looping
N°. 35.
119e Jaargang.
1876.
Donderdag
10 Februari.
SPAN,
INKOMST
wortels.
bruari1876
jaarling
ten, Snij-
agenzeil,
agens, Handblok,
Melkersgereed-
Hooi, Aardap-
utsaards, Boon-
lout; Kleerkisten,
Spiegel, Bed
ij flessen aar, Por-
en Borstelwerk,
ans, Gewichten,
en meer.
Dit blad verschijnt da,gelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentjëni 20 Cent per regeL
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50;
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
ooping.
NETTEN
vaar-
en 8
xtra -J
3 kalfdragende
tweejarige en
2 Kalveren, 7
n, p. m. 40
Menwagens, 1
irren, 1 nieuwe
en, Wale- en
)orschmachine,
nmolen, Stroo-
partij ander
lkgereedschap,
=E3
Koode
onde Eoode,
OSCH,
ROTTERDAM,
Middelburg, 9 Februari.
10,-
EEN TWEEDE CONSULT.
Kleine vergissingen.
ten woonhuize van
niden, door den
uiyr
RKUSSE Mz. zal,
irl lSïtt. on rla
nde Hotstede nabij
Jord-Beveland, ten
laat resideerenden
publiek veilen
>iljetten vermeld.
gezocht zijn,
hij
dbouwzaden,
worden opge-
Arnemuiden.
3ene groote keuze
zoo weinig geld
-voor het VolV\
?6's avonds te
hof.
ïnst
ibruari.
Botterdam
10 'smor. 10,u.
12
15
17
19
22
io,-
n 10,—
10- ff
8,
5.39
6.45
T—
4.50
4.35
8.5
6.-
6.46
7.57
*8.30
*8.47
*9.27
9.40
10.4
*9.52
10.15
*10.-
10.25
12.
7.35
12.50
8.20
1.10
8.42
1.25
9.—
Werd naar het professoraal advies van den
heer Buys verlangd als naar eene voorlichting
omtrent den algemeenen toestand der Nederland-
sche politiek, welke vooral bij het begin van
het nieuwe jaar noodig scheen, niemand kan
ontkennen dat omtrent nog andere onderwerpen
van publiek belang soortgelijke vingerwijzing
op hetzelfde oogenblik gewenscht werd. Op
velerlei gebied bestaat in ons land zekere be
roering bonden en vereenigingen vormen zich,
waarin deskundigen en leeken in grooten ge
tale zich onder bepaalde leuzen aaneensluiten.
Meer dan ooit is bet noodig dat gezaghebbende
stemmenmannen die door hunne positie bij
machte zijn om op den loop der zaken in
vloed uit te oefenen, zich doen hooren om al
deze bewegingen te leiden.
Vooral met de landsverdediging is zulks het
geval. Het bond tot afschaffing der dienstver-
vanging breidt zich over duizenden van leden
uit, maar de regeering sprak nog vóór weinige
weken een afwijzend oordeel over dat stelsel
uit. In de staten-generaal vond het denkbeeld
van generaal van Stirum tot nu toe weinig
weerklank. Een paar jaren geleden verklaar
den zij zelfs met groote meerderheid er zich
bepaald tegen, en ofschoon van meer dan éene
zijde gehoopt werd dat dit votum geen eind
beslissing zou wezen, verkeert men toch altijd
nog in 't onzekere of het dienstplichtbond bezig
is de volksvertegenwoordiging tot zijne leer
te bekeeren, dan wel of men zich op den weg
bevindt om de afgevaardigden zeker geweld
aan te doen en hen tot den persoonlijken
dienstplicht zedelijk te dwingen.
In dien stand van zaken werd naar het ge
voelen van éen man vooral verlangend uitge
zien. De heer de Roo van Aiderwerelt, de
militaire leider der oppositie in de tweede
kamer, die meer dan iemand anders over
leven of dood der opvolgende ministers van
oorlog beschikt heeft en ook tot de verwerping
van het wetsontwerp-van Stirum het zijne bij
droeg, de man die in den laatsten tijd her-
FETJIXjXJE TOXT-
Naar het Duitsch van Otto Girndt.
Vervolg
„Goeden .dag, papa Spangenberg!" werd plot
seling uit eene zijdeur geroepen. „Mijne ondeu
gende mama wilde mij u geen hand laten geven,
maar ik verbreek mijne ketenen."
„Het helpt u niet meer", zei Wanda, die te
gelijk met Leontine binnentrad.
