N°. 38.
119e Jaargang.
1876.
14 Februari.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Oent.
Advertentifin20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.! van 1—7 regels f 1,50}
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
tóSbrft,
nriiMi
m KERK,
\A..
tswetten.
DIENST
gZierikzee.
ienst
N ROTTERDAM.
Middelburg, 12 Februari.
Benoemingen en besluiten.
Onderwijs.
Kerknieuws.
Marine en leger.
HiPEK. eh
hhouwerij Korte
PRANK.
sgtphaabche
en, G. WISSE,
11 geplaatst wor-
N.
een Iioopjon-
OUW, Nieuwstr.
Dienstbode
ïeid. Adres DE
.1
J .3 .-.ca
)enoodigd. Adres
DDING.
neek, geeft uit
iig register toor-
>rkte druk.
g volgen. Prij a
2.50. Na de uit-
behoorende Ko
esluiten,
een uitvoerig
irzien door
erkte druk.
Dieet f 0.80.
;aven is in eiken
met verwijzing
stige
toezicht van
IER.
t« Sneit m Ltiraar
aldaar.
en v. v.
nm. 1,3,30, 6,30
10 in plaats 1 u.)
nm. 2, 4,30, 7,30
SPOOEWEG GOES.
R. ran Zierikzee
'm. nm. 2,—
li.j~
2,-
2,
11)
6,30 j
7,30
Februari.
,n Rotterdam:
iagl2 'smor. 10,u.
aglö 10,—
17 d 10,—
lagl9 10,— a
ag 22 b
24 8,-
3.80
.41
2.35
2.60
i.45
6 45
6.9
720
7-43
7.51
8
5.39
6.45
4.50
4.35
3.5
6.—
6.46
7.57
*8.30
*8.47
*9.27
*9.52
*10.—
9.40
10.4
10.15
10.25
12.—
7.35
12.50
8.20
i
1.10
8.42
1.25
9.—
Wij hebben eens een leeraar in de natuur
kunde aan eene inrichting van onderwijs ge
kend, die gewoon was, wanneer hij aan zijne
leerlingen iets te verklaren had waaromtrent
de gevoelens der geleerden uiteenliepente zeg
gen: „Professor Y.Z. en anderen zijn van mee
ning dat dit zus of zoo is; maar ik, en meer
groote geleerden van Europa, zien de zaak
anders in."
De man zei dit zonder erg, want verwaand
was hij niet. Maar de jongelui hadden er
niettemin pleizier in en spraken van hun
leeraar gewoonlijk als „Mijnheer X en andere
groote geleerden van Europa."
Met dezelfde beminnelijke nederigheid
schreef de Nieuwe Goesche courant gisteren,
naar aanleiding van het jongste Gids-artikel
van den heer Buijs: „Evenals wij reeds vroe
ger, sprak thans ook de hoogleeraar Buijs het
volgende oordeel over de liberale partij uit."
Arme professor! Hoogleeraar te zijn in het
staatsrecht aan onze eerste hoogeschool,
staatsraad te heeten in buitengewonen dienst,
schrijver te wezen van werken en tijdschrift
artikelen, waarvan de verschijning als een „évé
nement" in het leven onzer natie begroet wordt,
en dan te ervaren dat men niets anders gedaan
heeft dan naschrijven wat reeds lang gezegd
is doorde Nieuwe Goe
sche courant!
De redactie van dit geacht blad gaf echter
tegelijk eenige beschouwingen ten beste, welke
wij, nu wij weten dat onze hoogleeraren er
hunne wijsheid nit putten, met een geheel
ander oog beschouwen dan vroeger het geval
geweest zou zijn en daarom aan onze lezers
niet onthouden willen.
„De liberale financieele politiek, roept
de N. G. Ot. uit, zou geheel gelijk zijn
aan de conservatieve!" En dan vervolgt zij:
„Alsof de liberale partij eene eigenlijk gezeg
de financieele „politiek" bezat! En alsof zij niet
tijdens haar bewind getoond had, dat hare
financieele horizont zich niet verder uitstrekte
dan tot het doen ophouden van inkomsten,
onder den naam van afschaffen van belastingen;
tot afbreken, zonder opbouwen. Dat haar
scheppingsvermogen op financieel gebied zich
beperkt tot het ontnemen aan ieder van een
deel zijner bezittingen onder den naam van:
inkomstenbelasting."
