N°. 17. 1876. oping DE, .dster. 119e Jaargang. Donderdag 20 Januari. oederen, iden, 3GEM, inkomst s 10 cent. delb. Vliss. 0 Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent. Advertentiën20 Gent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels ƒ1,50; iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Middelburg, 19 Januari. Landbouwkundige voordrachten. FEUILLETON. Eene Amerikaansche gelukzoekster in Rusland. sn domeinen te aar bij opbod 1de !flM Januari If en i uur, 121 kg. ijzer, ederen. 'aj den 27'" dags ïo uren llerlei hospitaal- ilden ontvanger. e Ir en den Anna senke.-ke, eiland an &7 liecta- te aanvaarden: fn Augustus en m den oogst in :eelen en einde- •d. Beboorende van den eerza- ihouden worden der combinatiën jdag den 17en ïgen des namid- „db Kroos" te [ten kantore van te Colijnsplaat. uur; te bevra- i. kookte Ham, tsjeg, 8auc||s enz. chouwen, vraagt Neld-Huls- 1 bezittende met ïouden te bestu- uwbedrijf strekt ider het motto delaar A. J. DE vraagt met Mei e naaien en met e 25 jaren. bode gevraagd, •ij den Haag) te TAK. noodigd G 131, oodigd bij D. J. E—VOOR HET inuari 1876» uttershof, volgens F der vereenïging avond, zal de trekken, irsoon. 5.39 1 6.45 4.50 4.35 5 3.5 0 6.- 6,46 i5 7.57 •5 *8.30 *8.47 0 *9.27 9.40 3 10.4 >1 *9.52 10.15 *10.- 10.25 12.— 8.5 12.50 8.50 1.10 9.12 1.25 9.30 MIDDËLBIRGSOHE i I"*, r l.i Welk is het doeldat door de voordrachten over den wetensehappelijken landbouw, voor welker bevordering door de provinciale staten van Zeeland eeno bijdrage van f 800 beschikbaar is gesteld, zoo mogelijk bereikt moet worden? Eene nadere bespreking, welke wij toegezegd hebben, van de voordracht door den heer G. A. Yorsterman van Oijen Zaterdag jl. alhier gehouden, zal van zelf ook tot eenige beschouwingen over deze vraag voeren. In eene inleiding, welke hij aan zijne eigenlijke voordracht vooraf liet gaan, wees de heer V. v. O. er op dat in de meeste takken van menscbelijke werkzaamheid twee tijdperken zijn waar te nemen. In het eerste bepaalt de mensch, slechts door de overlevering en de ondervinding geleid, zich tot het opvolgen der lessen welke hg óf van zijne voorgangers, óf, al doende, zelf geleerd heeft. In dit tijdperk kan van vooruitgang slechts tot zekere hoogte sprake wezen. De mensch toch, van nature licht geneigd om zich met het eenmaal verkregene tevreden te stellen zoolang uitwendige omstandigheden hem niet met geweld op eene andere baan dringenhecht aan dat verkregene zooveel te meer waarde, wanneer het een erfstuk is zijner vaderen en daardoor in zijne oogen zekere eerbiedwaardigheid verkregen heeft. Gewoonlijk komt er echter eenmaal een tijdwaarin die enkele wijsheid der ondervinding niet meer vol doende blijkt. Dan moet men van stelsel ver anderen, of met het behoud van het oude gaat men te gronde. Met den landbouw is het niet anders gegaan. De lessendoor onze vaderen aan hunne zonen medegedeeldde ondervinding door onze landbou wers opgedaanwanneer zijnaar oud gebruik, eerst als knecht op huns vaders stedelater als zelfstandig landbouwer zelf het werk hij de hand namen, blijken niet meer voldoende in onzen tijd, nu de hoogere pachten de stijgende uitgaven in ieder opzicht, hoogere inkomsten eischen dan die, waarmede men zich vroeger tevreden stelde. Er moet meer uit den grond gehaald wordenwil men niet achteruitgaan en eindelijk tot armoede vervallen. Om daartoe te komen moet men de hulp inroepen der wetenschapdie eerst in het werkvertrek der geleerden beoefend, later door mannen van helder verstand en van technische 10. t (Het Fransch van verre gevólgd). HOOFDSTUK XIII. (Vervolg.) Nu wil het gebruik, dat elk grootvorst vóór 2"»ju huwelijk een paleis moet koopen of bouwen, ■kb was er juist een te krijgen, dat aan eene vrÜ domme en te gelijk excentrieke prinses toebe hoorde. Otschoon dochter van een man uit het volk, was zij door achtereenvolgende huwelijken steeds hooger in de maatschappij opgeklommen, zoodat eindelijk een prins om haar geld haar derde echtgenoot geworden was. Hij had er echter niet veel pleizier van, want zijne vrouw verloor met spelen bijna al haar geld, en zag zich einde lijk genoodzaakt haar eigendom van de hand te