N°. 46.
110e Jaargang.
i8Ta
Woensdag
23 Februari.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagén,
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent,
Advertentiën20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.! van 1—7 regels f 1,50;
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Middelburg, 22 Februari,
FEUILLETOIT.
2.
Het geluk en de ondergang
van Roerhof.
m
De Arnhemscbe courant wijdt eenige beschou
wingen aan het bezwaar, door onzen Haagschen
correspondent vóór eenigen tijd (zie M. Ct. van
19 Januari) ingebracht tegen het samenvoegen
van rechterlijke of andere betrekkingen met het
lidmaatschap der tweede kamer in éen persoon.
Men zal zich herinneren dat dit bezwaar geopperd
was naar aanleiding der verkiezingen te Tiel en te
Nijmegen, waar de procureur-generaal van het ge
rechtshof te Arnhem, de heer van Eappard, en de
raadsheer in dat hof, de heer van Nispen, na hunne
benoeming tot die rechterlijke betrekkingen res
pectievelijk als volksvertegenwoordigers herkozen
werden.
Met het bezwaar tegen dergelijke cumulatie is de
Arnh. Ct. het grootendeels eens. „Het is niet
mogelijk zegt zijhet lidmaatschap der
kamer met de openbare betrekking getrouw en
met gelijken ij ver waar te nemen, wanneer de
afgevaardigde te 's Hage vertoeft, terwijl de amb
tenaar op de plaats waar het ambtswerk verricht
moet worden, ontbreekt."
De Arnh. Ct. ziet echter geen middel om aan
de moeilijkheid tegemoet te komen. Het lidmaat
schap der kamer onvereenigbaar te verklaren met
andere betrekkingen is in strijd met de grond
wet, die terecht begrepen heeft dat bij eene der
gelijke uitsluiting de kring der personen, uit welke
men eene keus zou moeten doen te zeer beperkt zou
worden. Wat zou toch het gevolg zijn van zulk
eene uitsluiting?
.Zeer weinigen zouden geneigd zijn de zekerheid
eener vaste, bezoldigde betrekking te verruilen
tegen een vierjarig lidmaatschap der kamer, met
de kansen eener mogelijke niet-herkiezingbij af
treding of ten gevolge eener ontbinding, in het
verschiet. Het meerendeel zouom deze reden,
voor het lidmaatschap moeten bedanken, en de
kamer zou daardoor een gevoelig verlies lijden
aan mannen diejuist door de betrekkingen welke
zij bekleeden, speciale kennis hebben van onder
werpen welke aan vele hunner medeleden geheel
vreemd zijn. Het reehtersambt b. v. komt in me
nig geval, ter beoordeeling van punten van wet
geving, den afgevaardigde zeer te stade, terwijl
daarenboven de rechterlijke ambtenaar, door de
positie welke de wet hem gegeven heeft, tot de
meest zelfstandige klassen van ambtenaren behoort.
Wanneer men de ambtenaren uit de kamer bant,
welk personeel zal men dan overhouden buiten
advokaten gepensioneerden en renteniers? Koop-
Een tafereeltje uit het Amerihaansche leven.
Naar het Engelseh van F. R. Stockton.
Vervolg.)
„Die daar zegt dat hij in eene wasehtobbe
woont!" riep de Iersche schoone met zulk eene
minachting uit, alsof zij niet al te versche schel-
visch te koop had. „In een wasehtobbe, ver
beeld u eens, juffrouw Blaine!"
„Hij moet gek wezen!" luidde het oordeel van
juffrouw Blaine, vergezeld van eene handbeweging
die beteekenen kon: „Haal gauw een diender!"
Een onheilspellend gemompel gonsde in den drom en
de magere boekhouder gleed langzaam naar de deur.
Ik zag in, dat hier geen tijd te verliezen was.
Ik week .een stap terug van de wilde Iersche meid,
die een ziedenden stoomketel geleek, en vertelde
aan mijn auditorium de geschiedenis van Roerhof.
