N°. 53.
119e Jaargang.
18T6.
2 Maart.
J1 n
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent,
Advertenti$n20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50}
iedere regel meer f 0,20,
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Middelburg, 1 Maart.
G-eneraal Pel.
FEIJIT <T iETOlST.
De zonde van prinses Sita.
DELRURGSC
COURANT.
O*
3
Hoe lang nog Zoo vragen vrij ons af,
en stellig vindt de vraag in het hart van menig
Nederlander weerklankzoo dikwijls de
telegraaf ons een harer onsamenhangende, on
dragelijk lakonieke berichten komt toestame
len en ons herinnert (zoo wij het vergeten
mochten!) dat nog altijd in het Noorden van
Sumatra de oorlogsgeesel gezwaaid wordt en
telkens weder van het kostbaarst bloed van
Nederland nieuwe offers geëischt worden. Hoe
lang nog eer het doel bereikt zal zijn, eer
onze hardnekkige vijand den wederstand zal
opgeven en zich tevreden zal stellen met de
slagendie door nog heftiger strijders dan hij
zelf, door cholera, dyssenterie, koorts en hoe
de andere doodshoden heeten mogen, die op
Atchin's bodem rondwaren, in de 'gelederen
onzer strijders worden aangericht?
Daar is iets onbeschrijfelijk tragisch in den.
dood van generaal Pelden derden onzer op
perbevelhebbers in den strijd, gevallen op het
oogenblik dat alles hem de eer scheen te voor
spellen van aan de lange worsteling een einde
te zullen maken. Kohier sneuvelde aan het
hoofd zijner soldaten, in den roes als 't ware
van den toen pas begonnen strijd. Pel is ge
vallen, na een volhardenden en zelfopofferen-
den arbeid van vele maanden, in 't gezicht
bijna der laatste beslissende overwinning, als
slachtoffer naar 't schijnt van eene der heer-
schende ziekten. Na van Swieten's vertrek
benoemd tot civiel en militair hevelhebber van
Atchin, viel aan Pel het moeilijke werk ten
deel van hetgeen verkregen was te behouden,
te bevestigen en uit te -breiden. Dag en nacht
door den vijand verontrust, door overstroomin-
gen bijna van den moerassigen bodem wegge
spoeld, door epidemieën aanhoudend geteisterd,
moesten de te Kotta-Radja achtergelatene
strijders in hun midden orde en krijgstucht,
eendracht en samenwerking handhaven, twij
felzucht en moedeloosheid verre houden. Dat
Pel die zware taak volbracht, weten wij allen.
Zijn gezondheid bracht hij aan het werk ten
3.
Een verhaal uit de groote wereld in Bohemen.
Vervólg
De bruintjes liepen goed en anderhalf uur later
rolde de staatsiekoets de gothieke poort van het
kasteel Vysoka door. Voor de prachtigen trap
hield mijnheer Martijn stil en Frits vloog het
bordes op met het kaartje der gravin in de hand,
om te vragen of Hare Doorluchtigheid bezoek
ontving. Het duurde vrij lang eer hij terug kwam,
totdat de gravin hem met een verlegen gezicht
en een kaartje in de hand zag verschijnen.
.Mevrouw," stotterde hij, „mevrouw de prinses
ontvangt geen bezoeken."
Onderwijl draaide hij het kaartje tusschen zijne
vingers om en om, als onzeker of hij het zou
overgeven. De gravin nam het hem daarom uit
de hand, wierp er een blik op en verbleekte. Het
was haar eigen kaartje, maar de woorden „Gravin
Palm" waren doorgeschrapt, eD door „Mevrouw
Nowak" vervangen. Isa had het schrift van prin
ses Dori nooit gezien, maar zou er op gezworen
hebben dat zij thans de hand van Hare Doorluch
tigheid kende. Onnoodig was in ieder geval
het getuigenis der honende bediendengezichten,
offer. Een verlof van eenige maanden naar
Java's bergstreken was noodig om zijne verlo
rene krachten eenigszins te herstellen. Toen
keerde nij naar de kampplaats terug. Eene
legermacht, sterker dan ooit eenig Indisch op-
perofficier onder zich vereenigd zag, werd onder
zijn bevelen gesteld. De hervatting der vij
andelijkheden was ook de hervatting onzer
overwinningentevens die onzer smarte
lijke verliezen. Misschien zag Pel het doel
reeds nabij. Aan de zekerheid van het
eenmaal te bereiken heeft hij stèllig nooit
getwijfeld. Daar trad de engel des doods te
midden zijner werkzaamheid hem in den weg,
legde hem de kille hand op het krachtig klop
pende hart en maakte aan zijne plannen en
vooruitzichten een einde.
