Telegraphische berichten,
Benoemingen en besluiten.
0 n d e r w ij s.
Kerknieuws.
Marine en leger.
Rechtzaken.
regelen te verkrijgen te zijn. Daarom kan het
„particulier initiatief", waarvoor de minister
in zake het spaarbankwezen zich zoo bezorgd
toonde, der kamerleden wellicht betere
staatszorg in het leven roepen, dan de minister
ons thans geschonken heeftj,
De Staats-courant van heden bevat de wetten
van 31 December jl. tot verhooging van hoofd
stuk IX der staatsbegrooting voor het dienstjaar
1874, tot wijziging der koloniale huishoudelijke
begrooting van Curagao van 1874en tot verhoo
ging vau hoofdstuk IX der staatsbegrooting voor
het dienstjaar 1875.
De Staats courant van heden bevat weder eene
tot 4 December jl. loopende nominatieve opgave
van Europeesche militairenoverleden na evacua
tie uit Atchin. Daarop komen voorK. Gorter,
fuselierT. II. Hudingkorporaal-tamboerJ.
Smitkanonnier le kl.E. M. G. A. Rooth,
kanonnier 2e kl.W. Lemke2" luitenantA.
GellingfuselierC. Opdam en J. K, M. Ockeloen,
mineurs 2e kl.D. Lauwers en A. Platvoetfuse
liers J. UrikorporaalJ. L. Delhy kanonnier
2e kl.en F. Haeck, fuselier.
H. M. de koningin is in haar salonwagen
Vrijdag eerst tot Brussel doorgereisd en heeft daar
in een ander rijtuig plaats genomen omdat men
vreesde dat de breede wagon de tunnels niet zou
kunnen doorgaan. Des avonds omstreeks acht
uren te Parijs aangekomen, werd H. M. verwel
komd door verschillende hooggeplaatste personen,
onder welke men ook prins Napoleon opmerkte,
die de koningin nog denzelfden avond in haar
logement, het Bristol-Hotel, een bezoek bracht.
Den volgenden morgen ontbeet do koningin bij
een ander lid der gewezen keizerlijke familie, bij
prinses Mathilde namelijk, dochter van Jérome,
koning van Westfalen en weduwe van prins Demi-
doff. Dien dag brachten de president der republiek
en mevrouw de Mac-Mahon aan H. M. een bezoek.
Zondag avond vertrok de koningin over Lyon
en Marseille naar Cannes, steeds van den prins
van Oranje vergezeld, die na een paar dagen
vertoevens van daar terugkeert.
In eene vergadering van leden der maatschappij
tot bevordering der bouwkunst te Amsterdam
zijn de besluiten, door de timmergezellen genomen
om tot loonsverhooging te geraken, besproken. Den
eisch om van 18 cent op 22 cent loon te komen
achtte men overdreven, onuitvoerbaar en slechts
een voorspel om later 30 cent te eischen. De
patroons lieten de bekende klachten hooren over
het gedrag der werklieden en beschouwden krach
tige onderlinge aaneensluiting als het beste middel
tot verdediging. In de ten slotte aangenomene
motie werd de wenschelijkheid uitgedrukt om in
de bestekken van werken ruime bepalingen om
trent de termijnen van oplevering op te nemen,
teneinde de patroons minder afhankelijk te maken.
In eene volgende bijeenkomst zal de wenschelijk
heid van scheidsgerechten, tot beslechting dei-
geschillen tusschen patroons en werklieden, bespro
ken worden.
Benoemd tot kommandeur der orde van den
Nederlandschen leeuw de heer van Lijnden van
Sandenburgminister van jnstitie.
Op verzoek eervol ontslagen als schoolopziener
in het 3e schooldistrict van Zeeland jhr. mr. G. L.
mij toe, dat luistervinken altijd slecht van de reis
komen. Ik van mijn kant verweet hem dat hij
mijne getrouwheid miskend en mijne genegenheid
met ondank beloond had.
Het slot was, dat hij mij een slag gaf, het
en het treffendste der argumenten van menschen
laatste die ongelijk hebben, en uitriep dat hij
heenging om nimmer terug te komen. Schreiende
en verwoed gaf ik last mijne goederen in te pakken,
ik liet om de hotel-rekening vragen, en ik begon
hem een half dozijn brieven te schrijven, de een
al bitterder dan de anderedie ik den een na den
anderen verscheurde.