„Waar is hij, mama?" vroeg Leontine, toen
zij mevrouw von Busse in den armstoel zag zit
ten maar geen antwoord krijgende snelde zij op
haar toe en vroeg: „Waar zijt gij, mama?"
Mevrouw weerde haar af en zei met eene zwakke
stem: „Ik kan niet spreken.
„Mevrouw!" riep Wanda met schrik uit, ont
steld over het voorkomen van hare gastvrouw.
„Daar hebben wij 't al", zei Leontine verdrietig
„dat heb ik wel gevreesdDe oude Spangen
berg is inderdaad een dwaas en de jonge niet
minder."
„Hoe komt de jonge Spangenberg hierbij te
pas vroeg Wanda, verwonderd zich omkeerende.
„Hij heeft zijn vader gezonden om zich te be
klagen, dat ik gisteren in den koffietuin met hem
heb durven spotten," gaf Leontine ten antwoord.
haaldelijk als de eenig mogelijke hervormer
van ons krijgswezen aangeduid werd, scheen
tot spreken als 'tware geroepen. Hij heeft
aan dien eisch voldaan door een opstel in het
Februari-nommer van het tijdschrift „Vragen
des Tijds", dat door den titel: „Over alge
meenen oefenplicht" reeds aanduidt dat de
schrijver bepaaldelijk met het oog op de sedert
eenige maanden ontstane volksbeweging het
woord neemt. Ofschoon dit consult niet,
als dat van den heer Buijs, uitgaat van
een deskundige die aan de behandeling van
den zieke geen deel nam; ofschoon het arti
kel van den heer de Roo ten deele de strek
king heeft om zijne in 1873 gevolgde handel
wijze te rechtvaardigen; ofschoon dus zijn
advies uit het oogpunt van onpartijdigheid niet
zulke hooge aanspraken kan doen gelden als
dat van den Leidschen hoogleeraaris het
echter plicht aan zijn betoog onze nauwlettende
aandacht te wijden en stellen wij ons voor het,
in zijne hoofdtrekken, voor onze lezers te ont
leden.
Tot den persoonlijken dienstplicht is de heer
de Roo nog niet bekeerd. Wat hij verlangt
is daar echter tamelijk nauw aan verwant en
aan het slot van zijn artikel noemt hij zelfs
als een der voordeelen van zijn stelsel dat het
den lateren overgang tot den algemeenen
oefen plicht, die in Zwitserland bestaat, of
wel tot den Pruisischen algemeenen dienst
plicht, zoo die eenmaal noodzakelijk mocht
worden, gemakkelijker maakt. Ook verklaart
hij zich stellig tegen het stelsel van plaats
vervanging dat thans bestaat. „De plaatsver
vanger van beroep, zegt hij, die onder
de tegenwoordige wetgeving zelfs tot 40jarigen
leeftijd wordt toegelaten, verdwijne uit de rijen
van het leger. In de militie, die volgens de
grondwet uit jongelieden van 20 tot 25 jaren
moet bestaan, moeten geen oudere menschen
worden opgenomenDeze oudere soldaten
vinden hun aangewezen plaats bij de afzon
derlijke landmacht, die volgens art. 178 der
grondwet bestemd is om, naar de omstandig
heden in of buiten Europa te dienen.
Maar de ruiling tusschen twintigjarigenof
hetgeen men gewoon is nommerverwisseling te
noemenmoet behouden blijven."
Het behoud dier nommerverwisseling brengt
echter, in het stelsel van den heer de Roo,
niet mede dat, zooals thans, een gedeelte der
„Vandaar mama's ontroering, die haar de stem
beneemt."
„Maar", merkte Wanda aan, de zaak nog niet
begrijpende, „wie zou hem dan uwe woorden over
gebracht hebben?"
„De man in het derde prieel, dien wij te laat
hebben opgemerkt."
„O ja, dat zou kunnen zijn!"
„Het is zoo, dat weet ik!" bevestigde Leontine
en wendde zich tot hare moeder met de woorden
„Maar, lieve mama, erger u daar niet meer over;
de zaak is de moeite niet waard."
„Houd opzei mevrouw von Busse, zich plot
seling oprichtende. „Ge stelt u heden zoowel als
gisteren in aanraking met mensehen die het niet
verdienen. Die man in het prieel!"
„Spangenberg zal hem natuurlijk niet verraden,"
zei Leontine.
