119e Jaargang.
Zaterdag
f L-i'22 Januari.
No. 19.
1876.
Dit bladverschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertent^ëu20 Gent per regel.
1..Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50j
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Middelburg, 21 Januari,
FEUILLETON-.
18.
Eene Amerikaansche gelukzoekster
in Rusland.
p».
it,/ t )v I ÉfUJ
r -t. i v i. - j r j
~rr
i r
Yoor het lager onderwijs is het een gewichtige
dag geweest toen mr. C. J. Pické tot lid der eerste
kamer voor onze provincie gekozen werd. Reeds
sedert 1857 tot het onderwijs in betrekking, scheen
hij de aangewezen man om onder de tegenwoor
dige omstandigheden, het gewichtigst volksbelang
van het oogenblik in de eerste kamer te gaan
vertegenwoordigen.
Zijne veeljarige ondervinding in het onderwijs
voerde de heer Pieké gisteren aan, als reden
van verschooning (zoo die noodig was) indien hij
zoo kort na zijne eerste verschijning in de kamer,
reeds ter sprake bracht wat hem het meest aan
het hart lag. Uitvoerige bespreking achtte hij,
bij het vele dat in den laatsten tijd reeds over
het onderwerp gezegd is onnoodig en bij de voor
stellen tot wijzigingwelke aangekondigd zijn,
niet wenschelijk. Een ontwerp dat ieder bevredi
gen zal beschouwde hij als onmogelijk maar wel
vertrouwde hij dat hij zich met het toegezegde
ontwerp tot wijziging zal kunnen vereenigen
behoudens bezwaren van ondergeschikt belang,
dewijl hij overtuigd is dat het hoofdbeginsel der
wet van 1857 onaangetast zal blijven.
Hij wees op de voornaamste bezwaren van
het oogenblik. Schoolverzuimvoornamelijk ten
gevolge van veldarbeid. Het ongelukkigste is
echter dat men die ramp bijna een geluk moet
noemendaar het nu reeds veel te klein aantal
onderwijzers, indien het schoolverzuim niet bestond,
nog veel meer ontoereikend zou blijken.
„Wat ziet men nu? Afgetobde onderwijzers
aan het hoofd van onmogelijk groote klassen, en
die dan nog het toezicht moeten houden over
andere klassen, dikwijls aan de zorg van knapen(
ja van kinderen toevertrouwd.
„Bij gebrek aan orde en tucht wordt de leer
ling gedemoraliseerd en dit leidt tot droomen of
spelen. Die toestand is geen uitzondering meer en
zelfs de scholen in de steden zijn er niet vrij van,
zelfs vele bijzondere scholen".
Vóór 17 jaren werd gewaarschuwd dat het zóo
zou. gaan, doch men luisterde niet en de waar
schuwingen waren als zoovele Cassandra-voorspel-
lingen. De traktementen der onderwijzers zijn te
laag en het gevolg is dat mannen van die ont
wikkeling zich met zulk eene betrekking niet
tevreden stellen. In afwachting -der wetsherzièf-
(Het Fransch van verre gevolgd).
XVI' EN LAATSTE HOOFDSTUK.
(Vervolg.).
Vervolgens vroeg hij of ik niet in gemoede ge
loofde dat de grootvorst het verstand verloren had.
Neen, antwoordde ik, evenmin als gij.
Toen deelde hij mij mede, dat dokter B., eene
specialiteit ten aanzien van de krankzinnigheid,
mij ook over dit puntVzou komen ondervragen en
verzocht mij hem naar waarheid te antwoorden.
Na dit verhoor gaf hij mij de hand en nam
afscheid. Toen hij weg was, zag ik de politie
agenten weder verschijnen.
Spoedig daarna werd dokter B. aangediend,
met nog een ander persoon, dien ik later hoorde
dat tot getuige had moeten strekken. Do dokter
was een bleek en mager man, met een gezicht
als een fret en onderzoekende ingezonken oogen.
Hij deed mij een aantal vragen, die alle ten
doel hadden mij te doen verklaren dat de groot
vorst krankzinnig was.
Mijnheer ik verzeker u dat hij zoo helder
yan geost is als gij zelf zijn kunt, antwoordde ik.
ning, welke het eenigo afdoende middel kan
opleveren, wachtte bij reeds veel van het stifchten
van rijksbeurzen en van de opening der nieuwe
kweekscholen. Daarop vestigde hij de aandacht
van den minister en hij twijfelde geen oogenblik
of, bij ernst en goeden wil, welke beide hij iri
den minister erkende, zou in de behoefte voorzien
kunnen worden.
