N°. 15. 119e Jaargang. 1876. C°. Dinsdag 18 Januari. Irsoon. ereldj •kcnd. :lijke IS. lekblad iel Volk. lijs 10 cent. ocflea. iri 1876, uur, .ENST Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 öent. Advertentiën20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels ƒ1,50; iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Middelburg, 17 Januari. Yoorjaarswenschen. n. FETJILLETOTsT. Eene Amerikaansche gelukzoekster in Rusland. ES, engenoemd )or IV OOR. HOPPER, loden zoo- werkver- srikaansche indom te iiro, aestraat 8. H 475. IJzendijke P. A.DE tea 'm reiding, Tuin- mwschool) MIARKT, >ev'oegden. .60 per jaar. fc: mirn m, e n, 8° formaat, jeabonnccrdcn eonneerden op ijzers, per jaar. nvrage. PAN CERES- Woensdag 7 uren, in jëzie, door de C. M. DHONT k rereeniging aten, met wel- YV. C. s Bosch, KÜIJPERS, MO zal bij genoeg den. V. V. am. 1,3,30, 6,30 in plaats 1 u.) lm. 2, 4,30, 7,30 5.39 6.45 4.50 4.35 3.5 6.- 6.46 7.57 *8.30 *8.47 *9.27 9.40 10.4 *9.52 10.15 *10.- 10.25 12.— 8.5 12.50 8.50 1.10 9.12 1.25 9.30 MIDDELBIRGSCHE IIRANT. De diepe ontmoediging van den lieer Buys is ons te minder verklaarbaar, wanneer wij letten op de eischen welke hij aan de liberale partij onder de tegenwoordige omstandigheden stelteischen die bp de optreding van het ministerieHeemskerk voor de hand lagen, doch door de liberalen, volgens hem, in 1875 geheel nit het oog verloren werden. De hoogleeraar is van meening dat de libe rale partü daarom vooral de optreding van het conservatieve kabinet als eene heugelijke gebeurtenis beschouwen moest, dewijl nu op nieuw blijken zou, wat door de conservatieven in de oppositie steeds geloochend werd, dat Nederland slechts naar liberale beginselen ge regeerd kan worden. Aan de wereld te too- nen dat de financieele politiek der conservatieven sprekend gelijkt op die der liberalen, dat conservatieve koloniale politiek zich oplost in de consequente toepassing der beginselen, dooi de liberalen tot grondslag gelegd, dat uitvoe ring der onderwijswet tot dezelfde resultaten leidt onverschillig of conservatieven dan wel liberalen de teugels van het bewind in handen hebben, ziedaar het werk dat aan het conser vatieve ministerie noodwendig ten deel moest vallen. Geen wending der gebeurtenissen kon den liberalen meer welgevalligzijn, hunne krachten meer sterken enterwijl zij in middels van de ondergane verliezen bekwamen, hun hoop op de toekomst levendiger maken dan juist deze. Indien dat een toestand is dien wij alswen- schelijk te beschouwen hébben, dan bégrijpen wij inderdaad niet dat hetgeen sedert een jaar voorgevallen is ons zoo troosteloos moet maken als de heer Buys schijnt te wezen. Wat de heer Fransen van de Putte van zijn conserva tieven opvolger in het ministerie van koloniën zeide: „als ik mijne oogen toedoe, is het alsof ik mijzelven hoor spreken", en wat de heer [Het Franscli van verre gevólgd). HOOFDSTUK XII. Vervolg.) Ook werd mijne aandacht getrokken door een Perziaan, een man van eene zeer waardige hou ding, die dikwijls knielde om zijn God en diens profeet te bidden, zonder zich door den spotlach, die op menig gelaat zichtbaar werd, van zijn stuk te laten brengen. De lieden uit het volk waren als vee tegen elkander gedrongen. Dikwijls vleiden zij zich op medegebrachte zakken hooi en kussens neder. Wat deze laatste betreftvoert elke passagier die mede, tot welken stand hij behoore. Die lieden schenen zich niet ongelukkig te gevoelen bij eene onreinheid die ongeloofelijk was en eene zonne hitte die hen braadde; dikwijls hoorden wij hen liederen ter eere van God en den tBaar aanheffen. Als ik op het dek kwam struikelde ik bijna altijd bij mijne pogingen om mij