Met gepasten eerbied voor het geleerde blad,
nemen wij de vrijheid te verwijzen naar een
overzicht onzer financieele geschiedenis in de
laatste 25 jaren voorkomende in het Februari-
nommer van de Economist. „Sedert 1850,
lezen wijhebben wij veel van het verou
derde stelsel opgeruimd; vooral met de afschaf
fing der belasting op het gemaal is het oude
gebouw in zijn hoeksteen aangetast. De rich
ting van toen af, èn in ons tarief, én door
de afschaffing van het dagbladzegel, door de
wegruiming van plaatselijke accijnsenvan de
brandstoffenbelasting enz.in ons geheele stel
sel aangenomen,is een beginse 1."
Dank zij die beginselenaan welke nog
onlangs (zie Midd. Ct. van 26 Januari jl.)
door een anti-revolutionair blad hulde gedaan
werdbevinden wij ons thans in een toestand
waarin wijmet aanhoudend stijgende staats
inkomsten met ongehoorde kasruimte en ren
teloos liggende overschotten, waarmede men
nauwelijks weg weet, de middelen kunnen
beramen om voort te gaan op den ingeslagen
weg, welke leiden moet tot ontheffing van
alle nog belaste eerste levensbehoeften, tot
losmaking der banden die handel en verkeer
aog belemmeren en tot eene billijker verdeeling
der lasten. Ziedaar het beg i n s e 1 der libe
ralen, waartegen de aanhangers van bet oude
wel steeds hebben kunnen weeklagen, maar
dat zij, huns ondanks zelf altijd gedwongen zijn
geweest toe te passen, omdat zij buiten staat
waren de juistheid en de noodzakelijkheid er
van te loochenen.
„Ware de conservatieve richting voortdurend
aan het bewind geweestzoo gaat de
N. G. Ct. voort, Nederland zou bewaard
zijn geweest voor de producten der liberale
partij, als daar zijn afschaffing van het consigna
tie-stelsel waardoor onze scheepvaart en
afschaffing der differentiëele rechten, waardoor
onzen handel en nijverheid den nekslag werd
gegeven. Ware de conservatieve richting steeds
aan het bewind geblevenhet schoone Insu-
linde zou bewaard zijn geblevenomtenge
volge van afschaffing van het passen-stelsel,
uitgezogen te worden door tienduizenden wer
kelijke of pseudo-Mekkagangers."
Met den schroomdie aan lieden past by
wie nog nimmer een hoogleeraar in het staatsrecht
lessen kwam nemenwagen wij het te her
inneren aan zekere gehoudene enquête naar
den toestand onzer koopvaardijvlootvoor
welke de scheepsbouwmeestersreeders en
gezagvoerders uit alle oorden des lands kwa
men verklaren dat het consignatie-stelsel aan
leiding gegeven heeft tot den aanbouw van
een overgroot aantal schepenvoor elke andere
vaart dan die op Java ongeschikt, met oner
varen gezagvoerders bemanddoor onbekwame
reeders beheerdwelke bodemshij de eerste
verandering in den toestandals onnutte meu
bels met schade op zijde gezet moesten worden.
Ook willen wij ten aanzien der differcntieele
rechten, in overweging geven eenig geduld te
hebben en af te wachten of de daardoor be
vorderde vrijheid van handel en verkeer in
Indië niet dezelfde heilzame vruchten zal
afwerpen, welke wij daarvan hier te lande
zoo ruimschoots geplukt hebben.
Dat de N. G. Ct. de toeneming van het aan
tal hadji's aan afschaffing van het passenstelsel
wijtmoeten wij met allen eerbied aan hare
heilige onwetendheid toeschrijven. Die toene
ming toch was het gevolg 1° van de gemak-
keiyker wordende gemeenschap tusschen Java,
Singapore en Arabië2° van de afschaffing
van het recognitie-geld a ƒ110 dat vroeger
van iederen bedevaartganger (trouwens zeer on
geregeld) gevorderd werd. Deze afschaffing
had plaats in 1852toen er ja een liberaal
gouverneur-generaal te Buitenzorg zetelde,
maar de liberale koloniale politiek nog ver te zoe
ken was en de minister Pahnd van onbescheiden
inkijkers in het matglazen paleis van koloniën
nog geen last had. Over het gevaardat die
hadji's opleverden, is trouwens sedert 1852
luidkeels geklaagd maar er is nog nooit iets
van gebleken. Met hun „tienduizenden" hebben
zij nog nooit eene volksbeweging op Java kun
nen teweeg brengenniettegenstaande sinds den
Atchin-oorlog onze macht waarlijk niet altijd
sterk geweest is, en geen conservatief minister
van koloniënzoo min Trakranen als Hassel-
man of van Goltstein heeft nog kunnen be
sluiten op den maatregel van den heer Duy-
maer van Twist terug te komen.
