N°. 33.
119e Jaargang.
1876.
Dinsdag
8 Februari.
het Volk.
GWYIIME,
Street, E.O.,
Iron Works, W,,
Warnat,
mmim
SPANNING.
Gent.
'1ENST
3nst
ROTTERDAM.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 öent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50j
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Middelburg, 7 Februari.
FEUIIjJjETOM-
Kleine vergissingen.
OEN,
landeigenaars, koop-
te maken opdegroote
iet gebruik van hunne
Pompen, voorzien van
Voor het Droogmaken
Meeren Plassen en
r de meest bevoegde
m van machinen voor
ertroffen door spaar
en duur en doelmatig-
van deze Stoömpom-
reemde bestanddeelen
srstopten niet alleen
andere fabrikanten,
zijn slechts nominaal,
p eene fundatieplaat
uitgaven noodig voor
en behoeven, zouden
(uitgeven, en zonder
ten influenceeren ,een
)r J.&H. G WYNNE
zoodoende in staat te
bestaande feiten te
hen vooral naar de
ord-Holland, opge-
Denemarken, en te
alsook die bij Fer-
en zijn de grootste,
stelsel van Stoom-
[>k Fabrikanten van
Stoomketels, Centri-
tuigen.
i volledige informatie
hunnen kantore
LONDEN, E.C.
Holland,
p, ENGINEERS,
Amsterdam.
lag den 9en Fe-
nren.
pr het Harmonie-
INDO.
(stukken,
iijspel.
•ogramma's.
10 een#.
tGADERING op
|in de Groote Zaal
Handboog", op-
aa
Innend lid te wor-
1.NK, Pres., Koe-
4D, Secr., Seistr.
V. V.
nm. 1,3,30, 6,30
10 in plaats 1 u.)
nm. 2, 4,30, 7,30
'ebruari.
Botterdam:
8 'smor. 8,u.
12.—
7.85
12.50
8.20
1.10
8.42
1.25
9.—
MUNT.
In een uit Mainz door een Nederlander aan het
Vaderland geriebten brief, wordt de zaak-Stock,
uitvoerig besproken. De opmerkingen, in ons
nommer van den 3e» dezer over deze quaestiè in
bet midden gebrachtworden in dien brief uit
drukkelijker bevestigd dan onsin het belang van
ons land, aangenaam kan zijn. Zoowel het Nieuws
van den Dag als de Haagsche correspondent der
Zaanlandsche courant hebben zich trouwens, na
onsïd denzelfden geest als wij over de zaak
uitgelaten.
De schrijver in het Vaderland wijst er op dat de
Duitscbe bladen'tegenwoordig bijna nooit over Neder
land, bijzonder over Atchin schrijven, zonder in een
toon te vervallenweinig geschikt om de vriend
schapsbetrekkingen tussehen de beide landen te
versterken.
Die pers greep dan ook de zaak van den oud
majoor Steek met gretigheid aan om de Duitsche
regeering te prikkelen en de Volks-Zeitung eischte
zelfs op boogen toon het ontslag van den heer
Henny. De briefschrijver uit MaiDz is echter van
gevoelen „dat niemand op dat denkbeeld gekomen
zou zijn, indien niet onbegrijpelijker wijze enkele
Hollandsche bladen met een dergelijken voorslag
voor den dag waren gekomen."
Wat nu de zaak zelve aangaat, stelt de brief
schrijver den heer Steek en zijne bemoeiingen met
de werving voor Indië in een zeer rooskleurig,
de handelingen der Pruisische regeering daaren
tegen in een hoogst ongunstig daglicht. Majoor
Steek, een officier van vlekkeloozereputatie,heeft
volgens hem geheel uit liefde voor Nederland gehan
deld. Hij richtte te Darmstadt een informatie-bureau
op, teneinde de ongerijmde praatjes, die over den
Indischen' militairen dienst liepentegen te spre
ken. Voordeel voor zich zeiven beoogde hij daar
mede niet„daarentegen hielp bij menigen armen
duivel uit de verlegenheid."
Op de klacht van eene oude vrouw dat haar
zoon „ten huizo van dien Hollander verkocht was,"
bemoeide de politie zich met de zaakwerd bij
den heer Steek huiszoeking gedaan en hij zelf
gevangen gezet, doch eenige dagen later weder
vrijgelaten.
De majoor Steek beklaagde zich over deze be
handeling, doch werd met geruststellende praatjes
afgescheept. Voor particuliere belangen eenige
weken daarna naar Nederland geroepenvroeg
hij vóór zijn vertrek of de justitie nog iets ten
zijnen laste had. Op het bekomen antwoord dat
5.
Naar het Duitsch van Otto Girndt.
