N°. 8.
119e Jaargang.
1876
Maandag
10 Januari.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën! 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50;
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Middelburg, 8 Januari.
FEUILLETOKT-
Eene Amerikaansche gelukzoekster
in Rusland.
COURANT.
O
Een Haagsche correspondent der Indépendance
geeft een overzicht van de, naar aanleiding der
Phönix-quaestietussehen de regeeringen van
Nederland en België gewisselde nota's. Voor onze
lezers komt na hetgeen door ons bij verschillende
gelegenheden reeds. over deze zaak gezegd is, in
dat overzicht weinig nieuws meer voordoch daar
deze brief het eerste stuk van eenigen omvang is,
dat door de Indépendance over deze zaak wordt
opgenomen, meenen wij er toch een kort uittreksel
van te moeten geven.
Volgens den correspondent heeft de Belgische
regeering beweerd dat de Schelde geen rivier, maar
een in het vasteland doordringende zeeboezem is,
waaruit volgt dat niemand op dat vaarwater eene
bijzondere politie mag uitoefenen. Het kabinet
van Brussel beroept zich daarbij op art. 100 der
Weener congres-akte, waarbij bepaald is dat de
vaart op rivierenvan het punt waarop zij bevaar
baar worden tot aan haar mondingvolkomen vrij
is en aan niemand tot het drijven van handel
ontzegd mag worden. Het eenige voorbehoud dat
toegelaten wordt, betreft de reglementen omtrent
de scbeepvaartpolitie.
De Belgische regeering haalt verder eenige ar
tikelen uit de scheidingsakte van 1839 aan, om
tot de slotsom te komen dat indien de leer door
ging, door de Nederlandsche regeering toegepast
in de Phönis<(uaestie, zoomede voor zes jaren te
genover een Spa&nsch en vóór twee jaren tegen
over een Zweedsch vaartuig, de vaart op de Schelde
niet meer zóo volkomen onbelemmerd wezen zou,
als zulks in de Weener congres-akte en in de
traktaten bedongen is. Zij beschouwt het derhalve
als onvermijdelijk, eene overeenkomst te ontwer
pen waardoor in het vervolg handelingen voor
komen zullen worden, „welke de Nederlandsche
regeering meesteres van de Schelde zouden maken."
De Nederiandsche regeering moet, a'tijd volgens
den correspondent, geantwoord hebben dat de
vrijheid der Schelde bij deze zaak niet betrokken
is. De Weener congres-akte kan op de Schelde
geen betrekking hebben, dewijl deze rivier, in den
tijd toen het congres zitting had, over hare ge-
heele bevaarbare oppervlakte tot het Nederlandsch
grondgebied behoorde. De artikelen van het
scheidingstraktaat en van de daarop gegronde
regiementen handelen alleen over het onderhoud
van het vaarwater, het loodswezen, de strandin
gen, schipbreuken enz. Onze regeering handhaaft
7.
{liet Fransch van verre gevólgd).
HOOFDSTUK VI.
bE KEIZEE. EEK DROOM. HET EA-
BAKTER VAK KIKOLAAS. HUISELIJKE
TOOKEELTJES.
Toen ik mij op zekeren dag beklaagdedat ik
den tsaar nog met gezien had, gaf iemand mij
ten antwoord: Dat hangt maar van u zelve af;
als ge 's middags omtrent 2 uren in den Zomertuin
gaat wandelenzult ge hem zien.
Op een schoonen dag begaf ik mij dus naar dien
tuindie aan het einde van de Hofkade ligt. De
hoofdingang is tegenover de Newa en in de nabij
heid verheft zich de kapel die de keizer heeft
laten bouwen ter gedachtenis van het mislukken
van den moordaanslag, die eenige jaren geleden
door een zijner onderdanen op hem gedaan werd.
De fraaie tuin is omgeven door een der schoonste
daarom haar recht op de jurisdictie over dat ge
deelte der Schelde, dat over haar grondgebied
stroomt. Bezat zij dit recht niet, zoo vraagt
zij, wie zou dan recht moeten spreken over
misdaden, welke op dat deel der Schelde gepleegd
worden? Zou dan onze regeering de politie van
het aangrenzende rijk ter hulp moeten roepen? En
wat zou de Belgische regeering doen, indien er
eene overtreding gepleegd werd op het Belgisch
gedeelte der Wester-Schelde
In overeenstemming met deze leer, hebben dan
ook noch Spanje noch Zweden, in de gevallen
waarop in de Belgische nota gewezen wordt, er
aan gedacht om aan onze regeering hare jurisdic
tie te 'betwisten, evenmin als zulks door Denemar
ken gedaan is bij gelegenheid der Phönix-quaestie.