De generaal majoor J. L. J. H. Pel is in
den vollen mannelijken leeftijd op zijn
53e jaarin den nacht van den 24™ op den
25en Februari aan. het vaderland ontrukt. Uit
nederigen stand gesproten, vertrok hij in 1839,
16 jaren oudals vrijwilliger naar Indië en
werd 9 jaren later tot 2™ luitenant der infan
terie bevorderd. Achtereenvolgens de verschil
lende rangen doorloopend, was hij in 1865 als
majoor bevelhebber van het 9° bataljon en
laterin 1870als luitenant-kolonelmilitair
kommandant te Palembang. In 1871 bracht
hij, tot herstel zijner gezondheid, een tweejarig
verlof in Nederland door; in 1873 terugge
keerd, trok hij aan het hoofd van het 14e ba
taljon naar Atchin, waar hij den 9™ December
voet aan wal zette en spoedig met den vijand
in aanraking kwam. Nadat de kolonel de Roy
van Zuidewijn door eene verwonding genood
zaakt was geworden het bevel over de tweede
brigade neder te leggen, volgde hij dezen
daarin op. Tot kolonel bevorderd bleef hij,
na van Swieten's vertrek, als bevelhebber te
Kotta-Radja achter. Reeds sedert den 22en
Juni 1860 (bij gelegenheid der Bonische ex
peditie) ridder der Militaire Willemsorde,
werden zijne schitterende diensten in Atchin
door het kommandeurskruis dier orde en door
den generaal-maj oorsrang erkend.
Tot deze dorre opsomming van datums en
feiten moeten wij ons ditmaal bepalen. Aan
een Nederlaudsch schrijver de benijdenswaar
dige taak om van generaal Pel eene zijner
waardige levensschets te ontwerpen. Aan het
Nederlandsche volk de verplichting om op eene
die door de vensters der voorkamer grijnsden.
Isa riep den koetsier een barsch: „Naar huis!"
toe, drukte zich in een hoek van het rijtuig en
trok de voile over haar gelaat. Zij gevoelde, dat
zij in een oogenblik wel vijf jaar moest verouderd
zijn. Zij klemde de lippen op elkander, sloot de
oogen en bleef zoo gedurende den geheelen terug
rit zitten. Daar geen voorwerp haar kon afleiden,
waren hare gedachten des te helderder. Zij zag in,
dat op die eerste nederlaag om geen prijs ter wereld
een tweede mocht volgen, zoo haar terugkeer in
de voorname kringen niet twijfelachtig zou worden.
Toen zij, te huis gekomen, eene andere kleeding
had aangetrokken en in het salon zat voor den
haard, waarin achter eene dikke plaat spiegelglas
een lustig vuur lag te branden, had zij haar plan
reeds gemaakt. Tegen vier uren omstreeks een
uur vóór het diner trad de prins het salon
binnen. Hij was gekleed alsof hij uit dineeren
moest, want te Klepysty werden tegenwoordig de
regelen van den goeden toon met eene bijna angst
vallige nauwgezetheid in 'toog gehouden.
„Hoe is prinses Dori u bevallen, lieve zuster?"
vroeg hij.
„Bijzonier!" antwoordde de gravin kortaf.
„Ei? Dat doet mij genoegen. Men zegt anders
dat zij wat hoog is."
„Wat hoog? Dan kent men haar niet. Zij is
de opgeblazenheid zelf."
„Hoe? Heeft zij u misschien hij kon het
in zijne goedmoedigheid niet van zich verkrijgen
den zin te voltooien.
of andere wijze zijne nagedachtenis blijvend te
eeren. Aan hemzelven de eer, door zijne daden.