Vervolg
„Dat is waar, arme getrouwe, ge zijt ons twee
maal misgeloopen", antwoordde Leontine met spot
zieke nieuwsgierigheid. „Maar ga zitten", en zij
schoof hem zelf een stoel toe. -
De officier nam naast haar plaats en liet zijn
blik zoekend rondgaan.
„En ge zijt zoo alleen, zegt ge? Waar is mama
en freule von Brüning
„Allebei diep in de veeren", gaf Leontine ten
antwoord. „Dat is van die voorjaarslucht, die
voorjaarslucht! Ik weet niet, wat de menschen
toch tegen de vooijaarslucht hebben. Mij wekt
zij opalsof mij een nieuw leven werd inge
blazen."
„Gij zijt ook anders dan andere menschen,"
merkte Hill met eene kleine buiging aan.
„Neef," zei Leontine met opgeheven wijsvin
ger: „niet ironisch worden!"
„Hoe zou ik uw terrein durven betreden?" ant
woordde hij ernstig blijvende. „Maar 't is geen
wonder dat de dames zich vermoeid voelden, want
uit den koffietuin naar den plantentuin te wan
delen" -
hij volkomen vrij was, begaf hij zich op reis,
doch nauwelijks was hij in Nederland aangeko
men, of zijn huis werd opnieuw doorzocht en de
procedure andermaal aangevangen. Te vergeefs
vroeg hij ons inlichting omtrent den dag waarop
de zaak ter terechtzitting behandeld zou worden;
hij ontving geen antwoord en begaf zich toen,
overeenkomstig een door hem gesloten contract,
op reis naar Deli (op Sumatra), waar hij als ad
ministrateur eener plantage is opgetreden.
Als had de Duitsche rechter het vertrek vau
den heer Steek afgewacht, werd deze, zoo
schrijft de Mainzer correspondent, bij verstek
veroordeeld, op grond derzelfde papierendie eerst
niet genoeg bewijs opleverden om hem in hechtenis
te houden.
Uit diezelfde papieren worden ten overvloede
door do Duitsche bladen wapenen gesmeed tegen
de Hollandsche regeering. De correspondent be
weert dat er echter geen enkel bewijs geleverd is,
waaruit de regeering in den Haag gecompromit
teerd zou kunnen worden. Zij heeft de bemoeiin
gen van den heer Steek nooit officieel goedgekeurd.
De heer Henny heeft geschreven als particulier,
als vriend van den heer Steek en altijd in dezen
geest„Ga je gangmaar pas op dat jij je vin
gers niet brandt; wees voorzichtig en doe niets,
waqjrdoor gij in onaangenaamheden zoudt kunnen
geraken."
De juistheid dezer voorstelling van den corres
pondent van het Vaderland kunnen wij niet be-
oordeelen. Maar zij versterkt ons in onze aanvanke
lijke opvatting, dat het niet op den weg van Ne
derlanders ligt om brandstoffen aan te dragen voor
het vuurtje, dat van Duitsche zijde waarschijnlijk
lustig genoeg opgestookt zal worden. Wij hopen
dat de correspondent niet gelogenstraft moge wor
den in zijne veronderstelling „dat de Duitsche
regeering te verstandig zal zijn om zich aan al
dat geschrijf te storen."
registers burgerlijke stand enz.adres van den
hulponderwijzer W. C. Crucq om eervol ontslag.
a
- 7V
Bij koninklijk besluit van 27 Januari jl. is be
williging verleend in de wijziging der statuten
van de naamlooze vennootschap de maatschappij
„de Schelde", scheepsbouw- en werktuigenfabriek,
om die thans te noemen: de koninklijke maat
schappij „de Schelde", enz.
De Staats-couraut bevat een koninklijk b*e-
sluit van 10 Februari jl.waarbijalg een gevolg
der wet van 10 November 1875 tot opheffing
der provinciale gerechtshoven en instelling van
nieuwe gerechtshoven, het volgende bepaald wordt.
„De bewaring der effecten aan toonder, welke,
naar de voorschriften van de artikelen 391 en
506 van het burgerlijk wetboekkunnen worden
geconsigneerdwordt in de provinciën Zeeland
UtrechtOverijsselGroningenDrenthe en Lim
burg, voor ieder arrondissement, opgedragen aan
den in de hoofdplaats van het arrondissement
gevestigden bewaarder der hypothekengeza
menlijk met den griffier der arrondissements
rechtbank."
De gemeenteraad van Middelburg zalop
Vrijdag a.des namiddags te half twee uur, eene
openbare zitting houdenter behandeling der vol
gende zaken: Ingekomen brieven: rekening der
wisselbank 1875rechtskundig adviesprocedure
Jeronimus; aanbeveling vacatures plaatselijke
schoolcommissie; voorstellen burgemeester en wet
houders: a vernieuwing erfpacht grond Oostkerk
plein b ruiling grond iu de Koningstraatc ver
hooging der jaarwedde van den spuimeester E.