De indruk door deze rede teweeggebracht,
blijkt het best uit hetgeen door een verdediger
van het bijzonder onderwijs, den heer Vos de Wael
in 't midden werd gebracht. Hij dankte den heef
Pické voor zijne gematigdheid en verklaarde het
in vele opzichten, bijzonder wat den onderwijzers-
nood betreft, geheel met hem eens te zijn.
Het antwoord van den minister was ongeveer
hetzelfde wat reeds van den heer Heemskerk zoo
dikwijls vernomen is. Tot ieder der sprekers
zegt de minister ongeveer: „ik ben 't volkomen
met u eens." Zoo tot den heer Vos de Wael:
„aanranding der grondwettige vrijheid van het
bijzonder onderwijs zal ik nooit toestaan; concur
rentie tegenover het openbaar onderwijs is zooveel
te meer noodig, naarmate dit meer te wenschen
overlaat." Tegen den heer Pické:.„Op het school
verzuim moeten wij ongetwijfeld bij Wijziging der
wet letten. Juist wat de spreker uit Zeeland ver
langt, doet de regeering. Zij geeft subsidiën en
zij opent normaallessen. Het eenige verschil
tusschen ons is de vraag of wij nog sneller moeten
gaan. Daarover moeten wij nog eens- denken."
Wat de amendementenMoens betreft, liet de
minister een paar woorden meer los dan vroeger.
„Wil men dat de toegestane gelden nog dit jaar
besteed worden, dan zal de regeering onderzoeken
of daaraan met vrucht voldaan kan worden. Zij
zal gaarne gebruik maken van de meerdere fond
sen haar toegestaan."
Wij leven dus in afwachting van de dingen die
komen zullen. Maar inmiddels weten wij dat het
onderwijs in het laatstelijk uit Zeeland afgevaar
digde lid der eerste kamer een nieuwen en warmen
verdediger zijner belangen rijker is geworden.
Het Utrechtsch Dagblad bevat een bericht dat
voor onze legers van bijzonder belang is. Het
voornemen bestaat namelijk om, uit de leening
der Zuid-Africaansche republiek, welke bij de
heeren Insinger en C°. te Amsterdam is openge
steld, een spoorweg aan te leggen van Pretoria,
de tijdelijke hoofdstad der republiek, (gelegen op
ongeveer 26° Zuiderbreedte en 29° Oosterlengte
van Greenwich, in het binnenland van Zuid-Afrika)
naar de Delagoa-baai, op dezelfde breedte aan de
Oostkust gelegen. Komt deze spoorweg tot stand,
dan zouden er plannen bestaan om een geregelden
Zoo! bromde hij, waarna hij de zotte vraag
liet volgen: Hoe komt gij aan zulk een invloed
over hem? Hij roept dag en nacht om u.
Dat weet ik niet, was mijn antwoordwaar
schijnlijk omdat hij mij zoo goed kent, omdat hij
vertrouwen in mij stelt en omdat ik het hem altijd
aangenaam heb trachten te maken.
Na nog een laatste vruchtelooze poging om mij
de krankzinnigheid van den grootvorst te doen
erkennenmaakte de dokter eene buiging en
vertrok.
Van mijne bedienden vernam ik vervolgens,
dat de grootvorst bij zijn vader in hechtenis was
genomen; dat hij zeer opgewonden was geweest,
zoodat men hem, nadat hij naar zijne eigene
appartementen was gevoerd, een dwangbuis had
aangetrokken; dat men hem douches toegediend
en hem zelfs geslagen had. Deze mishandelingen
hadden hem eene koorts berokkend, waardoor hij
vier of vijf dagen het bed had moeten houden.
Een week is zeer kort als men moet verhuizen,
rekeningen vereffenen en overleggen wat men zal
houden of verkoopen; maar nood breekt wet en
den volgenden Zaterdag was ik tot vertrek gereed.
Den laatsten dag begaf ik mij naar den gezant
der Vereenigde Staten om hem te bedanken voor
't geen hij in mijn belang gedaan haden eindelijk
vervoegde ik mij bij den generaal Trepoff om
dezen eveneens mijne erkentelijkheid te betuigen.
De generaal was zeer minzaam en verzekerde
mij, dat als de zaak in zijne handen was gebleven,
alles beter afgeloopen zou zijnzonder dat er op
Sfe
stoomvaartdienst te openen tusschen het eindstation
van dien spoorweg en de haven van Vlissingen.