Aan den laatsten bezig, ontving ik een bezoek
van een Russisch heer, dien ik kende. In mijne
opgewonden stemming vertelde ik hem tot welke
feitelijkheid de grootvorst was overgegaan. Hij
sprak er schande van en stelde mij voor met hem
mede te gaanhij zou mij tot de gelukkigste der
vrouwen maken.
Mijne spijtigheid bewoog mij zijn voorstel aan
te nemen; mijne laatste koffer was spoedig gepakt
en terstond liet ik mijn laatsten brief aan zijn
adres bezorgen.
Met mijn nieuwen beschermer begaf ik mij naar
het station, maar daar ontzonk mij de moed.
Neenneenriep ik uitik kan er toch niet
toe besluiten; ik wil hem niet verlaten!
Wij stonden reeds op het perron en de bel
luidde voor de derde maal. Mijne kamenier zat
in den trein en mijne koffers waren in de goede
renwagens, toen ik mij ontwendde met oogmerk
Schorer en als zoodanig benoemd jh'. mr. D. G.
van Teijlingen, te Middelburg.
In den gemeenteraad van 's Gravenhage zijn
uitvoerige beraadslagingen over het rioolstelsel
gevoerd en ten einde gebracht. Besloten werd
tot het nemen van verschillende voorloopige maat
regelen tot verbetering der rioleering te Scheve-
ningen.
De werkstaking in de steenkolendistricten
nabij Charleroi (België) breidt zich steeds uit;
er is nog geen kans op eene minnelijke schikking.
De orde is echter tot dusverre nergens op
feitelijke wijze gestoord.
pensioenen. Verleend een pensioen van ƒ4000
's jaars aan J. D. B. A. baron van Heeckeren van
Beverwaard, minister van staat, laatstelijic buiten
gewoon gezant en gevolmachtigd minister bij het
hof van Weenen.
Pensioen verleendter zake van meer dan 65-
jarigen ouderdomaan de gewezen commiezen bij
de directiën der marine te Willemsoord en te
Amsterdam A. F. Sariemijn en D. M. Nolthenius,
ten bedrage van 940 's jaars voor eerstgenoemde
en ƒ823 's jaars voor laatstgenoemde.
marine. Bevorderd tot officier van gezondheid
le klasse bij de zeemacht de officier van gezond
heid 2e klasse d'. A. W. van Renterghem.
Benoemd tot leeraar in de geschiedenis en aard
rijkskunde aan de H. B. S. te Tiel de heer mr.
W. H. M. Boers, te 's Gravenhage, en tot leeraar
in de scheikunde en de natuurlijke historie aan de
H. B. S. te Breda, dr. J. J. Couvéo te Deventer.
Het kerkelijk geschil te Opheusden is tot een
oplossing gekomen door bemiddeling van den heer
Post,notaris te Tiel. Door de mannelijke lidmaten
van beide partijen is een college van beheerbe
staande uit zes personen, gekozen.
Beroepen bij de N. H. gemeente te Fort
Bath, de heer P. C. van Oosterzee, predikant te
Heino.
Bedankt voor het beroep naar Axel door
den heer J. Brummelkamp, predikant te Veenen-
daal, en voor dat naar Midlum door den heer C.
ter Spill, predikant te Westkapelle.
De luitenants ter zee 2e klasse J. S. van
Drooge en W. H. Souman en de officier van
administratie 3e klasse J. A. Torré laatst behoord
hebbende tot het eskader in Oost-Indië en van
daar den 27en December jl. in Nederland terug
gekeerd, zijn met dien datum op nonactiviteit
gesteld.