door die weme lende menschenmassa een weg te banen. Zij vroe gen dan verschooning en keken met de naïefste verwondering naar mijn blonde haar. Dikwijls Nierstrasz bevestigde„van den minister van Goltstein ontvang ik juist hetzelfde antwoord als in der tijd de heer Heemskerk van den minis ter van de Putte kreeg," datzelfde is inzake- onderwijs op den minister Heemskerk-in zake financiën op den heer van der Heim en in zake justitie stellig niet minder op den heer van Lijnden toepasselijk. Van dien kant dus alle reden tot „verlevendiging onzer hoop voor de toekomst." Dat nu de rol van „grootmoe dige oppositie" door de liberalen in het eerste levensjaar van het conservatieve kabinet nog niet volmaakt gespeeld is, behoeft ons niet te doen wanhopen aan beterschap in het vervolg. Vooral indien ook het ministerie goed mocht vinden eenige van de professorale lessen ter harte te nemen en er aan te denken dat deze schrijver in zijn consult ook gezegd heeft: „indien de goede verwachtingen van zoo- velen dit jaar in menig opzicht beschaamd zijn geworden, kan ook het ministerie zich aan de verantwoordelijkheid voor die teleurstelling niet onttrekken." In éen enkel opzicht is [de bedoeling van den heer Buys ons niet duidelijk. Volgens hem is het eene gelukkige kans, dat evenals de schoolwet van 1857 tot stand kwam ondereen gemengd eonservatief-antirevolutionair bewind, door de liberale oppositie gesteund, ook nu de onvermijdelijk gewordene herziening het werk zal kunnen worden van een soortgelijk kabinet, met eene soortgelijke oppositie, doch veel sterker dan die van 1857. „Kan men zich over die herziening verstaan, dan blijft de wet haar nationaal karakter behouden en rusten op den breeden grondslag, waarop zij vóór 18 jaren werd opgebouwd. Slaagt die poging niet, moet de liberale partij ten slotte de herziening zelve ter hand nemen en die, tegen den wil van kerkelijken en conservatie ven, met eene meerderheid van enkele stem men doordrijven, waar zal de dus geboren wet, tegenover de stormen welke in de toe komst ook haar niet zullen worden gespaard, dan een weerstandsvermogen moeten zoeken, even groot als de tegenwoordige wet gevonden heeft?" Ziedaar ongetwijfeld de taal van een staats man die, vrij van alle voor- of tegen-ingeno- menheid met personen, en met hooger zorg dan die voor het partij-belang bezield, niet slechts op het tegenwoordige maar ook op de bemerkte ik dat zij hij de kajuit stonden te glu ren en ik kan niet ontkennen dat hunne argelooze hulde een aangenamen indruk op mij maakte. Wat mij vooral trof was het zien der vrouwen die aan den oever werkten en hout vervoerden, dat zij met evenveel spoed als zekerheid in vaar tuigen laadden. De dag verliep met dezelfde snelheid als de nacht en den volgenden morgen kwam ik te Kazan aan, de oude hoofdstad der Tataren,'die er nog tegenwoordig de geheele bevolking uit maken. Kazan ligt binnen in het land, zoodat ik, na de stoomboot verlaten te hebbennog 5 wersten met..rijtuig moest afleggen. Ik begaf mij dadelijk naar hetH o t e 1 C o m e r g odat als het beste geroemd wordt. Daar kreeg ik een zeer zonderling appartement, bestaande uit eene zoo groote zaal dat wel 200 personen er een bal konden houdenen eene slaapkamer met roode en gele draperieën en met ramen zoo hoog aln kerkvensterswaar de zon hare gloeiendste stralen doorheenschootwant er hingen geen gordijnen voor. Nog altijd geen telegram ontvangen hebbende besloot ik te wachtenen te zien of ik niet van Nikolaas zou hooren sprekeD. Dit besluit mag wel voor mijn geduld pleiten, want de hitte was zoo onuitstaanbaar, dat men eerst tegen 9 of 10 uren des avonds kon uitgaan. Op een rijtoertje dat ik door