Eindelijkwat de wet op het lager onder
wijs betreftzegt de N. G. Ct.„Tegen de
uitvoering dier wet door de liberalen, hebben
wij en tienduizenden met ons, herhaaldelijk
protest aangeteekenddaar zij door een wille
keurige regeling of liever afschaffingal
thans vermindering van schoolgeld, die
wet hebben verlaagd tot een kunstmiddel om
het vrije onderwijs onmogelijk te maken. Juist
die miskenning onzer schoolwet, die wil, dat
behalve van on- en minvermogenden
van ieder een schoolgeld zal geheven worden,
evenredig aan de uitgaven die het onderwijs
veroorzaakt, heeft den tegenzin tegen haar*
bij zoovele duizenden steeds doen toenemen."
Dat er eenig verschil bestaan zal tusschen
d uitvoering der schoolwet door een liberaal
of door een conservatief minister, gelooven
wij ook wel en wij verheugen ons daar harte
lijk over. Maar als de verlaging van het
schoolgeld zulk een doorn is in de oogen van
de N. G. Ct. en hare tienduizenden (altijd de
zelfde beminnelijke nederigheid!wat moeten zij
dan wel verbitterd zyn op den heer Heems
kerk, die onlangs zijné goedkeuring schonk
aan de heffing, in eeneFrieschegemeente,van
een schoolgeld van éen gulden 'sjaars!
Overigens betuigt de N. G. Ct. in vele
opzichten haar tevredenheid over het weik
van professor Buijs. „In netten vorm, is de
inhoud belangrijk". Het is kennelijk des schrij
vers doel niet „den tegenstander te verguizen
en verdacht te maken." In zgne beschouwing
„komt veel waars en daardoor veel schoons en
nuttigs voor."
Met deze kernachtige lofspraken van het
blad, waar hij zijne inspiraties uit putte, zal
de hoogleeraar niet weinig ingenomen zijn.
Die over de „netheid van den vorm" zaldoor
hare onbaatzuchtigheid, hem te meer treffen, daar
de N. G. Ct., zijne leermeesteres, in dat op
zicht niet met hem kan wedijveren. Al het
ontzag, waarmede wij naar het blad opzien,
kan ons toch niet beletten aan de redactie te
zeggen dat zij den vorm niet meester is en
dat men, hij een eenigszins onderwezen publiek,
niet voor den dag mag komen met een opstel
zoo vol taalfouten als het hareof met volzin
nen zoo onverstaanbaar als o. a. deze: „Terwijl
mr. van der Heim in elk geval getoond heeft
een stelsel te hebben, dat zich heel wat ver
der uitstrekt; men moge er dan mede instem
men of niet wat bij ons niet onvoorwaarde
lijk het geval is."
Uit dit een en ander blijkt, dat indien uit
de opstellen der N. G. Ct. voor hoogleeraren
in het staatsrecht veel te leeren is, de lezing
daarvan ook voor gewone stervelingen niet on
vruchtbaar behoeft te zijn. Zij kunnen er uit
zien datindien het schrijven van een Gids
artikel als dat van den heer Buijs niet ieders
werk is, het leveren van eene critiek daarop,
hij de noodige brutaliteit, eene zeer gemakke
lijke taak is. La critique est aiséemaar
dan is zij er ook soms naar.
De Staats-courant deelt heden een overzicht
mede van de bevolking van het rijk op 31 De
cember 1875, vergeleken met die op 31 December
1874. Daaruit blijkt dat de bevolking in de ver
schillende provinciën bedroeg:
31 Dee. 1875. Heer dan in 1874.
Noord-Brabant 451,096 3,464
Gelderland448,820 3,340
Zuid-Holland748,165 12,850
Noord-Holland 629,442 8,552
Zeeland185,628 1,413
Utrecht. 184,262 2,305
Friesland313,804 2,558
Overijsel265,149 2,141
Groningen238,662 2,354
Drenthe112,221 1,128
Limburg232,559 2,440
Totaal 3,809,808 42,545
De Staats-courant van heden bevat het konink
lijk besluit van den 2en dezer, waarbij, met wijzi
ging in zooverre van het besluit van 4 Januari 1868
(Staatsblad n° 4), de dienstdoende schutterij te
Nijmegen in haar geheel voor den dienst der
infanterie wordt bestemd.