Uit Vlissingen wordt ons medegedeeld dat bij
gelegenheid der aldaar voor eenigen tijd door den
heer A. Kerdijk gehoudene voordracht over het
volksonderwijs, o. a. ook eene uitnoodiging tot
bijwoning gericht was tot de.bestuurders en onder
wijzers der bijzondere godsdienstige scholen. Door
deze heeren werd op die uitnoodiging geantwoord
met de vraag of er ook gelegenheid gegeven zou
worden tot wisseling van gevoelens, waarop hun
door de commissie werd medegedeeld dat op dien
avond daartoe geen gelegenheid zou bestaan, op
grond van het (zeker tamelijk zonderlinge) motief
dat de voordracht ook door dames zou worden
bijgewoond; doch dat later gelegenheid tot het
voeren van een debat gegeven zou worden.
De heeren hebben niettemin de voorlezing van
den heer Kerdijk bijgewoond. Daar zij zich mei
diens denkbeelden omtrent het onderwijs niet kon
den vereenigen, is door hen opnieuw tot de com
missie het verzoek gericht om een openbaar debat
over het onderwijs te doen houden. De commis
sie heeft geantwoord dat zij hen daartoe in het
begin van dit jaar in de gelegenheid zou stellen.
Men kan dusindien deze inlichtingen juist zijn,
eerstdaags te Vlissingen een belangwekkenden en
leerzamen avond tegemoet zien.
Wij waren tot ons leedwezen niet in^Je gele
genheid gebruik te maken van de ons gezondene
uitnoodiging tot bijwoning der voor-tentoonstelling
van de Maatschappij tot bevordering van land
bouw en veeteelt in Zeeland, thans uitgestald
in het „Slot Ostende" te Goes, en bestemd voor
de wereldtentoonstelling te Philadelphia. Eene
opgave van het tentoongestelde ontleenden wij, in
ons nommer van den 5en dezer, aan de Goessche
courant, welk blad heden daarvan eene meer uit
voerige beschrijving geeft. Onder de namen der
hekken, die men ter wereld zien kan. De met
smaak getrokken wandelpaden zijn met een aantal
beelden versierd. Geheel in 't midden prijkt dat
van Kriloff, den Russischen Lafontaine, zittende
voorgesteld, alsof hij de kinderen en de vogels
beschouwde. Deze laatste, die hij zoo lief had
en die uit zijne hand kwamen eten, fladderen nu
rondom zijn beeld, gelijk zij bij zijn leven rondom
hem zeiven vlogen.
De Zomertuin Is de eenige plaats waar men des
winters kan wandelen, omdat er eiken morgen
een verplaatsbare vloer gelegd wordt. Juist toen
ik aankwam passeerde mij eene prachtige slede
met twee paarden, waarvan het eene galoppeerde
en het andere draafde, en die door een zwaar
gebouwden koetsier met lange witten baard bestuurd
werden. In de slede zat een officier van middel
bare jaren, die in 'tvoorbij vliegen zulk een
doordringenden blik op mij sloeg, dat ik mij
afvroeg: Is er iets bijzonders aan mij te zien, dat
hij mij zoo aankijkt?
De slede hield stil en twee politie-beambten
namen den zwaren mantel van den officier in be
waring, die den tuin binnentrad en rechtsaf s'.oeg.
Ik ging links af, om hem tegen te komen, want
ik wilde nogmaals zijne schoone groote helder
blauwe oogen zien. Ik vermoedde half dat hij de
keizer zou zijn en overlegde bij mij zelve of ik
als eene Russin voor hem zou neigen. Dat zal
ik niet durven doen, dacht ik; maar ik zal van
de planken afstappen op den drassigen grond, om
hem den doorgang vrij te laten.
inzenders vindt men meer dan eens vermeld de
heeren G. J. van den Bosch, E. van den Bosch,
jiv&c G. larrisóü van Bath, W. L. en J.M. Kake-
beeke, J. Q. C. Peman Kakebeeke, J. J. Ochtman,
P. H. Saaijraans Yader en W. Wirtz, te Cortgene.
De tentoonstelling blijft nog tot den 11™ dezer
geopend.