de stad deed, keek het volk mij zoo onheilspellend aandat ik er toekomst den blik vestigt. Heeft men er echter iels, aan voor de praktijk De heer Buys liüidt met geen enkel woord aan in welke richting,, naar zijne meening, de door hem ge- wenschte oplossing te vinden is. De minister Heemskerk heeftin gelijksoortige algemeene bewoordingen, meer dan eens te kennen gege ven dat hem eene dergelijke oplossing hekend was, wat hem van liberale zijde de vraag op den hals gehaald heeftwaarom hij de „toover- formule", die hij in den zak hield, niet voor den dag bracht? De minister heeft zich over dat woord boos gemaakt en gezegd dat het geen antwoord waardig was; maar in ernst, lijkt het niet op tooverwerk, te willen ver eenigen wat onvereenigbaar is, te willen voort bouwen op den grondslag der wet van 1857 met medewerking van hen, die in de hoofd beginselen dier wet juist hun hoofdbezwaren putten En medewerking van eenigen hunner is toch noodig, wil men het, als in 1857, tot eene overwegende meerderheid (57 tegen 13 stemmen) brengen. Eene wijziging tot stand te brengen met slechts enkele stemmen meerder heid, is zeker iets wat niemand wenschelijk zal achten indien het anders kanmaar kan de libe rale partij zich daardoor laten weerhouden van het tot stand brengen van datgene wat het levens belang der natie gebiedend eischtgoed volks onderwijs voor ieder toegankelijken door ieder kind werkelijk genoten De woorden van den heer Buys mogen daar om door ieder liberaal ernstig ter harte geno men worden; zij mogen tot onbekrompenheid van inzichten stemmen wanneer in het voorjaar de wijzigingsvoorstellendie thans van drie zijden te gelijk in aantocht zijn, in behande ling zullen komenwij 'vreezen dat zij geene profetie zullen wezen. De hoogleeraar schijnt dat zelf niet te gelooven daar hij bijna aan het einde zijner beschouwingen, zegt: „Wat men van liberale zijde met het volste recht vraagt is ditdat tegenover de klimmende eischen der kerkelijken de staat zijne politiek heter accentueere dan tot nog toe. Geen be perking van de vrijheid, geen overheersching zeker, maar een breken met de traditie van het plooien en zwijgen, van het laten gaan en het door de vingers zien. Onze minister van binnenlandsche zaken kan en wil misschien die nieuwe politiek niet dienen en er is dan ook niet veel scherpzinnigheid toe noodig om hang van werdik onderstelde dat het zijn zou, omdat mijn gelaat niet omsluierd was, zooals dat der inlandsche vrouwen. Er waren in de stad geen andere boeken in koop of ter leen te krijgen dan Russische, en mijn kennis van die taal, vooral om er in te lezen, was nog zeer gebrekkig. Stond het aldus met het voedsel voor den geest, ook dat voor het lichaam bezat weinig uitlokkendswant ik kreeg niefs te eten dan kalfsvleeschdat ik altijd de flauwste van alle vleeschsoorten heb gevonden. Ik herinner mij niet ooit zoo weinig gegeten, gedronken en geslapen te hebben als in die tien dagen onder zulk eene hitte. Desniettemin ware ik nog altijd blijven wachten, indien mijne kame nier Catbarina mij niet verzekerd had dat het geheel nutteloos was en er maanden verloopen konden eer hier eene post aankwam. De stad Kazanwaarvan ik maar niet veel zal zeggen, is opmerkelijk wegens de stilte die er heerschtmen zou denken dat zij eene zuster van Pompeji en Herculauum was. Slechts enkele malen zag ik eene gesluierde vrouw voorbij gaan, die mij met hare zwarte en doordringende oogen scherp door de openingen in haar sluier opnam en mij als een natuurwonder scheen te beschouwen. Een of tweemalen per dag hoorde ik een statig gezang onder mijne vensters en zag ik dan eene lijkstaatsie, waarbij het gezicht van den overledene