doenhet heette dat het was om den bruidschat van hare dochter aan te vullendoch in den winter die daarop volgde, verloor zij aan zijn speeltafel al het geld dat zij er voor gekregen had. Da grootvorst, kocht dit paleis en verkreeg hetzooals men gewoon is te zeggenvoor een appel en een ei. Het bouwen alleen had meer gekost dan hij voor deze vorstelijke woning kennis in de practijk toegepastreeds zoo menigen anderen tak van nijverheid reusachtige vorderin gen heeft doen maken. Eene opwekking om dat voorbeeld te volgen wordt ons gegeven niet slechts door hetgeen men in andere landen zien kan, maar ook door hetgeen in ons midden door onderne mende en wetenschappelijk gevormde mannen wordt voortgebracht. De landbouw moet daarom gedreven worden met meer kennis van onderscheidene wetenschap pen dan tot dusverre geschiedde: kennis van den grond en zijner samenstellende deelen; kennis van de verschillende planten, van wat zij tot hare voeding noodig hebben; kennis van de meststof fen, om te weten wat deze in den grönd brengen en op welke wijze zij het voordeeligst te gebruiken zijnkennis der natuur en harer verschijnselen, die tot den landbouw in zulk een nauw verband staan. Bezit de landbouwer die kenuis, dan zal hij weten wat h ij -d o e t en zich rekenschap kunnen geven van betgeen op een gegeven oogen- blik, in gegeven omstandigheden, noodig is om een gegeven doel te bereiken. De landbouw zal dan meer gedreven worden op de wijze, zooals nu reeds de tuinbouw door kundige tuiniers ge dreven wordt. Ziedaar, niet zoozeer hetgeen door den heer V. v. O. gesproken werd, als wel onze eigen opvatting van zin en bedoeling der inleiding, met welke bij zijne eerste les over de natuurleer (physiologie) der planten opende.. Ook nu is het ons voornemen niet van deze voordracht een overzicht te leveren. Wat de spreker mededeelde is in ieder leerboek te vinden en zou in ons beperkt bestek slechts gebrekkig en onvolledig ter kennis onzer lezers komen. Alleen voor den gang onzer redeneering vermelden wij dat hij, van de allereerste samen stellende deelen der plant uitgaande, de cellen, hare vorming, voortplanting en gedaanteverwis selingen beschreef; de vaten, weefsels enz. kortelijk behandelde; van de wortels en hunne werkzaam heid, van de sapbeweging, de bladen, bloemen, voortplantingswerktuigen eene beschrijving gaf en de verschillende manieren van bevruchting en voortplanting schetste, waarbij natuurlijk de onder scheiding in tweezaadlobbigeeenzaadlobbige en ongelobde planten, de mannelijke en vrouwelijke individuen, de eenhuizigen, tweehuizigen en her- maphroditen ter sprake kwamen. Ook werd eene proef beschrevendoor welke het verschijnsel der endosmose en exosmose aangetoond wordt. Zoo ver het in deze elementaire voordracht mogelijk was, bracht de heerV. v. O. bij hetgeen hij mededeelde de practijk te pas. Zoo toonde hij, sprekende over de veredeling, welke de planten door de cultuur ondergaan, de wenschelijkheid aan dat de landbouwers afzonderlijke gedeelten van hun land bijzonder zouden bestemmen tot het kwoeken van zaad en daarvan telkens weder de heSté soorten met zorg zouden uitzoeken, om steeds tot een beter gewas te geraken; hoe zij in denzelfden grond niet slechts van gewassen, maar ook van zaden moesten verwisselendewijl het eene plant gaat evenals een mensch en zij na eenigen tijd van een en dezelfden grond genoeg krijgt. Yoegen wij hier nóg bij dat de heer V. v. O. hetgeen hij beschreef door teekeningen op het bord verduidelijkte eu dat ziine voordracht de helderheid en eenvoudigheid bezat, welke alleen bij grondige keunis van het onderwerp, gepaard aan de gewoonteen'den tact om te onderwijzen, te verkrijgen zijn, dan zal men toestemmen dat zijn onderricht de aandacht zijner hoorders ten volle waardig was. Deze ont brak hem dan ook niet en toonde zich vooral daar waar het hem gelukte zijne lessen aan het practi- sche leven vast te knoopen. Voldoet nu eene dergelijke voordracht aan het doeldat er mede beoogd wordt Men veroorlove ons hierover eenige opmerkingenwelke wij met bescheidenheid in het midden brengen, overtuigd dat ook hier de eritiekin vergelijking der kunst, gemakkelijk ismaar ook dat mannen