Omtrent het stoomschip Groningen, dat van
Antwerpen naar Rotterdam vertrokken is wordt
het volgende aan de N. Rott. Ct. gemeld:
Hellevoetsluis7- Januari. De reddingsboot van
het loodswezen aan den Hoek van Holland alhier
aangekomen, rapporteert' dat het stoomschip Gro
ningen, tussehen de Maas en den Waterweg aan
den grond zit.
Maassluis7 Januari. De reddingsboot is van
hier naar het aan den grond zittende stoomschip
Groningen vertrokken. De sleepboot Zierikzee
heeft door hooge zee te vergeefs beproefd de boot
te naderen.
Volgens later bericht is de reddingsboot niet
.hij de Groningen kunnen komen. De sleepboot
Rotterdam is mede derwaarts vertrokken.
De minister van financiën herinnert in de Staats
courant van heden aan de aankondiging geplaatst
in de Staats-courant van 29 November jl., omtrent
een in de maand Maart a. te houden vergelijkend
onderzoek van aspiranten voor de betrekking
van surnumerair bij het vak der posterijenen
dat zij die daaraan wenschen deel te nemenzich
vóór 1 Februari a. bij een op zegel geschreven
request tot den minister behooren te wenden.
Dezelfde minister brengt in de Staats-courant
ter kennis van belanghebbenden dat op Maandag
den 14™ Februari a. en volgende dagen te 's Gra-
venhage een vergelijkend onderzoek van candida-
ten naar de betrekking van aspirant-landme
ter hij het kadaster zal plaats hebben, waartoe
tien plaatsen ter vervulling worden opengesteld.
De candidaten behooren zich vóór 25 Januari a.
bij een op zegel geschreven request tot den minis
ter te wenden. Na dien tijd inkomende verzoek
schriften worden buiten aanmerking gelaten.
Het programmawaarnaar het examen zal wor
den afgenomende vereischten om daartoe te wor
den toegelaten en de bescheiden welke bij het
verzoek om toelating moeten worden overgelegd,
zijn omschreven in het koninklijk besluit van 10
November 1874 n° 9, opgenomen in de Staats
courant van 21 daaraanvolgenden° 276.
Zijwier stukken in orde bevonden worden,
ontvangen een oproepingsbrief, aanwijzende de
plaats, den dag en het uur, waarop zij voor de
commissie moeten verschijnen.
Ik had dit alles wél beslotentoen ik hem naar
mij toe zag komen met zijn eenigszins zwaaienden
gang en zijn witten pet met rooden band.
Ik begon te beven en mijne nieuwsgierigheid te
verwenschen. Toch zou alles goed afgeloopen zijn
en ik Zijne Majesteit naar wensch hebben kunnen
zien, indien de groote zwarte Newfoundlandsche
houddie hem altijd op zijn wandelingen vergezelt,
iffij niet opgemerkt had. Het dier, dat den tsaar
vooruit liep, schoot op mij toe en begon mij be
wijzen van vriendschap te geven, hetgeen de
aandacht van den keizer trok, die bleef stilstaan
omMilordMilordte roepen.
Deze omstandigheid was oorzaak dat ik den
tsaar nu zeer slecht zag, zoodat ik slechts eene
flauwe herinnering van hem heb behouden en wel
voornamelijk die van de eenigszins harde uitdruk
king zijner oogen.
Ik sprak daar een oud officier over.
De oogen van den keizer zijn zacht in ver
gelijking van die van zijn vader keizer Nikolaas,
zeide deze, en bezitten eigenlijk geen vastheid
van uitdrukking. Nikolaas kon met éen enkelen
blik een oproer dempen.
Als bewijs daarvoor verhaalde hij mij, dat het
domme gepeupel in den tijd toen de cholera
heersehtedie ziekte aan de doctoren toegeschreven
en verscheidene hunner, onder beschuldiging dat
zij tooveuaars en heksenmeesters warenvermoord
had. Dit kwam den keizer ter oore, die vol toorn
en vliegende vaart van Peterhof naar St. Peters
burg reed en in weerwil van de smeekingen zijner
H. M. de koningin is gisteren tot Parijs door
gereisd. De vorstin werd aan het station te 'sHage
door prins Fredcrik en door haren oudsten zoon,
den prins van Oranje, uitgeleide gedaan, terwijl
nog vele andere belangstellenden, ondanks het
vroege morgenuur, op het perron verzameld waren.