La Belgique Militaire slaat een „blik op den
toestand van het leger." Daaruit blijkt o. a. dat
in 1871 door eene subcommissie daar te lande een
voorstel is gedaan, van welk voorstel het blad
zegt, „dat het de zeldzame verdienste heeft, van
voor het eerst een volledigen en wel samenhangen-
den arbeid over de nationale verdediging geleverd
te hebben." Dat is dus nu bijna 5 jaar geleden
en men is daar al even ver als bij ons. De bel
gique Militaire resumeert de maatregelen, die zij
noodig acht om het leger op een goeden voet te
brengen, en wil:
1°. De plaatsvervanging afschaffen en den mili
tairen dienst persoonlijk en verplicht maken;
om de vlucht te nemen. Maar de Rus nam mij in
zijne armen op en zette mij in een spoorrijtuig,
zooals men een weerbarstig kind zou doen. Ik
verzette mij tegen hem en riep uit dat ik niet
met hem mede wildemaar alleen uit wraakzucht
voor een oogenblik toegegeven had.
Ik.heb den grootvorst liefmaar u niet, zei ik ver
toornd, hem van het hoofd tot de voeten opnemende.
Dat is mij volkomen onverschillig, was zijn
antwoordk draag u reeds sinds een jaar liefde
toe; nu heb ik het geluk u te bezitten en ik laat
u niet meer los.
Te Weenen aangekomen werd ik als een vogel
in eene kooi aan het uiterste einde van eene reeks
kamers opgesloten. Ik zat er te schreientot dat
de slaap mijne door de tranen vermoeide oogen sloot.
Ofschoon hij met zijn bediende Duitsch sprak,
vernam ik er den volgenden morgen toch uit, dat
Nikolaas 's nachts te drie uren met zijn rijtuig
gekomen was om mij te zoekenmaar dat men
geantwoord had dat ik er niet was, waarop hij
als waanzinnig was vertrokken.
Toen kwam ik op de gedachte twee brieven
aan den grootvorst te schrijven en die bij de ge
zantschappen van de Vereenigde Staten en Rusland
te doen bezorgen, want hij kon zich toch herin
neren, dat ik mij daar zou moeten vervoegen om
mijn paspoort te bekomen.
Vmijn nieuwe reisgenoot, aan wien ik
die brieven moest toevertrouwenliet ze niet aan
hun adres brengen, evenals hij de brieven onder
schepte, die Nikolaas aan mij richtte.
2°. het leger organiseeren overeenkomstig het
ontwerp der subcommissie van 1871;
3J. het jaarlij ksch contingent brengen op 15,500
man;
7
4°. den duur van den actieven dienst voor alle
wapens op 3 jaar bepalen, teneinde steeds 3
klassen militie en in kamptijd 5 klassen onder de
wapenen te hebben
5°. op de controles de 9e 13e klasse behouden,
om eene reserve te houden, bestemd ter bewaking
en verdediging der plaatsen. De kleeding, uit
rusting en wapening van deze reserve moeten
steeds op compleet gehouden worden, evenals de
officieren (die in vredestijd gedeeltelijk gebruikt
zouden kunnen worden, om de goede uitvoering
der maatregelen betreffende de militie en de mobi
lisatie te verzekeren)
6°. eene onderofficieren-school in 't leven roepen
7°. de school voor kinderen van militairen reor-
ganiseerenteneinde het maatschappelijk peil der
elementen, die men er zou toelaten, te verhoogen;
men zou er kinderen van burger ambtenaren tegen
een matige tegemoetkoming in moeten opnemen.
De besteleerlinge n van deze school moeten in de
school voor onderofficieren overgaan; de anderen
naar hunne ouders teruggezonden worden of als
soldaat dienen
8°. de traktementen en pensioenen der officieren
verhoogenevenals de soldijen der korporaals en
soldaten.
9°. de kazerneering verbeteren en aanvullen
10». de pensioenwet wijzigen opdat men de officie
ren na 15 jaar dienst op pensioen zou kunnen stellen,
wanneer men ze dan wegens gebrek aan kunde,
ijver of lichaamskracht zou moeten passeeren;
11°. twee districten voor legerkorpsen vormen,
waarvan de chefs tegelijkertijd het territoriaal
gezag zouden uitoefenen en het bevel hebben over
alle troepen in hun district gestationneerd.
12°. Eindelijk de 4 regimenten lanciers hervormen
in 2 regimenten jagers en 2 regimenten guides,
allen gewapend met getrokken musketten. De
regimenten guides (ten getale van 4) zouden den
veiligheidsdienst rondom het leger waarnemen
gedurende den tijd der mobilisatie en in de nabij
heid van den vijand. De bij de divisiën ingedeel
de cavalerie zou dan ongebruikt en versch blijven
voor het oogenblik van den slag.
