Telögraphische berichten.
Benoemingen en besluiten,
wanneer de preekstoel wordt opgericht tijdens de
begrontingsdiscussiën of de behandeling van eenig
incidentom (lus hetgeen, de Engelschen noemen
a fair and full trial aan'den preekstoel te geven,
zal men er zich gedurende eene geheele zitting van
moeten bedienenzie in dit verband tusschen
stoel en zitting s. v. p. geen woordspelingen
nu zal ieder voorstander van nuchtere en eenvou
dige parlementsdiscussie tegenover frasenmakerij en
oratorio die met mij weet hoe vast in den regel
tijdelijke regelingen in den Nederlandsehen bodem
wortelen mijne vrees deelen dat de preekstoel,
tijdelijk opgesteld, met dat tijdelijk karakter voort
durend in de oude prinsen-danszaal zal blijven
staan. Men denke aan den „voorloopigen" stads
schouwburg in de hoofdstad die om en bij de
honderd jaren onveranderd bleef bestaan.
„De aandrang door de commissie voor de steno
grafie tot aanbeveling van haar voorstel gebezigd,
komt mij verder niet zeer krachtig voor. Door
de slechte acoustiek der zaal, door het luid spre
ken en rondloopen der leden, toeslaan van deuren,
luid lachen in de nabijgelegen koffiekamer enz.,
kunnen zeer stellig de snelschrijvers moeilijk ver
staan maar dit moeilijk verstaan van de snelschrij
vers is niet, gelijk men na het lozen der toelicht
ting tot het voorstel meenen zou, de reden van de
vele correctiën in het Bijblad en het tengevolge
daarvan in den regel te laat verschijnen van dat
officieel verslag der zittingen. De leden toch cor-
rigeeren bij het nazien der stenografische aantee-
keningen hun eigen werk, niet dat der snelschrij
vers; zoolang dit toegelaten blijft en men zelfs
die aanteekeningen dagen in handen der leden
Iaat, opdat ze hunne „improvisaties" al mooier en
mooier kunnen opsieren, zal en moet het Bijblad
dagen te laat uitkomen al plaatste men twee,
drie preekstoelen in de tweede kamer.
„Aangaande het lot der suikerwetten, thans in
behandeling kan' ik niets rnededeelcn alles wat
daaromtrent te zeggen is, hangt in de lucht. Hoe
de stemming der meerderheid is en of het trac-
taat dus zal worden aangenomen of verworpen is
volstrekt onzeker; .de meerderheid weet het zelf
nog niet.
„Nu er van de kamer niets valt mede te deelen
en ook ons gemeentebestuur niet veel te vermel
den geelt, kan ik u een ander Haagsch nieuws
berichten dat, al heeft het betrekking op eene
particuliere onderneming, toch met het algemeen
belang in nauw vera and staat. Onze afdeeling
der maatschappij tot Nut van 't algemeen heeft
gisteren avond een moedig besluit genomen. Onder
meer nuttige instellingen alsspaarbank, leesbibli-
otheekziekenfonds enz.bezit die afdeeling ook
eene jongensschool met 280 a 290 leerlingen en
eene bewaarschool met ongeveer 100 kinderen,
beide gevestigd in lokalen die langzamerhand veel
te klein en derhalve ongezond geworden zijn en,
in afwijking met het onderwijs dat er iti gegeven
wordt, verre blijven beneden de eischen tegen
woordig aan goede schoollokalen gesteld. Op voor
stel vail het wakkere bestuur heeft de afdeeling
thans in beginsel besloten tot aankoop van een
beschikbaar terrein in hut noordelijk gedeelte der
stadtussehen Anna Paulownastraat en de Kuyter-
straat, waarop aanvankelijk een model-jongensschool
voor 350 a 420 leerlingen zal gebouwd worden. De
kosten van aankoop van terrein en bouwen worden
geraamd op f 85000 (waarin ook begrepen is de
aankoop van grond voor de bewaarschool, maar
niet het bouwen daarvan, waaromtrent later eene
beslissing zal genomen worden)de jaarlijksche
kosten van de jongenschool worden in een rond
cijfer geraamd op 18,000, dus bijna f 5000 meer
dan ze thans bedragen. Het onderwijs zal alle
thans onderwezen vakken omvatten en bovendien
gymnastiek en teekenen, en het schoolgdd zal
worden verhoogd van ƒ40 tot 65. Wanneer ik
zeg dat dit en dat gebeuren zal, dan spreuk ik
dood en gelukkig schoot de dokter geen der diij-
vers neêr, waarvoor meer dan eens gevaar bestond.