In 'verband tot dit bericht krijgt de volgend*»
mededeeling grooter gewicht, welke aan het
Utr. Dbl. gedaan wordt, naar aanleiding van het
in dit blad geuit en door ons (in ons nommer vau
Woensdag jl.j herhaald verlangen naar meerdere
bijzonderhedëiUömtrènt de financieele voor
uitzichten dpr Zuid-Afrikaansche. republiek.
„Gelegen in de zuidelijke hejft van Afrika, grenst
de republiek oostelijk aan de Portugeesche kolo
niën, langs de zuid-oostkust -van Afrika, op 50
Engelsche mijlen afstand westwaarts van de Pela-
goabaai. Zij beslaat een oppervlakte van 500
vierkante geographïsche mijlen, zijnde ongeveer de
helft van Frankrijk.' Dé nijvere en rijke bevolking,
ten getale van circa 350,000 zielen, legt .zich
hoofdzakelijk toe op.landbouw en veeteelt,, waar
mede zij bijzonder prospereert en waardoor zij
in staat is jaarlijks aanzienlijke winsten te bespa
ren of ter uitbreiding harer ondernemingen aan te
wenden. Het voornaamste uitvoer-artikel is de
wol, waarvan tot nu toé via Natal groote partijen
worden verzonden. Behalve de degelijke en ener
gieke landbouwbevolking, vindt een groot aantal
een aanzienlijke bron van inkomst in het ontginnen
der minerale rijkdommen, als lood en steenkool
en dragen ook de uit Salomo's tijd bekende dia
mantvelden tot den algemeenen voorspoed bij.
Terecht zegt dus de président, dat de ordelievende
en werkzame bewoners gemakkelijk den betrek
kelijk geringen last der leening zullen kunnen
dragen. Maar bovendien zal juist de aan te leg
gen spoorweg, ter lengte van 120 Engelsche mijlen,
de inkomsten der republiek vermeerderen. De
rechten op de jaarlijks ter waarde van '12,000,000
gulden ingevoerde artikelen zijn enorm, en variëeren
van 100 tot 200 pet. Toch heft de republiek eene
kleine belasting ter bestrijding harer uitgavenzoo
dra echter de spoorweg naar de Portugeesche bezit
tingen gereed is, vervallen de enorme Engelsche
rechten en kunnen dan veel gemakkelijker eenige
rechten ad valorem door den staat worden geheven.
Vrees voor vijandige naburen bestaat niet, de
verhouding met de Engelsche kolonië is veel
beter dan vroeger en de president vermeent, dat
zijne 15,000 geoefende scherpschutters eiken nabuur
ontzag inboezemen.
„Uit andere bron vernemen wij nog, dat de be
grooting voor het dienstjaar, geëindigd 31 Janu
ari 1875, bedroeg in ontvangst 71,897 p. st. in
uitgaaf 71,871 p. st. De inkomsten vloeien voort
uit de grondbelasting en uit de hoofdelijke be
lasting voor al wie geen grondbezitter is en verder
uit invoerrechten.
„Wat de openbare schuld betreft, werd in 1873
eene leening aangegaan te Kaapstad, ten bedrage
spraak van ware gekomen. Met beleefdheid nam
hij afscheid van mij,
In het spoorwegrijtuig bevond zich nog een persoon,
die ik dadelijk begreep dat geen gewoon reiziger
waszoodat jk in 't Russisch tegen mijne kamenier
Catharina zeide: Dat moet iemand zijn om op mij
te passen; waarschijnlijk een gendarme.
Ik zag den man tot achter de ooren bloozen,
maar hij bleef mij de grootste beleefdheid betoonen,
even als een ander lid van zijn korps, die iets
verder af zat.
Zonder mij ergens op te houden of met iemand
over mijne avonturen te spreken, kwam ik te
Parijs aan.
Intussehen werd de grootvorst behandeld op eene
wijze, hemeltergend voor iemand die bij zijn volle
verstand was. Om de twee of drie dagen werden
zijne bewakers verwisseld, do bedienden, die
sedert zijne jeugd bij hem waren geweest,hadden
hun ontslag gekregen. Elk oogenblik werd hij
naar een andere plaats gebracht en, als een boer
gekleed, noodzaakte men hem hout te zagen.
De officieren, zijne oude kameraden, reden hem on
gevoelig voorbij, spottende blikken op hem werpende.
Deed hij den mond open, dan legde men hem
zonder eenig ontzag het zwijgen op, met de woor
den Zwijgmonseigneuruwe hoogheid is krank
zinnig.