Aan de ernstigste der toehoorders bewees ik, dat
ik niet zonder recht onze woning eene vaststaande
waschkuip had kunnen noemen, en tot mijne voldoe
ning werd ik met algemeene oplettendheid aange
hoord. Toen ik geëindigd had keerde de Iersche
dochter Enak's mij den rug toe en zei tot de
vergadering;
lieden industriëelengroote bankiers of kassiers,
fabrikanten enz. enz., al wat zaken doet en be
drijvig is, zijn, het is overvloedig gebleken, voor
de kamer niet te krijgen. Professoren in den re
gel ook niet. Is het nu in het algemeen belang
het thans reeds beperkt genoeg aantal van hen, die
voor eene keuze in aanmerking komen, nog meer
te beperken? Is het in het algemeen belang, de
kiezers te verplichten hunne candidaten te nemen
uit hen die in 's Gravenhage en in de naastbij ge
legen gemeenten wonen
Een maatregel door onzen correspondent voorge
steld, om de traktementen der rechterlijke ambte
naren voor de helft te doen uitbetalen als presentie
geld, zoodat het niet genoten zou worden wanneer
de ambtenaar, ©m welke reden dan ook,
afwezig was, acht de Arnh. Ct. niet uitvoerbaar.
De jaarwedden der rechterlijke macht zijn bij de
wet vastgestelde, meer dan eenige andere, vaste
traktementen, en niet vatbaar om voor de helft
onvast gemaakt te worden. Eene bepaling als
voor de militairen in de grondwet is opgenomen
namelijk dat zij, het lidmaatschap der kamer aan
nemende van rechtswege nonactief worden, zou
misschien aanbeveling verdienen, maar dan ook
in de grondwet dienen te staan.
Het genoemde blad ziet derhalve geen oplossing.
Alleen kunnen de kiezers er tegen waken door
hen, die verschillende betrekkingen cumuleeren,
niet te herkiezen. Een ander middel kan natuur
lijk de kieschheid der verkozenen zeiven opleve
ren, „die bedanken voor een lidmaatschap der
kamer dat hun de vervulling hunner ambtsplich
ten onmogelijk maakt."
Deze laatste opmerking komt ons, van de Arn-
hemsche courant komende, van bijzondere betee-
kenis voor, daar het juist twee ambtenaren van
het Arnhemscbe gerechtshof waren op wie de
opmerkingen van onzen correspondent toepasselijk
werden gemaakt. Waarschijnlijk is men te Arn
hem meer in het bijzonder in de gelegenheid om
de nadeelige gevolgen van het „absenteïsme" van den
'procureur-generaal en een der raadsheeren te on
dervinden.
De heeren F. Wibaut, J. Dommisse Cz., L.de
Groof, C. Mortier, J. Verkuyl Quakkelaar, C. M.
Dommisse, Jos. van Raalte en P. J. Siegers, allen
te Viissingen, hebben zich gisteren tot eene
vereeniging geconstitueerd met het doel om eene
vischreederij in het leven te roepen.
Het doel zou zijn een kapitaal van 20 a 30 dui
zend gulden bijeen te brengen, eene sloep der
eerste klasse, naar de eischen des tijds ingericht,
te laten bouwen of aan te koopen, bestemd voor
de beug- en kolvaart, en indien de deelneming
voldoende is, eene tweede sloep van kleinere af-
„En die zoekt eene keukenmeid om soep voor
hem te koken! Soep op een schuit!"
Zonder mij verder met een blik te verwaardigen,
ging zij, door de heele vrouwenschaar op de hielen
gevolgd, weer naar de achterkamer.
„Ik geloof niet, dat wij eene meid hebben die
u zou passen," voegde juffrouw Blaine mij daarop
toe.
Mij kwam het ook zoo voor. Wat ter wereld
zou Emmy met zulk eene opvliegende Iersche
meid aangevangen hebben Ik nam mijn hoed en
wenschte juffrouw Blaine goeden morgen.
„Goeden morgen!" antwoorde zij met,een lachje,
dat aan haar mond den schijn gaf van eene dwars
over haar gezicht getrokken gapende snede en
ik was vrij.
Zoo kwam ik dus zonder meid te huis. Maar
twee of drie dagen later ging Emmy er zelve op
uit en kwam met eene meid terug, die zij, naar
het scheen, zonder noemenswaardige avonturen
was machtig geworden, ofschoon ik daar niet zeker
van ben. Zij was naar een arm- of weeshuis ge
weest en had een blondharig schepsel van mid
delbare grootte uitgezocht, dat zij dadelijk had
meegenomen.
Dat meisje heette Pomona. Of zij dien %am
van hare ouders ontvangen of ergens opgeraapt
had, bleef een diep geheim. Zelve scheen ze er
niet sterk aan te hechten, want eer zij nog veer
tien dagen bij ons was verzocht zij „Clara" ge
noemd te worden; doch dio wensch werd haar
ontzegd en wel in de eerste plaats door Emmy,
meting te bestemmen, uitsluitend voor het visschen
met hc' schrobnet, zooals dat te Ostende en Arne-
muideh gebruikelijk is.