Bij het jacht ma al ging het iets vrijer en luid
ruchtiger toe dan het geval zou zijn geweest,
indien eene prinses Palm aan tafel had voorgezeten.
Isa nam op de voorkomendste wijze de honneurs
waar. De pracht en de overvloed, die thans ter
harer beschikking stonden, verjongden baar zicht
baar; zij was vriendelijk, onderhoudend en vol
oplettendheden. Zoo oordeelde ten minste haar
buurman ter rechterhand, graaf Sukdolsky, er over.
Hij was reeds in eene zeer goede luim aan tafel
gekomen, daar hij het meeste wild geschoten had,
hetgeen men algemeen aan zijne buitengewone
bekwaamheid toeschreef. Dat hij ook de beste
plaats had, was alleen aan gravin Isa en aan den
houtvester bekend.
Na de tafel en dus laat in den avond be
gaven de heeren zich naar het salon van den prins
om te rooken on koffie te drinken, zooals de
gastheer zeide, en om kaart te gaan spelen,
zooals allen dachten.
„Speelt gij kaart, graaf?" vroeg Isa aan graaf
Jaromir, toen deze aanstalten maakte om met de
andere heeren mee te gaan.
„Nooit, mevrouw," gaf hij ten antwoord.
„Als gij u dan begint te vervelen, kom dan in
mijn salon. Dan zullen we een weinigje praten."
Bij die woorden reikte zij hem de hand, welke
de ridderlijke graaf kuste.
„Ik zal komen," verklaarde hij.
Onder het verlaten van de eetzaal dacht hij
in de onderstelling dat het 'rapport van de subcom
missie uit het bestuur, op grond waarvan tot den
aankoop van den grond besloten isook verder
zal worden gevolgd. Bestuur en afdeeling verdie
nen allen lof dat zij zulke groote uitgaven en
blijvende bezwaren aandurven voor de goede zaak;
er is hier groote behoefte aan eene model-school.
De gemeente 's Gravenhage levert die niet."
Met het oog op de aanstaande nieuwe regeling
van het rechtsgebied der kantongerechten, meenen
wij de aandacht te moeten vestigen op eene be
schouwing van mr. C. J. N. Nieuwenbuijs, die
vroeger gedurende tien jaren a's kantonrechter,
later in verschillende betrekkingen bij rechtbanken
en hoven werkzaam is geweest. Zijn opstel komt
voor in bet jongste nommer van Let Weekblad
van het Eegt. v
De heer N. wijst er op dat bij de rechterlijke
organisatie van 1838 het provincialisme zoodanig
op den voorgrond stond, dat eene hoogst ondoel
matige indeeling der kantongerechten daarvan het
gevolg was. Vele justiciabelen werden daardoor
onder een kantongerecht gebracht, waarvan de zetel
verder van hunne woonplaats gelegen was dan
eenig ander, dat in eene andere provincie gelegen
was. Ook het aantal justiciabelen der verschillende
kantongerechten loopt thans uiteen, zoodanig dat
terwijl sommige kantongerechten minder dan 15,000
inwoners tellen, andere er 65,000 tot 90,000 be
vatten. In een door den schrijver in 1856 uitge
geven werkje stelde hij voor ieder kantongerecht
30,000 inwoners te doen bevatten, volgens welke
inrichting hij tot een getal van 105 kantongerech
ten kwam.
Tegen te sterk bevolkte kantons brengt de heer N.
verschillende bezwaren in. De rechters kunnen in
zoodanige kantons de belangen van afwezige erf
genamen en minderjarigen (vooral dor prodeanen)
niet naar behooren behartigen. Wat het bezwaar
betreft, dat bij de door hem voorgestelde regeling
de justiciabelen in sommige kantongerechten, welke
een grooter aantal inwoners zullen bevatten dan
thans, te ver van de zetelplaats zouden wonen,
acht de schrijver dit, bij de tegenwoordig bestaande
middelen van vervoer, niet overwegend, wanneer
zorg gedragen wordt dat do zetelplaatsen gekozen
worden in gemeenten, die door spoor- of water
wegen het gemakkelijkst te bereiken zijn. Dit
laatste levert ook het voordeel op dat men prak-
tizijns van elders niet zoo bezwaarlijk voor den
kantonrechter kan doen optreden. Mochten er
tegen het vergrooten van sommige kantons nog
bezwaren overblijven, dan zou daarin tegemoet ge
komen kunnen worden, zoo de kantonrechter als
omgaand rechter in de grootste gemeenten van
zijn kanton bij afwisseling zitting hield en zijne
plaatsvervangers in verschillende gemeenten woon
achtig waren.
