzag en typenstelsel en sacchari- metrie niet bruikbaar bleken, zoodat slechts de exercice overbleef, nam zij de uitnoodiging tot de conferentie van Brussel aan, waaruit de conventie voortkwam. Wat gaf die conventie nu Onze groote concur rent is gebonden tot afschaffing van premiën, en de minister gelooft nu niet dat men kan bewijzen dat Frankrijk evenwel, in strijd met zijn wettelijk beginsel van exercice, toch willens en wetens premiën zou geven. Maar, zegt men, hadden wij afgewacht, Frankrijk zou toch de exercice aannemen; gaan wij dan, vraagde de minister daarentegen, terug tot hét stelsel van redding van industrie door premiën? Zoo ja, verwerpt dan de conventie. Maar de mi nister wees tevens op hetgeen een ander deskun dige in de Fransche kamer zeide: dat de exercice niet kan worden ingevoerd, als niet ook de andere contractanten van 1864 toetraden. - Ook tegenover België werd de toestand vrij wat gunstiger, al beweren de beetwortelsuikerfabrikautengeheel als in 1867, dat de conventie hen dooden zou; toch nam die industrie sedert 1867 in bloei toe. De minister bepaalt zich hier tot verwijzing naar wat zijn Belgische collega zeide. Van België verkregen wijtoen het de exercice niet wilde een zoo laag mogelijke premie. Enge land eindelijk hebben wij nu aan onze zijdewat toch ook van belang is. De bezwaren tegen de conventie nu behande lend constateerde de ministereerst dat hij hoopte spoedig een koninklijk besluit af te kondigen tot vereenvoudiging van de formaliteiten voor den in- en uitvoer bij het entrepotstelsel. Daarop het bezwaar besprekend dat de suiker naar Engeland zou gaan, citeerde de minister het oordeel van een Schot, die schreef dat Engeland in de fijnere soorten niet zou kunnen concurreeren en zich tot de grovere ter raffinage moest bepalen. De minister constateerde daarbij dat in de suiker in Engeland enorme verliezen worden geleden. Dat acht staten hadden kunnen toetreden is geen bezwaar. Er zal wel aansluiting komen maar de concurrentie met Ita'ië en Oostenrijk is daarbijj gelijk de minister aantoonde, niet zoo zwaar als men beweert; in Oostenrijk bijv. giDgen 18 van de 36 beetwortelsuikerfabrieken in een bepaalde 3treek failliet. Maar men wil afschaffing van den accijns. De minister ook. Maar op dit oogenblik verklaarde hij die als minister, als lid der regeering, onmo gelijk. Men zocht reeds lang naar een aequiva lent; herhaalde malen werden belastingvoorstellen gedaan, maar geen bracht het tot het Staatsblad. En nu machten wij niet alles opofferen voor de suiker en het is ook onwaar dat geen industrie kan bestaan met een belastingEngeland heeft een theebelasting en toch de grootste theemarkt, En wat nu de belemmering door de administratie betrof, die bestond nu ook, maar daarenboven zou een fabrieksgeheim beter vertrouwd zijn aan de knechts dan aan de ambtenaren? En b'oeien de branderijen niet, die met de exercice werken? Alvorens men besliste over den accijns herin nerde de minister aan de nieuwe muntwet, de 40 a 50 mill, voor de spoorwegende zeer aan staande droogmaking van de Zuiderzee, het hooger onderwijs, nieuwe spoorwegen op Java, de haven van Batavia, de oorlog met Atchin, die nog veel kosten zou, en waarvoor nu weder 12 mill, cre- dieten zouden worden aangevraagd. De kamer beslisse nu. Morgen is de heer van de Putte aan het woord. Zitting van Woensdag 1 Maart. Na de gisteren door ons medegedeelde betuiging van hulde aan de nagedachtenis van den generaal Pel behandelde de heer Fransen van de Putte de suikerquaestie. Naar alle zijden moet die bezwa ren opleveren; ons buiten een contract houden konden wij nietin 1864 was een regeling noodig er moest gebrokeD worden met de bescherming doch die regeling baatte niet, omdat zij berustte' op het typenstelsel, dat onbruikbaar is, ook als er geen fraude hoegenaamd plaats heeft. Er moet dus verandering komen, en er bleef, wilde men den accijns behouden, niets over dan de exercice. Was dat het denkbeeld der regeering, dan begreep hij het teekenen van de conventie, ofschoon het een groot bezwaar achtend, dat Duitschland en Oostenrijk niet toetraden, wat hij een groot ver zuim van onze regeering noemde. Hij overwoog daarop de groote bezwaren tegen de exercice, waarbij 't z. i. niet aan groote woorden ontbrak; immer* waren de fabrieken thans evenmin vrij en ook de distilleerders leven nog, met de exercice; dat men het abonnement koos boven de exercice, weet hij dan ook alleen daaraan dat het eerste 5 pet. protectie aan den beetwortel geeft; België strekt daarvoor tot bewijs. Vrijheid schatte hij hoog, maar men mocht daarvoor geen 5 millioen afschaffen zonder aequivalent; hij betoogde toch dat de meerdere uitvoer naar Engeland niet alleen, en slechts voor een-zeer klein deel, werd veroor zaakt door de accijnsafschaffing; de opheffing onzer gedwongen suikerlevering aan het gouver nement, die der differentieele rechten, het Suez- kanaal en de hoogere protectie van Frankrijk werkten er allen toe samen. Men mocht dus de 5 millioen niet eenvoudig afschaffen. Maar hij