„En opdat ge't weten moogt," vervolgde hare
moeder: „Spangenberg vroeg met zijne gewone
belangstelling naar u."
De bezorgde trek van Leontine's gelaat ver
dween. „Hij had dus geen vermoeden van mijn
gepraat?" vroeg zij.
„Neen!" antwoordde mama kortaf.
„Dan heeft ook de zoon het niet," dacht het
meisje: „priëelman, gij hebt u goed gehouden."
„Maar mevrouw," vroeg Wanda, „wat heeft u
toch zoo van streek gemaakt?"
„Kom eens hier, Wanda," zei mevrouw, bij zich
zelve mompelend„zoo zal ik tot klaarheid trach
ten te komen."
mannelijke bevolking als soldaat in de kazerne
komt, Sbch een ander gedeelte geheel ongeoe
fend blijft. Hij verlangt integendeel dat alle
weerbare mannen m den wapenhandel geoefend
worden, met behoud van de naar zijne op
vatting onvermijdelijke grondwettige split
sing in staand leger, militie-leger en schutterij.
„Niets belet te bepalen dat alle 20jarigen
óf bij de militieöf bij de schutterijen zullen
worden ingedeeld. Niets belet die schutterijen,
althans in de steden behoorlijk te organiseeren
en voldoende te oefenennoch om de schutters
ten platten lande tot goede scherpschutters te
vormen. Niets belet om alle miliciens en
schuttersna vijfjarigen dienstin de reserve
te doen overgaanen moeilijk is het niet die
reserve zoodanig in te richten, dat zij in geval
van oorlog eene werkelijk bruikbare en betee-
kenende wapenmacht kan wezen. Op die wijze
wordt de geheele mannelijke bevolking geoe
fend volledig bij de militievolledig ook,
doch minder goedbij de schutterijen in de
stedenonvolledig ten platten lande." Die
verschillende graden van geoefendheid acht de
schrijver echter geen nadeeldewijl de aard
onzer oorlogen medebrengtdat aan de ver
schillende deelen onzer krijgsmacht ook eene
verschillende werkzaamheid zal worden opge
dragen, voor welke geen gelijke mate van
bedrevenheid noodzakelijk is.
In dit stelsel van algemeene oefening wil
de heer de Roo de nommerverwisseling zooals
zij Ci.al1' straks werd omschrevenbehouden.
Wie tot militiedienst verplicht is, moet kunnen
ruilen met iemand van gelijken leeftijddie
hij de schutterij ingedeeld moet worden en wiens
verplichtingen als zoodanig veel lichter zullen
zijn dan die van den milicien. Het gevolg
daarvan zal waarschijnlijk wezen dat de meeste
gegoede jongelingen aan den schuttersdienst
de voorkeur zullen gevenmaar de schrijver
gelooft dat van hen ook de beste diensten te
verwachten zijn in vestingen en forten en dat
bovendien de handhaving der binnenlandsche
rustde eerste plicht der schutterij
het best is toevertrouwd aan het meest ge
goede deel der bevolking. Bovendien wil hij
door sommige maatregelen het daarheen leiden
dat ook jongelieden van zekere ontwikkeling
in de militie treden. Hij wil tot dat einde den
dienst voor hen in eenige opzichten aangena
mer maken en tevens bepalen dat de nommer-
De meisjes namen vol verwachting tegenover
haar plaats.
„Ik heb inderdaad met den ouden stijfkop
oneenigheid gehad," begon mevrouw von Busse,
„maar om andere redenen."
„O mama," riep Leontine uit op een toon die
duidelijk getuigde, dat de ontstemming harer
moeder haar minder aan 't hart ging dan de breuk
met dien veeljarigen vriend.
„Hij wilde mij volstrekt eene geschiedenis opdis-
schen," ging hare moeder voort, „die ik niet ver
koos aan te hooren, omdat ik haar voor een uit
vindsel hield; zoo iets toch is in onze kringen
ondenkbaar."
„Dus hebt gij die toch aangehoord?" merkte
Leontine aan.
„Een avontuur in onze kringen?" vroeg Wanda
in spanning.
„Oordeelt zelf, kinderen, of zoo iets ergerlijks
te gelooven is. Hier in de stad moet eene aan
zienlijke dame wonen, die alles ten koste heeft
gelegd om hare eenige dochter de zorgvuldigste
opvoeding te geven."
„Eene modelmoeder zooals gij
was de aan-
mededeeling
teekening, welke Leontine op die
maakte.