De schrijver wijst vervolgens op het gewicht
der betrekking van kantonrechter, welke hij als
het moeilijkste aller rechterlijke ambten beschouwt.
Hij verlangt daarom dat kantonrechters, alvorens
als zoodanig benoemd te worden, eenige jaren
werkzaam zullen zijn geweest als plaatsvervan
gend rechter, als griffier bij eene rechtbank of een
kanton of als praktizijn, alsmede dat zij den
ouderdom van 30 jaren bereikt zuilen hebben.
Daarentegen moet hun een behoorlijke bezoldi
ging, niet afhankelijk van emolumenten, minstens
gelijk staande met die van een lid eener rechtbank,
toegekend worden. Hierdoor zal men voorkomen
dat de kantonrechters steeds naar een beter be
zoldigden post omzien. Ook moet hunne werkzaam
heid meer gelijkmatig verdeeld en hun betrekking
geheel onafhankelijk gemaakt worden.
De heer N. verlangt dat de kantonrechters, zoo
noodig na een eersten proeftijd van vijf "jaren
voor hun leven benoemd worden. Thans staan»
„Een lieve vrouw!"
Een half uur later hadden de heeren slechts oog
en oor voor het spel en zat Séikdolsky in het
salon van Isa naast haar op de soplia. Daar de
gravin niet gewoon was tijd te laten verloren gaan,
begon zij dadelijk:
„Weet ge wel, beste graaf, waarom ik thans
den dood van prins Hubert zoo van harte betreur?"
„Waarom?" vroeg de graaf met wat meer ver
wondering dan de aandacht van een opmerkzamen
toehoorder en de ridderlijkheid van een cavalier
veroorloofden.
„Omdat de voorgenomen verbintenis onzer fa-
miliën er door verijdeld is. Nadat ik u, waarde
graaf, heden heb leeren kennen zou ik mij zeer
vereerd en verheugd gevoeld hebben u onder mijne
verwanten te mogen tellen."
Graaf Jaromir liet wel de gelegenheid voorbij
gaan om deze beleefdheid met eene andere te
vergelden, doch geenszins uit verstrooidheid. De
onderzoekende blik, dien hij op het gelaat der
dame liet rusten, bewees dat zijn oor volkomen
geopend was.
„Ik beschouwde het als een zeer gelukkig plan
van den nu overleden prins," ging de gravin voort,
„want het zou voor beide parijen zeer voordeelig
zijn geweest. Bij de positie toch, die onze fami-
liën in deze streek innemen, moet de eene om zoo
te zeggen op de andere steunen; beider belangen
laten zich gemakkelijk vereenigen, en met vereende
krachten kunnen zij des te beter bevorderd worden:'
De graaf luisterde steeds aandachtiger en Isa
zij er alle vijf jaren aan bloot „stilzwijgend" ver
wijderd te worden. Een kantonrechter staat aan
veel miskenning, aan den invloed van vele ge
heime vijanden bloot, die hij zich in zijne betrek
king licht maakt. Hij zelf heeft ondervonden dat
een minister hem ontevredenheid betuigde wegens
de benoeming van een voogd over minderjarige
kinderen, waarbij hij eene kerkelijke partij tegen
zich in 't harnas gejaagd had. Benoeming voor
het leven geschiedt thans reeds in België en werkt
daar goed.
Eindelijk moet de kantonrechter niet als hulp
officier of in zaken van rijkspolitie werkzaam zijn.
Hij moet niet verplicht kunnen worden den eonen
dag op last van den officier van justitie of den
directeur der rijkspolitie diensten te verrichten en
den anderen dag daarentegen als rechter-commis
saris op te treden. Alleen dit laatste kan hem
toevertrouwd blijven. De heer N. hoopt dat de
deskundigen zijne denkbeelden zullen deelen en
tot de verwezenlijking daarvan zullen medewerken
De generaal Wiggers van Kerchem is aange
wezen als bevelhebber over de operatiën in Atchin.
Volgens eene waarschijnlijk schriftelijk bij den
gouverneur generaal ontvangen tijding uit Atchin,
zon den 13en Februari een detachement van 3 offi
cieren en 57 minderen, waarvan 10 ougewapend,
tusschen de posten Pager-ajer en Atoi door den
vijand overvallen zijn. De kapitein van Swieten,
de luitenant Baudoin en 42 man zouden daarbij
gesneuveld wezen.