Geill te Veere; d verbetering toegang tot het
scheepsdok aanleg brug; e herziening en verhooging
der jaarwedden hulponderwijzers school Ctot
ondersteuning van een adres aan den minister van
financiënvrijdom zegel en registratie-rechten,
„Hoe weet ge dat viel zij hem verrast in de rede.
„Een heer, dien ik daarbuiten aantrof, heeft
het mij gezegd," antwoordde hij kalm.
Leontine sprong bijna van haar stoel op. „Wie
is die heer? vroeg zij.
„Daarnaar behoefde ik hem niet te vragen," zei
Hill, zonder onwaarheid te spreken't was voor
mij genoeg, dat hij die dames in den tuin had
gezien."
„Zat hij in het derde prieel?" ging Leontine
voort hem uit te hoeren.
„Naar het nommer heb ik niet gekeken," zei
de ritmeester, en ook dat was de waarheid.
„Hij kende ons dus?"
„Wel, van waar zou hij u kennen?"
Zjj wist het echter beter. „Geloof mijhij
kende ons," bevestigde zij.
„Als ge mij veroorlooft het te zeggenlieve
Leontinevergist ge u bepaald want hij heeft
uw naam eerst van mij vernomen."
„Van u Dit sprak zij zoo haastig uitdat de
anders zoo kalme krijgsman niet kon nalaten te
zeggen
„Verbaast u dat zoo? Bij eene toevallige wen
ding van het gesprek was ik verplicht u te
noemen."
„Die wending heeft de slimme vogel er met
opzet aan gegeven," was hare opmerking.
„Ik verzeker u van neen," verklaarde Hill.
Nu kon zij het niet langer uithoudenmaar op
staande voegde zij Max toe: „Ongeluk van een
neef! ge weet niet wat ge uitgericht hebt."
De minister van koloniën heeft bepaalddat
in de tweede helft der maand Maart te 's Hage
een vergelijkend examen z&l worden gehouden voor
Nederlandersminstens 20 jaar oud en den leeftijd
van 30 jaar nog niet bereikt hebbende, die geneigd
zijn te worden aangesteld tot militair opzichter der
genie 3« kl. bij het Nederlandsch-Indisch leger.
Ter toelating tot het examen wende men zich vóór
v 4- Maart c. k. tot hei departement van koloniën,
bij gezegeld requestonder overlegging der stuk
ken waarvan opgaven wordt gedaan in de Staats
courant waar men ook de verdere bijzonderheden
kan vinden.
De N. Rott. Ct. geeft uit de Stoompost eenige
verbeteringen op de door ons uit de Vliss. Ct.
overgenomen „lijdensgeschiedenis van het stoom
schip Pallas, dat veroordeeld was door den nieuwen
Waterweg Rotterdam te bereiken."
Volgens de Stoompost heeft men op den wal er
niets van gemerkt dat het schip binnen komende
op den droge den grond heeft geraakt, hetgeen,
veronderstellen wij, wel niet zal moeten bewijzen
dat dit raken niet heeft plaats gehad.
Daarna heeft het schip eens gedurende tien uren
vastgezeten in den Hoorn te Maassluis, tengevolge
van het uitwijken voor eene ton en verder bij
Maassluis nog tweemaal.
Op den dag der reis is de vloed 0.50 meter be
neden de hoogte van gewoon hoogwater gebleven.
„Ik weet niet anders of ik ben volkomen on
schuldig," zei hij, eveneens oprijzende, doch met
bedaardheid.
„Wilt ge mij een onuitsprekelijken dienst bewij
zen, Max?" vroeg zij, hem smeekend aanziende.
„Met het grootste genoegenverzekerde hij.
„Ga dan morgen weer naar den koffietuin."
„Tante schrijft mij juist, dat dit in uw gezel
schap zal gebeuren."
„Ik zal maken dat wij te huis blijven," hernam
Leontine, „en ga gij dan alleen."
„Met welk doel?" wilde hij weten.
„Misschien treft ge er dien heer weêr aan."
„En dan?"
„Dan tracht ge te weten te komen hoe hij heet,
wat hij is, en zoo al meer."
„Met uw verlof, waarde nicht, dit is eene wat
zonderlinge boodschap voor een officier."
Zij wist echter wel eene verontschuldiging voor
haar wensch te vinden. „Gij ulanen," sprak zij,
„hebt u in 's vijands land den naam verworven
dat ge alles wist op te sporenafgelegen kel
ders, verborgen voorraden"
„Moet ik dan," zei Hill, zich houdende alsof
hij gepiqueerd was„een vreemde afvragen waar
hij het daglicht heeft aanschouwd, waar het ge
beente zijner grootmoeder rust en dat waartoe?"