van wezen lijke bekwaamheid gaarne aan bescheiden heden- kingen gehoor verleenen. Wat is het doel Men zon het kunnen omschrij ven: niet zoozeer het aanleeren der landbouw wetenschap, als wel het aantoonen van haar nut. Voor het eerste toch zouden voordrachten met tamelijk lange tusschenpoozenop verschillende plaatsen en dus voor een afwisselend gehoor ge houden onmogelijk kunnen dienen. Bij de Staten van Zeeland bestond de meening dat de noodzake lijkheid van landbouwkundig onderwijs door onze landbouwers niet genoeg wordt ingezien om, zelfs al bestond er op het platte land overal gelegen heid om het te bekomener hunne kinderen gebruik van te doen maken. Daarom werd beslo ten voorloopig landbouwkundige voordrachten te organiseerenniet voor het opkomendmaar voor het volwassen geslachtin de hoop dat op die wijze een toestand voorbereid mocht worden waarin het landbouwkundig onderwijs, over welks noodzakelijkheid in den boezem der Staten geen twijfel bestond, vruchten dragen en in de eerste plaats leerlingen vinden zou. Deze schets van het doel wijst van zelf op de middelen. De voordrachten moeten de wetenschap niet doceerenmaar populariseeren. Zij moe ten zich op het terrein der practijk bewegen. Zij moeten aan niet-wetenschappelijke landbou wers doen zien dat de wetenschap nog beter weet dan zij zeiven wat de landbouw eigenlijk is; dan zullen zij voelen dat deze wetenschap, die met haar geheelen inboedel betaalde. De gesneden houtwerkende tapijtbehangselsde m e u b I e s de B o u le en velerlei andere voorwerpen getuigden van den grootsten rijkdomin weerwil dat opkoo- pers er reeds het beste en schoonste uit hadden weggedragen onder anderen eene geheele verzame ling antieke zilveren bekers. Het paleis was gebouwd en ingericht door den tweeden echtgenoot der prinseseen graaf, die een echt kenner en een man van fijnen smaak moet geweest zijn; maar na zijn dood had men alles laten vervallen en waren de kostbaarste kunstvoor werpen door prullen vervangen. In dezelfde zaal waar een prachtige vaas stond die Lodewijk XVI, aan een der voorvaderen van den graaf had vereerd, zag men snuisterijen van onzen tijd, eene boerenkermis waardig, en naast echt Saksisch porselein stonden voorwerpen die uit de pottebak- kerij van een dorp herkomstig moesten zijn. De nieuwe bezitter van dit paleis was er meê ingenomen als een knaapje dat zijn eerste tol krijgt. Dit nitnwe speelgoed had als 't ware zijn hoofd op hol gebracht; hij praatte en droomde slechts van zijn prachtig verblijf, doch wilde niet dat ik het zien zou, voor dat hij er alles uit had laten wegruimen dat er niet in behoorde en het geheel weer in behoorlijke orde zou wezen. Op den morgen toen ik genoodigd was er te komen dejeuneeren, voelde ik mij in 't geheel niet op mijn gemak. Ik ging er met weerzin heen, als iemand die een voorgevoel heeft van een on geluk, en om de ongunstige voorteekenen te vol tooien kwam ik op den inval een zwart gewaad aan te trekken. Bij mijne komst verwelkomde Nikolaas mij met de verklaring, dat ik hier even goed bij mij zelve als bij hem te huis was. Ik kon mijne tranen nauwelijks weerhouden en ik durfde hem echter niet bekennen hoe beangst ik was. Mij bij de hand nemende bracht hij mij langs een groote trap van roodachtig marmerdie op de balustrade met prachtige vazen versierd was, terwijl aan den voet twee bronzen beelden stonden, naar eene groote balzaal in den stijl der Renais sance, wit geschilderd met goud; vervolgens in eene zaal met draperieën in den stijl van Lode wijk XIV; daarna op een balkon van waar men het gezicht had op den trapen in eene rookka mer in Moorschen trant, waar kostbare wapen- tropeën hadden gehangen, die de laatste eigena res bij het spel verloren haddoch Nikolaas deelde mij mede dat hij eene nieuwe verzameling besteld had, die bij de vroegere niet zou achterstaan. Eene andere zaal was in den stijl van Lodewijk XV en weder eene andere in dien van Lodewijk XVI ingericht, waarna wij in een boudoir style Pompadour kwamenbehangen met witte kant en rosé zijde. Ik moet ook de kleedkamer niet ver geten met een sierlijk marmeren bad, noch de slaapkamer voor den grootvorst met meubelen van middeleeuwsch