'h een onvergankelijk gedenkteeken in de
geschiedboeken zijns lands te hebben opgericht.
Het gisteren door ons medegedeelde telegram
uit Atchin luidt in de Staats-courant van heden
als volgt:
„Den 23™ had de generaal-majoor Pel nog zelf
aan de Indische regering de navolgende tijdingen
omtrent de krijgsverrichtingen doen toekomen.
„Den 21™ kwam de versterking van Pager Ajer
gereed. Den 22™ werden de kampongs Lamkiphan,
Longi, Poektat, (waarin de woning van Toekoe
Moeda Nja Banta, een der twee hoofden van de
XXVI moekim), en Kaloempan genomen en ver
brand terwijl de moskee O'.eh Karang bezet werd.
Voorts werden nog de kampongs in den Pinang-rand
en de moskee van Kajoe Adong verbrand. De be
volking vluchtte, onzerzijds sneuvelden twee min
deren en werden de kapitein du Guies, de luitenant
de Jonker en twaalf minderen gewond. Den 23™
werd de moskee van Olag Karang tot versterking
ingericht. De gezondheidstoestand was stationair,
de geest der troepen uitmuntend.
„Tot zoover het telegram van wijlen den gene
raal majoor Pel. Aan de tijding van diens over
lijden, door den assistent-resident in Atchin R. C.
Kroesen aan de Indische regeering overgeseind,
werd het bericht toegevoegd, dat het bevel over
de troepen was overgenomen door den overste En
gel; dat de ageerende kolonnes waren doorgedron
gen tot de Koerong Tjoet en zouden voortgaan tot
Kwalla Gighen; dat het hoofd van Tiban en de
hoofden der IX Moekim hunne onderwerping had
den aangeboden en dat Toekoe Kadli Malikoel Adil
met gevolg in Kotta Radja was gekomen om zich
ook aan onze zijde te scharen.
„Ten vervolge op de berigten in de Staats-cou
rant van 13/14 en 27/28 Februari 1876, n08. 37
en 49, kan nog worden medegedeeld, dat bij de
operatiën in Atchin op den 4™ Februari gesneuveld
is de kapitein J. A. van der Kruk en bij eene
patrouille van het 13e bataljon, op den 15™, de
kapitein J. van der Pauwert, terwijl op dienzelf
den dag aan cholera overleed de 1' luitenant
J. Bosman.
De Staats-courant van heden bevat het konink
lijk besluit van den 20™ Februari jl. betreffende
de lichting der nationale militie van het jaar
187 6.
In de Staats courant van heden komt weder
eene opgave voor van gesneuvelde Europeesche
„Niet ontvangen? Zoo is het."
Hij vroeg niet verder, want hij had de beweeg
reden der prinses geraden. Na een oogenblikje
keerde Isa, die lot nog toe strak in de vlam had
gestaard, zich naar hem toe.
„Ge begrijpt, lieve broeder, dat wij hier eene
positie moeten innemen," sprak zij.
„Natuurlijk."
„Het zou goed zijn, jachtpartijen aan te leggen."
„Ik zal er nog deze week mede beginnen."
„Wie zult gij noodigen?"
„De graven Dolnitz en Tockeustein, baron Wen
den, eenige heeren uit Praag en misschien ook
graaf Sukdolsky."
„Waarom misschien?"
„Omdat ik niet weet of mijne uitnoodiging hem
welkom zou zijn. Hij doet zich gaarne als een
staatsman voor en speelt geen kaart, en wat is
een jachttijd zonder kaarten?"
„Zooveel te beter als hij niet speelt," zeide zij
met een lachje, alsof zij iets had gevonden dat zij
reeds lang gezocht had.
„Hoezoo?" vroeg de prins.
„Omdat er dan ten minste iemand zal zijn met
wieu ik kan praten."
„Zal -ik hem dus maar noodigen
„Vóór ieder ander, en wel reeds daarom, omdat
hij het is, die in de geheele streek het grootste
aanzien geniet."
„Ge hebt gelijk, Isa. Ge zijt altijd mijne ver
standige zuster
De oude vrijgezel boog zich over naar de be-
militairen van de expeditionaire macht te Atchin
sedert 27 December jl.