(De medegedeelde berichten van later datum
hebben daaromtrent niets gemeld.)
TWEEDE KAMER.
Bij de opening der beraadslagingen werd door
den heer Fransen van de Putte warme hulde
gebracht aan de nagedachtenis van wijlen gene
raal Pel, wiens overlijden door geheel Nederland
met smart vernomen en als het grootste persoon
lijk verlies betreurd wordt, dat het vaderland op
het oogenblik kon lijden.
Overgaande tot de bespreking der suiker-con
ventie achte dezelfde spreker het tractaat moeilijk
te verdedigen, vooral op grond van het partieel
karakter der regelingdat afkeuring verdient.
Het beginsel der exercice beschouwde hij echter
als onvermijdelijkdoch de aanneming van het
tractaat stuit af op de in dit opzicht bestaande
overeenstemming tusschen de voorstanders van
het beschermende stelsel en die van den vrijhandel.
De afschaffing van den suiker accijns alleeu schijnt
die aanneming mogelijk te makendoch zulks
mag alleen geschieden onder voorwaarde van een
aequivalentte vinden bij voorbeeld in eene
nieuwe verhooging der belasting op bet gedistil
leerd, in eene verheoging van de opcenten der
belastingen of van de grondbelasting.
Na repliek betoogde de heer Bredius dat de
dadelijke afschaffing van den suiker-accijns onver
mijdelijk is.
De minister van buitenlandsche zaken deelde
mede dat onderhandelingen gevoerd worden tus
schen eene der groote contracteerende mogend
heden en eene andere, over de toetreding tot de
conventie, voor welke uitzicht bestond op mogelijk
welslagen. De minister wees verder op de econo
mische en politieke gevolgen eener verwerping,
in verband tot onze internationale betrekkingen en
zeide dat, blijkens de verklaringen van den hertog
Decazes, bij verwerping der conventie, Frankrijk
waarschijnlijk niet tot de exercice zou overgaan.
De minister ontraadde ook de afschaffing van den
scheen ook niet te verwachten dat hij het woord
zou nemen. Zij was nu eenmaal aan den gangen
vervolgde:
„Bovendien moet gravin Sita zoo zacht, zoo
beminüjk en zoo schoon, een waar evenbeeld van
hare moeder zijn. Alles wat ik van deze voor
treffelijke dame hoor schenkt mij de overtuiging,
dat elk huis dat uwe dochter onder hare leden
mocht opnemen en met hare moeder in familiebe
trekking mocht komen, zich geluk zou mogen
wenschen."
Thans zweeg Isa en Sukdolsky verzonk in ge
peins. Zijn gedachten draaiden om twee spillen:
deze vrouw wil haren broeder uithuwelijken, en
zij schijnt aan Sita te denken.
Het sloeg elf uren. Graaf Jaromir herinnerde
zich dat hij nog een goed uur te rijden had eer
hij te Sukdol terug zou zijn en stond dus op.
„Veroorloof mij, gravin, u te verzekeren dat gij
betooverend zijt," sprak hij. Het was de eerste
maal dat hij aan mevrouw de weduwe Nowak den
grafelijken titel gaf.
Isa glimlachte en reikte hem nogmaals de hand.
Ditmaal drukte hij die.
„Goeden nacht, gravin."
„Goeden nacht, graaf."
Hij vertrok, en Isa zette zich voor het vuur,
waaraan zij de opmerking toevertrouwde: „Het
komt mij voor, dat gravin Ludmila mijn bezoek
met open armen zal afwachten." En tevreden van
gemoed legde zij zich ter ruste.
In het salon van den prins ging het tot aan den
suiker-accijns. Nederland blijft daaromtrent vrij
doch hg achtte het wenschelijk vooral de tweeja
rige werking van het tractaat af te wachten.
De minister van financiën beantwoordde vervol
gens de verschillende sprekers.
Nadat deze minister had toegezegd eene w'
telijke bepaling tot herziening der aceijns
vóór 1879 te zullen indienen en het r; ,iagStuk
der afschaffing van den aceijns in r;jpe ovfr
weging te zullen nemenwei-den de beraadsla-
gingen gesloten en de verdere behandeling verdaagd
tot Maandag;
Inmiddels zal het voorstel-de Bruijn Kops in
de sectiën onderzocht worden. Aanstaanden Vrijdag
is aan de orde de openbare beraadslaging over het
wetsontwerp tot het toekennen van vrijdom van
grondbelasting aan arbeiderswoningen.