verwachtte, tegen zijn zin, verwerping van het tractaat; hoewel nu vele der uitgaven, gisteren door den minister genoemd, z. i. door een leening moeten worden gedekt, gaf hij dus den minister in overweging: tracht de wet er door te krijgen, maar, verklaart de meerderheid zich voor afschaf fing van den accijns, vraag dan schorsing en vraag dan naar het aequivalent. Want dit moet er bij wor den gegeven, meende hij, en was ook te vinden op de jenever- en grondbelasting. Onder die voor waarden wilde hij afschaffing van den accijns. Twee sprekers repliceerden nu: de heer Blussé, die nader betoogde dat de accijnsafschaffing in Engeland zulk een dreigend gevaar had opgele verd, dat dit ook den exceptioneelen maatregel, om voor éen jaar op het batig saldo te teeren, wet tigde, de heer Schimmelpenninck, die nader zijn standpunt verdedigde, er o. a. op wees dat de uitvoer van Oostenrijk, sedert 1864 met mil- lioenen toenam, en voor het aequivalent voor de conventie naar zijne vorige rede en die van den heer Insinger verwees. Ook de heer Bredius bestreed nu nog de con ventie, welker doel heet instandhouding van onze industrie, maar die z. i. juist haar ondergang zou zijn, onder den schijn van liberaliteit; vooral de beetwortelindustrie zou z. i. te gronde gaan, en hij verlangde dus in eens accijnsafschaffing; voor de 5 millioen is zeer gemakkelijk een aequivalent te vinden. Nadat nog de heer Teding van Berkhout be toogde dat de exercice hier veel meer zou druk ken dan voor de branderijen, was de minister van buitenlandsche zaken aan het woord. De minister meende met de conventie den besten uitweg te hebben gevonden en tevens zoo een schrede te hebben gedaan om met Frankrijk en België tot afschaffing van bescherming te komen; hij dacht dan ook niet dat de argumenten aan hen, die in 't geheim bescherming willen, hier in gang zouden vinden. Want de minister stelde het feit op den voorgrond, dat Nederland IJ mill, be lasting opbrengt, die kunstmatig onze industrie steunt. Voor de regeering, die den accijns kon noch wilde afschaffen, bleef dus alleen de exercice over, en moest dat geschieden door een tractaat, teneinde buitenslands drukkende premiën te doen verdwijnen; vooral betrof 't daarbij Frankrijk, onzen grootsten concurrent, terwijl Engeland's toe treden van groot belang is, daar nu een groote mogendheid met ons op de uitvoering zou toezien en wat de andere mogendheden betreft, deelde de minister mede dat onderhandelingen met veel kans op succes hangende zijn met een niet toegetreden staat, terwijl Amerika zijn drawback verminderde, gelijk België dit tot op de helft ook deed. Tegen over die voordeelen namen wij alleen de bezwaren der exercice aan, waartegen dezelfde grieven op komen als in Frankrijk en België, waar men even wel de conventie met groote meerderheid aannam. Misschien zal, als het tractaat twee jaren geleefd heeft, wel blijken dat de suiker even goed kan leven onder de exercice als de jenever. Kan accijnsafschaffing ons redden zonder de conventie? Er op wijzende dat overal de parle menten zeer voorzichtig zijn met het verwerpen van internationale voorstellen, constateerde de minister dat afschaffing alleen ons niet zou-baten, evenmin als Engeland. Want Frankrijk zal, bij verwerping, de exercice niet invoerenhertog Decazes verklaarde dat dit z. i. niet zou geschie den, blijkens een brief aan onzen gezant te Parijs. Wij gaven reeds alle voordeelen; slechts trac- taten kunnen ons voordeelen teruggevende mi nister achtte het dan ook zeer bedenkelijk, door onze stem een tractaat te doen vallen, terwijl de Engelsche minister Bourke reeds verklaarde dat Nederland zijn goedkeuring wel niet zou weigeren^ daar het anders verantwoordelijk zou zijn voor die mislukking en voor eventueele maatrei gelen der andere mogendheden. Wordt zij daar entegen aangenomen, dan zal Engeland^ krachtig optreden tot haar uitvoering. De minister ver langde dan ook geen behoud van het status quo maar ook geen accijnsafschaffing, waar de regeering niet in zou kunnen toestemmen. In elk geval echter behoorde de kamer eerst, onafhankelijk van dien accijns, te beslissen over de conventie. Ook de minister van financiën verdedigde nu nogmaals de voorstellen; herhaalde dat de suiker industrie, minder streng gecontroleerd dan de branderijen, niet zou gedood worden, trots alle klachten, die eigenlijk z. i. hierop neêrkwamen dat de industrie de premie wilde behouden, welke de regeering wil afschaffenherhaalde dat voor dezen gevreesden dwang geen bewijs was aange voerd, en kwam nogmaals nadrukkelijk op tegen de afschaffing van den accijns, die het vrij-bandels- stelsel zou kunnen afbreken. Zij wordt gesteund door hen, die een aequivalent vonden in een uit voerrecht op de Indische suiker; de minister waarschuwde nu tegen het leunen op de Indische baten, omdat hij den tijd vreesde, dat over die baten niet langer te discussieeren zou zijn, kwam er tegen op dat wij de pen zouden halen door een zoo gemakkelijk, te dragen belasting.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 2