Daar het doel alléén is de belangen van Viis
singen te bevorderen, is besloten geen afzonder
lijken boekhouder aan te stellen, maar het bestuur
door allen gezamenlijk uit te oefenentegelijk om
daardoor het bewijs te geven dat de belangen der
aandeelhouders op de meest ernstige en zorgzame
wijze behartigd zullen worden.
De oprichters zijn overtuigd dat die onderneming,
hoeveel moeite daaraan ook verbonden mag zijn,
levensvatbaar is, en zonder grove winsten voor te
spiegelen, meenen zij op goede gronden, op eene
behoorlijke, ruime rente van het gefourneerde
kapitaal te mogen rekenen.
In de gemeenten Nisse, Ovezande, Driewegen,
Ellewoutsdijk, Oudelande en Baarland, circuleert
dezer dagen een request, onderteekend door een
groot aantal ingezetenen, teneinde eene betere
postregeling te verkrijgen. Van de genoemde
gemeenten worden eenmaal per dag des morgens
vroegtijdig de brieven enz. verzonden, terwijl des
namiddags de brieven enz. aankomen en bezorgd
worden.
Dat de postregeling veel te wenschen overlaat
zal weinig betoog behoeven; b. v. een brief naar
Goes geadresseerd, des morgens te 7 uren te Baar
land in de bus gestoken, wordt eerst des anderen
daags 'smiddags te Goes bezorgd; zelfs een brief
op hetzelfde uur te Baarland in de bus geworpen,
geadresseerd naar Oudelande, wordt daar des
anderen daags, des namiddags half vier, den ge
adresseerde ter hand gesteld. Beide gemeenten
liggen nog geen half uur afstands van elkander.
(N. G. Ct.)
De N. Rott. Ct. meldt dat het wetsvoorstel-
Moens tot wijziging der wet op het lager onder
wijs reeds aan de tweede kamer is ingediend.
De kosten van het onderwijs zullenvolgens dat
voorstel, tusschen het rijk en do gemeenten ge
lijkmatig verdeeld worden. (Zie telegram vanheden.)
De heer van Houtenlid der tweede kamer,
zal aanstaanden Zaterdag te Rotterdam in de zaal
van het Nut eene gedachtenwisseling inleiden,
tot onderwerp hebbende „de hervorming van ons
belastingstelsel."
De graaf van Bylandtwiens overlijden ons
gisteren geseind werd, bereikte den ouderdom
van 68 jaren. In 1848 benoemd tot gouverneur
der provincie Zuid-Hollandwelke titel na de
die zich pas met veel moeite aan „Pomona" ge
wend had, en in de tweede plaats door den com
mensaal, die haar (zeker uit eene duistere herinne
ring aan zijne mythologische lessen op school)
onveranderlijk „Pandora" noemde.
Zij was een gewillig, goedhartig schepsel van
een opgeruimden aard en eene soort van bescher
mende gemeenzaamheid, die waarlijk komiek was.
Als ik haar verzocht iets te doen, gaf zij hare
bereidvaardigheid te kennen op een toon alsof zij
zeggen wilde:
„Wel zeker kameraad; waarom zou ik dat niet
doen? Natuurlijk zal ik het doen. Wees niet
bang, dat ik het u zou weigeren."
Met hare kennis stond het slecht geschapen,
doch zij wilde gaarne leeren. Daarbij was zij zeer
sterk, en wat Emmy van haar verlangde deed zij
dadelijk. Het was haar een bijzonder genoegen
op de loopplank, die van het dek naar den oever
leidde, te balanceeren en water aan te brengen
tot begieting van het tuintje van den commensaal.
Geen wonder dus dat deze, in weerwil van haar
onmogelijken naam, een levendig belang in haar stel
de en niet zelden hare pogingen, om zich nuttig te
maken, met zulk eene opmerkzaamheid volgde,
dat hij er zijn kort pijpje om liet uitgaan.
/^•„Wat zou die meid niet bij een Italiaanschen
wijnoogst waard zijn!" voegde hij mij op zekeren
dag toe. „Zij alleen reeds zou den wijn goedkoop
maken."
„De wijn behoeft niet goedkoop te wezen," merkte
Emmy aan, die niet slechts in 't algemeen een
invoering der provinciale wet in 1850 verwisseld
werd met dien van commissaris des konings, werd
hij als zoodanig in 1853 op zijn verzoek ontslagen.