Ingekomen zijn wetsontwerpen tot regeling van
het rechtsgebied der rechtbanken en kantongerech
ten, benevens een wetsvoorstel van den heer de
Bruijn Kops tot oph effing van den suiker-accijns.
eereteekenen. Toegekendals blijk van Zr. M«.
goedkeuring en tevredenheid wegens de redding
der bemanning vrn het op 3 October 1875 op het
Zweedsch eiland Nidingen gestrand Nederlandsch
schip Louisaan den kapitein O. B. Eriksson te
Onsala en den vuur- en bakenmeester C. W. Ost-
ling te Nidingen, ieder de zilveren medaille, in
gesteld bij besluit van 22 September 1855n°64;
en aan hunne onderheorigendie tot de redding
medewerkten, Axel Andersson, Magnus Anders-
son Nicolas SvenssonAugust WesterbergAli-
ander Andersson en Herman Lundbergieder eene
geldelijke belooning: alsmede aan elk der boven-
genoemden een loffelijk getuigschrift.
Vergunning verleend aan den sergeant-hoorn
blazer F. W. Mullervan" het 5e regiment infan
terie, tot het dragen van de Duitsche medaille,
ingesteld ter herinnering aan den veldtocht tegen
Frankrijk in 1870 en 1871.
diplomatie. Overgeplaatst naar Lissabon de
minister-resident te Stokholm en Kopenhagen
J. A. Mazel.
Benoemd tot minister-resident te Stokholm en
Kopenhagen jhr. A. P. C. van Karnebeekwerk
zaam bij het departement van buitenlandsche
zaken.
Overgeplaatst de raad van legatie te Parijs
mr. F. W. C. P. graaf van Byland naar het depar
tement van buitenlandsche zakenom aldaar tijde
lijk werkzaam te zijn; en de raad van legatie te
Petersburg jhr. mr. E. W. F. Wttewaal van Stoet
wegen, naar Z'. M\ gezantschap te Parijs.
notarissen. Op verzoek eervol ontslag verleend
als notaris te Poortugaal aan A. J. van der Poest
Clement.
telegkaphie. Benoemd, met ingang van 1 April a.,
tot directeuren van rijks-telegraafkantoren A.
MeijerJ. Thie en E. J. Veldhuyzenallen thans
telegrafist 2e klasse.
leger. Eervol ontslag uit den militairen dienst
verleend op verzoekaan den 2en luitenant F. A.
Einthoven van het 8e regiment infanterie.
Bevorderd de 2e luitenant der infanterie van het le
ger in Nederlandsch-Indië F. W. A. H. Scheurer, thans
met verlof hier te landetot 1£D luitenantmet
den ancienneteits-datum van 22 April 1875en met
bepaling dat hij in de ranglijst zal plaats nemen
onmiddellijk boven den len luitenant A. van den
Briel.
koloniën. Eervol ontslag uit 's lands verleend,
op verzoekmet toekenning van pensioenaan
den Oost-Indischen hoofdambtenaar H. J, C. Hoo-
geveenlaatstelijk resident van Bataviathans
met verlof hier te lande.
morgen levendig, soms luidruchtig toe, want er
stonden duizenden op het spel. De bleeke stralen
der winterzon begonnen haar schijnsel te werpen
op de vale gezichten der gasten, die wederom ter
jacht uittrokken.
Den derden dag ging de bode van Klepysty
naar Sukdol, om te vragen wanneer het mevrouw
de gravin Sukdolska gelegen zou komen een be
zoek van de gravin Palm af te wachten. Hij
keerde terug met het antwoord,dat de gravin
Sukdolska de geheele week te huis zou zijn, om
mevrouw de gravin Palm te ontvangen.
Reeds den volgenden dag moest mijnheer Mar-
tijn de bruinen weer voor de staatsiekoets laten
spannen, om „de ouwe" naar Sukdol te rijden.
Deze maal zetten echter de hemel en mijnheer
Martijn een vriendelijker gezicht: de dag was
helderde grond bevroren en de weg dus goed.
Toen de mooie Frits voor de poort van het kas
teel Sukdol van den bok gesprongen was, gaf de
weldoorvoede portier hem de genadige verzekering,
dat mevrouw de gravin te huis was.
Wordt vervolgd.)