Leontine tikte hem met den tip van den vinger
tegen den kin en antwoordde op vleienden toon:
„Ter liefde van mij Max, ter liefde van my."
Hij deed alsof' hij' iets zachter gestemd werd
en zei: „Maar dan geloof ik toch ten minste
In het belang van den waterweg is het te hopen
dat dit laatste op niet veel dagen het geval zal
wezen.
De N. R. Ct. maakt uit het bericht der Vliss. Ct.J
dat door andere bladen overgenomen werd, de
gevolgtrekking dat de nieuwe waterweg, ondanks
de 8630 schepeu welke hem in 1875 gepasseerd
hebben, nog al zijne oude vijanden niet schijnt
verloren te hebben.
Wij dachten dat de waterweg van vijanden, zoo
hij die ooit gekend heeft, zoo bijzonder veel last
nooit gehad heeft. Aan het toestaan der noodige
mïllioenen om hem te scheppen en te volmaken,
hebben regeéring noch vertegenwoordiging het ten
minste ooit laten ontbreken, en de N. Rott. Ct.
herinnert zelf dat er nog voortdurend gewerkt
wordt om den waterweg de verlangde diepte to
geven. Maar wel vreezen wij dat „lijdensgeschie
denissen", zooals die van de Groningen, de Schol
ten, de Pallas en andere, welke in den laatsten
tijd zijn voorgekomen, den waterweg in het bui
tenland nieuwe vijanden zullen bezorgen. Voor
den Nederlandsche handel en scheepvaart is dat zeer
te betreuren. Onze zeegaten zijn sedert jaren wegens
hunne onveiligheid in het buitenland met eene
zwarte kool aangeteekend. Ongelukken als in het
afgeloopen najaar in het Rotterdamsche vaarwater
gebeurd zijn, kunnen niet dienen om de reputatie
van Nederland in dat opzicht te verbeteren.
De uit Atchin teruggekeerde mariniers zijn te
Amsterdam en te Rotterdam het voorwerp van
huldebetooningen geweest, welke meer door harte
lijkheid en luidruchtigheid, dan door ordelijkheid
schijnen uitgemunt te hebben. Ondanks het on
stuimige winterweder zagen de straten zwart van
de menschen. In beide steden werden de man
schappen hij hunne aankomst aan het station
begroet en in hartelijke taal toegesproken door den
burgemeester, de militaire en marine-autoriteiten
en andere sprekers. Bij den optocht naar de
kazernes werd echter het gedrang zoo groot, dat
de militaire orde gedeeltelijk verbroken werd en
de mariniers niet zonder moeite er in slaagden
hunne kazernes te bereiken, waar zij feestelijk
onthaald werden.
Te Amsterdam zijn in het gedrang ongelukken
gebeurd. Luide wordt geklaagd over het gemis
van doeltreffende maatregelen om de nu ontstane
wanorde te voorkomen. Ook verwondert het Han
delsblad er zich over dat de vlag niet van de
torens en gemeentegebouwen uitgestoken was, daar
het feest immers een officieel karakter droeg.
Een onzer correspondenten te 's Graven-
hage schrijft ons het volgende
Uwe lezers zullen weten dat de Maatschappij
de reden wel te mogen wetenwaarom ge zooveel
belang in die bijzonderheden stelt?"
„Gij zult het geheim eener dame eerbiedigen
sprak zij op een toon van vertrouwen.
„Ik bewijs zeer gaarne ridderdiensten, maar
niet in het wilde," hernam hij.
„De ridders van den ouden tijddrong zij aan,
„trokken voor hunne dames in het wilde tot naar
Palestina.
„Het spijt mij wel, dat wij niet meer in dien
romantischen tijd leven," verklaarde Max meteen
spottenden blik.
Dit moest zij hem betaald zetten en zij wees dus
naar de deur, met de woorden: „Neem uw af
scheid, neet, als ge onplezierig zoudt beginnen
te worden."
„Komaan!" riep hij uit. „Die heer begint door
de levendigheid, waarmede mijne schoone nicht
zich voor hem interesseertvoor mij zeiven inte
ressant te worden."
„Zeg gij mij toch geen vleierijen," sprak het
meisje met een zijdelingschen blik op hem.
„Zouden zij u uit z ij n mond aangenamer klin
ken?" vroeg hij, zich tot haar overbuigende.
„Ik heb van den man niets anders gezien dan
zijn hoed," bekende zij eerlijk.
Op deze mededeeling bekeek neef zijn eigen
hoofddeksel en zei„Dat een hoed zulk een mag
netische kracht in zich kan hebbenis verbazend.
Ik zou wel lust gevoelen, den bezitter er van te
onderrichten."
„Doe dat," sprak zij met levendigheid, „wan*