Later stond hij eenige jaren aan het hoofd van
het provinciaal bestuur in Overijsel. Als zoodanig
weder op zijn verzoek ontslagen, werd hij benoemd
tot lid in den raad van state. Door de provin
ciale staten van Zuid-Holland tot lid der eerste
kamer verkozen; werd hij in 1871 door den koning
tot voorzitter van dien tak der vertegenwoordiging
benoemd, welke hooge betrekking hij den 22ea
September 1874 om redenen van gezondheid neder-
legde. Hij was ook curator der hoogeschool te
Leiden, kommandeur der orde van den Neder-
landschen leeuw enz.
De overledene was om zijne rechtschapenheid
en eerlijke plichtsbetrachting algemeen geacht.
Zijne staatkundige gevoelens waren de liberale en
paarden zich aan eene zeer rechtzinnige denkwijze
in het godsdienstige.
Omtrent het sneuvelen van den majoor der In
dische infanterie Mekern te Atchinwordt aan
de Arnh. Ct. het volgende gemeld:
„Mekern was Zondag mórgen (2en Kerstdag) met
zijn bataljon als centrum-kolonne opgerukt naar
Groot-Getjieliets benoorden Ketapang Doewa.
Nadat deze genomen was en de vijand op de
vlucht ging, reed Mekern met zijn adjudant en
eenigen van zijn kolonne op een heuvel aanwaar
achter nog Atchineezen zaten, die vóór zij weg
vluchtten nog hunne geweren losten en Mekern
zeer gevaarlijk wondden, terwijl zijn adjudant Ernste
een doodelijken kogel door het hoofd kreeg. Den
vorigen avond, zoo schrijft een zijner kameraden,
zat hij nog bij ons te praten, en daar werd hij
den volgenden dag binnengedragen (liggen kon
hij niet). Doodsbleekdoch kranig als altijd
voerde hij ons toe: „Fritske heeft een kogelke
door het leverke"maar geen onzer had trek tot
lachen.
„De deelneming in het lot van den algemeen
beminden officier was groot. Eerst dacht men,
dat hij den avond niet zou halen; den tweeden
dag nam de toestand een meer gunstigen keer
zelfs zat de gewonde in een luierstoelat goed,
rookte zijn sigaar en was buiten verwachting wel.
„Het schijnt dat er later wondkoortsen bij zijn
gekomen en de kogel niet uit te halen was. Althans
den 2en Januari was Mekern een lijk."
Volgens den Haagschen correspondent der
Gron. ct. zal nog deze week in de tweede kamer
eene interpellatie over de zaak-Steek aangekon
digd worden. Voorts zal de kamervolgens dien
correspondent, die niet slechts de gave der veel-
kleine matigheids-apostel was, maar nog in 't bij
zonder onzen commensaal verdacht hield van hare
inzichten omtrent dit punt niet in zoodanige mate
te deelen als zij wel wenschte.
En toch, in weerwil van dit alles, had ik op Po
mona iets aan te merken, namelijk haar smaak of
liever haar hartstocht voor de letterkunde; of
eigenlijk was het niet zoozeer de letterkunde waar
ik tegen had, als wel hare eigenaardige manier om
die te beoefenen. Zij las eiken avond in hare
keuken, wanneer zij de vaten gewasschen en alles
met den haar eigenen ijver in orde gebracht had.
Als zij maar niet hardop had gelezenVoor som
mige indrukken ben ik ontzettend gevoelig en
niets is mij zoo hinderlijk als de onmiddellijke
nabijheid van iemand, die, zooals ons meisje, niet
kan lezen zonder elke lettergreep luid en afgeme
ten en door een gelijkmatige pauze van de voor
afgaande en de volgende gescheiden, uit te stooten.
Eerst was ik voornemens haar te gelasten dat
lezen geheel te staken, als zij niet in staat
was het stil te doen, doch Emmy wilde daar niets
van hooren.
„Hoe wreed zou het zijn," sprak zij, „dat arme
kind van hare eenige uitspanning te berooven. En
zij kan werkelijk niet anders lezen. Let er toch
maar niet op, als het u hindert."
Dat was van 't standpunt van Emmy, wier ooren
er niet door gehinderd werden, zeer goed gezegd,
doch van 't mijne was het even juist, dat ik, hoe
minder ik hooren wilde, des te meer hoorde.
Daar de avonden op het water koel begonnen