Men gaf hem speelgoed, bestemd voor kinderen
van vijf of zes j aarom zich mee bezig te houden
En waaraan had hij die beleedigende en onmen-
schelijke behandeling te danken?
van 63,000 p. st. en in 1874 eene leening van
19,000, rentende 6 pet. per jaar en losbaar bin
nen of» jaren.
„Wat de handelsbeweging aangaat, zoo bestaat
de uitvoer hoofdzakelijk in struisveeren, wol, ivoor,
vee, granenj leder, vruchten, tabak, boter en
brandewijn. De minerale rijkdom is zeer belangrijk.
Er zijn sedert 1867 verscheidene goudmijnen ont
dekt. Voorts treft men aan diamanten, ijzer,
koper, lood, steenkool, nikkel, zilver enz.
„De geprojecteerde spoorweg zal uitgaan van
Pretoria, de zetel der r'egeering. De eigenlijke
hoofdstad heet Potchefstroom. De heer Burgers
werd op 27 Mei 1872 tot president gekozen."
Heden morgen kwamen alhier per spoorboot van
Zierikzee aan 33 manschappen "van het Nederl.
Indische leger, met het koopvaardijschip Kosmo
poliet uit Qost.-Indie in Nederland teruggekeerd.
Zij bevonden zich onder geleide van een der stuur
lieden van genoemd koopvaardijschip, zijn voor
heden nacht alhier ingekwartierd en gullen mor
gen per eersten trein de rei? naar Harderwijk
voortzetten. j. f
De minister van financiën maakt bekenddat
het examen ter benoeming van hoogstens 18
controleurs van het kadaster den 1™ Maart a.
te 's Gravenhage zal aanvangen.
Het programma van dat examen is vastgesteld
bij koninklijk besluit van den 10en December 1875,
n° 41, opgenomen in de S taats-courant van
den 17cn daaraanvolgenden° 297.
Aan de betrekking van controleur van het
kadaster zal verbonden zijn een jaarlijksch trak
tement van f 2000 tot f 2600behalve vergoeding
voor bureau- en reiskostenen bovendien voor
de meeste controleurs eene toelage van f 300 of
f 500naar mate van de standplaats.
Die den l«n Januari 1876 den leeftijd van 25
jaren heeft bereikt en tot het examen wenscht te
worden toegelatenkan zich vóór 15 Februari a.,
met overlegging van de vereischte stukken tot
den minister wenden.
De minister van financiën verwittigt de belang
hebbenden dat de verzending der brievenmalen
naar Nederlandseh-Indiëlangs den weg van
Napels, en verder met de stoomschepen van de
maatschappij „Nederland", in 't vervolg des Maan
dags in plaats van des Zondags om de vier weken
zal plaats vinden.
De eerstvolgende verzending langs den hierboven
bedoelden weg en verder met het stoomschip
Voorwaarts geschiedt alzoo op Maandag den 31cn
Januari.
Daaraandat hijzich een oogenblik vergetende,
een sieraad had weggenomen van een heiligen
beeld, dat aan zijne moeder toebehoorde.
In eene gewone familie zou men het zooveel moge
lijk stil houden, indien een harer leden zich aan eene
ontvreemding had schuldig gemaakt. Hier daarente
gen liet men het geheele paleis doorzoekende poli
tie stelde een tal van nasporingen in en deed overal
navraag en zoo kwam eindelijk alles aan 't licht.
Toen de keizer de toedracht der zaak vernam,
was hij zeer ontevreden.
Aanvankelijk wilde hij hem degradeeren en naar
den Kaukasus zenden, doch de keizerin, die veel van
Nikolaas hield, wierp zich aan des keizers voeten,
om genade voor hem te smeelten.
De tsaar bewilligde er toen in dat hij niet ge
degradeerd zou worden en zeide
„Doe met hem wat ge wilt, maar laat mij niet
meer van hem hooren spreken."
Zijne vijanden hadden toen vrij spel. Het ware
beter voor den grootvorst geweest indien de kei
zer zijne eerste opwelling gevolgd had. Nu wordt hij
reeds sedert meer dan een jaar als een krankzinnige
behandeld, zijne goederen zijn verbeurd verklaard en
zijn paleis Pavlovsk is aan den tweeden zoon des
keizers, den grootvorst Vladimir geschonken, wien
het goed te pas zal komen, daar hij juist getrouwd is.
Ziedaar de ware geschiedenis mijner lotgevallen
in Rusland. Misschien zal men er opnieuw uit
zien dat de waarheid soms ongeloofelijker kan
klinken dan de verdichting.
EINDE.