Het blad berekent dat bij zoodanige organisatie
487, millioen franks 's jaars zou noodig zijn voor
het budget van oorlog.
De Erfenis-Dubois.
Omtrent de nalatenschap van Jacques Dubois,
geboren te Védrin (Namen), overleden te Batavia
in 1704, leest men in het Indische Weekblad van
het recht de volgende mededeeling:
In 1737 werd eene oproeping van erfgenamen van
wijlen Jacques Dubois gedaan om te bewijzen,
dat zij op zijn sterfdag die hoedanigheid bezaten.
Den 2en en den 8™ April 1737 en den 14™ Juli
1738 verschenen erfgenamen voor de notarissen
Jean Sebastian Prins en Guillaume Henri Halmans
te Brussel, om volmachten te verleenen tot het
verkrijgen eener uitspraak van den rechter, waar
door hunne rechten werden erkend.
Daar de Oost-Indische compagnie nog tot 1801
of 1805 genot hield van de nalatenschap maakte
zij toen geen zwarigheid om een afschrift van het
testament aan die erfgenamen te doen uitreiken;
gelijktijdig deed zij hun afgeven eene verklaring
door zekeren Ghains, secretaris-kassier van de
eerste kamer der compagnie te Amsterdam, geda
teerd 7 December 1737, als uittreksel uit de
boeken van consignatie, vaststellende: „dat de
nalatenschap van Jacques Dubois, intendant der
Edele kompagnie, overleden te Batavia den 18™
Ik schikte mij dus schijnbaar in mijn lot. Spoe
dig vernam ik, dat wij dien avond over Krakau,
waar onze paspoorten geviseerd moesten worden,
naar Rusland zouden vertrekken.
Mijn koffer werd reeds des morgens vroeg
weggezonden en bij mijn vertrek was ik, om niet
herkend te worden, in een rouwgewaad gekleed.
Ik ging den trap der bedienden af en werd in
eene gesloten koets geplaatst, die men langs einde-
looze omwegen naar een station reed, waar geen
verdenking kon rijzen.
Ik was stug en kuste onophoudelijk den arm
band en de ringen die ik van den grootvorst ge
kregen had, hetgeen mijn reisgenoot verre van
aangenaam scheen te vinden. Hij legde echter
het grootste geduld aan den dag, richtte mijne
plaats zóo in, dat ik kon slapen, en hield den
geheelen nacht de wacht bij mij. Ik werd echter
niet wakker, of ik zei hem iets onaangenaams.
Heeft men ooit eene geschaakte dame zoo
hooren lamenteeren, den vorigen minnaar zoo hoo
ren betreuren 1 riep hij eindelijk uit.
Als dat zoo is, doet gij des te dwazer met
zoo te handelen, beet ik hem toe.
Den volgenden morgen kwamen wij te Krakau
aan, waar alle Polen nog evenzeer in hunne klee
deren als in hun hart den rouw over hun vader
land dragen. Wij brachten er een week door en
het meeste van dien tijd zat ik achter slot, want
Vverliet mij geen oogenblik en was altijd
bevreesd dat ik op de eene of andere wijze de
gemeenschap met den grootvorst zou onderhouden.
December 1704, bedraagt de som van 8,132,689
Hollandsche rijksdaalders, en dat er eene uitspraak
was, die de rechten der partijen regelde." in die
rechterlijke uitspraak zijn èn het testament van
Jacques Dubois èn de verklaring van den heer
Ghains van 7 December 1737, geheel en letterlijk
overgenomen.
De advocaat van Laren, schreef in de maand April
1787 van Batavia, dat alle stukken, betrekking heb
bende op de nalatenschap van Jacques Duboisop
last van heeren directeuren der Oost-Indische
compagnienaar Amsterdam zijn gezonden en
in een brief van denzelfden advocaat van de
maand Februari 1790 wordt gezegd: Ik heb
de testamentaire beschikking van Jacques Du
bois aandachtig nagezien en ik verzoek u om
aan uwe cliënten te raden om voor het oogen
blik deze zaak niet verder te vervólgen, want
zij kunnen nu nog niets vorderenaangezien
Jacques Duboiswiens testament gij te Amster
dam kunt krijgen, het vruchtgebruik van alle
zijne bezittingen, zoowel in Indië als elders,
heeft vermaakt aan de Oost-Indische compagnie
voor den tijd van 99 jarenom dan terug te
komen aan zijne familie."