gesneden hout. Van een portaal op de kleine trap kwam men in de biljartkamervervolgens in eene lange galerij die hij voornemens was met schilderijen te i::.. behalve dat eene, nog zooveel meer wéét, het ook verder brengen kan dan zijzelven. Of menjian zulke lieden mededeelt hoe eene cel, ondernet microscoop gezien., er uitziet, wat zij bevat, hoe zij zich voortplant enz. moge een oogenblikkelijk gevoel van verwondering, bij hen teweeg brengen; hen overtuigen dat het nuttig is dezelfde kennis aan hunne zonen mede te deelen, zal het, vreezen wij, niet. Onze berichtgever uit Oostburg schreef gisteren: „dat het gesprokene door velen niet be grepen is, spreekt van zelf." Hetgeen hij er bij voegde: „ieder eenvoudig landbouwer erkende zijne onwetendheid", pleit misschien voor de nederigheid dertoehoor ders, maar dat zij ook het verderfelijke hunner onkunde zullen inzien eu de begeerte zullen opvatten hunne zonen daarvoor te bewaren, durven wij nauwelijks hopen. Wij weten dat de heer V. v. O. meende in de eerste plaats eenige algemeene denkbeelden omtrent de plant en hare organisatie te moeten mededeelen, wilde hij later met vrucht verder gaan, doch wagen beseheidenlijk de vraag of men zich op die manier den toestand wel juist voorstelt? Een honderdtal personen waren hier misschien bij de voordracht tegenwoordig, waarvan nog slechts een gedeelte tot den landbouwenden stand behoorde. Hoevelen diezelfde toehoorders zullen bij de vol gende voordracht tijd, gelegenheid en lust hebben om weder te komen? Hoevelen van hen, die te Serooskerke terugkomen, zullen zich nog iets her inneren van de elementaire begrippen, hun meer dan eene maand geleden hier ingeprent? Wie uit leergierigheid of belangstelling eenige kennis van plantkunde en landbouw wil opdoen, vindt daartoe in de populaire litteratuur over het vak overvloedig gelegenheid, doch kan op voor drachten, welke nu hier, dan daar, met ruime tusschenpoozen, gegeven worden, zijnen lust naar de wetenschap niet voldoen. Deze voordrachten moeten, indien wij ons niet vergissen, ieder op zichzelve aan het afwisselend publiek iets me dedeelen waar zij in de practijk wat aan hebben wat hen aanspoort om meer van de zaak te willen weten en vooral om hunne zonen niet even onwe tend te laten als zij zeiven zijn. De heer V. v. O., die zoozeer van de theorie en de practijk doordrongen is dat hij er in slaagde om zelfs aan de elementaire stof, welke hij dit maal voordroeg, eenige practische wenken vast te knoopen, weet beter dan wij welke onderwerpen hij moet behandelen om het doel dat wij schetsten, indien dat het ware is, te hereiken. Het is vooral daarom dat wij meenden deze bedenkin gen aan zijn oordeel te mogen onderwerpen. vullen en eindelijk in een wintertuindie nog niet geheel in orde was gebracht. Deze wintertuin gaf ook toegang tot eene eet zaal, die baar licht van boven ontving door geschil derde glazen; het zware beschotwerk was keurig gebeeldhouwd en de wanden waren overigens met goudleer en met vier Gobelin-tapijten bekleed. Deze zaal had aan de eene zijde een vertrek in den stijl van Elizabeth en aan de andere zijde eene bibliotheek. Bij deze lange lijst van localiteiten voege men nog eene schouwburgzaaleene ontredderde kapel waaruit al de voorwerpen waarschijnlijk stukswijze verkocht warenen een' geheel verwaarloosden tuin, eu men zal zich een algemeen denkbeeld van dit vorstelijk verblijf kunnen vormen. Na deze bezichtiging dejeuneerde ik met den prins en wenschte hem gezondheid en veel geluk in zijne nieuwe woonstede toe. Toen wij opstonden en hij mij den arm bood om in een belendend salon koffie te gaan drinkenopende hg eene deur, die van zijn studeervertrek, en thans bleef ik van verrassing stilstaan. Buiten Miramar had ik in geen paleis zulk eene werkkamer voor den bewo ner gezien. Aan weerszijden van de deur stonden twee beel den van welke het eene een champagneglas in de hand hield en het andere den vinger op den mond legde. De schoorsteen was eene schouw als uit de dagen van Karei Vwaar gemakkelijk een dozijn personen in konden staangroote ijzeren ringen dienden om zich aan vast te houden al»

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1