bloot was. Eerst op de begraafplaats wordt het gedekt. Mijn ongeduld werd allengs zoo groot, dat ik nu reeds te voorspellen dat deze eigenaardig heid de eindoorzaak van zijn val zal worden." Op een val moet dus, naar des schrijvers beschouwing, de worsteling welke aanstaande is, weder uitloopen. Het eenige wat ons dan te wenschen overblijft is dat die val geschiede op waardige wijze, zoowel voor den overwinnaar als voor den gevallene, niet door „schoppen" of „knijpen"niet door kleine plagerijen en voor den tijd, maar na een eerlijken strijd over beginselenmet wapenen gevoerd over welke niemand zich behoeft te schamen. Wij vestigen de aandacht op de in dit nommer voorkomende advertentie, waaruit blijkt dat de relief-afbeelding der haven- en kanaalwerken van Vlissingen en Middelburg morgen (Dinsdag) nog op het raadhuis alhier kan bezichtigd worden des voormiddags van 10 tot 12 en des namiddags van 1 tot 3 uren. Zooals men weet bedraagt de ëntrée 25 cent ten voordeele van de Yereeniging tot het bezoeken der armen. In 1875 zijn aan de loskade alhier, ter lossing of lading, aangekomen 59 zeeschepen, te weten; 28 fregatten en barken, 3 stoomschepen en 28 brikken, schooners en koffen. De bevolking van Middelburg bedroeg op 31 December 18747229 mannen en 8697 vrouwen, samen 15,926. In den loop van het jaar 1875 zijn hier ingeko men 509 mannen en 569 vrouwendus samen 1078, terwijl het aantal geborenen 480 bedroeg, waarvan 249 jongens en 231 meisjes. Daarentegen zijn van hier vertrokken 487 man nen en 503 vrouwen, samen 990, en overleden 231 mannelijke en 251 vrouwelijke ingezetenen, dus samen 482. Het verschil in meer bedroeg dus 40 mannen en 46 vrouwensamen 86zoodat de bevolking op 31 December 1875 bestond uit 7269 mannelijke en 8743 vrouwelijke ingezetenen, samen dus 16,012. De spoorboot, die Zaterdag de reis van Zie- rikzee naar Middelburg en terug volbracht, is gisteren na afvaart van Zierikzee wegens het vele en zware ijs op de Schelde weder daarheen moe ten terugkeeren. Heden heeft de boot de reis niet ondernomen. In de Staats-courant van 16 en 17 dezer zijn opgenomen de bij koninklijk besluit van 5 December op een morgen mijne hotelrekening betaalde en op weg ging om de Wolga weêr op te varen. Thans kreeg ik eene zeer goede plaats en aan boord vond ik ook aangenaam gezelschap. Onder de passagiers was een koerier uit Tasjkend, die den keizer het bericht kwam brengen, dat de stad Chiwa den 28en Mei was ingenomen. Ik leerde ook vele officiersvrouwen kennen, wier mannen in Azië waren en die mij hare reizen verhaalden. Dat die mededeelingen mij eene gróote belang stelling iuboezemden, spreekt wel van zelf. Er bevond zich ook eene vijf en zeventig jarige dame met een zeer sprekend gelaat aan boord. Zij was rijk en bezat te Saratoff een prafehtig buisdat zij echter verhuurde terwijl zij zelve eene eenvoudige gemeubeleerde kamer bewoonde. Zij was bevreesd in haar eigen huis te wonen op grond van de haar bekende hebzucht barer fami liebetrekkingendie zij in staat achtte haar te vermoorden. Daarom at zij ook nooit bij hen, uit bezorgdheid dat zij vergiftigd zou worden. Zij bracht de zomers door met het op- en afvaren van de Wolga en de winters met heen en weêr sporen van Saratoff naar Moskou. Als hare juffrouw van gezelschapdie haar met smaak wist te kleedenhaar toilet voltooid en haar eene snuifdoos in de hand gegeven had, was Alina Ivanowa (zooals zij heette) gereed de huldebetuigingen te ontvangen. Ik noemde haar de koningin van de Wolga en zij kon er ook wel voor dosrgaandaar zij meer dan dertig zomers op de wateren van dien stroom

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1876 | | pagina 1