De prins van Oranje vergezelde zijne moeder een
eind weegs in den salon wagen.
Volgens een particulier schrijven uit Venezuela
in Het Vaderland zijn de wapeningen die door
den president uitgevoerd wordenalsmede de
versterking van de hoofdstad der republiek, niet
zoozeer tegen Nederland als wel tegen zijn eigen
tegenpartij in het binnenland gericht. Een van
de voornaamste leiders dezer laatste moet generaal
Colina wezendie reeds een en andermaal te
Curasao woonachtig, doch door de autoriteiten van
daar afgewezen is geweest. De president Guzman
Blanco versterkt nu zijne hoofdstadtrekt alle
handel en scheepvaart daarheen en sluit daarvoor
de andere havens teneinde tegen zijne aanstaande
aftreding in Maart of April al zijne macht in êen
hand vereenigd te zien. Het geschil met Neder
land dient daarbij (volgens den briefschrijver) als
dekmantel zijner bedoelingen.
Het adres der tabakshandelaren te Rotterdam
is gisteren naar de tweede kamer verzonden, ver
gezeld van adressen van instemmingbehalve de
reeds vroeger gemelde, van handelaren en fabri
kanten te MiddelburgGorinchemGouda, Woer
den Montfoort, Bodegraven, Haastrecht, Mijdrecht
en Schoonhoven.
Een correspondent uit Roermond schrift aan
het Vaderland dat de redactie van het weekblad
„de Volksvriend", dat door den bisschop en de
verdere geestelijkheid op den kansel met hevigheid
bestreden wordt, onder meer blijken van belang
stelling alleen uit Leiden een brief ontving met
73 abonnementen.
„In 't afgeloopen jaar schrijft deze corres
pondent verder is op alle dorpen in 't bisdom
Roermond jubilé gehouden. Geen dorp in den
omtrek van R., waar de „Volksvriend" gelezen
wordt, of de geestelijkheid heeft er van het al of
niet lezen van de „Volksvriend" de zaligheid laten
afhangen. Dat het weekblad tegen zulke middelen
niet bestand was, is waar. Maar gelukkig is na
actie weer reactie gekomen. Het aantal abonne
menten na den bisschoppelijken brief is ook onder
de ingezetenen van Roermond en omstreken ge
ducht toegenomen, en wie om den huiselijken vrede
of uit vrees voor den pastoor geen abonnement
neemt, laat zich door den brievenbode wekelijks
hovelingen zijne calèche tot midden in den woe
denden hoop liet doorrijden, waar hg, de armen
uitstrekkende, met eene donderende stem uitriep:
„Op de knieën, om God vergiffenis voor uwe
misdaden van dezen dag af te smeeken!" In een
oogwenk lag de menigte op de knieën en verdween
daarop als hg tooverslag.
Zooals ik keizer Alexander II in den Zomertuin
zag, vatte ik een gunstig oordeel over hem open
hield het er voor, dat men hem algemeen moest
liefhebben. Later zag ik hem bij plechtige gele
genheden in staatsiekleeding en vond ik iets
majestueus in hem, 't geen mij den indruk gaf,
dat in iemand, met zulk eene zware regeerings-
taak heiastiets moet zijn dat hem boven anderen
onderscheidt. „God heeft onderdanen," zegt een
Russisch spreekwoord, „maar de tsaar heeft ge-
loovigeu." Deze absolute vorst over zoovele mil-
lioenen onderdanen, scheen mij volkomen waardig
toé hen te regeeren.
Misschien denk ik te gunstig over hem, maar
de grootvorst aanbad hemom het zoo te noemen,
en bracht mg in dezelfde stemming» Meer dan
eens liet hij zich uit:
Als mg ooit eenig ongeluk overkomtzal da
tsaar de eenige zgu, die medelijden met mij zal
hebben.
Welk ongeluk zou u kunnen overkomen? vroeg
ik. Eu zoudt gij in zulk een geval niet in de
eerste plaats uw vader hebben?
Mgn vader! herhaalde hg ironisch. Mgn
vader heeft slechts twee gedachtenzijne' eerzucht