Den majoor-kommandant der plaatselijke dienst
doende schutterij alhier, mr. D. A. Berdenis van
Berlekom, wordt heden door de officieren van dat
korps in de sociëteit St. Joris een diner aange
boden waarbij ook de kapitein der infanterie
J. Coster als gast is genoodigd.
j J ii
Naar wij vernemen zullen de lessen in de zieken
verpleging alhier, aangekondigd in ons nomnaer
van den 15" Januari jl., Dp Maandag den 21" de
zer onder leiding van d'. H. A. de Jongh met een
twaalftal leerlingen geopend worden. De lessen
zullen wekelijks, des Maandags, van half acht tot
negen uren des avonds gegeven worden.
De commissaris des konings in Overijsel,
m'. P. C. baron Nahuys, is, naar men verneemt
voornemens zijn ontslag als zoodanig te verzoeken.
De regelings-commissie der tentoonstelling
van kunsttoegepast op nijverheidwelke de
Amsterdamsche afdeeling der Yereeniging ter be
vordering van fabriek- en handwerksnijverheid
voornemens is te houden, heeft aan hoofdbestuur,
afdeelingsbesturen en sub-commissie eene circulaire
gericht, waarin zij kennis geeft dat de tentoonstel
ling niet in de maand Juli van dit jaarmaar
eerst in 1877 zal geopend worden.
De uitvoerings-commissie bestaat uit de heeren
mr. J. Leonard Wol terbeek D'sz.voorzitter;
H. J. G. Mijnssensecretaris; m'. W. Heineken,
M. H. HartoghJ. H. RennefeldDavid van der
Keilen j'.E. W. B. van Erven Dorens C. A. A.
Dndok de Wit en J. R. de' Kruijff.
Het Vaderland bericht met zekerheid dat de
heer Van Deventer, lid in den raad van Ned.
Indië, zijne betrekking niet verlaten zal.
eereblijken. Toegekend een bronzen medaille
met loffelijk getuigschrift aan Th. Boonen, dienaar
van politie 3" klasse te Amsterdam, als blijk van
's konings goedkeuring en tevredenheid wegens
de redding van een drenkeling aldaar op 14 De
cember 1875alsmede aan H. Barentz en H. P. J.
Smit, beiden dienaren van politie 3e klasse te
Amsterdam, als blijk van 's konings goedkeuring
en tevredenheid wegens de redding van drie per
sonen uit een brandend perceel aldaar in den
nacht van 27 op 28 November 1875.
ministerieele departementen. Eervol Ontslag Uit
's lands dienst verleend, op verzoek, met ingang
van 20 Februari a., aan m\ G. T. H. Henny,
secretaris-generaal bij het departement van kolo
niën, onder dankbetuiging voor de in die betrek
king aan den lande bewezen diensten. [Gisteren
reeds onder de telegraphische berichten vermeld.]
Door den minister van binnenlandsche zaken is,
overeenkomstig de voordracht van den gemeente
raad van Assen, tot conrector van het gymnasium
aldaar benoemd dr. van der Vliet, thans rector te
Zalt-Bommel.
Aan de leeraren der H. B. S. te Zutfen is
een verhooging van traktement toegekend gemid
deld van f 200. Voorts zullen er 3 nieuwe leeraren,
voor wiskunde, Nederlandsch en Hoogduitsch,
worden aangesteld.
De heer J. Knottenbelt, predikant bij de
Ned. H. gemeente te Oude en Nieuwe Wetering,
heeft het beroep naar Sluis aangenomen.
Met ingang van 1 Mei zal bij het korps ma
riniers de uniform gewijzigd worden. De schou
derbedekkingen zullen vervallen en vervangen
worden door passanten en fouragères, model ar
tillerie, terwijl de pet voor officieren meer in het
genre van de marinepet veranderd wordt. De
distinctieven zullen gelijk worden aan die van de
zeeofficieren.
De groot-uniform blijft bestaandoch de epau
letten vervallen.
Het mouwvest van de mariniers wordt vervan
gen door een blauwbaaien hemdook de pet wordt
gewijzigd, terwijl kleine veranderingen in de groot-
uniform zullen plaats hebben.