In 1808 en in 1818 alzoo na ommekomst der
99 jaren deden de dagbladen eene oproeping
van erfgenamen.
Zoo heeft bijv. de prefekt van Luik op den
20en Augustus 1808 aan den prefekt van Namen
inlichtingen betreffende de nalatenschap gevraagd,
blijkens eene verklaring van den heer gouverneur
van Namen van den 11 Maart 1848.
Eenige erfgenamen kwamen werkelijk op en
passeerden volmachten voor de notarissen Delbeek
en Buijdens te Namen, den 10™ en 13en Septem
ber 1808.
Het Hollandsch gouvernement, de Oost-Indische
compagnie opvolgende, heeft het echter niet dien
stig gevonden om aan de aanvragen der erven van
Dubois te voldoen.
Bij eene beschikking van 28 Juli 1818 ant
woordde de Nederlandsche minister van koloniën,
A. R. Falck, aan een der erfgenamen die zich bij
verzoekschrift tot deze excellentie had gewend
„den adressant te kennen te geven, dat de door hem
overgelegde bewijsstukken voor de nalatenschap
van Jacques Dubois niet voldoende zijn om het
volledig (authentiek) bewijs zijner aanspraken en
rechten op die belangrijke nalatenschap te leveren,
aangezien de persoon van Ghains, in zijne betrek
king van secretaris-penningmeester, geen bewp
of verklaring bon afgeven of oproeping aan de
erfgenamen kon richtenmaar de minister eindigt
met den requirant aan te sporen om verdere stap
pen voor hem en zijne mede-erfgenamen te doen.
Alzoo, zegt het in de Fransche taal gesteld
rapport, blijkt het uit alle hiervoren opgesomde
gegevensdat omtrent het bestaan der erfenis geen
twijfel overblijft. Om ze te verkrijgen van het
Hollandsch gouvernement zal menmaar zeer han
dig, (bien adroitement) zich moeten verschaffen de
uitspraak, in deze zaak gegeven, waarvan de ver
klaring van den heer Ghains van 7 December 1737
spreekt.
Te Heinkenszand werd gisteren en heden een
buitengewoon feest gevierd. De heer J. A. Rijk,
een welgesteld landbouwer aldaarvierde zijn
90en geboortedag, in het bezit eener gezondheid
naar lichaam en geest, welke op dien leeftijd
zeldzaam genoemd mag worden. Uit zijne woning,
die drie kwartier gaans van het dorp gelegen is,
wandelt hij eiken morgen naar de katholieke kerk,
bij welke gemeente hij sedert 35 jaren het ambt
van kerkmeester vervult. In 1810 benoemd tot
gezworen en eenige jaren later tot dijkgraaf van
Hij vergiste zich dan ook niet, want ik bespiedde
^aartoe de minste gelegenheid.
Ik hield mij dus alsof ik kalmer werd; ik be
dwong mijne tranenbeloofde alles wat de Rus
verlangde en vereenzelvigde mij zoo goed met mijne
rol, dat ik, gelijk sommige leugenaars, er ten
slotte zelve aan geloofde.
Daardoor won ik zoozeer het vertrouwen van
Vdat hij zelfs bewilligde mij naar Parijs
te zullen laten gaanopdat ik daar mijne zaken
zou kunnen regelen.
Alles bijeengenomen koesterde ik een vriend
schappelijk gevoel voor hemwant hij was zacht
aardig welwillendonderhoudend en zeer verstandig
en het is dus niet onmogelijk dat ik mijn woord
zou gehouden hebben om met hem naar Rusland
te gaan, indien ik niet een brief van Nikolaas
had ontvangen.
Vbegeleidde mij tot Dresdenwaar hij zeer
bedroefd en in de hartstochtelijkste bewoordingen
afscheid van mij nam. Ik geloof dat hij mij
waarlijk lief bad en indien mijn ongelukster het
niet anders beschikt, had houd ik mij overtuigd
dat ik een stil en gelukkig leven met hem had
kunnen leiden.
(Wordt vervolgd.)