Als gesneuveld worden daarin vermeld de ser
geant A. de Goede en de kanonnier der artillerie
J. Langenbach.
Het stoffelijk overschot van dr. J. P. Heije
werd Maandagmiddag in het familiegraf te Abbe-
nes ter aarde besteld. Onder de aanwezigen die
van elders waren gekomen, merkte men op behalve
kunstenaars, als de heeren Verhuist, Coenen enz.,
vertegenwoordigers der maatschappij tot Nut van
'talgemeeD, der maatschappij van Toonkunst en
andere vereenigingen. De heer W. F. Loman
hield uit naam van laatstgenoemde maatschappij
eene korte toespraak. Aan de geopende groeve
werd door de schooljeugd van Abbenes een van
Heije's kinderliederen gezongen. Eigenaardiger
hulde kon zeker aan den kinderdichter niet ge
bracht worden.
Onze Haagsche correspondent schrijft
ons het volgende
„De commissie voor de stenografie heeft velen
verrast met haar voorstel tot het opstellen van
een preekstoel in de tweede kameren de tweede
kamer zal nog grooter verrassing in den lande
verwekken wanneer ze dat voorstel aanneemt.
Mij dunkt er wordt reeds genoeg geredevoerd in
ons parlementnu de leden volstaan kunnen met
van hunne plaats een paar woorden in het midden
te brengen; wanneer men nu een afzonderlijk
„spreekgestoelte", zooals 'tniet weinig nutslezing
achtig heetgaat inrichten, zal men geene ver
mindering van welsprekendheid, maar daarentegen
meer omslachtige en langdradige redevoeringen
hekomen. Dit zal op zooveel verlies van nationalen
tijd te staan komen, dat men zoetjes aan zal moe
ten gaan overwegen of er niet naast het eenehet
praatparlementeen tweede, het werkparlement
zou dienen opgericht te worden, 'tls waar, de
commissie stelt maar eene korte proefneming voor,
veertien dagen of eene maand; wanneer het „ge
stoelte" dan niet voldoet kan men 'tweer op zol
der bergenmaar men begrijpt dat eene proef
neming voor zoo korten tijd noch voor de voor
standers noch voor de tegenstanders van het nieuwe
meubelstuk aannemelijk iswordt er in dat tijds
verloop een gewichtige en, s. v. v., droge wet
behandeld, de hooger onderwijswet bij voorbeeld,
en voldoet de nieuwe inrichting, dan zullen de
tegenstanders zeggen dat ze bij eene andere soort
van discussie over de begrooting bij voorbeeld,
over eene motie van orde en dergelijke niet vol
doen zal; voldoet ze daarentegen bij zoo'n droge
wet nietdan houden de voorstanders het tegen
overgestelde staande. Hetzelfde is te verwachten
jaarde weduwe, alsof hij haar een kus wilde
geven.
„Die haren broeder innig lief heeft."
En beiden kusten elkander werkelijk.
Nog denzelfden dag gingen er uitnoodigingen
naar alle vier de windstreken af. Overal waren
zij welkom, ook op Sukdol, want de jachtgronden
van Klepysty stonden in een goeden naam en
graaf Jaromir was een groot liefhebber van de
jacht. Bovendien was hij niet ongenegen eens
nadere kennis met zijn buurman te maken, met
wien hij tot dusverre slechts een3 of tweemaal
toevallig in aanraking was gekomen.
Op den voor de jacht bepaalden dag was heel
Klepysty op de been. Reeds in den vroegen mor
gen trokken de boeren en daglooners uit de dor
pen met troepen naar het bosch, om het wild
binnen het bereik van de schutters te drijven.
Tegen tien uren volgden de jagers, pikeurs en
handlangers en de dokter van den prins op lichte
wagentjes naar de aangewezen plaats om de keten
van insluiting te vormen. Te elf uren reden de
genoodigden, na een rijkelijk ontbijt, met elegante
jachtwagens derwaarts en werden ontvangen door
den houtvester van Klepysty, die aan de heeren
hunne plaatsen aanwees. 3'
De jacht had een schitterend resultaat. Herten,
hazen, faizanten en patrijzen werden in massa ge-