„God behoede u voor gelijkenis met de dochter
wenschte mevrouw von Busse haar toe en nam
den draad van 't verhaal weêr op„Een jong
cavalier van onberispelijken naam staat naar hare
hand, zooals Spangenberg beweert te weten. Op
dit punt zouden wij eene vergelijking in onzen
verwisselaarsdie in plaats der milieiens wil
len optredenaan zekere eischen van kennis
moeten voldoen.
Het is ons voornemen niet in dit overzicht
bedenkingen te opperen welketegenover dezen
man van het- vak noodzakelijk aan andere
vakmannen moeten worden overgelaten. De
tegenwerping is anders herhaaldelijk gemaakt
dat een stelsel van algemeene" oefening als
dat van den heer de Roo, waarbij de stede
lijke en plattelands-schutterijen eene groote
rol moeten spelen, ontzaglijk veel geld kosten
en ons wel een zeer groot aantal gewapende
personen maar geen bruikbaar leger geven zal.
De heer de Roo is echter, afgescheiden
van zijne grondwettige bezwaren, ook
daarom tegenstander der afschaffing van de
dienstvervanging omdat hij niet gelooft dat
deze een gunstigen invloed op het gehalte des
legers hebben zal. Ook in dat opzicht moet
de discussie tusschen hem en zijne militaire
tegenstanders gevoerd worden. Deze laatsten
zijn van meening dat de Pruisen hunne over
winningen in 1866 en 1870 vooral daaraan te
danken hadden, dat ook de meer gegoede stan
den in hunne gelederen vertegenwoordigd
waren, en dat het dus „de Pruisische school
meester" geweest isdie bij Sadowa en Sedan
overwonnen heeft. De heer de Roo gelooft
dat die overwinningen het gevolg geweest zijn
van betere organisatie, betere aanvoering der
Pruisische legers en ookdit niet te ver
geten van geluken dat men beter deed
den Pruisischen schoolmeester wat heter te
betalendan hem eene eer te geven die hem
niet toekomt, De generaals van Stirum, van
MerlenKnoop en zoovele andere militairen,
die de afschaffing wenschengelooven dat de
toelating van heter opgevoede jongelingen in
de kazernes zonder nadeel voor de krijgstucht
kan plaats hebben. De heer de Roo is van
een tegenovergesteld gevoelen. De militaire
leden van het dienstplichtbond gelooven dat
een ontwikkeld soldaat in de tegenwoordige
oorlogen voor den aanvoerder meer waarde
heeft dan een onwetend man uit de minste
klassen der bevolking. De heer de Roo zegt
dat een veldheer, vooral voor de vermoeiende
praktijk van den oorlog, op de geforceerde
marschen, hij de ontberingen van allerlei aard,
die het minst poëtischemaar zeer overwe
gende gedeelte van het soldaten-werk in oor-
naasten kring kunnen makenmet uw neef
Max."
„Ja," erkende Leontine, „Max is van top tot
teen en tot op den grond van zijn hart een waar
cavalier; niet waar, Wanda?"
„Niemand zal dat tegenspreken," antwoordde
freule von Briinning, zonder Leontine aan te zien.
Mevrouw von Busse kraste met een vinger op
de tafel alsof zij daar een vlek zag die haar hin
derde, en ging toen voort: „In weerwil van al
wat die cavalier in zijn voordeel Had, zou het
meisje verblind zijn geworden door iemand die
ver beneden haar staat, en ver beneden haar
moet staan, daar hij zoo weinig van de manieren
in onze kringen weet, dat hij haar geheime bijeen
komsten heeft voorgeslagen."
„En is het zoo ver gekomen?" vroeg Leontine
argeloos.
„Ja!" antwoordde hare moeder, zich vergetende,
op hevigen toon.
„Niemand van ons kan daar toch iets tegen
doen," hernam Leontine kalm.
„Wie weet, mevrouw," merkte Wanda aan, „of
alles niet maar een boosaardig praatje is."
„Mijn bankier beweert dat er schriftelijke be
wijzen voor de waarheid bestaan, afspraken tot
bijeenkomsten op een bekend plekje."
Onbevangen gelijk de vorige maal vatte Leon
tine het woord op. „Ik kan begrijpen, mama,"
sprak zij, „dat ge boos zijt geworden, toen de
oude Spangenberg, bij wien ik meer tact zou on
dersteld hebben, u op deze geschiedenis onthaalde,